«1
MIDDELBURG'S HERBOUW.
DRUKWERK
Fa. van de Velde Jr.
WAT NU?
Tweede blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Dinsdag 10 December 1940
De aanpassing aan het bestaande is officieel
vooropgezet.
OVER MODERNE ZAKELIJKHEID, LE CORBUSIER
EN „LEUGENS" IN DE BOUWKUNDE.
Kroniek van den dag
AMERIKA EN DE OORLOGS
LEVERANTIES.
Een der merkwaardigste figuren van
den huidigen oorlog Is die der Ameri
kaansche politiek. Deze politiek toont zich
wars'van een direct ingrepen in het con
flict, maar anderzijds heeft zjj zich zoowel
in schriftuur als in de praktijk onomwon
den partij verklaard te gunste van Enge
land.
Neutraal kan men die politiek bezwaar
lijk noemen en evenmin kan men een
rechtvaardiging ervoor zoeken in het uit
sluitend zakelijke argument. Wanneer men
de gedragslijn, welke de Vereenigde Sta
ten volgen slechts beoordeeld uit den ge
zichtshoek zaken zijn zaken, dan getuigt
dit van een simplistische opvatting. Het is
inderdaad moeilijk zich geheel en al los
te maken van het denkbeeld, dat de re
geering der Vereenigde Staten, dat de
magnaten van Wallstreet en de industrie
bronnen er op uit zijn, allereerst de zoete
winsten van dezen oorlog, in de wacht te
sleepen en dat er daarna ook nog een
principe bestaat. Maar aan den anderen
kant mag niet over het hoofd worden ge
zien, dat de Vereenigde Staten zich, al
thans naar buiten, strenge restricties met
betrekking tot hun klanten hebben opge
legd en dat het officieele Washington in
üe exegese van de neutraliteitswet bepaald
eenzijdige opvattingen huldigt.
De kieskeurigheid ten aanzien van de
klanten is van groote beteekenis, want
daaruit blijkt, dat de Vereenigde Staten
in werkelijkheid niet neutraal zijn en dat
hun politiek zich zeer bepaald ten gunste
van een der oorlogvoerenden heeft ge
oriënteerd. Daaromtrent schijnt ook tij
dens de jongste verlciezlngs-campagne
geen verschil van meening te hebben be
staan. Want bij verschil van uitgangspunt
kwamen zoowel de aanhangers van Roo
sevelt als die van Willkie tot eenzelfde
resultaatsteun aan de zaak van Enge
land. Slechts over de mate van steun en
de wijze, waarop deze moest worden ver
leend, liepen de meeningen uiteen. Een
gradueel verschil alzoo, geen principieel.
De «opmerkelijke voorkeur van het Witte
Huis voor de Britsche zienswijze maakt
het duidelijk, dat het niet uitsluitend za
kelijke overwegingen zijn, welke de poli
tiek der Vereenigde Staten bepalen. De
regeering te Washington heeft stelling ge
nomen in het conflict,, voorzoover dat be
treft de ideologische zijde ervan. Amerika
ziet in Groot Brittannië het bolwerk voor
de democratische vrijheden en het ducht
het gevaar, dat, zoo Engeland zijn weer
stand zou moeten opgeven, de aanvallen
tegen de verdedigde opvattingen zich op
de Nieuwe Wereld zullen concentreeren.
Of die vrees gewettigd Is, kan buiten be
schouwing blijven. Het feit, dat Amerika
het Britsche eiland als de voorpost van
zijn belangen ziet, schijnt onweerlegbaar.
Daarnaast schijnt Washington een af
wijzend standpunt in te nemen ten aanzien
van het ordeningsproject der spilmogend-
heden, gelijk dat zijn voorloopige belicha
ming heeft gevonden in het Driemogend-
hedenverdrag.
Dit verdrag vormt in zijn strekking een
bedreiging van de Amerikaansche posities,
met name in het Verre Oosten.
Gelijk reeds eerder werd opgemerkt,
heeft dit verdrag Engeland en de Veree
nigde Staten naar elkander toegedreven.
Amerika steunt Engeland door zijn pro
ductie ten dienste van de Britsche oor
logvoering te stellen, voorzoover de eigen
defensiebehoeften er niet door in het ge
drang komen en voorzoover zulks niet zal
gepaard gaan met een ontreddering van
de Amerikaansche financiën.
