M. VAN L00
Kletteroesten
Wollen Wanten
Wollen Sjaals
Slipovers
Polohemden
Flink DAGMEISJE
DE ELF-MERENTOCHT.
Voor de vele blijken van be-
fangstellnig ondervonden bij het
overlijden van onze zorgzame
Vrouw, Moeder, Behuwd- en
Grootmoeder,
PIETERNELLA GELDOF—
GOVERSE,
betuigen wij onzen hartelijken
dank.
Uit aller naam,
J. GELDOF.
Oostkapelle, 14 Januari. 1941..
Met deze betuigen wij onzen
hartelijken dank voor de vele
blijken van deelneming welke wij
mochten ontvangen tijdens de
ziekte en overlijden van onze lieve
Moeder, Grootmoeder en Over
grootmoeder
PIETERNELLA
HOOGESTEEGER,
Wed. van J. VAN DER DOES.
Namens de familie,
C. VAN DER DOES.
Helnkenszand.
Voor de vele blijken van deel
neming, ondervonden na het be
richt van het overlijden van mijn
geliefden Man, onzen Zoon, Be
huwdzoon, Broeder, Behuwdbroe-
der en Oom,
HENDRKUS BAKKER,
in leven adj. o.off, machinist
der Kon. Marine,
zeg ik bij dezen hartelijk dank.
Uit aller naam,
E. J. BAKKER—KOETS.
Castrlcum, Kramersweg 35.
De Inspecteur der Domeinen
te Goes, zal op Dinsdag 11 Fe
bruari 1941, 's namiddags 3 uur,
te zijnen kantore, A. Joachim-
kade 28,
bij inschrijving verkoopen
Kavel I. De voormalige ambts
woning van den Ontvanger der
Invoerrechten en Accijnzen te
Sluis, bij de Markt, kadastraal
aldaar bekend sectie A no. 2125,
groot 97 ca.
Kavel II. Het voormalige ont
vangkantoor met erf der Invoer
rechten en Accijnzen te Sluis, aan
de Kade, kadastraal aldaar be
kend sectie A no. 2000, groot
2,01 are.
Kavel III. Massa der kavels
I en Iï.
Direct te aanvaarden. Onraad
5
Inschrijvingsbiljetten (zegel-
vrij), op den omslag waarvan
vermeld moet zijn „Domeinveiling
no. 1093" worden ten kantore
van voornoemden Inspecteur te
Goes ingewacht tot voormeld
tijdstip.
De voorwaarden liggen ter
inzage ten kantore te Goes en
ten kantore van den Ontvanger
der registratie en successie te
Oostburg.
&tjcke=®refe
Hoten
60c-
HeoMprl]# i». wanichi Hul» (■•nk.op «««ral
In N.d.) »-w. 18000,-1 Bo»cM«rr«ln (aan
koop ovaral In Néd.) ».w. I OOOO.-I 5 stuk»
koalan én paarden t-w. OOOO.-, nl. 3 •*««-
boekkooien f 3000- én 2 twaa-)arl0O land-
bouwtulgpaardon 3000.-. Totaal 480 pracht
prijzen w.a. Bontmantels. Zilvervossen ondar
garantla van la Bontwerkers In Uw provlnclo.
V«L goedgek. Mie. v Jo«t. 6 Feb 1940. 2e Afd-A,
ao. 1101. tb. Ned. Ver.v- Luchtvaart, opg. 4 Apr. 1903,
ter verdere ontwikkeling v.d. afd. ZweeFvllegaport.
tel 114.118. postbus 143. Den Haag.
TREKKING 31 JAN.
Varlcrllgb. Lucht», clubai K.L.M. Hofwag. Dan
Haagt K.L.M. Lald.eha Plelr.. A'd.j alia Kran*.
Kloeken, Coll-Slg-Lotanxakan
KIJCKE-TBEK-GIRO 241.000, PEN HAAG
ARNEMUIDENi Conr.ag. Marys. BRESKENS: Coll. Haartsea: Colf. HotrtteJ
Meubelra. v. Leeuwe. GOES: Lotk. Bakker: Geluksk. Cardon: A. P. Jongepiet:
Gar. Kooien; Colf. Kramer: Sig- Luitwleler. GROEDE: J. Castelcyn-Maggrce.
