PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 24 Januari 1941 De strijd te Oost-Afrika aan het front van den Soedan. HAARLEM'S TELEFOONMUSEUM DOOR PARTICULIER INGERICHT. POLITIERECHTER TE MIDDELBURG. Landbouw Tweede blad Kroniek van den dag Het parlementarisme In Japan. tn Japan bestond reeds geruimen ttjd aen scherpe tegenstelling tusschen regee- fwr en parlement. De regeering meende, dat de partijen haar teveel in haar vrijheid belemmerden. De regeering-Konoje zocht daarom naar een vorm om dezen partij-in vloed, welke vooral in de huidige omstan digheden op internationaal gebied bij snelle beslissingen een remmende werking uit oefende, zooveel mogelijk uit te schakelen, althans den invloedssfeer der partijen te beperken. Een eerste stap in de door ministerpresi dent Konoje gewenschte richting was: ont binding van alle partijorganisaties. De vol gende stap zou dan zijn een poging tot concentratie. Het is echter niet zoo gemakkelijk een traditie van jaren over boord te werpen en er dan iets nieuws voor in de plaats te stellen. Te voorzien was, dat het vinden van den nieuwen vorm echter niet zoo vlot in zijn werk zou gaan. Ten eerste moest er toch een organisatie zijn, welke de functies der oude partijen kon overnemen. Deze netelige kwestie werd evenwel opge lost door de vorming van de zoogenaamde, vereeniging tot steun aan de keizerlijke staatsleiding. Het volgende stadium zou dan zijn de-hervorming van het kiesrecht. Het aan de orde stellen van dit ontwerp vereischte nauwkeurig overleg, waarbij zeer tactvol moest worden opgetreden. De hervorming van het kiesrecht kwam o.m. hierop neer, dat een geringer aantal afge vaardigden het parlement zou gaan be volken. Men verwachtte, dat na het kerstreces deze zaak in behandeling zou komen. De vacantie had vele afgevaardigden blijk baar tot nadenken gestemd. Het bleek maar al te duidelijk, dat de geest der oude partijen nog geenszins verdwenen was. e Invloed was zelfs nog zoo krachtig, dat deze kwestie der hervorming van het kies recht er een geheele andere wending door kreeg. Zoowel de regeering als het parlement waren het er over eens, dat elk conflict op binnenlandsch politiek gebied vermeden diende te worden. Een compromis tusschen regeering en parlement kon slechts het landsbelang dienen. Voor het parlemen- tisme in Japan is de afgeloopen week dan ook van groote beteekenis geworden. Na lange beraadslagingen kwam men overeen loyaal te blijven samenwerken, hetgeen bevorderd zou worden door de hervorming op het kiesrecht niet aan de orde te stellen. De rijksdag sprak in een motie er haar goedkeuring over uit, de regeering In alle opzichten te volgen en niet met interpellaties voor den dag te komen. Deze houding van het parlement werd door de Japansche regeering met voldoe ning ontvangen. Als tegenprestatie besloot de regeering-Konoje gedurende het zit tingsjaar alleen ontwerpen, welke de mi litaire paraatheid van Japan moeten ver- hoogen in te dienen, en alles te vermij den, dat tot conflicten met den rijksdag aanleiding zou kunnen geven. Uitgebreide en scherpe gedachtenwisselingen over be paalde ontwerpen werden op deze wjjze voorkomen. Tot deze ontwerpen behoort ook het voorstel tot hervorming van het kiesrecht, welke het parlementarisme on gedaan zou maken. Een nieuwe moeilijkheid sproot uit deze besluiten voortin het voorjaar moet» de nieuwe Rijksdag worden gekozen. Nu de kieswet, door het niet in behandeling ne men, de door de regeering Konoje ge wenschte hervorming uitsloot, zou de nieu we Rijksdag dus gekozen dienen te worden volgens het oude partijenstelseL In de huidige omstandigheden, nu het aankomt op het nemen van snelle beslissin gen, was zulks wel zeer uit den booze te achten. Hiervoor heeft men thans een