Amerika is zoo'n beetje de mestvaalt
van het Europeesche goud. Blijft men er
met dat goud zitten, terwijl de rest van
de wereld een andere waardebasis aan
vaardt, dan zou dat er practisch op neer
komen, dat Amerika den oorlog heeft ver
loren.
Daardoor is de politiek van de Veree
nigde Staten bepaald.
Amerika heeft kruisers en oorlogstuig
ter beschikking van Engeland gesteld, het
levert scheepstonnage ter aanvulling van
ide koopvaardijvloot en de industrieele ca
paciteit is tot een uiterste opgevoerd, om
de Britsche defensie te versterken en de
ravitailleering van het eiland te verbete
ren.
De Britsche geldmiddelen beginnen ech
ter bedenkelijk te slinken en een voort
vloeisel daarvan kan mede zjjn, dat de
Engelschen belangrijke steunpunten aan
de Vereenigde Staten hebben verpacht.
Wjj hebben er reeds vroeger op gewezen,
dat daarbij ook Amerikaansche overwe
gingen in het spel zyn en dat de Ver. Sta
ten dit Britsche aanbod met graagte heb
ben aanvaard, omdat ze daarin tevens een
middel zagen, om zich een dekking te ver
schaffen.
Daarnaast zoekt Engeland naar credle-
ten en ook te dien aanzien toont men in
Amerika in het algemeen eenige bereid
willigheid. Er werd een belangrijk crediet
aan China toegestaan en nog dezer dagen
heeft Roosevelt te dien aanzien toezeg
gingen gedaan aan Griekenland. Dit alles
wjjst er op, dat de Vereenigde Staten op
zijn minst sympathiek staan ten opzichte
vam Groot Brittannië en zijn bondgenoo-
ten.
Engeland zoekt crediet in Amerika.
Daartoe bevindt zich thans de Britsche
onderstaatssecretaris van het ministerie
van financiën, Phillips in de Vereenigde
Staten, maar zijn besprekingen met Mor-
genthau schijnen, naar uit sommige be
richten valt op te maken, geen al te vlot
verloop te hebben. De Amerikaansche re
geering heeft nog geen besluit genomen
betreffende financieele hulp aan Enge
land. Het formeele verzoek daartoe is nog
niet gedaan, doch de aanwezigheid van
Phillips in Amerika schijnt op zijn minst
in een bepaalde richting te wijzen. In de
Amerikaansche pers zijn althans bepaalde
reacties verwekt en naar het D.N.B. uit
Washington meldde, heeft een der voor-
aanstaandste bladen in een hoofdartikel
stelling genomen tegen het verleenen van
credieten aan Engeland zonder onderpand.
Engeland, zoo schrijft dit blad, bezit een
reeks van dingen, welke de Ver. Staten
gebruiken kunnen, bijv. de Bermuda-eilan
den en vooral eilanden in de Caraïbische
zee, alsmede belangrijk materiaal voor de
oorlogvoering als rubber en tin. Engeland
is uit den wereldoorlog nog vijf milliard
dollar aan de Ver. Staten schuldig, welke
zonder onderpand zijn uitgeleend. Waar
om, zoo vraagt het blad, zou dus thans de
kwestie van onderpand niet aangeroerd
worden
Intusschen vat „Associated Press"
eenige gezichtspunten met betrekking tot
de financieele hulpverleening samen, wel
ke bjj de besprekingen op de voorgrond
zullen treden. De voornaamste overwegin
gen zijn deze le Geen financieele hulp,
zoolang alle Engelsche middelen in de
Ver. Staten door Amerika niet zijn uitge
put, hetgeen waarschijnlijk binnen een
jaar tijds het geval zal zijn. 2. Inmiddels
de definitieve belofte eener financieele
hulp, zoodra het zoover gekomen is.
Het schijnt Phillips in de eerste plaats
te doen te zijn om een principieele be
lofte, ter versterking van het Britsche
moreel, waarbij echter van Amerikaansche
zijde de kwestie van de waarborgen op den
voorgrond staat.
Wat hier ook van zij, uit de omstandig
heid alleen reeds, dat de Vereenigde Sta- I
ten bereid zijn-, de discussie over deze 1
vraagstukken te openen, blijkt reeds de
geneigdheid, dat men de hulpverleening -
zeer ver wil Uitbreiden. Verder dan met
een politiek van neutraliteit in overeen
stemming kan worden geacht.
