PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag 24 Januari 1941
De strijd te Oost-Afrika aan het
front van den Soedan.
HAARLEM'S TELEFOONMUSEUM
DOOR PARTICULIER INGERICHT.
POLITIERECHTER
TE MIDDELBURG.
Landbouw
Tweede blad
Kroniek van den dag
Het parlementarisme In Japan.
tn Japan bestond reeds geruimen ttjd
aen scherpe tegenstelling tusschen regee-
fwr en parlement. De regeering meende,
dat de partijen haar teveel in haar vrijheid
belemmerden. De regeering-Konoje zocht
daarom naar een vorm om dezen partij-in
vloed, welke vooral in de huidige omstan
digheden op internationaal gebied bij snelle
beslissingen een remmende werking uit
oefende, zooveel mogelijk uit te schakelen,
althans den invloedssfeer der partijen te
beperken.
Een eerste stap in de door ministerpresi
dent Konoje gewenschte richting was: ont
binding van alle partijorganisaties. De vol
gende stap zou dan zijn een poging tot
concentratie.
Het is echter niet zoo gemakkelijk een
traditie van jaren over boord te werpen
en er dan iets nieuws voor in de plaats
te stellen. Te voorzien was, dat het vinden
van den nieuwen vorm echter niet zoo vlot
in zijn werk zou gaan. Ten eerste moest
er toch een organisatie zijn, welke de
functies der oude partijen kon overnemen.
Deze netelige kwestie werd evenwel opge
lost door de vorming van de zoogenaamde,
vereeniging tot steun aan de keizerlijke
staatsleiding. Het volgende stadium zou
dan zijn de-hervorming van het kiesrecht.
Het aan de orde stellen van dit ontwerp
vereischte nauwkeurig overleg, waarbij
zeer tactvol moest worden opgetreden. De
hervorming van het kiesrecht kwam o.m.
hierop neer, dat een geringer aantal afge
vaardigden het parlement zou gaan be
volken.
Men verwachtte, dat na het kerstreces
deze zaak in behandeling zou komen. De
vacantie had vele afgevaardigden blijk
baar tot nadenken gestemd. Het bleek
maar al te duidelijk, dat de geest der oude
partijen nog geenszins verdwenen was. e
Invloed was zelfs nog zoo krachtig, dat
deze kwestie der hervorming van het kies
recht er een geheele andere wending door
kreeg.
Zoowel de regeering als het parlement
waren het er over eens, dat elk conflict op
binnenlandsch politiek gebied vermeden
diende te worden. Een compromis tusschen
regeering en parlement kon slechts het
landsbelang dienen. Voor het parlemen-
tisme in Japan is de afgeloopen week dan
ook van groote beteekenis geworden.
Na lange beraadslagingen kwam men
overeen loyaal te blijven samenwerken,
hetgeen bevorderd zou worden door de
hervorming op het kiesrecht niet aan de
orde te stellen. De rijksdag sprak in een
motie er haar goedkeuring over uit, de
regeering In alle opzichten te volgen en
niet met interpellaties voor den dag te
komen.
Deze houding van het parlement werd
door de Japansche regeering met voldoe
ning ontvangen. Als tegenprestatie besloot
de regeering-Konoje gedurende het zit
tingsjaar alleen ontwerpen, welke de mi
litaire paraatheid van Japan moeten ver-
hoogen in te dienen, en alles te vermij
den, dat tot conflicten met den rijksdag
aanleiding zou kunnen geven. Uitgebreide
en scherpe gedachtenwisselingen over be
paalde ontwerpen werden op deze wjjze
voorkomen. Tot deze ontwerpen behoort
ook het voorstel tot hervorming van het
kiesrecht, welke het parlementarisme on
gedaan zou maken.
Een nieuwe moeilijkheid sproot uit deze
besluiten voortin het voorjaar moet» de
nieuwe Rijksdag worden gekozen. Nu de
kieswet, door het niet in behandeling ne
men, de door de regeering Konoje ge
wenschte hervorming uitsloot, zou de nieu
we Rijksdag dus gekozen dienen te worden
volgens het oude partijenstelseL
In de huidige omstandigheden, nu het
aankomt op het nemen van snelle beslissin
gen, was zulks wel zeer uit den booze te
achten.