KOUDEKERKE: Colf. de Kuyper. MIDDELBURG: Lotk. Dingemanse: Sig.
Dell: Lotk. Frederfks; Colf. Jellema: Lotk. Simonse; Sig. Vogel. NW. 6 ST«
JOOSLAND: Coif. Paulussen. OOSTB'JRG: Uitg. Bronswijk; Colf. Carpentier»
OOST KAPELLE: Coif. Moelijker. SCHOONDIJKE: Coif. v. Baal. SOU
BURG: Colf. Floriase: Verz. Keim: Cour.ag. Lammers. ST. LAURENS: ColL
Roose. VEERE: Coif. v. d. Hooft: Coif. Meerman. VLISSINGEN: Café Smoor:
L. F. Klaassen; Colf. Kotoun: Sig. de Valk: Café Roedoer; Gar. Schout; Lotke
Smit; Boekh. Timmerman; Uitg. Wegeling. WEST KAPELLE: Coif. Louwerse*
in
bruin
blauw
M
groen
voor
Dames en
Heeren
Korte Noordstraat, Middelburg
F. Q. HOEFER, Cand-Notaris,
waarnemende het vacante Nota
riskantoor Blaupot ten Catê te
Middelburg, zal Vrijdag 17 Ja
nuari 1941, om half twee, op „Ter
Hooge" bij Middelburg, in het
OPENBAAR VERKOOPEN
Eenige zware Iepen- en andere
boomen, tot 3 M. omtrek (ge
rooid) een partij geslagen kap
hout, benevens dikhout, staken,
brandhout enz.
Te beginnen bij het Koetshuis.
Bezichtiging 14, 15 en 16 Jan.
TE KOOP GEVRAAGD een in
goeden staat zijnd
KASREGISTER.
Brieven, met omschrijving en
prijsopgaaf, onder no. 711, Bu
reau van dit blad, Middelburg.
gevraagd.
HENNINO, Korte Delft 41,
Middelburg.
EEN IJSFEEST VAN GR00TE ALLURE.
Zesduizend schaatsenrijders doorkruisen Zuidwest-Friesland.
Onder in het Slotermeer staat een
kraampje op het ys. „Juffrouw, voor 'n
zesduizend man melk en koek, asjeblieft".
Dat is de Elfmerentocht van Zaterdag,
op z'n allersimpelst gesteld. En die flinke
zesduizend, of kleine zevenduizend, de
wedstrijdrijders van Langweer meegere
kend, hebben hun koek en melk gehad, op
tijd. Koortsachtig hebben de V.V.V. bestu
ren van Sneek en Langeweer gewerkt de
laatste dagen en nachten om deze volks
verhuizing op schaatsen vlot te doen ver-
loopen, en al lykt het bijna .onmogelijk:
toch is alles vlot verloopen; nergens ha
perde iets, het geheele 75 K.M. lange tra
ject langs, liep alles op rolletjes. Hulde
voor de organisatoren.
's Morgens vroeg op het stikdonkere
perron in Leeuwarden staat de elastieken
trein, die maar nooit vol schynt te komen.
Als het wat lichter wordt, ontdekken we,
dat wy met minstens 1718 man in een
coupé zijn. Zooiets geeft stemming en
sfeer; het wachten wordt gekort door het
zingen van prachtige liederen, (is het U
ook wel eens opgevallen, hoeveel liedjes de
doorsnee-Nederlander op z'n repetoire
heeft?) en vooral in de goederenwagens
wordt het community-singing druk be
oefend.
Daar tusschen door verhalen over den
Elfmerentocht van verleden jaar„Volop
zomer, maai"; of over den Wolvegaster
sterrit: Ik heb de zon in mijn gezicht ge
kregen". De onversaagde dame: Ik heb
van mijn broer beenbeschermers geleend,
ze hebben mij deze week al drie keer ge
pikt". In een donkere coupé vecht een an
dere jongedame tegen Hollandsche sport
beoefenaars met Noren, rugzakken,
Windjacks, enz. geheel compleet: „Ja, jul
lie kunnen opscheppen met jullie dure
schaatsen en jullie training. Maar op den
Elf Stedentocht lieten jullie het lekker
zitten tegen onze arme jongens, met hun
oude schaatsen en gebrekkige uitrustin
gen". Dan staat een man voor haar en
stelt zich voor: „Adema, van Franeker".