Maar de Amerikaansche neutraliteit
schijnt geen onderwerp voor discussie.
LIJK UIT WATER OPGEHAALD.
Maandag 18 November was de 68-jarige
bewoner uit de van der Veldestraat, O.R.,
te 's-Gravenhage, 's avonds in het water
geraakt langs den N. W. Buitensingel in
Den Haag en verdronken.
Zaterdag j.l. is het lijk in verregaanden
staat van ontbinding aangetroffen in de
schroef van een motorboot, welke op on
geveer dezelfde hoogte als waar de man is
verdronken, in den Singel lag
-V D.D.D. lulvert da poriën,.
0 /t| ft. sr, Vk dool de |ouk bedaren, ver-
n fUv |fl /fff/Dl ff 'rlicht cd olorkt do huld-
fljjyMJ v/eolsol». Flacon» 73 ct„
1.5° on I. 2.50.
Tn het nummer van 28 November meent
de heer H. Buys te moeten opkomen tegen
mijne beschouwingen over den herbouw
van Middelburg in de nummers van 7 en
8 dezer, naar aanleiding waarvan mij nog
enkele regels vergund mogen worden.
Laat ik aanvangen mede te deelen, dat
ik van talrijke zijden zoowel mondelinge
als schriftelijke bewijzen van sympathie
met mijn stuk mocht ontvangen, o.a. van
den wd. Commissaris in deze provincie,
mr. P. Dieleman, die toch zeker een open
oog heeft voor de cultureele belangen van
Zeeland, en mij woordelijk schreef: „Hulde
voor Uw echt ware, mooie artikel over het
monumentale karakter van Middelburg. Ik
ben erg blij, dat U Uw zienswijze op zoo'n
voortreffelijke wijze ons geeft, en ik hoop
zeer, dat jhr. de Ranitz c.s. daarnaar zul
len luisteren. Ik ben het woord voor woord
met U eens."
Nu zijn er proza-menschen, en perso
nen, die gevoel hebben voor pittoresk en
romantiek. Uit het artikel van den heer
B. meen ik te moeten opmaken, dat hg
tot de eerste categorie behoort. Bovendien
geeft de heer B. blijk, van de zaak, waar
het om gaat, totaal niet op de hoogte te
zijn. Hij toornt namelijk over de door mij
voorgestane aanpassingspolitiek, doch
weet blijkbaar niet, dat in het officieel
desbetreffend rapport de „volkomen aan
passing aan de sfeer van het mooie, nog
in stand gebleven, oude stadsdeel en aan
zijn weder te herbouwen monumentale
bouwwerken" vooropgesteld is. Mijn arti
kel bevatte slechts enkele beschouwingen
over de mate waarin deze aanpassing m.i.
zou moeten plaats vinden. De schrijver
heeft dit blijkbaar niet begrepen.
Zeer terecht is aanpassing aan het be
staande vooropgesteld. Zulks is natuurlijk
een eerste vereischte; dat behoeft feitelijk
geen verder betoog. Het is dan ook duis
ter wat den heer Buys tot het schrijven
van zijn artikel heeft geleid. Alleen blijkt
er uit, dat hij met wil aanpassen aan het
bestaande, maar wat hij dan wèl wil, ver
zuimt hij duidelijk aan te geven, hetgeen
jammer is
Fatale gevolgen van niet-
aanpassing.
De tastbare bewijzen van het betreu
renswaardige van niet-aanpassen aan het
bestaande, waren, ,en zijn helaas nog, in
Middelburg aanwezig. Het noodlot toch
heeft gewild, dat juist de twee zeer mo
derne gebouwen met platte daken, waar
van de bouwers niet hebben aangepast aan
de sierlijke vormen van het stadhuis, door
bommen en vuur zijn gespaard, en een
luide aanklacht vormen tegen de fatale
theorie, dat men gerechtigd zou zijn, naast
oude gebouwen ongestraft moderne te zet
ten. Het feit, dat dit afschrikwekkend
voorbeeld van de gevolgen van niet-aan-
passing tot inzender niet schijnt te spre
ken, is kenschetsend
Voorts is de heer H. Buijs totaal abuis
wanneer hij insinueert, dat ik voor gebrek
kige stylimitatie zou hebben gepleit. Tot
twee keer toe heb ik in mijn artikel tegen
klakkeloozen stijlnamaak gewaarschuwd!
De heer B. is een vluchtig lezer!
Le Corbusier.
