1 m m m SCHAKEN KORTE PREDICATIE Van onze Boekentafel Voor de Huisvrouw OUDEJAARSPSALM. Dit laatste jaar weegt ons zwaar. Steenen waren ons zijn dagen. Wij zien naar dezen puinhoop. Daar ligt veel onder van wat ons zeer lief was. Weg, voorgoed weg. Wij kijken nog even om en voelen moeheid, weedom en het oud-worden in ons opkruipen. Stil, wees stil... Velen verstaan thans elkander met een enkelen zucht. Psalm 90 past wel bij onze stem ming. Daarin tikt een klokverganke lijkheid, vergankelijkheid. Droppels alsem op mijn hart. Deze Psalm heeft de essentie van het tikken opengelegd. Ik luister huiverend en vind het ondra gelijk. Maar de Psalm begon met te zeggen, dat wij bij God vluchten kun nen, vluchten voor het lot, voor het ver leden, voor de vergankelijkheid, voor de zinneloosheid, voor het tikken, tik ken... Veilig zijn wij bij Hem, zooals een kind zijn angsten verbergend in moeders schoot, zooals een kuikentje veilig onder de vleugels van de hen, een lam in de armen van den goeden herder, en groote menschen in zware kelders diep onder den grond. Als wij naar de wereld kijken, krij gen wij harde gedachten over God. Als God naar de wereld kijkt, krijgt Hij harde gedachten over ons. Dit tweeër lei kijken vindt ge in Psalm 90. Daar om staan er zooveel grimmige zin nen in. „Want duizend jaren zijn in Uwe oogen als de dag van gisteren". Dat klinkt aannemelijk, en wij brengen het in onze beschouwingen een eind in die richting. Wij probeeren bijv. dezen oor log in groot verband te zien. Maar een oorlogsweduwe of verminkte gruwt van dit zicht. Duizend jaar... Ik leef maar eenige tientallen en die tellen voor mij werke lijk. God in Uw koude eeuwigheid, wat zeggen LI mijn paar tientallen En wat heb ik aan Uw duizend jaar Of is het zoo, dat Hij een geweldig bewogen God is, bewogen over de we reld en over mij, een God, die zóó in tens werkt aan ons behoud, die zóó zich inspant om zijn grimmigheid te over winnen, dat Hij, als er weer duizend jaren om zijn, met een zucht opkijkt en zegtDuizend jaar het leek mij een dag... Maar dan tikt de klok toch mijn red ding Dan is er iets van de liefelijkheid des Heeren zelfs in de laatste tikken van de laatste minuten van dit laatste jaar 1941 I Jumbo en Simbo door D. A. CramerSchaap, ge'lll. door Jan Kraan. Uitg. C. A. Spin en Zoon N.V., Amsterdam. Een vroolijk verhaal over Jumbo, den ondeugenden jongen olifant, en Simbo, het even stoute aapje, die goede vrienden van elkaar zijn. De jongens van de Klaverweide door Leonard Roggeveen, geïll. door Jan Lute. Uitg. G. B. van Goor Zonen's Uitgeversmij., N.V., Den Haag. Hier worden geen „daverende" dingen beschreven, maar het doodgewone leven van een groot tuinmansgezin (vader, moe der, acht kinderen en twee oude getrou wen). Samen beleven zijn groote vreugde van den gezamenlijken arbeid voor het zelfde doel. Dit boek zal bij oud en jong in den smaak vallen. Nederlandsche baanbrekers der wetenschap door J. C. Alders. Uitg. Bigot en van Rossum N.V., Amsterdam. In dit boek vindt men een overzicht van het werk van eenige vooraanstaande Ne derlanders op wetenschappelijk gebied. Het is een populair-wetenschappelijk boek en het houdt den lezer dan ook aangenaam bezig, maar tegelijkertijd brengt het hem een en ander bij van de schei- en natuur kunde. Een nuttig boek. Nederlandsche historie-gedich ten sedert 1527 verzameld door P. H. Muller. Uitg. Bigot en van Rossum N.V., -Amster dam. De geschiedenis van een land of een volk weerspiegelt zich in de poëzie van dat land of volk. Om nu een land of een volk te leeren kennen, moet men gedichten lezen, geschreven