oplossing weten te vinden de zittingsperiode van den tegenwoordigen Rijksdag is met één jaar verlengd. Daarmede hoopt men vele moeilijkheden in deze kwestie te voorko men. Het Is alleen de vraag of door deze verschuiving en door dit uitstel, de her vorming van het kiesrecht in de toekomst nog voor niet grooter moeilijkheden ge plaatst zal worden. Hoe dit zij, het is wel duidelijk geworden, dat ook thans de tijd voor nationale concentratie in Japan niet geschikt geacht moet worden. De eerste twee weken van Januari zjjn gekenmerkt door acties van plaatselijk karakter. De Britten voerden krachtige aanvallen uit in het gebied van Gallabat en Kassala. Kassala moesten de Italianen om stra tegische redenen prijsgeven hierdoor wis ten de Britten eenige kilometers de grens van Eritrea te overschreden tot aan de Zóne van Tessenei. Italië bestookt de ha- Veninstallaties van Port-Soedan. Wederzijdsche artillerie en patrouilles actie hadden plaats van Koermoek tot Gallabat. Op de kaart zijn al de genoemde plaatsen te vinden. EEN MERKWAARDIGE VERZAMELING Rrringgg Het belletje tingelt, doordringend, luid, nadrukkelijk. Ge pakt den hoorn van den haak en luistert. Ge zegt „Hallo" of „met Iksen" en de stem aan de andere zijde is hoorbaar. Soms is „de andere" dichtbij, soms honder den of wél duizenden kilometers ver weg. Ge spreekt en luistert en beëin digt het gesprek. En zelden zult ge meer denken aan het wonder, dat hier geschiedde, het wonder van de tele foon, die afstanden overbrugt en een wedloop houdt met den tijd. Maar van het wonder wordt ge u weer bewust, als ge een bezoek brengt aan het telefoon-museum, dat een Haarlemmer, de heer Broos, uit lief hebberij heeft ingericht. Het spreken langs een draad heeft een lange geschiedenis. Het begint al in de grijze oudheid in het jaar 968, toen Kung Foo Whing in China twee bamboehuisjes, met een varkensblaas, als membraan voorzag. Langs een draad van maximum vijftien meter lengte kon men spreken. De Chineezen in die dagen zullen ver moedelijk wel ontsteld zijn geweest over dit merkwaardig werktuig, dat levende semmen overbracht. Maar tot een prac- tische toepassing kwam het niet Kung Foo Whing stierf en zijn uitvinding bleef rusten. Hij had negen eeuwen te vroeg ge leefd. Het duurde tot het jaar 1876, voor dat ide „verrespreker" werkelijkheid werd. Van de collectie, welke bgna vijfhonderd apparaten bevat is de afdeeling tafel- toestellen, met ongeveer tweehonderdvijf tig driehonderd stuks gereed. Het is een stalenkaart van constructiemethoden. Er is b.v. de afdeeling van de groote ste den als van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. Daar zijn de eerste „koffiemolens", waaraan men langdurig moest slingeren. Na veel „hallo"-geroep gelukte het wel eens een telefoonjuffrouw aan de lijn te krijgen en als men veel succes had, kon men na eenigen tijd met den opgeroepene spreken. Maar soms ook wel nietDeze toestellen waren nog dikwijls open, zoo dat het inwendige te zien is. Van het eene toestel naar het andere ziet men hoe de netten werden uitgebreid, steeds nieuwere vindingen werden toegepast en ook het model telkens veranderde. Er komen de eerste toestellen met een kie&schijf, daar na de jaren van steeds intensiever tele foonverkeer en ten slotte de huidige appa raten. Ook van plattelandsnetten zijn se ries bijeen gebracht. UIT ALLE LANDEN. Zooals men wel begrijpt, zijn er in dit museum niet alleen toestéllen wélke in Nederland werden of worden gebruikt, maar ook van elders. Er zijn b.v. Zweed- sche apparaten met de vermelding „Riks- télefon", er zijn Engélsche, Duitsche, Fransche, Belgische, Deensche, Noorsche, Amerikaansche, Zioitsersche, die alle weer verschillend van karakter zijn. Een afdee- E<>n hoekje van het museum van