Hiervoor heeft men thans een oplossing
weten te vinden de zittingsperiode van
den tegenwoordigen Rijksdag is met één
jaar verlengd. Daarmede hoopt men vele
moeilijkheden in deze kwestie te voorko
men. Het Is alleen de vraag of door deze
verschuiving en door dit uitstel, de her
vorming van het kiesrecht in de toekomst
nog voor niet grooter moeilijkheden ge
plaatst zal worden. Hoe dit zij, het is wel
duidelijk geworden, dat ook thans de tijd
voor nationale concentratie in Japan niet
geschikt geacht moet worden.
De eerste twee weken van Januari zjjn
gekenmerkt door acties van plaatselijk
karakter. De Britten voerden krachtige
aanvallen uit in het gebied van Gallabat
en Kassala.
Kassala moesten de Italianen om stra
tegische redenen prijsgeven hierdoor wis
ten de Britten eenige kilometers de grens
van Eritrea te overschreden tot aan de
Zóne van Tessenei. Italië bestookt de ha-
Veninstallaties van Port-Soedan.
Wederzijdsche artillerie en patrouilles
actie hadden plaats van Koermoek tot
Gallabat.
Op de kaart zijn al de genoemde plaatsen
te vinden.
EEN MERKWAARDIGE VERZAMELING
Rrringgg
Het belletje tingelt, doordringend,
luid, nadrukkelijk. Ge pakt den hoorn
van den haak en luistert. Ge zegt
„Hallo" of „met Iksen" en de stem
aan de andere zijde is hoorbaar. Soms
is „de andere" dichtbij, soms honder
den of wél duizenden kilometers ver
weg. Ge spreekt en luistert en beëin
digt het gesprek. En zelden zult ge
meer denken aan het wonder, dat hier
geschiedde, het wonder van de tele
foon, die afstanden overbrugt en een
wedloop houdt met den tijd.
Maar van het wonder wordt ge u
weer bewust, als ge een bezoek brengt
aan het telefoon-museum, dat een
Haarlemmer, de heer Broos, uit lief
hebberij heeft ingericht.
Het spreken langs een draad heeft een
lange geschiedenis. Het begint al in de
grijze oudheid in het jaar 968, toen Kung
Foo Whing in China twee bamboehuisjes,
met een varkensblaas, als membraan
voorzag. Langs een draad van maximum
vijftien meter lengte kon men spreken.
De Chineezen in die dagen zullen ver
moedelijk wel ontsteld zijn geweest over
dit merkwaardig werktuig, dat levende
semmen overbracht. Maar tot een prac-
tische toepassing kwam het niet Kung
Foo Whing stierf en zijn uitvinding bleef
rusten. Hij had negen eeuwen te vroeg ge
leefd. Het duurde tot het jaar 1876, voor
dat ide „verrespreker" werkelijkheid werd.
Van de collectie, welke bgna vijfhonderd
apparaten bevat is de afdeeling tafel-
toestellen, met ongeveer tweehonderdvijf
tig driehonderd stuks gereed. Het is
een stalenkaart van constructiemethoden.
Er is b.v. de afdeeling van de groote ste
den als van Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag. Daar zijn de eerste „koffiemolens",
waaraan men langdurig moest slingeren.
Na veel „hallo"-geroep gelukte het wel
eens een telefoonjuffrouw aan de lijn te
krijgen en als men veel succes had, kon
men na eenigen tijd met den opgeroepene
spreken. Maar soms ook wel nietDeze
toestellen waren nog dikwijls open, zoo
dat het inwendige te zien is. Van het eene
toestel naar het andere ziet men hoe de
netten werden uitgebreid, steeds nieuwere
vindingen werden toegepast en ook het
model telkens veranderde. Er komen de
eerste toestellen met een kie&schijf, daar
na de jaren van steeds intensiever tele
foonverkeer en ten slotte de huidige appa
raten. Ook van plattelandsnetten zijn se
ries bijeen gebracht.
UIT ALLE LANDEN.
Zooals men wel begrijpt, zijn er in dit
museum niet alleen toestéllen wélke in
Nederland werden of worden gebruikt,
maar ook van elders. Er zijn b.v. Zweed-
sche apparaten met de vermelding „Riks-
télefon", er zijn Engélsche, Duitsche,
Fransche, Belgische, Deensche, Noorsche,
Amerikaansche, Zioitsersche, die alle weer
verschillend van karakter zijn. Een afdee-
E<>n hoekje van het museum van den lieer Broos. Bfl honderden staan de telefoon
toestellen In de lange kasten.