door dichters, die hun land en hun volk liefhebben. Muller heeft nu een aantal van deze ge dichten verzameld en zij zullen zeker bij dragen tot een grootere liefde voor ons eigen Nederland. Pinkster-veldtocht, een kroniek van zelf-overwinning door Melis Stoke. Uitg. H. P. Leo polds Uitgeversmij N.V., Den Plaag. De geschiedenis van oude huizen en menschen uit den bewogen tegenwoordigen tijd, waarin getracht is de gebeurtenissen, die zich omstreeks Pinksteren hebben af gespeeld te beschrijven vrede, mobilisatie, oorlog en overwinning, niet beoordeeld naar den maatschappelyken maatstaf van ver stand, maar van binnen uit. Zeeuwsche Kroniek DE AMBACHTSHEER. I. De meeste lezers zullen wel eens ge hoord hebben van 'n ambachtsheer zonder mogelijk juist te weten welk een perso nage hij eigenlijk is, of beter gezegd hij vroeger was. Zooals zijn titel zegt, was hij heer van een ambacht of ambachtsheerlijkheid. De oorsprong van het ontstaan der am bachten ligt in het duister. Zij bestonden reeds voor de Middeleeuwen. Waarschijn lijk zijn zij een zeer oude Germaansche in stelling en voortgekomen uit het oude leenstelsel. De vorsten schonken aan hun volgelingen als belooning voor betoonde dapperheid of om hun nauwer aan zich te verbinden geschenken, die konden be staan in stukken land. Deze werden ech ter niet in vollen eigendom afgestaan. Als de vorst er gegronde redenen voor had, kon hij 't land terug eischen en het aan een ander schenken. Bij sterfgeval moest de erfgenaam, op wiens naam de bezitting overging, een zeker bedrag be talen, afhankelijk van den familiegraad. Daar de graaf van Holland en Zeeland feitelijk een leenman was van den Duit- schen keizer, zyn leenheer, welke band in den loop der eeuwen echter steeds losser werd om ten laatste geheel te verdwijnen, kon het land, dat hij aan anderen in ge bruik gaf, een achterleen genoemd wor den. Tusschen den graaf en den ambachts heer is evenwel steeds een nauwe band blijven bestaan. Voor zoover wij weten, is er geen en kel ambacht in zijn geheel dadelijk in het bezit gekomen van één enkel persoon. Wel waren in elk ambacht enkele per sonen, die er een zeer groot deel van be zaten, maar er waren ook tal van ande ren met een kleine portie, soms van en kele gemeten. Alle bezitters hadden van den graaf, hun leenheer, eenige voorrech ten ontvangen. Zij hadden daartegenover ook verplichtingen. Als later de ambachten door erfenis, schenking of aankoop aan één persoon behooren, zijn de voorrechten ook toegenomen. Over die voorrechten zullen wij in een der vogende artikels meer uitvoerig schrijven. Een der voornaamste verplichtingen was, dat de ambachtbezitters jaarlijks aan den graaf een bedrag in geld moesten betalen afhankelijk van de grootte van het am bacht. Dat werd verantwoord in de rent meestersrekeningen. De oudste hiervan dagteekent van het jaar 1318. Uit die re keningen is van elk, ambacht op te ma ken wie de bezitters waren, ook in den loop der volgende jaren, zoowel van de groote als van de kleine partijen. Van af het einde der 16de eeuw wer den de namen der ambachtsheeren met de grootte van het ambacht geschreven op de zoogenaamde steenrol. Dit was een boek, dat bewaard werd op den Steen- of 's-Gravenkantoor, dat te Middelburg op de Lange Burcht stond. De steenrollen zijn voor het eerst aan gelegd in 1595, toen de vele ambachten elk maar één of slechts enkele bezitters hadden. Na 1797 zijn zij niet meer bijge houden als gevolg van de nieuwe staats regeling, waarbij de ambachtsheerlijkhe den met de daaraan verbonden rechten werden opgeheven. De steenrol van