1
m
m
m
SCHAKEN
KORTE PREDICATIE
Van onze Boekentafel
Voor de Huisvrouw
OUDEJAARSPSALM.
Dit laatste jaar weegt ons zwaar.
Steenen waren ons zijn dagen. Wij
zien naar dezen puinhoop. Daar ligt
veel onder van wat ons zeer lief was.
Weg, voorgoed weg. Wij kijken nog
even om en voelen moeheid, weedom
en het oud-worden in ons opkruipen.
Stil, wees stil... Velen verstaan thans
elkander met een enkelen zucht.
Psalm 90 past wel bij onze stem
ming. Daarin tikt een klokverganke
lijkheid, vergankelijkheid. Droppels
alsem op mijn hart. Deze Psalm heeft
de essentie van het tikken opengelegd.
Ik luister huiverend en vind het ondra
gelijk. Maar de Psalm begon met te
zeggen, dat wij bij God vluchten kun
nen, vluchten voor het lot, voor het ver
leden, voor de vergankelijkheid, voor
de zinneloosheid, voor het tikken, tik
ken... Veilig zijn wij bij Hem, zooals
een kind zijn angsten verbergend in
moeders schoot, zooals een kuikentje
veilig onder de vleugels van de hen,
een lam in de armen van den goeden
herder, en groote menschen in zware
kelders diep onder den grond.
Als wij naar de wereld kijken, krij
gen wij harde gedachten over God. Als
God naar de wereld kijkt, krijgt Hij
harde gedachten over ons. Dit tweeër
lei kijken vindt ge in Psalm 90. Daar
om staan er zooveel grimmige zin
nen in.
„Want duizend jaren zijn in Uwe
oogen als de dag van gisteren". Dat
klinkt aannemelijk, en wij brengen het
in onze beschouwingen een eind in die
richting. Wij probeeren bijv. dezen oor
log in groot verband te zien. Maar een
oorlogsweduwe of verminkte gruwt van
dit zicht.
Duizend jaar... Ik leef maar eenige
tientallen en die tellen voor mij werke
lijk. God in Uw koude eeuwigheid, wat
zeggen LI mijn paar tientallen En wat
heb ik aan Uw duizend jaar
Of is het zoo, dat Hij een geweldig
bewogen God is, bewogen over de we
reld en over mij, een God, die zóó in
tens werkt aan ons behoud, die zóó zich
inspant om zijn grimmigheid te over
winnen, dat Hij, als er weer duizend
jaren om zijn, met een zucht opkijkt en
zegtDuizend jaar het leek mij een
dag...
Maar dan tikt de klok toch mijn red
ding Dan is er iets van de liefelijkheid
des Heeren zelfs in de laatste tikken
van de laatste minuten van dit laatste
jaar 1941 I
Jumbo en Simbo door D. A.
CramerSchaap, ge'lll. door Jan
Kraan. Uitg. C. A. Spin en Zoon
N.V., Amsterdam.
Een vroolijk verhaal over Jumbo, den
ondeugenden jongen olifant, en Simbo, het
even stoute aapje, die goede vrienden van
elkaar zijn.
De jongens van de Klaverweide
door Leonard Roggeveen, geïll.
door Jan Lute. Uitg. G. B. van
Goor Zonen's Uitgeversmij.,
N.V., Den Haag.
Hier worden geen „daverende" dingen
beschreven, maar het doodgewone leven
van een groot tuinmansgezin (vader, moe
der, acht kinderen en twee oude getrou
wen). Samen beleven zijn groote vreugde
van den gezamenlijken arbeid voor het
zelfde doel.
Dit boek zal bij oud en jong in den
smaak vallen.
Nederlandsche baanbrekers der
wetenschap door J. C. Alders.
Uitg. Bigot en van Rossum
N.V., Amsterdam.
In dit boek vindt men een overzicht van
het werk van eenige vooraanstaande Ne
derlanders op wetenschappelijk gebied. Het
is een populair-wetenschappelijk boek en
het houdt den lezer dan ook aangenaam
bezig, maar tegelijkertijd brengt het hem
een en ander bij van de schei- en natuur
kunde.
Een nuttig boek.
Nederlandsche historie-gedich
ten sedert 1527 verzameld
door P. H. Muller. Uitg. Bigot
en van Rossum N.V., -Amster
dam.
De geschiedenis van een land of een volk
weerspiegelt zich in de poëzie van dat land
of volk. Om nu een land of een volk te
leeren kennen, moet men gedichten lezen,
geschreven door dichters, die hun land en
hun volk liefhebben.
