Winterhulp Nederland. De vergoeding der oorlogsgeweldschade. IS EEN COMPROMIS MOGELUK WAT NU? Tweede blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 16 Januari 1941 Kroniek van den dag De Amerikaansche hulp voor Engeland. De Italiaans che legerberichten wijzen er op dat zich in de Middellandsche Zee en Oost-Afrilca een kentering bezig is te vol trekken. Een kentering, welke reeds vroe ger voorspeld werd en waaruit blijkt, dat de opvatting van bepaalde kringen, dat de Britten in Afrika een, wat men noemt, walk-over zouden hebben niet in over eenstemming is met de werkelijke verhou dingen. De Italianen hebben aan offensieve kracht gewonnen, naar het schijnt, en in de Middellandsche Zee heeft de Duitsch- Italiaansche samenwerking reeds, naar ook van BritSche zijde werd toegegeven, 'tastbare resultaten afgeworpen, terwijl het jongste Italiaansche legerbericht spreekt van een afgeslagen Britsehen aan val in den Soedan. Waar hier dus teekenen van eenige ken tering vallen waar te nemen, daar moet het accent wel vallen op de Britsch-Ame- rikaansche betrekkingen. Immers, te Londen verlaat men zich op den steun, die niet alleen het eiland, maar het ge- heele Britsche imperium van de overzijde van den Océaan zal ontvangen. De ver wachtingen zijn in Engeland hoofdzakelijk gebaseerd op de verklaringen van Roose velt ter toelichting van zijn begrooting. Nu is het echter maar de vraag, in hoe verre de president het Amerikaansche volk achter zich heeft. Bij de presidents verkiezingen heeft het volk zich in zijn overgroote meerderheid uitgesproken ten gunste van een steunverleening aan Enge land en op dit punt zullen de meeningen nog wel niet verdeeld zijn. Inderdaad be schouwt de meerderheid van het Ameri kaansche volk, Engeland als een voorpost van de democratische beginselen, die in de Vereenigde Staten hun hechtste bolwerk hebben gevonden. Roosevelt heeft de te genstelling tusschen de nieuwe wereld en het oude Europa zeer scherp geformuleerd en in zijn woorden heeft hij zich volstrekt solidair verklaard met de Britsche stelling en met de Britsche oorlogsdoelstelling, welke èr immers op gericht is, Europa te bevrijden /an den autoritairen druk. On- dertusschen begint men er zich aan de overzijde van het Kanaal ook van bewust te worden, dat de oude economie min of meer versleten is en dat er ëen aanpas sing di t te worden tot stand gebracht, bij wijze van compromis tusschen de ver ouderde opvattingen en de nieuwe orde, zooals wij de nieuwe theorieën gemaks halve maar zullen omschrijven. Welke is nu de consequentie van de op vattingen van den Amerikaanschen presi dent? In sommige Amerikaansche pers organen is er op gewezen, dat de aanne ming van de voorstellen door het Congres beteekent, dat de Vereenigde Staten zich overgeven aan een soort presidentsdicta tuur, waarbij aan Roosevelt vrijwel blanco volmacht wordt verstrekt. In het vrije Amerika, waar de democratische begin selen zoo zéér zijn ingeworteld, zou een aanvaarden van een zoodanige dictatuur gelijk staan met een politieke salto mor tals, welke ook voor de Vereenigde Sta ten het einde zou kunnen bcteekenen van de goede democratische traditie van onbe- lemmerden volksinvloed op de gestie der regeering. De verklaringen van Cordell Huil, waar van wij elders in dit nummer een resumé geven, maken wel duidelijk, dat het offi- cieele Amerika zeer ver wenscht te gaan met de hulpverleening aan Groot Brit- tannië. De aanvallen van Huil op de ge dragingen van Duitschland, Italië en - Ja pan in de achter ons liggende jaren, be ginnende met het Japansche optreden tegen Mandsjoekwo, toonen