Zee land werd later bewaard in het Rijksar chief op het Abdijplein. Wij hopen, dat zij bij de vreeselijlce catastrophe op 17 Mei j.l. gespaard is gebleven. Toen Filips II in 1581 als graaf werd afgezworen, trokken de Staten van het gewest de meeste zyner rechten aan zich, zoo ook die ten opzichte van de ambach ten. De oppervlakte van elk ambacht werd in de rentmeestersrekeningen, later op de steenrol, aangegeven met twee ver schillende getallen. Achter het grootste stond „bij den breede", achter het kein- ste „scieten te steenen" of „steenschie- ters". Volgens de laatste grootte moest op den Steen of 't kantoor van den graaf schot of geschot betaald worden. De am bachtsheer kon dit schot weer verhalen op de bewoners, landeigenaars, van zijn ambacht. De hooge Vierschaar, zetelende te Middelburg, kon de ambachtsheeren, die in gebreke bleven het schot te beta len, daartoe dwingen. Het verschil tusschen de grootte „bij den breede" en die „scieten te Steenen" werd het „Vrjje" genoemd.' Het bestond bij de opname- der oppervlakte uit grond, dat te week was om bebouwd te worden. In den loop der jaren verbeterde die grond. De ambachtsheer mocht van de opgezete- nen van het Vrije ook schot eischen. Dit mocht hij in eigen beurs steken. Dit be drag stelde hem schadeloos zoo er onin bare posten waren en was tevens zijn loon voor de inning van het schot ten bate van den graaf. Later moest het schot betaald worden volgens de grootte „bij den breede". De ambachtsheer kreeg dan voor zijn moeite van elke 25 gemeten de opbrengst van één gemet. Na de eerste vaststelling van de groot te „bij den breede" nam deze vaak toe, bijv. door bedijking. Dit meerdere heette het „overambacht" en hiervan moest de ambachtsheer geen schot betalen. Het Vrije en het Overambacht waren soms vry groot, want het land,( dat gevaar liep overstroomd te worden, werd er ook toe gerekend. Het is bekend, dat vroeger veel land is overstroomd of dreigde te overstroomen. Zoo heeft Ritthem 174 ge meten aan de zee moeten prijs geven. Rit them was in 1750 groot 934 gem. by den breede en 690 gem. steenschietens, Wel- zinge resp. 909 gem. en 736 gem. en Nieuw- erve 484 gem. en 421 gem. Dit laatste ambacht lag meer binnenlands, duS had minder gevaar van grondverlies door overstrooming. Andere ambachten geven ook dergelijke groote verschillen in opper- vakte, als zij aan de zee waren gelegen. Zooals wij reeds zeiden, waren de am bachtsheeren feitelijk leenmannen van den graaf en moesten hem als zoodanig in oorlogstyd dienen. Adriaan, Heer van Nieuwerve bijv. moest in 1474 Karei den Stoute in diens oorlogen met Frankryk bijstaan met „5 vechtenden te voet". De Bevelan'se brieven. Vlie weke 'k 'ezet, dè', hetgene dat k ik 'ier schrieve, belangeluk oltied nie is, dat k 'k zelft het liefste doe-e zou. Noe bin dae ok wee uutzonderiengen op. Je kunt ergenst zd vol van weze, dè' je der invoudig nie over zwiege künt. Dat was bevoobeeld het geval, toen ik voe de aolderêeste kéer nae de penne pakten om -een stuk voe de krante te gae schrieven. Toen der een gelêcrden 'éer zövee 'ezeid, as dè boeren eigeluk nog dommer waere as koeien; en dat kon ik nie verdraege, 'oewel dè' 'k toen zelft nog niet toet den boerenstand 'öorden. Ze zei-e: „doet het nie; dxenk je dè.' jie tegen een dr. öp kunt; je zu ongenadeg op je kop kriege". Mae', ze gin gliek 'ekrege, maer ik ontvieng wè' brieven mie instemmeng, ok van mén sen mee „dr." voe d'r naem. Dat is k een twinteg jaer 'elee. Toen bin 'k een 'êelen tied stille 'evoalle. Gereged schrieve doe 'k nog mae zeven jaer en ok net in zeven verschillende