Alexander Graham Bell slaagde er in de
moeilijkheden te overwinnen; hij bereikte
het ideaal, dat iedereen met iedereen op
eiken afstand kan spreken. De telefoon
was geboren.
In ons tegenwoordig dagelij ksch leven
is de telefoon onmisbaar geworden. Er zijn
maar weinig bedrijven en instellingen, die
zich de luxe kunnen permitteeren, geen
telefoon te hebben. En steeds wordt de
telefoon geperfectioneerd. Het onhandige,
onaesthetische, bruin-houten kastje met de
vele draden, kronkels en versieringen heeft
allengs plaats gemaakt voor het gestroom
lijnde, glanzende salonmeubel van thans,
met de blinkende nummerschijf, de harmo
nische vorm van alle onderdeelen.
Tusschen 1876 en heden ligt de nieuwe
geschiedenis van de telefoon als gebruiks-
instrument en het is deze historie, die
voor u gaat leyen, als ge eens bij den
heer Broos te Haarlem op bezoek gaat.
De heer Broos is een verzamelaar van
bijzondere allures. Hij heeft een collectie,
die er zijn mag, niet alleen door den om
vang, maar o door wat ér allemaal bij
eengebracht is. De bovenverdiepingen van
twee heerenhuizen heeft hij laten verbou
wen. Er is één geheel van gemaakt: een
ideale museumruimte. In lange, moderne
stalen kasten, staan de telefoons in schier
eindelooze rijen.
Er zijn groote en kleine, sierlijke en
ingewikkelde, afschuwelijk ouderwetsche
met allerlei tierelantijntjes, knoppen en
slingers, tn fonkelnieuwe, welke slechts
in een interieur met stalen meubels en
glazen tafels tot him recht komen, tele
foons met de vreemdste soorten kiesschg-
ven, met lampjes met schakelaars, met
lange gekleurde koorden.
DE „RELIKWIEËN".
Als men een wandeling maakt langs al
deze relikwieën, vergaard in lange jaren
van zoeken en speuren in vele landen, ziet
men de ontwikkeling oan de telefoon. Er
zijn de oudste apparaten van de Bell Ma
nufacturing Company en van de Ericson.
Er zijn gracieuze salontoestellen waarvan
het nikkel blinkt en het glas flonkert, er
zijn rare toestellen, zooals het kistje met
aan den bovetikant een groen plankje. Men
noemde ze „bïljardjes". De hoorn werd
niet aan een haak gehangen, maar een
voudig op het biljard gedeponeerd, waar
mede het contact verbroken was.
Er zijn Amerikaansche apparaten, men
kent ze van de film: een recht opstaande
staaf met een lossen hoorn, welke in een
haak wordt opgehangen. Er zijn de eerste
toestellen, welke voorzien waren van een
kiesschijf, evenals nu genummerd van 1
tot en.met 9.
ling op zich zélf vormt tenslotte weer de
afdeeling wandtoesteTlen, wélke nog niet
compleet is. In groote kamers zijn deze
voorloopig bijeengezet: eén enorme voor
raad. Alleen het bekijken van deze toe
stellen zou al een dag i» beslag nemen.
De heer Broos slaat echter niet alleen
passief zijn kostbaarheden gade. Hij be
oefent ook, voor zijn pleizier, de construc
tie. Soms bouwt hij een telefoontoestel om,
maakt het pasklaar, b.v. voor een auto
matisch en een ander net enz. Zoo levert
hij ook zelf zijn bijdrage voor de historie
van de telefoon.
Sinds 1928 vergaart de heer Broos nu
telefoons. De laatste jaren, met de steeds
moeilijker wordende verkeersmoeilijkhe
den, kwam er weinig meer bg. Doch reeds
in dezen vorm is dit een uniek museum,
dat zijns gelijke niet gauw zal vinden.
Want niet alleen la dat interessant voor
den technicus, voor den vakman, maar
ook voor den leek, die veel wetenswaar
digs leert over een belangwekkend onder
werp. Aan het eind van de reis heeft men
eenig idee van een telefoon en men krijgt
weer eenige bewondering voor het dage-
lijksche gebruiksmiddel, dat van een kost
baar luxeartikel tot een algemeen nuttig
instrument werd.
Het museum is in den tegenwoordigen
omvang al een afgerond geheel, Maar niet
zoodra Is de oorlog voorbij, of de heer
Broos zal opnieuw beginnen met verza
melen. Zoodat wellicht over enkele jaren
de twee heerenhuizen te Haarlem te klein
zullen zijn......