den lieer Broos. Bfl honderden staan de telefoon toestellen In de lange kasten. Alexander Graham Bell slaagde er in de moeilijkheden te overwinnen; hij bereikte het ideaal, dat iedereen met iedereen op eiken afstand kan spreken. De telefoon was geboren. In ons tegenwoordig dagelij ksch leven is de telefoon onmisbaar geworden. Er zijn maar weinig bedrijven en instellingen, die zich de luxe kunnen permitteeren, geen telefoon te hebben. En steeds wordt de telefoon geperfectioneerd. Het onhandige, onaesthetische, bruin-houten kastje met de vele draden, kronkels en versieringen heeft allengs plaats gemaakt voor het gestroom lijnde, glanzende salonmeubel van thans, met de blinkende nummerschijf, de harmo nische vorm van alle onderdeelen. Tusschen 1876 en heden ligt de nieuwe geschiedenis van de telefoon als gebruiks- instrument en het is deze historie, die voor u gaat leyen, als ge eens bij den heer Broos te Haarlem op bezoek gaat. De heer Broos is een verzamelaar van bijzondere allures. Hij heeft een collectie, die er zijn mag, niet alleen door den om vang, maar o door wat ér allemaal bij eengebracht is. De bovenverdiepingen van twee heerenhuizen heeft hij laten verbou wen. Er is één geheel van gemaakt: een ideale museumruimte. In lange, moderne stalen kasten, staan de telefoons in schier eindelooze rijen. Er zijn groote en kleine, sierlijke en ingewikkelde, afschuwelijk ouderwetsche met allerlei tierelantijntjes, knoppen en slingers, tn fonkelnieuwe, welke slechts in een interieur met stalen meubels en glazen tafels tot him recht komen, tele foons met de vreemdste soorten kiesschg- ven, met lampjes met schakelaars, met lange gekleurde koorden. DE „RELIKWIEËN". Als men een wandeling maakt langs al deze relikwieën, vergaard in lange jaren van zoeken en speuren in vele landen, ziet men de ontwikkeling oan de telefoon. Er zijn de oudste apparaten van de Bell Ma nufacturing Company en van de Ericson. Er zijn gracieuze salontoestellen waarvan het nikkel blinkt en het glas flonkert, er zijn rare toestellen, zooals het kistje met aan den bovetikant een groen plankje. Men noemde ze „bïljardjes". De hoorn werd niet aan een haak gehangen, maar een voudig op het biljard gedeponeerd, waar mede het contact verbroken was. Er zijn Amerikaansche apparaten, men kent ze van de film: een recht opstaande staaf met een lossen hoorn, welke in een haak wordt opgehangen. Er zijn de eerste toestellen, welke voorzien waren van een kiesschijf, evenals nu genummerd van 1 tot en.met 9. ling op zich zélf vormt tenslotte weer de afdeeling wandtoesteTlen, wélke nog niet compleet is. In groote kamers zijn deze voorloopig bijeengezet: eén enorme voor raad. Alleen het bekijken van deze toe stellen zou al een dag i» beslag nemen. De heer Broos slaat echter niet alleen passief zijn kostbaarheden gade. Hij be oefent ook, voor zijn pleizier, de construc tie. Soms bouwt hij een telefoontoestel om, maakt het pasklaar, b.v. voor een auto matisch en een ander net enz. Zoo levert hij ook zelf zijn bijdrage voor de historie van de telefoon. Sinds 1928 vergaart de heer Broos nu telefoons. De laatste jaren, met de steeds moeilijker wordende verkeersmoeilijkhe den, kwam er weinig meer bg. Doch reeds in dezen vorm is dit een uniek museum, dat zijns gelijke niet gauw zal vinden. Want niet alleen la dat interessant voor den technicus, voor den vakman, maar ook voor den leek, die veel wetenswaar digs leert over een belangwekkend onder werp. Aan het eind van de reis heeft men eenig idee van een telefoon en men krijgt weer eenige bewondering voor het dage- lijksche gebruiksmiddel, dat van een kost baar luxeartikel tot een algemeen nuttig instrument werd. Het museum is in den tegenwoordigen omvang al een afgerond geheel, Maar niet