(Winnaar Elfstedentocht 1940. red.)
Over z'n schouder bungelen een paar
prachtige, echte Noren
Met een beklemd gevoel zien wij dan
Sneek opdoemen. Een beetje angstig, niet
om het weer, dat is voor goede tochtry-
ders goed genoeg; maar er zitten zulke
hooge nummers in den trein: vijfduizend
zooveel, en nu vreest een ieder eindelooze
moeilijkheden by den start en bij de con
trolepunten. Niets ervan echter. Het sta
tion zelfs heeft plotseling vele uitgangen
gekregen en het is absoluut onnoodig om
over de hekken te klimmen. Buiten het
station vangen de controleurs, gidsen, op-
bouwdiensters en groote aanwijsborden
de deelnemers op, leiden de nummerse-
rie's onmiddellijk naar de juiste start-con-
trölepunten en de massale uittocht over de
Friesche meren kan beginnen.
Op het mooie ys van de Geeuw wordt nu
de monsterachtige slinger gevormd, die
straks by na het geheele traject zal omvat
ten. Negen uur hebben de eerste rijders
hun schaatsen onder gebonden en dat zal
zoo wel doorgaan, tot ongeveer twaalf uur.
Het ijs is prachtig, het vriest nog juist ge
noeg, er staat bijna geen wind; op een
beetje zon na ideaal tochtenweer. En in
onafgebroken regelmaat krassen de dui
zenden schaatsen over het ys.
Nu het 'icht is geworden, kan men z'n
naaste tochtgenooten eens overzien, in
klassen indeelen al naar him rijderskwali
teiten en provinciaalsgewijze schiften.
De lui met twee, drie paar schaatsen bij
zich, met groote rugzakken en wat dies
meer zij, komen van buiten Friesland, en
zij doen aan wintersport. Een Friesche
tochter kijkt 's morgens de hak- en toon-
leeren eens goed aan, probeert de riemen
even over zijn of haar knie, steekt een
bot-riiam achter de kiezen en eentje in de
zak en is d -n klaar voor een honcjerd ki
lometer. Schaatsenrijden is voor hem of
haar geen sport, of alleen maar sport als
het o- er de hardrijdersbanen gaat; verder
is het een vanzelfsprekend iets, dat bij
water, winter en „himself" hoort. De
Fries rijdt niet zooveel beter dan de
overige Nederlander, hij rijdt alleen wat
gewoner.
Echter, bij zulke tochten maakt men
geen onderscheid; wij allen behooren im
mers tot de groote familie „Elfmeren-
tochters", behooren by elkaar, helpen el
kaar zooveel mogelijk en rijden mekaar
absoluut niet in de v/ielen oftewel de
schaatsen. Samen rijden wij door het
Friesche winterland, dat zelfs op deze
mirtige dag i.og wel verrassingen biedt.
Eindeloos strekt het Elfmerenpad zich uit:
rechtuit rechtaan over de grootere wate
ren, slingerend en kronkelend door de
Drukte in het knusse stadje Sloten.
dorpjes en stadjes.- Men rijdt en rydt, en
de geheele wereld om je heen blijft een
vaag vermoeden, tot plotseling aan de
rechterrijde een molentje uit het grijs op
duikt en aan den linkerkant het silhouet
van een oude boerderij, omringd door wit-
berijpte iepen en wilgen. Dan doemt een
brugg.tie op, en de colonne buigt zich en
glipt behendig onder de balken door, of
splitst zich in tweeën en „klunet" over den
weg. Een bochtig slootje met zilveren
rietpluimen aan weerszijden, dan wijken
de rietzoo-nen weer wijduit en verliezen
zich Ln den damp, een meer is het klein
of groot men k^n geen oever zien,
alleen de zwarte schaatsenrijdende rups
zonder begin of einde, die de vlakte over
steekt.
Bij de huizen staan de bewoners en kij
ken, wuiven, roepen en helpen, als er hulp
noodlg Is.
Over hartelijkheid gesproken; eèn aar
dige jongedame vraagt bij den derden con-
trólepost meneer Nurks beleefd: „Mag ik
een eindje achter U rijden, meneer?";
waarop Nurks zeer beleefd antwoordt: Om
deniet, ik heb genoeg aan mijzelf!"