kranten. Je kun' wè' begriepe dè.' ik dae, in oal dien tied, een bitje 'an- delienge van 'ekregen en dè.' ik het schrieven voe een blad in 't minst nie mi moeilik vinde. Te meer, omdè' 'k nöoit over wat begunne, daer k 'k nie volkomen mee op de 'öogte bin. Dat 'dorden een ieder te doen Mae' nêe-e, daer is een soort stads-'êeren,' die a, mee dols geweld over 't boereleven wille .schrieve. En ze wete der nog minder van as een Eskimo. Wat ze dae' soms van maekeZö las ik is een vertelsel over een ouwe jacht-'ond. Dat beest was zö oud en rieme- tiekeg, dat verteerden van den ievaltoen wier 't nog blind. En, noe mö' je is luustere 'dor, toen most de vee-as komme om dat beest een spuitje te geven, zö-dat 't van de waereld of was. Kennc julder noe één van jen oallen een boer, die a dèt doe-e zou, as z'n jachtgeweer dae mae achter de deure 'ieng? Mae goed zö'n schriever, die ku' je is uutlache, of jen eigen der an ergere ie doe gin kwaed. Dat 'k dae tegenover van de weke in m'n viengers kreegaffyn luustert Eén van m'n leveranciers' een oud nummer van „de Courant" gebruukt voe pakpapier. Den datum was ter of-'eschoord mae 't korte verhaal stieng der nog 'êelegans op en dat las ik dat 'èetten pachtpenningen. Het gieng over een boer, die a z'n pacht most betaele bie een no taris in de stad over de zes-'onderd gul len. Z'n vrouwe den der vier-'onderd mee-'egeve, mee de boodschap „Meer kun men nie opbrienge vanwege den slechten tied dan zu' me 't overschot laeter prom- beere te geven". Den notaris begunt te tellen en wat bliekt? 'Eel de pacht zit er in en nog een 'êelen 'dop meer. „El wêerom", zei dat boertje, „dan ei ze me 't bekaaide zaksje mee-'egeve". Vöel je 't? Wat k 'ier 'ezeid wordt? En noe mö' je wete, dat a een ieder weet, die mee de zaken op de 'öogte is Ier „de Veldbode" van 17 September 1932, een mededèelege van den directeur van de varkenscentrale 15 cent voor de zouters en 12 cent voor de vette varkensdat.ontvieng den boer per kilo de pries van de beuter was zö, dè.' één liter melk drie cent opbrocht. En zö oalles naer rato. De Veldbode uut die jaeren stieng vol mee nóodkreten en klachten, dat de over-'eid maenden op antwoord liet wachte en k ter om 'evroge wier, dan krege ze een standje over „de ongepaste toon", mae gin antwoord. In de „vraagbaak" was 't volstrekt gin uutzon- derienge om te lezen „ik 'êel m'n kap- taal verspeeld, noe mö' 'k wat anders gae prombêere, raai je me dit an of dèt?" Ze drukten die plaeten uut vêertiene nog is of in de krante net as van „het vader land vraagt koren, spoedig en veel". Ze schreve „dienkt dae nog is overtoen wist je wat k den boer waerd is". Het 'ielp oallemaele niks, ze dochte net as dat misje in „Men kan nooit weten" „Ga jy maar door met p r t e n Ze mochte oalles zegge, 'öor Mae den boer wier nie 'eholpe ie kon voe niks een 'èel jaer werke en z'n kaptaal der bie inschiete. Den tied is veranderd. Noe gaet het wee van „aai, boertje" en van „kust nu den boer de handen en valt den boer te voet". Dat vaesje kent 'n, dat eit 'n k is mêer 'ehöore in vêertiene mae nie in twêe en derteg. Is 't dan een wonder, dat 'n z'n 'anden op z'n rik leit en van dat ge sop nie gediend is? Dat 'n zwiegt en al is 'n Nederlands in 'arte en nieren, verbeterienge uut een anderen 'oek ver wacht Zö 'n sukkel van een schrievertje, die maek zö 'n vertelseltje in z'n onkunde, mae' ku' je noe van een hoofdredacteur van een dagblad begriepe, dat 'n iets op neemt, dat k ten eesten glad nie deugt, omdat zö iets nie gebeure kan ten twidden de vïjandegheid tussen stadslui en boeren ollebei Nederlanders in