Zoo was het vroeger. Na langdurig
slingeren aan den „koffiemolen" kreeg
men op den duur misschien wel eens
verbinding. Op het platteland treft men
hier en daar nog wel zulke toestellen aan.
(Foto's O.H.Ct.J
Wat ia een hufter?
Een grossier, te Goes woonachtig, heeft
des mórgens de onschuldige gewoonte,
vergezeld van zijn hondje, ,,'n marktje om
te loopen". Toen hij op den ochtend van den
15en November bezig was deze gewoonte
te volvoeren, hoorde hij vier bankbeamb-
ten, die op de stoep voor hun werkinrich
ting toefden, smakelijk lachen.
Van opvatting, dat deze ambtelijke
vroolgkheid hem gold, had de grossier
de lachers Iets toegevoegd.
Watt Daarover liepen de meeningen
uiteen.
Volgens den grossier zou hij niets meer,
maar ook niets minder gezegd hebben
dan „Je moet je soort uitlachen".
Volgens de vroolijke bankbeambten zou
hij echter het woord „hufters" hebben ge
bezigd, en hierna zelfs nog een heel wat
leelijker woord, dat niet in de krant mag,
en dat wij daarom zullen aanduiden als
het zelfstandig naamwoord, vermoedelijk
door zekere kringen uitgevonden om, als
men op niet bepaald vriendelijke wijze
iemand wil duidelijk maken, dat zij hem
rekenen te behooren tot het mannelijk ge
slacht van den boerenstand.
De vier bankbeambten hadden zich door
de woorden, waarmede de grossier hen bij
een bepaalde categorie onzer samenleving
had ingedeeld, op hun burgerteenen ge
trapt gevoeld, waren eendrachtelijk naar
het hoofd der politie gestevend, en had
den daar een klacht wegens opzettelijke
beleediging gedeponeerd.
Twee van de beleedigden kwamen de
toedracht van de zaak voor den politie
rechter uiteenzetten. Zij verklaarden bei
den, dat de vroolijkheid niets uitstaande
had gehad met den grossier, en dat deze
de leelijke woorden dus zonder aanleiding
had gebezigd.
De politierechter kan begrijpen, dat het
tweede woord door de beleedigden van be-
leedigende strekking was bevonden, doch
met het woord „Hufters" wist hij niet be
paald weg. Zelfs het door hem geraad
pleegde woordenboek kon zijn inzicht niet
verdiepen.
Ook de beleedigden konden hem geen
taalkundig uitsluitsel geven. Tenslotte
kwam men overeen, dat met een hufter
zooveel bedoeld wordt als een pummel.
De verdediger van verdachte, mr. Tiche
laar uit Yerseke, liet er echter een ander
licht op schijnen. Volgens hem vervangt
het woord hufter, in zijn geboortestreek
Drenthe althans, het zelfstandig naam
woord boer, en heeft het geen beleedigende
tendenz.
Mr. Tichelaar liet trouwens op deze ge
heele affaire nog een ander licht spelen,
en wel door middel van enkele vragen, dien
hg den getuigen stelde. Hij v.oeg eerst of
de getuigen wisten, dat verd. propaganda
leider der N.S.B. in Goes is.
Antwoord „Wg weten, dat hij bij de N.
S.B. is, maar van een rang weten wij niets
•af".
De tweede vraag luidde of 't den getui
gen bekend is, dat verd. op allerlei manie
ren wordt geplaagd, dat men zijn ruiten
heeft stuk gegooid, en dat men fietsen,
die voor zijn winkel stonden, heeft ver
nield.
Blijkens het antwoord hadden beide ge
tuigen wel eens gehoord, dat verd.'s ruiten
waren ingegooid.
Toen vroeg de verdediger og getuigen
wellicht lid waren van de Led. Unie, en
of ze al dan niet sympathiseerden met de
N.S.B.
De politierechter liet zgn hamer op het
groene tafelkleed dalen, met als gevolg,
dat de politieke opvatting der getuigen
buiten het geding werd gehouden.
Verdachte ontkende de gewraakte woor
den gebezigd te hebbm, zei dat het woord
„hufter" niet tot zg'n woordenkeus be
hoort en vestigde er de aandacht op dat
de getuigen, als hg het woord gebruikt zou
hebben, het door den afstand, waarop hg
zich van hen bevond, niet zouden hebben
kunnen verstaan.