Het is eigenlijk maar goed, dat de mist
het Friesche landschap omsluierd houdt,
het tempo der tocht is hoog, een ieder
schynt haast te hebben. Dat is eigenlijk
een nadeel van zulke tochten en vooral in
Friesland komt dit euvel sterk naar vo
ren; men maakt er onwillekeurig een
wedstrijd van. Dat is nu wel niet de be
doeling van de organisatoren, maar tja,
straks vragen de Friezen elkaar: „En hoe
lang hebben jullie er over gedaan?". Dus
rijden, niet teveel links of rechts kijken,
tempo, tempo.
Via Oudega, waar de contróle bijna on
der het rijden weg gebeurde, over de
prachtige Rinse, Palse en Schuttelpoel
naar Heeg, dan het Hegermeer over naar
Woudsend, waar alle kopjes en schotel
tjes van het geheele dorp in de koek- en
melktentjes gebruikt moesten worden.
Dan het Slotermeer, waar ons de eerste
wedstrijdrijders van Langweer als donkere
schimmen voorbij schoten. Het meer lag
als een zee van oneindigheid onder de
grijze luchten, maar de duizendpootige
slang verdeelde die oneindigheid in twee
helften en vormde als het ware een brug
waarover men van het eene niets tot het
andere kon gaan. Andere bruggen waren
op het Slotermeer geslagen over een kist,
waar groote schotsen ijs overelkaar wa
ren geschoven en in het midden vaak open
water blonk. Op deze bruggen betwisten
de wedstrijdrijders en de tochtlui elkaar
den voorrang, doch stevige jongens van
den Opbouwdienst hielden het lijntje
strak. Toch slaagden twee ondernemende
dames erin, ondanks de perfecte organi
satie, tot den hals in het water te schie
ten, bij de pogingen om op eigen krach
ten het kistwerk over te steken. Gelukkig
konden zij dadelijk op het droge gehaald
worden en hadden van hun onvoorzichtig
heid nu alleen het plezier van een nat
pak en een einde aan hun tocht.
Buiten Sloten zaten cok de eerste toch-
ters aan den kant van het water bedaard
uit te rusten. Zij zullen later Sneek nog
wel gehaald hebben en wij gelooven niet,
dat er veel uitvallers zijn geweest, al was
het tempo van den geheelen tocht ook te
hoog. Eigenlijk werden ook de slechtste
rijders meegesleept in die lange stroom
en het ontmoedigende alleen en verlaten
achter blijven kon onmogelijk voorkomen.
En door Follega heen begint het tra
ject al weer aardig op Sneek aan te loo-
pen, dus gooiden de meeste rijders er nog
een schepje op. Een klein eindje slecht ijs
bleek geen beletsel voor de snelheid t.e
zy'n, wij hadden het Tjeukemeer voor den
wind en stoven als volleerde lange baan-
rijders op naar Langweer. Het ijs werd
hoe langer hoe mooier en voor den
wind zyn wij allen bardrijders. Bij Lang
weer voor het laatst koek en melk ge
kocht, dan verder naar den laatsten con
trolepost, het paviljoen ^neekermeer.
Nog altijd passeerden ons de wedstrijd
rijders; echter imponeerden zij ons niet
meer. „Wij zijn nog eerder in Sneek, dan
zij in Langweer. Als ik niet beter kon
rijden, gaf ik mij toch liever voor den
tocht op".
Sneek, afbinden. En een eindelooze
kronkeltocht op onwillige; brooze enkels,
zoekende door nauwe steegjes en slopjes
om den kortsten weg naar de nieuwe vee
markt. Sommigen loopen hard, per slot
van rekening zou elke minuut korter
straks nog van waarde kunnen zijn.
Klets, klets, gaan de laatste stempels
over de deelnemerskaart. En een vlugge
hand reikt de belooning voor alle zwoe
gen over: het fraaie Elfmereninsigne. Dat
is het einde.
Maar in de café's zijn alle tafeltjes druk
bezet en overal klinken en lachen stem
men omhoog. Twee uur, het gros van de
tochters is binnen en de gemiddelde snel
heid ligt boven de 20 K.M. per uur. En
dan kan men zich toch gerust een keer
op den borst slaan en zeggen: „Tjonge,
dat was een aardig tochtje, en waar
moeten wij nu vanmiddag heen?"
ARGUS.