Wanneer de inzender den „stijl" van
Le Corbusier c.s. mooi vindt en hem als
„geniaal" aanduidt, dan is dat zijn goed
recht. Ieder zijn smaak! Ik stel daar ech
ter tegenover het oordeel van den beken
den architect Kropholler, die in een inter
view met een vertegenwoordiger van het
AN.P. sprak van de dwaasheden van Le
Corbusier. (Zie N.R.Ct. 23—7—,1940.)
Ir. Tillema schrijft over hem in „De
ontluistering van ons land", dat Le Cor-
In een tweetal artikelen komt onze
medewerlcode heer B. von Brucken
Fock terug op de beschouwingen
van den heer H. Buijs. Wij verlée-
nen hieraan gaarne plaatswijl het
hierin vervatte pleidooi zich ba
seert op de conclusies van het
officieele aan B. en W. van Middel
burg uitgebrachte en door dit col
lege aanvaarde rapport.
busier bij zijn pogingen om 'n weg tot ver
betering in de woongelegenheden in Parijs
te vinden, bij zijn bouwtrant den voor-
naamsten factor van het geheele probleem
over het hoofd zagen wel de erkenning,
dat opstapeling der menschen in goed ge
outilleerde pakhuizen, al zijn deze voor
zien van de meest uitgebreide hygiënische
installaties, in strijd is met de elementair
ste verlangens der menschelijke? ziel, en
dat de goede bouwkunst eerder zal ont
staan op den bodem der traditie, (Waar
ik ook voor pleitte.)
Dat is weer een ander geluid!
De moderne zakelijkheid.
De heer Buijs wil verder de moderne
zakelijkheid verdedigen. Daarover het vol
gende:
„Nuchterheid, kaalheid en proza karak-
teriseeren de moderne zakelijkheid", merk
te ik in mijn artikel op. Ik heb mij, dunkt
mij, dienaangaande zeer gematigd uitge
laten. Luistert wat een erkend kunstenaar
als Cornelis Veth er in het bovenaange
haalde boek over schrijft:
„Ik ben overtuigd, dat de bouwwerken,
die men thans alom ziet verrijzen, den
mensch van het volgend geslacht onwaar
dig zullen zijnHet zijn langwerpige
vierkante muren van meestal vaal-gele
steen, onderbroken door even saaie banen
glas... Men heeft den zin verloren voor
wat voor de schoonheid schier alles be-
teekent: de verhoudingenEen ander
zal in dit geschrift afrekenen met de dol-
lemanslyriek die wordt gebezigd ter ver
heerlijking van de dwingelandij der moder
ne zakelijkheid; zij kan niet anders mani
festeeren dan benepenheid en vreugdeloos
heid.
Zij heeft zeker niets te maken met
kunst.
-Cornelis Veth eindigt: „Tegen de ge
zonde critiek van den beschaafden leek,
den gebruiker, zal de verdwazing, die
thans overal om zich heen grijpt, niet be
stand blijken."
Mr. dr. Westerman, blijkbaar een man
van smaak, schrijft in 't Haagsch Maand
blad van Apri". 193S van de moderne za
kelijkheid: „Alles is vierkant, kaal, af
schuwelijke sigarenkisten wier mistroos
tige leelijkheid voor ieder duidelijk is, be
halve voor de ontwortelden die ze schie
pen."
Ja, het is alles maar een kwestie van
artistieke instelling!
En het gekste is, dat de zoogenaamde
moderne zakelijkheid lang niet altijd za
kelijk, dus practisch is. De platte daken
en de buiten verhouding groote glasopper
vlakten hebben vele practische nadeelen!
De moderne zakelijkheid, die de heer
Bug's in bescherming neemt, is niet anders
dan een internationale mode, die het nut
tigheidsbeginsel naar voren bracht, en de
leer propageerde, dat, als een gebouw
maar nuttig en doelmatig was, het dan
ook mooi zou zijn. Die theorie gaat natuur
lijk niet op er zijn talrijke nuttige voor
werpen, die niet mooi zijn, en daarentegen
vele mooie voorwerpen, die niet nuttig
zijn Het inzicht dat een gebouw nog een
hoogere geestelijke, aesthetische functie
had te vervullen, werd verwaarloosd. Ge
lukkig is er reeds een sterke reactie merk
baar, en gaan fijngevoelige architecten
weer inspireeren op de oud-volksche tra
ditie. Zie Kropholler. Bij onze Oostelijke
naburen heeft de afschuwelijke moderne
zakelijkheid haar triomfen gehad.