wel duidelijk aan, dat er m Amerika weinig geneigd heid bestaat, om met deze staten een ac- coord aan te gaan. Goed beschouwd heeft Roosevelt in zijn laatste redevoeringen, het vertrouwen van Amerika in de bedoelingen van de in het Driehoeksverdrag van Ber lijn vereenigde landen, opgezegd en Cordell Huil heeft thans niet anders gedaan. Be-, teekent dit, dat de Vereenigde Staten het desnoods zullen laten aankomen op een oorlog? De staatssecretaris heeft zich daarover in zeer vage bewoordingen uit gelaten, daarmede volgend het voorbeeld van een bekend staatsman, die immers betoogde, dat de mensch zijn woorden heeft gekregen om zijn gedachten te ver bergen. Juist dit diplomatieke antwoord EEN LIJSTENC0LLECT1E LANGS DE HUIZEN. Wij vernemen, dat het in het voornemen ligt om op 31 Januari en 1 Februari a.s. van de stichting Winterhulp Nederland een lijstencollecte in het geheele land langs de huizen te houden. De eerstvolgende bus, huis- en straatcollecte is in verband hier mede tot een latere datum uitgesteld. De te houden lijstencollecte dient niet alleen om de inkomsten van het winter- hulpwerk te vergrooten, maar zal tevens haar nut^ hebben als voorbereiding van de verdere organisatie van het medewerkers- corps in de verschillende gemeenten. Het is noodzakelijk in het vervolg niet langer te werken met de betrekkelijk losse orga nisatie der collectanten, maar een corps van vrijwillige, vaste medewerkers te scheppen. Omtrent deze uitbouw zullen in- tusschen nog nadere richtlijnen worden aangegeven. Uit de kringen van de collectanten, die bij de vorige winterhulpcollecte blijk heb ben gegeven van him liefde en toewijding voor dezen mooien socialen arbeid, zullen zoodanige personen worden uitgekozen, die volgens het oordeel van den plaatselijken directeur geschikt en in staat zijn als col lectant bij deze eerste lijsten-inzameling medewerking te geven. De gemeente wordt op grond van het aantal beschikbare krachten ingedeeld. Indien mogelijk ver zamelt ieder deze collectanten een aantal medewerkers om zich heen, teneinde hem behulpzaam te zijn. Uit deze medéwerkers zullen de krachten voor den verderen uit bouw der organisatie worden verkregen. De wijze van organisatie, zooals de leiding van het Winterhulpwerk zich deze heeft voorgesteld, zal gelijken op die der ge meentelijke luchtbeschermingsdiensten, m. a.w. gestreefd wordt naar een verdeeling in wijken en blokken, welke op den duur in iedere gemeente zal worden doorgevoerd. Door het aanstellen van vaste wijk- en blokhoofden wordt het voordeel verkregen, dat een contact ontstaat tusschen deze wijk- en blokhoofden en de bewoners in de "betreffende wijken en blokken. Tevens be staat dan de gelegenheid gegevens te ver zamelen omtrent den nood in bepaalde ge zinnen. Van de ervaringen der wijk- en blokhoofden en hun medewerkers kan dan mededeeling worden gedaan aan het plaat selijk bureau, opdat bij de verdeeling der> gelden daarmede rekening kan worden ge houden. van den Amerikaanschen staatsman heeft, zooa.s wel te begrijpen is, eenige onge rustheid gewekt ten aanzien van de ware Amerikaansche bedoelingen. Men kan zich voorstellen, dat deze verklaringen ook in het land zelf de bezorgdheid hebben gaan de gemaakt. Want hoezeer men in de Ver eenigde Staten, zelfs in dt kringen der isolationisten, overtuigd is van de nood zakelijkheid eener uitgebreide hulpverlee- ming aan Engeland zelfs Roosevelt's tegencandidaat voor het presidentschap, Wendell Willkie, heeft, wat dat betreft, geen verschil van opvatting met den pre sident geenszins deze opvatting betee- kenen, dat men in die kringen