zoodra Is de oorlog voorbij, of de heer Broos zal opnieuw beginnen met verza melen. Zoodat wellicht over enkele jaren de twee heerenhuizen te Haarlem te klein zullen zijn...... Zoo was het vroeger. Na langdurig slingeren aan den „koffiemolen" kreeg men op den duur misschien wel eens verbinding. Op het platteland treft men hier en daar nog wel zulke toestellen aan. (Foto's O.H.Ct.J Wat ia een hufter? Een grossier, te Goes woonachtig, heeft des mórgens de onschuldige gewoonte, vergezeld van zijn hondje, ,,'n marktje om te loopen". Toen hij op den ochtend van den 15en November bezig was deze gewoonte te volvoeren, hoorde hij vier bankbeamb- ten, die op de stoep voor hun werkinrich ting toefden, smakelijk lachen. Van opvatting, dat deze ambtelijke vroolgkheid hem gold, had de grossier de lachers Iets toegevoegd. Watt Daarover liepen de meeningen uiteen. Volgens den grossier zou hij niets meer, maar ook niets minder gezegd hebben dan „Je moet je soort uitlachen". Volgens de vroolijke bankbeambten zou hij echter het woord „hufters" hebben ge bezigd, en hierna zelfs nog een heel wat leelijker woord, dat niet in de krant mag, en dat wij daarom zullen aanduiden als het zelfstandig naamwoord, vermoedelijk door zekere kringen uitgevonden om, als men op niet bepaald vriendelijke wijze iemand wil duidelijk maken, dat zij hem rekenen te behooren tot het mannelijk ge slacht van den boerenstand. De vier bankbeambten hadden zich door de woorden, waarmede de grossier hen bij een bepaalde categorie onzer samenleving had ingedeeld, op hun burgerteenen ge trapt gevoeld, waren eendrachtelijk naar het hoofd der politie gestevend, en had den daar een klacht wegens opzettelijke beleediging gedeponeerd. Twee van de beleedigden kwamen de toedracht van de zaak voor den politie rechter uiteenzetten. Zij verklaarden bei den, dat de vroolijkheid niets uitstaande had gehad met den grossier, en dat deze de leelijke woorden dus zonder aanleiding had gebezigd. De politierechter kan begrijpen, dat het tweede woord door de beleedigden van be- leedigende strekking was bevonden, doch met het woord „Hufters" wist hij niet be paald weg. Zelfs het door hem geraad pleegde woordenboek kon zijn inzicht niet verdiepen. Ook de beleedigden konden hem geen taalkundig uitsluitsel geven. Tenslotte kwam men overeen, dat met een hufter zooveel bedoeld wordt als een pummel. De verdediger van verdachte, mr. Tiche laar uit Yerseke, liet er echter een ander licht op schijnen. Volgens hem vervangt het woord hufter, in zijn geboortestreek Drenthe althans, het zelfstandig naam woord boer, en heeft het geen beleedigende tendenz. Mr. Tichelaar liet trouwens op deze ge heele affaire nog een ander licht spelen, en wel door middel van enkele vragen, dien hg den getuigen stelde. Hij v.oeg eerst of de getuigen wisten, dat verd. propaganda leider der N.S.B. in Goes is. Antwoord „Wg weten, dat hij bij de N. S.B. is, maar van een rang weten wij niets •af". De tweede vraag luidde of 't den getui gen bekend is, dat verd. op allerlei manie ren wordt geplaagd, dat men zijn ruiten heeft stuk gegooid, en dat men fietsen, die voor zijn winkel stonden, heeft ver nield. Blijkens het antwoord hadden beide ge tuigen wel eens gehoord, dat verd.'s ruiten waren ingegooid. Toen vroeg de verdediger og getuigen wellicht lid waren van de Led. Unie, en of ze al dan niet sympathiseerden met de N.S.B. De politierechter liet zgn hamer op het groene tafelkleed dalen, met als gevolg, dat de politieke opvatting der getuigen buiten het geding werd gehouden. Verdachte ontkende de gewraakte woor den gebezigd te hebbm, zei dat het woord „hufter" niet tot zg'n woordenkeus be hoort en vestigde er de aandacht op dat de getuigen, als hg het woord gebruikt zou hebben, het