De beminnelijke leugen".
Tenslotte nog iets over de „beminnelijke
leugen", op welk grapje de heer B. blijft
voortborduren. Deze is nu eenmaal onver
mijdelijk. Wanneer men geboren Middel
burger is, gelijk ondergeteekende, weet
men, dat van de meeste antieke gebouwen
bijna alles „leugen" was, wanneer men
dat woord perse wil gebruiken. Ik wees er
in mijn vorig artikel reeds op, dat al het
beeldhouwwerk van het stadhuis ver
nieuwd is, en dus feitelijk „leugen". De
móóie topgèveltjes van het Militair hospi
taal, het door leeuwen geitroonde mooie
bordes, heb ik in mijn jeugd gemist alles
„leugen De schitterende kloostergang
in de Abdij, de mooie met topgeveltjes prij
kende Statenzaal aan de Groenmarkt, de
sierlijke gevel van St. Joris, het was alles:
„leugen". Dat kan immers niet anders.
Wanneer men geen „leugen" toepaste,
m.a.w. niet restaureerde en vernieuwde in
den ouden trant, zou van de stijlvolle ge
bouwen uit het verleden tenslotte niets
meer overblijven, en zouden zij voor de
kunstgeschiedenis geheel verloren gaan.
Het merkwaardige is, dat Le Corbusier
zelf een leugen is Ik heb eens gelezen,
dat zijn ware naam geheel anders luidt
De „beklemmingder Gothiek.
Wanneer dan eindelijk inzender het nog
heeft over de „beklemming" der Gothiek,
terwijl voor ieder cultureel mensch de
Gothiek toch geldt als het summum van
schoonheid, waarvan het grootsche karak
ter, de fijnheid van détails en de schoon
heid der motieven met niets anders kun
nen wedijveren, gelijk Prof. Gugel opmerkt
in zijn 'boek „De Bouwstijlen", dan blijkt
er zoo'n bx-eede klove te gapen tusschen
den zichtbaar op proza ingestelden inzen
der en ondergeteekende, dat verdere po
lemiek welhaast onmogelijk wordt.
Gelukkig begint n' en déplaise den
heer Buijs, wiens aesthetische anteceden
ten mij onbekend zijn de overtuiging
veld te winnen in erkende kunstenaars-
leringen, dat de oude ambachten wïer tot
bloei moeten komen, met als basis de
goede oude grondbeginselen, die in het
vergeetboek zijn geraakt.
Ter gelegenheid van de opening van een
tentoonstelling van edelsmeedkunst en
houtbewerking eenige maanden geleden,
te 's-Hertogenbosch, heeft de bekende
kunstkenner, tevens Commissaris in de
provincie Noord-Brabant, jh>mr. dr. A
van Rijckevorsel, dan ook gezegd „Men
zal zich moeten inspireerert op het verle-
len, i zelfs een ver verleden, de Gothiek,
en kort daarna..,..."
(Wordt vervolgd.).
B. VON BRUCKEN FOCK.
Rechtszaken
RECHTBANK MIDDELBURG.
Hooger beroep aangeteekend.
Door J. V., 43 jaar, los arbeider te Sou
burg, is hooger beroep aangeteekend tegen
het vonnis van den politierechter te Middel
burg van 26 November, waarbij hij wegens
diefstal is veroordeeld tot 14 dagen gevan
genisstraf.
MEINEED.
De rechtbank te Middelburg had zekeren
P. TH. V. tot zes maanden gevangenisstraf
veroordeeld wegens meineed.
Verdachte zou in een strafzaak betref
fende een vechtpartij te Hansweert, jaren
geleden als getuige onder eede een valsche
verklaring hebben afgelegd. Hij achtte zich
echter onschuldig en kwam in hooger be
roep.
De procureur-generaal bij het Haagsche
Gerechtshof eischte bevestiging van het
vonnis.
Het hof, heden arrest wijzende, achtte
het in de dagvaarding ten laste gelegde
niet bewezen en sprak den verdachte vrij.
Door DENIS MACKAIL.