verder zou willen gaan, dan de „oude-torpedobooten politiek". Hier staan dus twee opvattingen tegen over elkander, die der isolationisten en der voorzichtigen in den lande, die de Ver eenigde Staten tot iederen prijs buiten den oorlog willen houden en dus geen stap ver der willen gaan, dan het leveren van ma teriaal en die van de volgelingen van Roosevelt, die van oordeel zijn, dat Ameri- ka's aandeel van veel verdere strekking dient te zijn en dat "de Vereenigde Staten een soort arsenaal" moeten gaan vormen ten behoeve van Engeland. Men kan zich niet aan den indruk onttrekken, dat velen in de Nieuwe wereld, kennis genomen heb bende van Roosevelt's verklaringen en van de toelichting van Cordell Huil, zich min of meer bedrogen gevoelen. En nu komt de oppositie los. Nu is het maar de vraag, of de president zich thans van die oppositie veel zal aantrekken, ook al roert zij zich thans sterker dan ooit, naar uit de be richten valt op te maken. In ieder ge val geven deze scherpe tegen de voorstel len gerichte commentaren een duidelijker inzicht in de opvattingen, welke thans in de Vereenigde Staten opgeld doen. BEREKENING VAN OMZETBELASTING. In aansluiting op de publicatie van de secretarissen-generaal van de departemen ten van handel, nijverheid en scheepvaart en van landbouw en visschertf met betrek king tot de berekening van omzetbelasting aan afnemers, wordt van de zijde 'van het departement van financiën medegedeeld, dat in gevallen, waarin de omzetbelasting mag worden doorberekend, zulks niet mag geschieden in den vorm van een af zonderlijke vermelding van het bedrag van de omzetbelasting. Behalve voor de uit gezonderde goederen en diensten, is wèl geoorloofd, dat de omzetbelasting en de invoerbelasting in den prijs wordt ver werkt zoodat, zoo noodig, dus tot verhoo ging van pryzen mag worden overgegaan. Aan een afnemer mag echter in geen en kelen vorm een afzonderlijk bedrag aan omzetbelasting in rekenihg worden ge bracht. Aan ondernemers, die tot 1 Januari 1941 de omzetbelasting afzonderlijk in rekening hebben gebracht, blijft, voor zooveel be treft de leveringen ten aanzien van welke zulks gebruikelijk was, tot en met 31 Januari 1941 toegestaan de omzetbelasting afzonderlijk in rekening te- brengen. Na dat tijdstip is zulks echter verboden. Voorts wordt ter voorkoming van misverstand opgemerkt, dat de getrof fen regeling ook toepassing kan vinden op het verrichten van diensten, van welke de vaststelling van de vergoeding niet zoo zeer onder de departementen van handel, nijverheid en scheepvaart en van land bouw en visscherij ressorteert zooals b.v. commissies en provisies in het bank- en verzekeringswezen. BESCHERMING VAN SCHULDENAREN. Op grond van de verordening no. 13/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied o.m. betreffende maatregelen ten aanzien van de bescher ming van schuldenaren, is op 20 Juni 1940 een eerste uitvoeringsbesluit van den se cretaris-generaal van het departement van justitie verschenen, waarin o.a. werd be paald, dat de rechter aan een schuldenaar, die tengevolge van de bijzondere omstan-, dighéden, welke zich sedert 10 Mei 1940 hebben voorgedaan, niet tijdig aan zijn vóór dien datum aangegane verplichtingen kan voldoen, een uitstel van ten hoogste zes maanden kan verleenen, indien zulks redelijkerwijze van den schuldeischer kan worden verlangd. Gisteren is een tweede uitvoeringsbesluit van genoemden secretaris-generaal in het Verordeningenblad opgenomen. Volgens dit besluit kan de rechter een schuldenaar, aan wien hij reeds eenmaal een uitstel van betaling heeft verleend en die ook na