door den afstand, waarop hg zich van hen bevond, niet zouden hebben kunnen verstaan. De Officier van Justitie eischte 20 boete of 5 dagen afzondering. De verdediger legde nadruk op de vele plagerijen, die verd. als propaganda-leider der N.S.B. in Goes te verduren heeft, men vernielt z$jn ruiten, bindt blikken met vui ligheid aan zijn bel, jouwt hem op straat na. En dat alles, omdat hg toevallig lid van de N.S.B. Is. Spr. was van opvatting, dat de bank beambten verd. uitgelachen hebben, en dat hg, toch reeds geprikkeld zgnde, hun heeft toegevoegd, dat rij hun soort moesten uit lachen. Hg verzocht den president verd. geen straf op te leggen. De Officier van Justitie„Geen straf opleggen? Deze figuur kan ik niet in ons strafrecht De verdediger gaf toe zich verkeerd te hebben uitgedrukthg bedoelde vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging. Verdachte deelde mede, dat hg, meer malen als hg de Bank, waar de bedienden werken, passeert, provoceerende uitdruk kingen opvangt. Hg noemde die Bank een bolwerk van anti-nationaal-socialisme. De procuratiehouder stookt zelfs tot broodroof en boycot op. Als verd. een dergenen, die zich thans beleedigd gevoelen, een N.S.B.- pamflet In de hand wil drukken, krijgt hg ten antwoord„die viezigheid moet ik niet". Verf was verontwaardigd, dat hg vervolgd is voor een kleinigheid, maar dat twee menschen uit Goes, die hem schrifte- ïgk hebben beleedigd en hem zelfs met een aanslag op zgn leven hebben bedreigd, vrguit gaan. Toen hg zgn requisitoir tegen zgn poli tieke tegenstanders op nog breeder leest wilde gaan schoeien, merkte de politie rechter op, dat dit alles niets meer te maken had met het feit, waarvoor verd. op het matje was geroepen. Hg legde hem een straf van 10 boete of 5 dagen hechtenis op. „Neemt u dit aan?" Na een blik van verstandhouding met zg'n raadsman te hebben gewisseld, sprak verdachte op beslisten toon zgn„Neen". Een slot noodig. „U hebt een slot op den mond noodig", aldus luidde de diagnose van den politie rechter terzake een reeds bejaarde, maar geenszins bedaagde huishoudster, die kans heeft gezien binnen het jaar drie veroor deelingen wegens beleediging op te loopen. Nu weer had ze gescholden op een sekse- genoote, die haar door een getuigenver klaring onlangs In de rechtszaal de das hai helpen omdoen. Zg had haar n.l. de woorden toegeslingerd„Vuilak, je hebt een meineed afgelegd, en je bent nog niet van me af'. Voor het hekje van den politierechter staande, ontkende de huishoudster, die over veel tongvaardigheid beschikte den zin te hebben gesproken, die haar klaar- blgkeigk naar de derde veroordeeling zou voeren, maar wel hield rij hardnekkig vast aan haar visie, dat het voorwerp harer beleediging onder eede een valsche verklaring had gelanceerd. De politierechter schudde op vaderigke wgze het hoofd, en legde uit, dat ver dachte een vermeende meineed niet had moeten vergelden met een beleediging, maar dat zg zich dan tot den commissaris van politie had dienen te wenden. „Die wil niet eens meer naar me luis teren", verdedigde de huishoudster zich. „Hg kent je zeker", opperde de politie rechter, die vervolgens een korte, maar belangwekkende samenvatting gaf van het voor hem staande vrouwelgke karakter. „Je leert niets uit het&een gebeurd ls, je bent zoo'n lastig mensch, dat iedereen zich over je beklaagt, je maakt om het minste of geringste ruzie. Je kunt geen buren hebben". Recept„Ga verhuizen, en betrek liefst een woning, die wat alleen staat". Verdachte „Ik laat niemand meer In mgn huis". Politierechter t „Dat is nu het eerste verstandige woord, dat ik van je hoor". De officier van justitie, blijkbaar van opvatting, dat het eindeigk bij verdachte gaat „daghen", benut het gunstige oogen- blik om haar erop