De Officier van Justitie eischte 20
boete of 5 dagen afzondering.
De verdediger legde nadruk op de vele
plagerijen, die verd. als propaganda-leider
der N.S.B. in Goes te verduren heeft, men
vernielt z$jn ruiten, bindt blikken met vui
ligheid aan zijn bel, jouwt hem op straat
na. En dat alles, omdat hg toevallig lid
van de N.S.B. Is.
Spr. was van opvatting, dat de bank
beambten verd. uitgelachen hebben, en dat
hg, toch reeds geprikkeld zgnde, hun heeft
toegevoegd, dat rij hun soort moesten uit
lachen. Hg verzocht den president verd.
geen straf op te leggen.
De Officier van Justitie„Geen straf
opleggen? Deze figuur kan ik niet in ons
strafrecht
De verdediger gaf toe zich verkeerd te
hebben uitgedrukthg bedoelde vrijspraak
of ontslag van rechtsvervolging.
Verdachte deelde mede, dat hg, meer
malen als hg de Bank, waar de bedienden
werken, passeert, provoceerende uitdruk
kingen opvangt. Hg noemde die Bank een
bolwerk van anti-nationaal-socialisme. De
procuratiehouder stookt zelfs tot broodroof
en boycot op. Als verd. een dergenen, die
zich thans beleedigd gevoelen, een N.S.B.-
pamflet In de hand wil drukken, krijgt hg
ten antwoord„die viezigheid moet ik
niet". Verf was verontwaardigd, dat hg
vervolgd is voor een kleinigheid, maar dat
twee menschen uit Goes, die hem schrifte-
ïgk hebben beleedigd en hem zelfs met
een aanslag op zgn leven hebben bedreigd,
vrguit gaan.
Toen hg zgn requisitoir tegen zgn poli
tieke tegenstanders op nog breeder leest
wilde gaan schoeien, merkte de politie
rechter op, dat dit alles niets meer te
maken had met het feit, waarvoor verd.
op het matje was geroepen.
Hg legde hem een straf van 10 boete
of 5 dagen hechtenis op.
„Neemt u dit aan?"
Na een blik van verstandhouding met
zg'n raadsman te hebben gewisseld, sprak
verdachte op beslisten toon zgn„Neen".
Een slot noodig.
„U hebt een slot op den mond noodig",
aldus luidde de diagnose van den politie
rechter terzake een reeds bejaarde, maar
geenszins bedaagde huishoudster, die kans
heeft gezien binnen het jaar drie veroor
deelingen wegens beleediging op te loopen.
Nu weer had ze gescholden op een sekse-
genoote, die haar door een getuigenver
klaring onlangs In de rechtszaal de das
hai helpen omdoen. Zg had haar n.l. de
woorden toegeslingerd„Vuilak, je hebt
een meineed afgelegd, en je bent nog niet
van me af'.
Voor het hekje van den politierechter
staande, ontkende de huishoudster, die
over veel tongvaardigheid beschikte den
zin te hebben gesproken, die haar klaar-
blgkeigk naar de derde veroordeeling zou
voeren, maar wel hield rij hardnekkig
vast aan haar visie, dat het voorwerp
harer beleediging onder eede een valsche
verklaring had gelanceerd.
De politierechter schudde op vaderigke
wgze het hoofd, en legde uit, dat ver
dachte een vermeende meineed niet had
moeten vergelden met een beleediging,
maar dat zg zich dan tot den commissaris
van politie had dienen te wenden.
„Die wil niet eens meer naar me luis
teren", verdedigde de huishoudster zich.
„Hg kent je zeker", opperde de politie
rechter, die vervolgens een korte, maar
belangwekkende samenvatting gaf van het
voor hem staande vrouwelgke karakter.
„Je leert niets uit het&een gebeurd ls,
je bent zoo'n lastig mensch, dat iedereen
zich over je beklaagt, je maakt om het
minste of geringste ruzie. Je kunt geen
buren hebben".
Recept„Ga verhuizen, en betrek liefst
een woning, die wat alleen staat".
Verdachte „Ik laat niemand meer In
mgn huis".
Politierechter t „Dat is nu het eerste
verstandige woord, dat ik van je hoor".
De officier van justitie, blijkbaar van
opvatting, dat het eindeigk bij verdachte
gaat „daghen", benut het gunstige oogen-
blik om haar erop te wijzen, dat ".e een
aanklacht wegens meineed zeer voorzich
tig moet hanteeren, want dat de rechtbank
wat valsche aanklachten betreft, niet
malsch is.