d' 'aind werkt? Ikke nie H. C. H. eerste bezitters van een ambacht waren niet altijd personen van adel, vooral als zy maar kleine porties hadden. Wy zouden de laatsten welgestelde landbezitters kun nen noemen. Toen later het grootste deel van 't am bacht of het geheele gebied aan één per soon kwam, was deze in den graventyd, dus vóór 1581, wel een edelman. Als zoo danig voerde hy ook een wapen, dat het wapen van de ambachtsheerlykheid werd. Dit wapen gaf later soms aanwijzingen, wie de vroe'gere bezitter van het ambacht is geweest. Zoo zien wy in het wapen van Welzinge de roode en de zwarte leeuwen uit de wapens van Holland en Henegou wen. Jan van Beaumont, een broer van Willem Hl, graaf van Holland en Henegou wen bezat in 1318 het grootste deel van Welzinge. Toen Vlissingen nog een ambacht was, had het ook dezelfde leeuwen gequarteleerd in haar wapen. Eveneens zien wy ze nog in het tegenwoordige gemeentewapen van Goes. Als later een ambacht een anderen bezitter kreeg, die reeds een wapen had, blyft hy dit houden, doch voerde dan het wapen van zijn ambacht als surtout of hartschild op zijn eigen wapen. R. B. J. d. M. Wordt vervolgd). DE TOOVERDRANKVOOR 1940. Vele oude sagen en legenden maken melding van een geheimzinnigen drank, dien men bij een „toovenaar" kon laten brouwen, ten einde den een of anderen hartewensch in vervulling te doen gaan en menige moderne huisvrouw zou het ongetwijfeld een prachtige oplossing vin den, wanneer ze, gelyk haar zusteren in de Oudheid, op een dergelijke wonderbare wijze van haar problemen bevryd kon wor den. Tien tegen één zou ze dan op het oogenblik een drank vragen, waardoor haar gezin, ondanks distributiemoeilijIthe- den, gezond, fit en goed gevoed, den lan gen winter door kan komen! En ziet: ook in onze dagen bestaat er een drank, die aan dezen wensch tegemoet komtalleen komen er geen vreemde kruiden,oude stopflesschen en toovenaars by te pas, doch een Hollandsche wei, een stevige koe en een blozend Tryntje of Annetje, de melkster. Schuimende, roomige volle melk, een zuivere drank, dien onze wereldvermaarde koeien ons dagelijks in overvloed leveren! We zoeken soms ver wat heel dicht bij is En nu iets over de verborgen krachten van dezen drank. Volle melk bevat èlle voedingswaarden, die de mensch noodig heeft, en kan door haar hoog kalkgehalte bovendien soms wonderen doen voor het gebit. Wie dus priis stelt op een onverminderde gezondheid en werklust kan thans door het gebruik van een paar glazen per dag in een dosis van de diverse voedingsstoffen vet, eiwitten, koolhydraten, vitaminen enz. voorzien. Ook kan men de voedingswaarde van middagmaaltijden verhoogen door het ge bruik van melk in stamppotten, sausen of soepen, of door pap als nagerecht te geven. En een beker chocolademelk of anijsmelk 's morgens om 11 uur of voor het naar- bed-gaan is heusch niet alleen voor kin deren goed! Wat melk voor onze kinderen beteekent, toont wel heel duidelijk een interessante proef, die met een groep schoolkinderen van 5 tot 15 jaar genomen werd. Men verdeelde deze jongens en meisjes willekeurig in vier groepen. De eerste groep kinderen kreeg gedurende een jaar tusschen de schooltyden door beschuiten; de tweede een hoeveelheid gepasteuri seerde melk; de derde een dubbele hoe veelheid gepasteuriseerde melk en de vierde een dubbele hoeveelheid rauwe melk. De kinderen werden gewogen, geme ten en onderzocht door vier doktoren aan het begin, het einde en tweemaal geduren de de pi'oef en de onderwyzers teekenden bovendien hun meening op over de be kwaamheid' van de kinderen op school. En de