te wijzen, dat ".e een aanklacht wegens meineed zeer voorzich tig moet hanteeren, want dat de rechtbank wat valsche aanklachten betreft, niet malsch is. De beleediging taxeert hg op een tientje. De politierechter bedenkt zich even al vorens zich met dezen eisch te vereenigen. Als hg het doet laat hg zgn mildheid vergezeld gaan van de verzekering, dat zgn geduld niet onuitputtelgk is, en dat een nieuwe beleediging- stellig vrgheids- berooving op zal leveren. Met de woorden, dat het toch meineed is geweest, verlaat de vermoedeUjk onverbe- terigke de zaal. Diefstallen. Een 42-jarige electricien verscheen voor den politierechter, omdat hg zijn handen niet thuis kon houden. In zg'n kosthuis waren allerlei voorwerpen aangetroffen, afkomstig uit de tgdens den oorlog ver nielde zaak van zgn patroon, en uit hui zen, waar hg karweitjes had verricht. Strgkijzers, vglen, oefenden al evenveel bekoring op hem uit als g'oeilampen en schrgfpepier. Uit een woning van een klant van zg'n baas had hg zelfs een pla fonier en een kostbare lampekap gestolen. Ook de stofbril vah zgn werkgever was niet veilig voor hem gebleken. De politierechter vond het heel erg als een werknemer, die in allerlei huizen moet gaan werken, niet te vertrouwen is. Verdachte gaf dit toe en zocht geen toe vlucht bg uitvluchten. De officier eischte een maand gevange nisstraf. „Kan het niet voorwaardeigk", vroeg verdachte, e zeer timide was. „Dit kan helaas niet meer", antwoordde de politierechter. Uit dat „helaas" bleek, dat hg het goed met den electricien voor had. Het kwam tot uitdrukking In zgn von nis van °T boete of 35 dagen hechtenis, dat aarzelend werd geveld. Verdachte, die een zeer sympathieken indruk maakte, fleurde ervan op. Hg zag weer licht aan zgn levenshorizont. Natuurlijk deed hg afstand van rijn recht op beroep. De officier kon daartoe nog niet direct besluiten. Hg zou er eens over denken. RUPSENNESTEN VAN DEN BA ST AARD SATIJNVLINDER UIT FRUIT- EN ANDERE BOOMEN. De Plantenziektenkundige Dienst te Wa- geningen vestigt er de aandacht op, dat thans op vele plaatsen in ons land, zoowel in loon- en parkboomen, struiken en hagen, als in fruitboomen rupsennesten van den bastaardsatgnvlinder voorkomen. De aanwezigheid van deze rupsennesten kan men in den winter gemakkeigk vast stellen. Zij doen zich voor als flinke prop pen, waarin eenige bladeren zgn ingespon nen, voorkomende aan de uiteinden van eenjarige takken en meestal in den top van den boom. Dit jaar zgn echter op vele plaatsen de nesten klein, zoodat men den indruk krijgt, dat een enkel blad aan den tak is blgven zitten. Bg onderzoek blijkt daaraan dan een spinsel voor te komen en daarin overwintert dan een aantal zeer kleine rupsen van. den bastaardsatgnvlin der. In de grootere nesten is het aantal aanwezige rupsen veel grooter. Het is zeer gewenscht, dat op de aanwe zigheid van deze nesten, ook van de kleine in eiken, meidoorn en vele andere boomen en hagen en vooral ook in fruitboomen nauwkeurig wordt gelet en dat alle nesten uit de boomen en hagen worden verwgderd en verbrand. Als men dit nalaat, zullen de overwinterende rupsjes het volgende voor jaar de uitloopende knoppen en het jonge blad aanvreten en waar zg in groot aantal voorkomen, kunnen zg zeer veel schade aanrichten. Aan alle fruittelers en bezitters van tui nen en parken, zoomede aan de hoofden van plantsoendiensten, wordt daarom aan geraden in den loop van- den winter alle boomen en hagen op de aanwezigheid van de bovenbedoelde rupsennesten te doen on derzoeken en alle nesten te doen verwgde- ren en vernietigen. ovezAnde. Abonnementen en advertenties voor de Provinciale Zeeuwsche Courant worden aangenomen door den Agent A. BAKKER,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 5