af loop van den uitsteltermijn nog niet aan zijn vóór 10 Mei aangegane verplichtingen kan voldoen, nogmaals een of meermalen uitstel verleenen, telkens voor ten hoogste zes maanden, indien zulks redelijkerwijze van den schuldeischer kan worden ver langd. Evenals tot dusver kan de rechter het uitstel ook voor een gedeelte van de verplichting verleenen, teiwijl het uitstel met terugwerkende kracht kan worden verleend, indien de schuldenaar reeds in verzuim is. De verzoeken tot uitstel kunnen bij een voudig request bij den rechter worden aan hangig gemaakt, waarvoor een griffierecht wordt geheven van 1, zoo zij bij den kan- tonrechter, en van 2.50, zoo zij bij een anderen rechter worden ingediend. Dit griffierecht wordt terugbetaald, indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toege wezen of indien de rechter zich onbevoegd verklaart. VIER KINDEREN BIJ BRAND OMGEKOMEN. Vier kinderen van een arbeidersgezin te Helsinki (Finland) kwamen gistermorgen tijdens afwezigheid van hun ouders met vuur in aanraking, waarbij het huis in brand geraakte. Als gevolg van den heer- schenden wind was het huis binnen enkele minuten in de asch gelegd. De vier kinde ren z\jn hierbij jammerlijk omgekomen. Mr. J. F. van Deinse te Middelburg schrijft ons: Terecht heeft, naar mijne meening, de heer Zwagerman ter gelegenheid van de opening van het kantoor voor den Weder opbouw in het licht gesteld, dat alle plan nen voor den herbouw tot teleurstelling zouden lelden, wanneer daarmede niet hand in hand zou gaan een daadwerke lijke vergoeding van de door de getroffe nen geleden schade en dat zulk een ver goeding niet te vinden is in de regeling welke is neergelegd in het Besluit der secretarissen-generaal van 2 Dec. 1940. Men kon erover debatteeren in hoeverre de getroffenen hier en elders rechtens aanspraak konden maken op vergoeding hunner schade uit de algemeene kas, van het oogenblik af, dat in principe werd besloten deze schade uit de algemeene geldmiddelen te vergoeden, was dit geene vraag meer. Ten onrechte nu koppelt het besluit die schadevergoeding zoodanig vast aan de herbouwplannen, dat het bedrag der ver goeding voor schade aan onroerende goe deren voor herbouw moet worden besteed (art. 13) en dat ook voor vergoeding van schade aan roerend goed de heraanschaf fing als voorwaarde wordt gesteld. Immers al is het, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te verwach ten, dat (om bij Middelburg te blijven) een zaak als Vroom en Dreesmann en een in stelling als de Twentsche Bank desnoods zonder schadevergoeding van Rijkswege hunne plaatsen in de Langedelft weer zul len hernemen, tusschen dergelijke kapitaal krachtige schadelijdende en den kleinen winkelier, die met zijn winkel en woning, zgn bedrijfsvoorraad en huisraad alles verloren heeft, wat hij bezat, ligt een groote verscheidenheid van getroffenen, voor wie het herstel niet zulk een eenvou dige zaak is. Waarom zal de groote firma, die den wederopbouw aan kan durven wel belang rijke vergoeding en financieele hulp er langen en de kleine handelsman, die de voorwaarden, welke het Rijk stelt, als te bezwarend van de hand r.ioet wijzen of de particuliere, die in het groote patriciërs huis harer vaderen alleen wonende te midden harer antieke meubelen en familie stukken, maar die na de vernietiging daar van bij eene vriendin is ingetrokken of bij hare familie elders is gaan wonen daaren tegen geene schadevergoeding erlangen? De eischen, die gesteld worden, zijn wel zeer zwaar, immers zal de te vergoeden verkoopwaarde van 9 Mei 1940 slechts een deel en in de meeste gevallen minder dan