Muller heeft nu een aantal van deze ge
dichten verzameld en zij zullen zeker bij
dragen tot een grootere liefde voor ons
eigen Nederland.
Pinkster-veldtocht, een kroniek
van zelf-overwinning door
Melis Stoke. Uitg. H. P. Leo
polds Uitgeversmij N.V., Den
Plaag.
De geschiedenis van oude huizen en
menschen uit den bewogen tegenwoordigen
tijd, waarin getracht is de gebeurtenissen,
die zich omstreeks Pinksteren hebben af
gespeeld te beschrijven vrede, mobilisatie,
oorlog en overwinning, niet beoordeeld naar
den maatschappelyken maatstaf van ver
stand, maar van binnen uit.
Zeeuwsche Kroniek
DE AMBACHTSHEER.
I.
De meeste lezers zullen wel eens ge
hoord hebben van 'n ambachtsheer zonder
mogelijk juist te weten welk een perso
nage hij eigenlijk is, of beter gezegd hij
vroeger was.
Zooals zijn titel zegt, was hij heer van
een ambacht of ambachtsheerlijkheid.
De oorsprong van het ontstaan der am
bachten ligt in het duister. Zij bestonden
reeds voor de Middeleeuwen. Waarschijn
lijk zijn zij een zeer oude Germaansche in
stelling en voortgekomen uit het oude
leenstelsel. De vorsten schonken aan hun
volgelingen als belooning voor betoonde
dapperheid of om hun nauwer aan zich
te verbinden geschenken, die konden be
staan in stukken land. Deze werden ech
ter niet in vollen eigendom afgestaan.
Als de vorst er gegronde redenen voor
had, kon hij 't land terug eischen en het
aan een ander schenken. Bij sterfgeval
moest de erfgenaam, op wiens naam de
bezitting overging, een zeker bedrag be
talen, afhankelijk van den familiegraad.
Daar de graaf van Holland en Zeeland
feitelijk een leenman was van den Duit-
schen keizer, zyn leenheer, welke band in
den loop der eeuwen echter steeds losser
werd om ten laatste geheel te verdwijnen,
kon het land, dat hij aan anderen in ge
bruik gaf, een achterleen genoemd wor
den. Tusschen den graaf en den ambachts
heer is evenwel steeds een nauwe band
blijven bestaan.
Voor zoover wij weten, is er geen en
kel ambacht in zijn geheel dadelijk in het
bezit gekomen van één enkel persoon.
Wel waren in elk ambacht enkele per
sonen, die er een zeer groot deel van be
zaten, maar er waren ook tal van ande
ren met een kleine portie, soms van en
kele gemeten. Alle bezitters hadden van
den graaf, hun leenheer, eenige voorrech
ten ontvangen. Zij hadden daartegenover
ook verplichtingen. Als later de ambachten
door erfenis, schenking of aankoop aan
één persoon behooren, zijn de voorrechten
ook toegenomen. Over die voorrechten
zullen wij in een der vogende artikels meer
uitvoerig schrijven.
Een der voornaamste verplichtingen was,
dat de ambachtbezitters jaarlijks aan den
graaf een bedrag in geld moesten betalen
afhankelijk van de grootte van het am
bacht. Dat werd verantwoord in de rent
meestersrekeningen. De oudste hiervan
dagteekent van het jaar 1318. Uit die re
keningen is van elk, ambacht op te ma
ken wie de bezitters waren, ook in den
loop der volgende jaren, zoowel van de
groote als van de kleine partijen.
Van af het einde der 16de eeuw wer
den de namen der ambachtsheeren met
de grootte van het ambacht geschreven
op de zoogenaamde steenrol. Dit was een
boek, dat bewaard werd op den Steen- of
's-Gravenkantoor, dat te Middelburg op
de Lange Burcht stond.
De steenrollen zijn voor het eerst aan
gelegd in 1595, toen de vele ambachten
elk maar één of slechts enkele bezitters
hadden. Na 1797 zijn zij niet meer bijge
houden als gevolg van de nieuwe staats
regeling, waarbij de ambachtsheerlijkhe
den met de daaraan verbonden rechten
werden opgeheven. De steenrol van Zee
land werd later bewaard in het Rijksar
chief op het Abdijplein. Wij hopen, dat
zij bij de vreeselijlce catastrophe op 17
Mei j.l. gespaard is gebleven.