10)
Mijn raad is nu de volgende: tracht
zooveel mog-lijk van je oom's nalaten
schap, voor zoover er mlschien nog hier
en daar lets van over is, bij elkaar te
zoeken, en dan. zullen wij de firma
Puxley je zooveel mogelijk ter zijde
staan. Maar denk niet, na hetgeen ik
je vanavond heb verteld, dat je den strijd
tegen Adolf Lloyd kunt aanbinden. Al
was je vijftig jaar in de City werkzaam
geweest, dan zou ik je nog dien raad
geven. Het zal een groote teleurstelling
voor je zijn, maar tenzij je in het ar
menhuis terecht wilt komen, zul je je
tevreden moeten stellen met hetgeen je
hebt en trachten door eigen verdiensten
in je levensonderhoud te voorzien, zonder
bezield te zijn met wraakgevoelens jegens
Lloyd. Hij zou je even gemakkelijk ver
pletteren als dat," zei de heer Cash, met
zijn vingers knippend. „Maar je hebt mij
nog niet verteld: wat is je beroep?"
„Hetzelfde als van de meeste menschen
van mijn leeftijd," zei Jlm. „Werkloos
ex-mllltair zonder bepaalde vooruitzich
ten."
„Dat is beroerd," mompelde de heer,
terwijl even zijn blik verduisterde. „Maar
mijn raad blijft even goed van kracht,"
voegde hij er aan toe, „dus onthoud het
goed, en als er iets ls dat wij voor je
kunnen doen, dan zijn wjj maar al te
gaarne bereid. De firma Puxley heeft be
hoorlijk aan je oom verdiend en wij zijn
niet ondankbaar,"
„Dat is zeer vriendelijk van u," zei
Jim. „Ik zal het niet vergeten,"
Plotseling kwam er een gedachte by
hem op. „Kunt u mij nog één ding zeg
gen", zei hij. „Zou het is het denkt
u dat er velen zijn, die van mijn oom's
verliezen afweten? Ik ben niet van plan
iemand er iets van te vertellen, als het
niet bekend is. Be zou niet graag achter
mijn rug worden uitgelachen door men
schen, die net doen alsof ze met mijn
lot begaan zijn."
„Ik veronderstel, dat het in de hoog
ste kringen onder de City zakenmenschen
wel geen geheim meer zal zijn, dat Sir
Alfred zware klappen heeft gekregen",
antwoordde Mr. Cash; „Ik zelf heb dat
al eenigen tijd geleden gehoord, maar
niemand weet de bijzonderheden. In zijn
laatste levensjaren werkte hij meer en
meer alleen en hoewel mijn firma nu de
werkelijke positie kent, geloof ik niet,
dat er meer dan een paar menschen zijn,
die slechts hebben kunnen vermoeden, dat
de verliezen zoo groot waren."
„Ik veronderstel dat die Lloyd het
weet", vervolgde hij grimmig, „maar vast
en zeker niet tot op een cent nauwkeu
rig. Natuurlijk, wanneer het testament ter
publieke inzage komt, kan iedereen, die
het interesseert, nagaan wat de nalaten
schap van je oom waard was en ik vrees
dat je er op voorbereid moet zijn, dat
sommige kranten het als interessant
nieuws zullen beschouwen en er een arti
kel aan zullen wijden. Maar dat zal nog
wel even duren en in dien tusschentyd
is jouw positie als volgt Je vrienden zul
len waarschijnlijk-weten, dat je een oom
had en hoe hij heette, maar tenzij ik mij
erg vergis, behooren zjj niet tot het soort
lieden, dat een dergelijke gebeurtenis pre
cies volgt. En aan den anderen kant, ik
denk niet, dat één persoon op de hon
derd, die iets van je oom's zaken afwist,
ooit van jouw bsetaan heeft gehoord.
Neen, mijn jongen, voorioopig, als je het
geheim wilt houden, denk ik dat je dat
weinig moeite zal kosten. Daarover moet
je zelf beslissen. In ieder geval is er geen
schande aan verbonden, dat verzeker
ik je."
„Dat begrijp ik", zei Jim. „Dank u."
Misschien begon het èerste stimuleerende
effect van den bijzonderen portwijn te
slijten, waardoor hij berouw kreeg over
zijn zoo juist gedane ontboezeming of
misschien vreesde hij, dat deze teleur
gestelde erfgenaam gebruik zou maken
van zijn welwillende stemming, om te
trachten vijf pond sterling van hem te
leenen; in elk geval veranderde de heer
Cash hier plotseling van onderwerp en
bracht de conversatie op allerlei takken
van sport, de kookkunst, pensions en de
politiek, zonder nog een enkele maal op
persoonlijke aangelegenheden terug te
komen, en niet lang daarna stond hij op
en wenschte zijn gastheer goeden nacht,
onder dankbetuiging voor een genoeglijken
avond,
„U moet nog maar eens hier komen
dineeren", zei Jim.