de helft der herbouwkosten vertegenwoor digen en door aan dien herbouw deel te nemen laadt men derhalve een nieuwe schuld (met rente- en aflossingsplicht) op zich, die vaak grooter zal zijn dan de ge leden schade. Het herbouwde pand zal in gericht en gejneubeld dienen te worden, maar het valt zeer te I 0 twijfelen of daar voor de in het oog gevatte vergoeding toereikend zal. zijn; ook dan wordt nieuwe schuld aangegaan en is er van volledige schadevergoeding inderdaad geen sprake. Het alternatief behoeft intusschen niet te zijn, dat de herbouw- en herinrichtings kosten ten volle worden vergoed; in zulk geval zou inderdaad een element van beter worden door de ramp kunnen intreden efi de daarmede gepaard gaande veel en veel zwaardere belasting van 's lands' kas zou niet gerechtvaardigd zijn, maar men be ginne de schadevergoeding los te koppe len van, althans niet afhankelijk te stel len van den herbouw. Deze herbouw dient een natuurlijk maar geen gedwongen gevolg te zijn van de schadevergoeding. De cardinale fout is, dac de schadever goeding in feite niet schijnt te beoogen de getroffenen te vergoeden wat zij buiten eigen schuld en toedoen door het oorlogs gebeuren hebben verloren, maar als mid del wordt aangewend om die slachtoffers van het oorlogsgeweld te nopen tot weder opbouw en tot aanvaarding van nieuwe lasten en nieuwe risico. Men moge dit als een middel zien tot een op zich zelf goed doel, daarmee is 't bezwaar niet weggeno men, dat degenen die deze* lasten en deze risico niet kunnen aanvaarden, om welke reden dan ook, ongeholpen blijven; de mogelijkheid tot overdracht der verplich ting tot herbouw is tegen deze kwaal geen voldoende geneesmiddel. Ik zou deze regelen niet schrijven, indien ik niet meende, dat er een regeling zou zijn te treffen, welke de geopperde bezwaren tot groote hoogte zou kunnen onderwerpen en ik wil deze met een enkel woord aangeven. Men ga dan uit van een volledige scha devergoeding op den voet van de ver koopwaarde op 9 Mei en kenne deze na vaststelling onvoorwaardelijk toe aan de getroffenen, hen vrijlatende in de beste ding, gelijk zij op of vóór 9 Mei ook vrg waren in de beschikking over de daarna vernietigde eigendommen. Vervolgens om den herbouw te stlmu- leeren, stelle men een renteloos regeerings- crediet beschikbaar ter hoogte van de meerdere kosten van wederopbouw en we- derinrichting en men stelle daarbij als voorwaarde, dat dit tezamen met de ver leende schadevergoeding zal worden be steed op in het herbouwplan passende wij ze en in overleg met de daarvoor aange wezen autoriteiten. Over dezen herbouw en herinrichting met Rijkssteun behoudt de overheid dan volledige confröle en zeg genschap. Dit aldus verleende en verbruikte crediet blijve dan als een zakelijke schuld (achter eventueele hypothecaire inschrij vingen) op het herbouwde pand en per ceel rusten, echter met dien verstande, dat het alleen op de opbrengst van het oproerend goed kan worden verhandeld bij verkoop daarvan en niet als een p e r» soonlijke schuld op de credietnemers drukt. Deze betalen een jaarlijksche aflos tot een gering percentage, bijvoorbeeld 1%, zoodat in den loop der jaren de door het Rijk bestede gelden weder terugkeeren. Degenen, die van dit renteloos Regee- rlngscrediet geen gebruik willen maken blijven dan vrij hunne schadeloosstelling op andere wijze aan te wenden of met eigen middelen aan den herbouw deel te nemen, in het laatste geval echter alleen indien hunne bouwplannen voldoen aan van overheidswege gestelde en in het al gemeene herbouwplan passende redelijke eischen. Bedoeld regeeringscrediet zal