x-esultaten? De. kinderen, die melk hadden gekregen, werden meisjes zoowel als jongers langer, zwaarder eh bree der van borstkas dan de kinderen van de beschuitgroep. Deze toeneming was het grootst bij de groepen, die de dubbele hoeveelheid melk ontvingen. Tusschen de kinderen, die eenzelfde hoeveelheid gepas- teuriseei'de of rauwe melk dronken, deden zich geen verschillen voor. Zoowel bij de jongens als by de meisjes van de melk- groepen werd de spiex-kracht grooter, tei'- wyl zy bovendien in een uóogere intel ligentiecategorie kwamen dan die van de beschuitgroep. Probeer dus niet langer om met aller lei minder goede surrogaten Uw vroegere dranken te imiteeren en geniet voox-al van den besten drank, dien de natuur ons schenkt: meng er wat vruchten door of denk ook eens aan de oudexwetsche geu rige slemp met wat saffraan, kruidnagelen, kaneel, foelie en suiker! Ja, waarlijk, ook voor 1940 bestaat er een tooverdrank en gezegend is in deze oorlogsdagen het land, dat zooveel weiden en zulk een px-ima melkveestapel bezit als het onze. MANTA BEUKMAN. REDACTEUR J. M. MTJLLIÉ. De Kerstwedstryd van den Zeeuwschen Schaakbond. Ondanks de byzóndere tijdsomstandig heden, besloot het bestuur van den Z.S.B. dit jaar toch weer een Kerstwedstryd te organiseeren, en het stemt tot groote vol doening voor de organisatoren, dat de deelname, hoewel iets minder dan vorig jaar, toch flink genoemd mag worden. Twintig schakers, oude-, middel- en jonge-garde, waren present. De Vlissing- sche schakers waren best vertegenwoor digd en bij de prijsuitdeeling kregen zy hiervoor een extra-pluimpje. De indeeling was als volgt Groep 1K. Maartense, A. Daniëlse, P. de Zeeuw, H. Boelhouwers. Groep 2 P. Reijnierse Jr., J. de Baare, H. Kraak, R. v. d. Harst. Groep 3 R. Verburg, J. Reijnierse Jr., W. Flissebaalje, J. Sinlte. Groep 4 L. Jongepier, I. Blokpoel, P. de Bakker, K. Hólster. Groep 5 J. Kroon, C. van Poelje, J, Mondeel, G. Steinhauser. Voor iedere groep waren twee pryzen, maar' ook de verliezers kregen allen een tx'oostprijs. De prijswinnaars waren Groep 1Eer ste pr. P. de Zeeuw 3 pnt., 2e pr. K. Maar tense 2 pnt. Groep 2 Eerste en tweede prys de hee ren H. Kraak en P. Reynierse Jr., beiden met 2 pnt. Groep 3 Eerste pr. J. Reijnierse Jr., 3 pnt., 2e pr. R. Verburg, 2 pnt. Groep 4 Eerste prijs I. Blokpoel 3 pnt., 2e pr. L. Jongepier 2 pnt. Groep 5 Eerste prijs J. Mondeel 3 pnt, De tweede prijs gedeeld door de heeren van Poelje en Steinhauser, elk met 1% pnt. Verschillende interessante partijen wer den gespeeld, waarop we in deze rubriek t.z.t. nog terugkomen. Het schynt welhaast overbodig te ver melden, dat de wedstrijd gespeeld werd in de „Eendracht" bij den heer Joh. Gabriëlse. Enkele weken terug plaatsten we on derstaand eindspel van A. Troitzky m m in i 4 4 K JU af Is lil ^■Jr lÉf Si abctje t 'g b Wit speelt en wint. De oplossing luidt als volgt 1. f5f6 de voor de hand liggende zet 1 Kg2 faalt op 1Kg5 2. a4 ba3 e.p. 3 ba3: en nu komt de zwarte koning over f6, e7 en d8 juist nog op tijd om de a-pion te stoppen. 1 g7xf6. 2. Kglxg"2 Kh4g4 3. a2a4 had wit op de vorige zet reeds a4 gespeeld, dan zou hij na 2 ba3 3. ba3 Kg3! door den vijandelyken h-pion worden matgezet. 3b4xa3 4. b2xa3 Kg4f5 5. a3a4! niet direct. 5. d6 wegens c7xd6. 6. a4 Ke6 en de zwarte koning komt nog op tijd. 5Kf5e5 6. d5—d6 c7xd6 7. c5c6! d7xc6 8. a4a5 en wit wint. Het prachtige raadhuis van de gemeente Culemborg zal gerestaureerd worden, om het historisch gebouw in zijn karakteristieke schoonheid te bewaren (Foto Pax-Holland)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 12