Toen Filips II in 1581 als graaf werd
afgezworen, trokken de Staten van het
gewest de meeste zyner rechten aan zich,
zoo ook die ten opzichte van de ambach
ten.
De oppervlakte van elk ambacht werd
in de rentmeestersrekeningen, later op
de steenrol, aangegeven met twee ver
schillende getallen. Achter het grootste
stond „bij den breede", achter het kein-
ste „scieten te steenen" of „steenschie-
ters". Volgens de laatste grootte moest op
den Steen of 't kantoor van den graaf
schot of geschot betaald worden. De am
bachtsheer kon dit schot weer verhalen
op de bewoners, landeigenaars, van zijn
ambacht. De hooge Vierschaar, zetelende
te Middelburg, kon de ambachtsheeren,
die in gebreke bleven het schot te beta
len, daartoe dwingen.
Het verschil tusschen de grootte „bij
den breede" en die „scieten te Steenen"
werd het „Vrjje" genoemd.' Het bestond
bij de opname- der oppervlakte uit grond,
dat te week was om bebouwd te worden.
In den loop der jaren verbeterde die grond.
De ambachtsheer mocht van de opgezete-
nen van het Vrije ook schot eischen. Dit
mocht hij in eigen beurs steken. Dit be
drag stelde hem schadeloos zoo er onin
bare posten waren en was tevens zijn loon
voor de inning van het schot ten bate
van den graaf.
Later moest het schot betaald worden
volgens de grootte „bij den breede". De
ambachtsheer kreeg dan voor zijn moeite
van elke 25 gemeten de opbrengst van
één gemet.
Na de eerste vaststelling van de groot
te „bij den breede" nam deze vaak toe,
bijv. door bedijking. Dit meerdere heette
het „overambacht" en hiervan moest de
ambachtsheer geen schot betalen. Het
Vrije en het Overambacht waren soms vry
groot, want het land,( dat gevaar liep
overstroomd te worden, werd er ook toe
gerekend. Het is bekend, dat vroeger
veel land is overstroomd of dreigde te
overstroomen. Zoo heeft Ritthem 174 ge
meten aan de zee moeten prijs geven. Rit
them was in 1750 groot 934 gem. by den
breede en 690 gem. steenschietens, Wel-
zinge resp. 909 gem. en 736 gem. en Nieuw-
erve 484 gem. en 421 gem. Dit laatste
ambacht lag meer binnenlands, duS had
minder gevaar van grondverlies door
overstrooming. Andere ambachten geven
ook dergelijke groote verschillen in opper-
vakte, als zij aan de zee waren gelegen.
Zooals wij reeds zeiden, waren de am
bachtsheeren feitelijk leenmannen van den
graaf en moesten hem als zoodanig in
oorlogstyd dienen. Adriaan, Heer van
Nieuwerve bijv. moest in 1474 Karei den
Stoute in diens oorlogen met Frankryk
bijstaan met „5 vechtenden te voet". De
Bevelan'se brieven.
Vlie weke 'k 'ezet, dè', hetgene dat
k ik 'ier schrieve, belangeluk oltied nie is,
dat k 'k zelft het liefste doe-e zou. Noe
bin dae ok wee uutzonderiengen op. Je
kunt ergenst zd vol van weze, dè' je der
invoudig nie over zwiege künt. Dat was
bevoobeeld het geval, toen ik voe de
aolderêeste kéer nae de penne pakten om
-een stuk voe de krante te gae schrieven.
Toen der een gelêcrden 'éer zövee 'ezeid,
as dè boeren eigeluk nog dommer waere
as koeien; en dat kon ik nie verdraege,
'oewel dè' 'k toen zelft nog niet toet den
boerenstand 'öorden. Ze zei-e: „doet het
nie; dxenk je dè.' jie tegen een dr. öp kunt;
je zu ongenadeg op je kop kriege". Mae',
ze gin gliek 'ekrege, maer ik ontvieng
wè' brieven mie instemmeng, ok van mén
sen mee „dr." voe d'r naem. Dat is k een
twinteg jaer 'elee. Toen bin 'k een 'êelen
tied stille 'evoalle. Gereged schrieve doe
'k nog mae zeven jaer en ok net in zeven
verschillende kranten. Je kun' wè' begriepe
dè.' ik dae, in oal dien tied, een bitje 'an-
delienge van 'ekregen en dè.' ik het
schrieven voe een blad in 't minst nie mi
moeilik vinde. Te meer, omdè' 'k nöoit
over wat begunne, daer k 'k nie volkomen
mee op de 'öogte bin. Dat 'dorden een
ieder te doen Mae' nêe-e, daer is een
soort stads-'êeren,' die a, mee dols geweld
over 't boereleven wille .schrieve. En ze
wete der nog minder van as een Eskimo.