op het herbouwde pand dienen te rusten na, dus achter eventueele hypotheek. Dit is alleszins billijk, immers hypothecaire cre diteuren zijn evenzeer door het oorlogs geweld getroffen. Daar gelaten, dat de geheele schadevergoedingsregeling geen merkbaar onderscheid maakt tusschen rijk en arm, moet men niet denken, dat hy pothecaire schuldeischers reeds uit hoofde van deze hoedanigheid, rijkaards zijn, die schadevergoedingen kunnen missen. In het Besluit van 2 December 1940 worden zij wel zeer stiefmoederlijk behan deld: het pand, waarop hun zakelijke ze kerheid rustte is verwoest, de grond wordt tengevolge van de onteigening en daaruit voortspruitende doorhaling der hypothe caire inschrijving hen als waarborg ont trokken; alleen de inschrijving van de ver leende schadevergoeding strekt hen tijde lijk tot zekerheid en bij besteding dier in schrijving voor wederopbouw zal het van de beslissing van den Algëmeen Gemach tigde afhangen welke plaats in de rang orde de hypothecaire crediteur zal innemen ten aanzien van het herbouwde perceel. Het ware rechtvaardig de bestaande hypothecaire crediteuren in hun ouden rang en volgorde in te schrijven op het perceel en pand dat door en voor hun debiteur wordt verkregen en gebouwd; daarna kome het Rijk vcor het eventueel verleende aanvullend crediet. Ik wil er geen aanspraak op maken, dat mijn gedachte niet nog voor verbe tering of aanvulling vatbaar zou zijn, noch dat zij een origineele vinding zou mogen genoemd worden, maar ik ben .wel van oordeel dat langs dezen weg eene gezonde verzoening tusschen -de herbouwplannen en de schadeloosstellings-idee kan worden tot stand gebracht, waarmede ieder vrede zou kunnen hebben. Wellicht kunnen de Stichting Getroffe nen Oorlogsgeweld Zeeland en het Bu reau van den Herbouw elkander ontmoeten om deze zaak met den Algemeen Ge machtigden en de betrokken secretarissen- generaal op te nemen. Door DENIS MACKAIL. '39) Ten laatste was hij zoover, dat hg voor zichtig den binnenband er uit kon halen, het lek plakken om vervolgens de plek waar de operatie had plaats gevonden, rijkelijk met talk te bestrooien. Met een zucht van verlichting en rechtmatlgen trots bekeek Jim het resultaat van zgn arbeid. Met minder welgevallen keek hij naar het stof datvan voorbijsnellende automobielen op hem was neergekomen en naar het mengsel van vuil en vet, waarmede zijn armen tot over de ellebo gen besmeurd waren. Hij veegde zifch met de hand de trans piratie van het voorhoofd, waardoor hij daar een veeg van hetzelfde mengsel ach terliet, en aangezien hij even moest wach ten tot de solutie goed droog was, begon hrj een onderzoek in te stellen, in alle zakken en bergplaatsen van den auto, naar iets waarmee hij zijn handen en armen kon afvegen. Maar degene die verantwoor delijk was voor het bijeenzoeken van het gereedschap, waarmee de wagen was uit gerust, scheen het niet noodig te hebben geoordeeld, te voorzien in eenige van die vieze proppen katoenafval, die men mag verwachten te zullen vinden in een of pider verborgen hoekje," en waarmee men in geval van nood, iets meer vuil van de handen kan verwijderen dan zij erop af zetten. Op dit oogenblik kreeg een geluid, dat Jim al eenigen tgdgehoord had, zonder dat het tot hem was doorgedrongen, een nieuwe en welkome beteekenis, en was aanleiding tot het instellen van een ver der onderzoek. Het bleek dat van een stroomend beekje te zijn aan den anderen kant van de heg, en waar het eerst op genomen was in het algen'een gerucht van een zomersche dag buiten, leek het nu een persoonlijke uitnoodiging aan Jim te bevatten om zijn door het