De beleediging taxeert hg op een tientje.
De politierechter bedenkt zich even al
vorens zich met dezen eisch te vereenigen.
Als hg het doet laat hg zgn mildheid
vergezeld gaan van de verzekering, dat
zgn geduld niet onuitputtelgk is, en dat
een nieuwe beleediging- stellig vrgheids-
berooving op zal leveren.
Met de woorden, dat het toch meineed is
geweest, verlaat de vermoedeUjk onverbe-
terigke de zaal.
Diefstallen.
Een 42-jarige electricien verscheen voor
den politierechter, omdat hg zijn handen
niet thuis kon houden. In zg'n kosthuis
waren allerlei voorwerpen aangetroffen,
afkomstig uit de tgdens den oorlog ver
nielde zaak van zgn patroon, en uit hui
zen, waar hg karweitjes had verricht.
Strgkijzers, vglen, oefenden al evenveel
bekoring op hem uit als g'oeilampen en
schrgfpepier. Uit een woning van een
klant van zg'n baas had hg zelfs een pla
fonier en een kostbare lampekap gestolen.
Ook de stofbril vah zgn werkgever was
niet veilig voor hem gebleken.
De politierechter vond het heel erg als
een werknemer, die in allerlei huizen moet
gaan werken, niet te vertrouwen is.
Verdachte gaf dit toe en zocht geen toe
vlucht bg uitvluchten.
De officier eischte een maand gevange
nisstraf.
„Kan het niet voorwaardeigk", vroeg
verdachte, e zeer timide was.
„Dit kan helaas niet meer", antwoordde
de politierechter.
Uit dat „helaas" bleek, dat hg het goed
met den electricien voor had.
Het kwam tot uitdrukking In zgn von
nis van °T boete of 35 dagen hechtenis,
dat aarzelend werd geveld.
Verdachte, die een zeer sympathieken
indruk maakte, fleurde ervan op. Hg zag
weer licht aan zgn levenshorizont.
Natuurlijk deed hg afstand van rijn
recht op beroep.
De officier kon daartoe nog niet direct
besluiten. Hg zou er eens over denken.
RUPSENNESTEN VAN DEN
BA ST AARD SATIJNVLINDER UIT
FRUIT- EN ANDERE BOOMEN.
De Plantenziektenkundige Dienst te Wa-
geningen vestigt er de aandacht op, dat
thans op vele plaatsen in ons land, zoowel
in loon- en parkboomen, struiken en hagen,
als in fruitboomen rupsennesten van den
bastaardsatgnvlinder voorkomen.
De aanwezigheid van deze rupsennesten
kan men in den winter gemakkeigk vast
stellen. Zij doen zich voor als flinke prop
pen, waarin eenige bladeren zgn ingespon
nen, voorkomende aan de uiteinden van
eenjarige takken en meestal in den top van
den boom. Dit jaar zgn echter op vele
plaatsen de nesten klein, zoodat men den
indruk krijgt, dat een enkel blad aan den
tak is blgven zitten. Bg onderzoek blijkt
daaraan dan een spinsel voor te komen en
daarin overwintert dan een aantal zeer
kleine rupsen van. den bastaardsatgnvlin
der. In de grootere nesten is het aantal
aanwezige rupsen veel grooter.
Het is zeer gewenscht, dat op de aanwe
zigheid van deze nesten, ook van de kleine
in eiken, meidoorn en vele andere boomen
en hagen en vooral ook in fruitboomen
nauwkeurig wordt gelet en dat alle nesten
uit de boomen en hagen worden verwgderd
en verbrand. Als men dit nalaat, zullen de
overwinterende rupsjes het volgende voor
jaar de uitloopende knoppen en het jonge
blad aanvreten en waar zg in groot aantal
voorkomen, kunnen zg zeer veel schade
aanrichten.
Aan alle fruittelers en bezitters van tui
nen en parken, zoomede aan de hoofden
van plantsoendiensten, wordt daarom aan
geraden in den loop van- den winter alle
boomen en hagen op de aanwezigheid van
de bovenbedoelde rupsennesten te doen on
derzoeken en alle nesten te doen verwgde-
ren en vernietigen.
ovezAnde.
Abonnementen en advertenties voor de
Provinciale Zeeuwsche Courant worden
aangenomen door den Agent
A. BAKKER,