Wat ze dae' soms van maekeZö
las ik is een vertelsel over een ouwe
jacht-'ond. Dat beest was zö oud en rieme-
tiekeg, dat verteerden van den ievaltoen
wier 't nog blind. En, noe mö' je is
luustere 'dor, toen most de vee-as
komme om dat beest een spuitje te geven,
zö-dat 't van de waereld of was. Kennc
julder noe één van jen oallen een boer, die
a dèt doe-e zou, as z'n jachtgeweer dae
mae achter de deure 'ieng?
Mae goed zö'n schriever, die ku' je is
uutlache, of jen eigen der an ergere ie
doe gin kwaed.
Dat 'k dae tegenover van de weke in
m'n viengers kreegaffyn luustert
Eén van m'n leveranciers' een oud
nummer van „de Courant" gebruukt voe
pakpapier. Den datum was ter of-'eschoord
mae 't korte verhaal stieng der nog
'êelegans op en dat las ik dat 'èetten
pachtpenningen. Het gieng over een boer,
die a z'n pacht most betaele bie een no
taris in de stad over de zes-'onderd gul
len. Z'n vrouwe den der vier-'onderd
mee-'egeve, mee de boodschap „Meer kun
men nie opbrienge vanwege den slechten
tied dan zu' me 't overschot laeter prom-
beere te geven".
Den notaris begunt te tellen en wat
bliekt? 'Eel de pacht zit er in en nog een
'êelen 'dop meer. „El wêerom", zei dat
boertje, „dan ei ze me 't bekaaide zaksje
mee-'egeve".
Vöel je 't? Wat k 'ier 'ezeid wordt? En
noe mö' je wete, dat a een ieder weet, die
mee de zaken op de 'öogte is
Ier „de Veldbode" van 17 September
1932, een mededèelege van den directeur
van de varkenscentrale 15 cent
voor de zouters en 12 cent voor de vette
varkensdat.ontvieng den boer per
kilo de pries van de beuter was zö, dè.'
één liter melk drie cent opbrocht. En zö
oalles naer rato. De Veldbode uut die
jaeren stieng vol mee nóodkreten en
klachten, dat de over-'eid maenden op
antwoord liet wachte en k ter om 'evroge
wier, dan krege ze een standje over „de
ongepaste toon", mae gin antwoord. In de
„vraagbaak" was 't volstrekt gin uutzon-
derienge om te lezen „ik 'êel m'n kap-
taal verspeeld, noe mö' 'k wat anders gae
prombêere, raai je me dit an of dèt?"
Ze drukten die plaeten uut vêertiene nog
is of in de krante net as van „het vader
land vraagt koren, spoedig en veel". Ze
schreve „dienkt dae nog is overtoen
wist je wat k den boer waerd is". Het 'ielp
oallemaele niks, ze dochte net as dat misje
in „Men kan nooit weten" „Ga jy maar
door met p r t e n Ze mochte oalles
zegge, 'öor Mae den boer wier nie
'eholpe ie kon voe niks een 'èel jaer
werke en z'n kaptaal der bie inschiete.
Den tied is veranderd. Noe gaet het wee
van „aai, boertje" en van „kust nu
den boer de handen en valt den boer te
voet". Dat vaesje kent 'n, dat eit 'n k
is mêer 'ehöore in vêertiene mae nie in
twêe en derteg. Is 't dan een wonder, dat
'n z'n 'anden op z'n rik leit en van dat
ge sop nie gediend is? Dat 'n zwiegt en
al is 'n Nederlands in 'arte en nieren,
verbeterienge uut een anderen 'oek ver
wacht
Zö 'n sukkel van een schrievertje, die
maek zö 'n vertelseltje in z'n onkunde,
mae' ku' je noe van een hoofdredacteur
van een dagblad begriepe, dat 'n iets op
neemt, dat k ten eesten glad nie
deugt, omdat zö iets nie gebeure kan ten
twidden de vïjandegheid tussen stadslui
en boeren ollebei Nederlanders in
d' 'aind werkt?
Ikke nie
H. C. H.
eerste bezitters van een ambacht waren
niet altijd personen van adel, vooral als
zy maar kleine porties hadden. Wy zouden
de laatsten welgestelde landbezitters kun
nen noemen.