werk be smeurde handen in zijn koel en helder wa ter te wasschen. De uitnpodiging werd steeds dringerder, hoe langer hij er naar luisterde, en het verlangen, zgn warm en vuil gezicht even onder water te dompe len, werd onweerstaanbaar. Hij keek naar den auto. Wel, niemand zou, zelfs in deze dagen, met een auto wegzijden, die niet met vier wielen op den grond stond en waarvan een bin nenband sierlijk cm het bijbehoorende wiel gedrapeerd was; althans niet zonder dat hij eventueele pogingen daartoe zou kunnen hooren. Hij wierp een blik op de roerende goederen, die op den achterbank lagen, om de waarde te schatten, die zij voor een heler zouden hebben, en bedacht, toen hij een servet gewaar werd, dat uit een der picnicmanden stak, hoe uitste kend dit als handdoek dienst zou kunnen doen. Zoo gezegd, zoo gedaan, en het vol gende oogenblik had hij het servet uit de mand getrokken en zocht nu een ope ning in de heg, waar hij door zou kunnen kruipen. Een paar meter verden naar links vond hij, vlak bij den grond, een opening, door een of ander klein dier gemaakt en niet grooter dan den omtrek van Jim's hoofd. Het kwam hem echter voor, dat hij zich met eenige moeite er wel doorheen zou kunnen wringen, en dus dook hg er in. De barre zon cheen op een eenza men weg, toen het laatste tipje van Jim's bruine schoenen in het gebladerte ver dween. Eenige oogenblikken later stond hij weer op, het servet nog krampachtig in de hand houdend. Gedurende zijn door tocht in^ de heg, had hrj een rijke oogst aan takjes, droog gras en dennennaalden opgedaan, doch hg besloot iedere poging zich hier van te ontdoen, uit te stellen, totdat hg zijn handen in dat beekje ge- wasschen en weer afgedroogd had. Want daar kabbelde het, een klein, lie felijk helder stroompje, dat vredig zijn weg zocht tusschen steile, met gras be groeide oevers, dwars door een groot, door een taxisheg omzoomd grasveld. Een pad van onregelmatige platte steenen door sneed het veld van een in de taxis ge snoeide poort naar -en klein, bijna halve- maan-vormig bruggetje, voorzien van twee dito banken: Zich voorloopig in het kreupelhout, waarin hij via het gat in den haag terecht gekomen was, verborgen houdend genoot Jim van den aanblik van diet liefelijk tafereel, dat zoo'n scherp con trast vormde met den stoffigen auto, die hij zoo juist op den weg had laten staan. Hij luisterde aandachtig, of hij het geluid van stemmen kon opvangen, doch niets verstoorde de stilte, behalve het geruisch van het water en het gezoem van een en kele zwervende bij. Jim kwam uit zijn schuilhoek te voor schijn en keek weer naar het kleine ri viertje, dat er van dichtbg nog aantrek kelijker uitzag. Slechts weinige centime ters diep, kabbelde het over een bed van ronde gladde kiezelsteenen, die door het glasheldere water tot gepolijste juweelen vervormd schenen. Het Japansche brug getje mocht dan al niet op zijn plaats zijn in een omgeving van taxisheggen, doch het effect van het steenroode hout tegen het heldere water, het smaragd groene gras en het donkerder groen van de heg, was zoo mooi als iemand op een zomermiddag slechts kon wenschen. De indringer waagde zich dichter bij het stroompje en bemerkte toen, dat er aan den aanleg van dezen tuin toch iets haperde. De oevers van de beek waren zoo steil en diep uitgesneden, dat hoewel hij met zijn handen waarschijnlijk wel het water zou kunnen bereiken het on mogelijk zou zijn er zijn hoofd in te dom pelen, terwijl dit nu juist de sensatie was, waar hij met hart en ziel naar snakte. Hij keek links en rechts langs den oever, doch langs de geheele zichtbare lengte was deze aan weerskanten even steil, en ver der dan het door de heg afgesloten ge deelte wilde hij niet gaan. Zijn blik keerde terug naar het roode bruggetje, en hij merkte tot zijn groote voldoening op, niet alleen dat de oevers op dat punt veel min der steil waren, maar ook, dat onder het bruggetje deze oevers zoo ver waren weg- gegraven, dat zij niet het geheele bed van het riviertje insloten en er aan weers kanten een betonnen strook overbleef, waarop men zou kunnen hurken of knie len op ongeveer gelijke hoogte met het water. Het leek alsof de brug niet gecon strueerd was voor de plaats die zij nu in nam en dat, toen bleek, dat zij niet kor ter kon worden gemaakt, de afstand tus schen de oevers eenvoudig was verbreed, Hoe het ook zij, Jim had nauwelijks deze betonnen richels gezien, of hij haastte zich naar het bruggetje, liet zich op de dichtsbijzijnde daarvan zakken en strekte zich er in zijn volle lengte op uit, om zijn gezicht in het koele water te steken. Daarna waschte hij armen en handen en droogde zich met het .servet af. Hij voelde zich heerlijk opgefrischt na zijn worsteling met den lekken band, ofschoon de verbe tering in zijn uiterlijk voorkomen, verge leken met dat van een oogenblik te voren, op zijn best twijfelachtig genoemd mocht worden. Weliswaar, waren een aantal uTterlijke kenteekenen van zijn arbeid door zijn eenvoudige reinigingsmethode verwijderd, doch de zwarte vegen, van olie afkomstig, konden onmogelijk alleen met water worden afgewasschen. Boven dien was zijn haar, eerst keurig gekamd onder zijn pet, nu nat en piekerig, ter wijl de pet zelf, opgerold en in een broek zak gestopt en het servet in de andere, een tamelijk slordigen indruk maakten. Maar in ieder geval, was de moeite waard geweest, en nu de pleister op den band wel goed vast zou zitten, moest hij maar gauw teruggaan en het karweitje afmaken. Met deze bedoeling riohtte hij zich- op uit zijn gehurkte houding en stootte zijn hoofd met alle macht tegen den onderkant van de brug. Hoe pijnlijk een dergelijke stoot ook kan aankomen, haast nog pijnlijker is het gevoel van minderwaardigheid, dat de mensch (waar mede het slachtoffer altijd zichzelf be doelt) over zich krjjgt, als de Heer der Schepping den zetel van het meest ont wikkelde denksysteem ter wereld hard tegen een nietmeegevend voorwerp stoot, teiwijl een minder ontwikkeld stel hersens den bezitter gewaarschuwd zou hebben, dat het mogelijk was rechtop te gaan staan, zonder dit risico te loopen. „Au, verdraaid!", brulde Jim onder het bruggetje, terwijl een hevige pijn door zijn hoofd schoot en hij, duizelend onder den slag, in gebukte houding heen en weer zwaaide. „Verdraaid!" herhaalde hi) en was op het punt meer uitdrukkingen van den- bleraan tos 'e voegen, waar- schgnhjk in de verwachting dat zö een nog krachtiger heelende uitwerking zou den hebben, toen hjj het geluid van na derendevoetstappen hoorde op het stee- ne*uPhH ïaar het brureo«e voerde. v.wL. Jea g °P hoofd had gekregen, oan de sensatie waaraan slechts SSffjf01 teekenaar van een humoristisch blaadje eer zou kunnen worden gedaan H door dit geluid uit ShH„SC <"lder de bru? te voor schijn zgn gebracht, om ds nieuw- aangekomene of aangekomenen, hetzij met een uitleg, hetzij met een foil, alW aitlïnf.Van haar of hun sociale po sitie, tegemoet te zgn getreden. Zeker zou memand onder gewone omstandigheden h# hebben beseft, welk ver- J afïï ™a,nd hl/Dn hoofd zou krij gen, ais hg in dien min of meer ontoon nv,iH^vtand ontdckt werd, terv.ii! hit bI»kba« trachtte s-hull te houdern (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 5