Toen later het grootste deel van 't am
bacht of het geheele gebied aan één per
soon kwam, was deze in den graventyd,
dus vóór 1581, wel een edelman. Als zoo
danig voerde hy ook een wapen, dat het
wapen van de ambachtsheerlykheid werd.
Dit wapen gaf later soms aanwijzingen,
wie de vroe'gere bezitter van het ambacht
is geweest. Zoo zien wy in het wapen van
Welzinge de roode en de zwarte leeuwen
uit de wapens van Holland en Henegou
wen. Jan van Beaumont, een broer van
Willem Hl, graaf van Holland en Henegou
wen bezat in 1318 het grootste deel van
Welzinge.
Toen Vlissingen nog een ambacht was,
had het ook dezelfde leeuwen gequarteleerd
in haar wapen. Eveneens zien wy ze nog
in het tegenwoordige gemeentewapen van
Goes. Als later een ambacht een anderen
bezitter kreeg, die reeds een wapen had,
blyft hy dit houden, doch voerde dan het
wapen van zijn ambacht als surtout of
hartschild op zijn eigen wapen.
R. B. J. d. M.
Wordt vervolgd).
DE TOOVERDRANKVOOR 1940.
Vele oude sagen en legenden maken
melding van een geheimzinnigen drank,
dien men bij een „toovenaar" kon laten
brouwen, ten einde den een of anderen
hartewensch in vervulling te doen gaan
en menige moderne huisvrouw zou het
ongetwijfeld een prachtige oplossing vin
den, wanneer ze, gelyk haar zusteren in de
Oudheid, op een dergelijke wonderbare
wijze van haar problemen bevryd kon wor
den. Tien tegen één zou ze dan op het
oogenblik een drank vragen, waardoor
haar gezin, ondanks distributiemoeilijIthe-
den, gezond, fit en goed gevoed, den lan
gen winter door kan komen!
En ziet: ook in onze dagen bestaat er
een drank, die aan dezen wensch tegemoet
komtalleen komen er geen vreemde
kruiden,oude stopflesschen en toovenaars
by te pas, doch een Hollandsche wei, een
stevige koe en een blozend Tryntje of
Annetje, de melkster. Schuimende, roomige
volle melk, een zuivere drank, dien onze
wereldvermaarde koeien ons dagelijks in
overvloed leveren! We zoeken soms ver
wat heel dicht bij is
En nu iets over de verborgen krachten
van dezen drank.
Volle melk bevat èlle voedingswaarden,
die de mensch noodig heeft, en kan door
haar hoog kalkgehalte bovendien soms
wonderen doen voor het gebit.
Wie dus priis stelt op een onverminderde
gezondheid en werklust kan thans door
het gebruik van een paar glazen per dag
in een dosis van de diverse voedingsstoffen
vet, eiwitten, koolhydraten, vitaminen
enz. voorzien.
Ook kan men de voedingswaarde van
middagmaaltijden verhoogen door het ge
bruik van melk in stamppotten, sausen of
soepen, of door pap als nagerecht te geven.
En een beker chocolademelk of anijsmelk
's morgens om 11 uur of voor het naar-
bed-gaan is heusch niet alleen voor kin
deren goed!
Wat melk voor onze kinderen beteekent,
toont wel heel duidelijk een interessante
proef, die met een groep schoolkinderen
van 5 tot 15 jaar genomen werd.
Men verdeelde deze jongens en meisjes
willekeurig in vier groepen. De eerste
groep kinderen kreeg gedurende een jaar
tusschen de schooltyden door beschuiten;
de tweede een hoeveelheid gepasteuri
seerde melk; de derde een dubbele hoe
veelheid gepasteuriseerde melk en de
vierde een dubbele hoeveelheid rauwe
melk. De kinderen werden gewogen, geme
ten en onderzocht door vier doktoren aan
het begin, het einde en tweemaal geduren
de de pi'oef en de onderwyzers teekenden
bovendien hun meening op over de be
kwaamheid' van de kinderen op school.
En de x-esultaten? De. kinderen, die melk
hadden gekregen, werden meisjes zoowel
als jongers langer, zwaarder eh bree
der van borstkas dan de kinderen van
de beschuitgroep. Deze toeneming was het
grootst bij de groepen, die de dubbele
hoeveelheid melk ontvingen. Tusschen de
kinderen, die eenzelfde hoeveelheid gepas-
teuriseei'de of rauwe melk dronken, deden
zich geen verschillen voor. Zoowel bij de
jongens als by de meisjes van de melk-
groepen werd de spiex-kracht grooter, tei'-
wyl zy bovendien in een uóogere intel
ligentiecategorie kwamen dan die van de
beschuitgroep.
Probeer dus niet langer om met aller
lei minder goede surrogaten Uw vroegere
dranken te imiteeren en geniet voox-al
van den besten drank, dien de natuur ons
schenkt: meng er wat vruchten door of
denk ook eens aan de oudexwetsche geu
rige slemp met wat saffraan, kruidnagelen,
kaneel, foelie en suiker!
Ja, waarlijk, ook voor 1940 bestaat er
een tooverdrank en gezegend is in deze
oorlogsdagen het land, dat zooveel weiden
en zulk een px-ima melkveestapel bezit als
het onze.
MANTA BEUKMAN.
REDACTEUR J. M. MTJLLIÉ.
De Kerstwedstryd van den Zeeuwschen
Schaakbond.
Ondanks de byzóndere tijdsomstandig
heden, besloot het bestuur van den Z.S.B.
dit jaar toch weer een Kerstwedstryd te
organiseeren, en het stemt tot groote vol
doening voor de organisatoren, dat de
deelname, hoewel iets minder dan vorig
jaar, toch flink genoemd mag worden.
Twintig schakers, oude-, middel- en
jonge-garde, waren present. De Vlissing-
sche schakers waren best vertegenwoor
digd en bij de prijsuitdeeling kregen zy
hiervoor een extra-pluimpje.
De indeeling was als volgt
Groep 1K. Maartense, A. Daniëlse,
P. de Zeeuw, H. Boelhouwers.
Groep 2 P. Reijnierse Jr., J. de Baare,
H. Kraak, R. v. d. Harst.
Groep 3 R. Verburg, J. Reijnierse Jr.,
W. Flissebaalje, J. Sinlte.
Groep 4 L. Jongepier, I. Blokpoel, P. de
Bakker, K. Hólster.
Groep 5 J. Kroon, C. van Poelje, J,
Mondeel, G. Steinhauser.
Voor iedere groep waren twee pryzen,
maar' ook de verliezers kregen allen een
tx'oostprijs.
De prijswinnaars waren Groep 1Eer
ste pr. P. de Zeeuw 3 pnt., 2e pr. K. Maar
tense 2 pnt.
Groep 2 Eerste en tweede prys de hee
ren H. Kraak en P. Reynierse Jr., beiden
met 2 pnt.
Groep 3 Eerste pr. J. Reijnierse Jr., 3
pnt., 2e pr. R. Verburg, 2 pnt.
Groep 4 Eerste prijs I. Blokpoel 3 pnt.,
2e pr. L. Jongepier 2 pnt.
Groep 5 Eerste prijs J. Mondeel 3 pnt,
De tweede prijs gedeeld door de heeren
van Poelje en Steinhauser, elk met 1% pnt.
Verschillende interessante partijen wer
den gespeeld, waarop we in deze rubriek
t.z.t. nog terugkomen.
Het schynt welhaast overbodig te ver
melden, dat de wedstrijd gespeeld werd in
de „Eendracht" bij den heer Joh. Gabriëlse.
Enkele weken terug plaatsten we on
derstaand eindspel van A. Troitzky
m m
in
i
4 4
K
JU
af Is
lil
^■Jr
lÉf Si
abctje t 'g b
Wit speelt en wint.
De oplossing luidt als volgt
1. f5f6 de voor de hand liggende zet
1 Kg2 faalt op 1Kg5
2. a4 ba3 e.p. 3 ba3: en nu komt de
zwarte koning over f6, e7 en d8 juist nog
op tijd om de a-pion te stoppen.
1 g7xf6. 2. Kglxg"2 Kh4g4
3. a2a4 had wit op de vorige zet reeds
a4 gespeeld, dan zou hij na 2 ba3
3. ba3 Kg3! door den vijandelyken h-pion
worden matgezet.
3b4xa3 4. b2xa3 Kg4f5
5. a3a4! niet direct. 5. d6 wegens
c7xd6. 6. a4 Ke6 en de zwarte koning
komt nog op tijd.
5Kf5e5 6. d5—d6 c7xd6
7. c5c6! d7xc6 8. a4a5 en wit wint.
Het prachtige raadhuis van de gemeente Culemborg zal gerestaureerd
worden, om het historisch gebouw in zijn karakteristieke schoonheid te
bewaren (Foto Pax-Holland)