„Het zal mij altijd een waar genoegen
zijn", antwoordde de heer Cash. „Goede
hemelhet is al laat nu, nogmaals
hartelijk dank. Laat ons weten, wanneer
wij iets voor je kunnen doen. Wjj zullen
je waarschijnlijk van tijd tot tijd over ver
schillende punten moeten schrijven. Intus
schen, goeden nacht en veel succes. Ik zal
maar naar huis loopen. Het is een prachtige
avond en het is niet ver."
Jim deed zijn gast uitgeleide en keek
hem een eindweegs na.
De heer Cash liep normaal en Jim's
bekendheid met de werking van den ouden
port stelde hem in staat te berekenen,
dat de tweede aanval den heer Cash pas
na ongeveer een half uur zou overvallen,
maar tegen dien tyd zou hij al lang thuis
zijn en dan kon het geen kwaad. De
procureur was klaarblijkelijk vrijgezel,
dus hoefde Jim niet bang te zijn zich de
woede van een mevrouw Cash op den hals
te halen voor de al te gastvrije ontvangst
van haar echtgenoot.
„En toch weet ik zeker", mijmerde hij,
terwijl hij naar de rookkamer terugslen
terde, „dat ik dat allemaal nooit van hem
op zijn kantoor te weten zou zijn gekomen.
In geen honderd jaar. Het is tenminste
iets, te weten wien ik dezen toestand te
danken heb."
Hij zette zich aan een scrrijftafel, daar
hij er plotseling aan dacht, dat hij Mary
een paar regels wilde schrijven, die zij
bij aankomst in New Court zou vinden,
doch hij herinnerde zich nu, dat hij nog
den brief van zijn oom in zijn zak had.
Hy verbrak het zegel en begon te lezen.
De brief was nauwelijks drie maanden
geleden gedateerd en luidde als volgt
Waarde James,
Ik zal dezen brief naar mijn procu
reurs sturen, met de opdracht hem jou
na mijn dood ter hand te stellen, want
dokter Maclehose heeft mij gewaar
schuwd, dat ik na mijn laatsten aanval
voorzichtig moet zijn. Het treft onge
lukkig, dat ik nu een groote. onderne
ming op touw heb gezet, waar ik tot
aan mijn ooren in zit, zoodat ik mij on
mogelijk kan terugtrekken, zelfs al zou
dat niet een zekeren ondergang betee-
kenen. Ik moet dus wel voortgaan en zal
maar hopen, dat de dokter zich heeft
vergist.
Ik heb je, wat mijn zaken betreft,
nooit in vertrouwen genomen, hoewel
ik waarschijnlijk wel iets in die richting
zou hebben gedaan, als de oorlog niet
tusschenbeide was gekomen, dus het is
mij nu onmogelijk je uit te leggen, waar
1 ik mee bezig ben. Ik kan je alleen
vertellen, dat het een strijd is op leven
en dood tegen iemand, wien ik eens
mijn volle vertrouwen geschonken heb,
en ik moet al het geld, dat ik machtig
kan' worden, in den strijd werpen, als
ik een kans wil hebben om te winnen.
Nu James, je zult jezelf wel afvragen,
waarom ik je dit vertel, maar ik zal
probeeren het je duidelijk te maken.
Van het oogenblik af, dat ik mij je lot
heb aangetrokken, had ik het plan op
gevat, dat jij mjjn zaken na m(jn dood
zou voortzetten. Ik wilde dit doen ter
wille van mijn zuster jouw moeder
en aangezien ik toen al aardig wat ver
diende, besloot ik dat jij het voordeel
zou hebben van een goede opvoeding
en alles wat daarbij behoort, hetgeen ik
heb moeten ontberen. Met andere woor
den, James, ik wilde mijn zaken over
dragen aan een beer.
Nu, is het niet allemaal zoo geloopen
als ik had gewenscht. Wat jou betreft
ben ik meer dan tevreden ik heb je
meer onder observatie gehad, dan je
ooit hebt kunnen vermoeden en ik fcaiv
jé nu wel zeggen, dat ik niet in je
teleurgesteld ben. Ik heb mij nooit met
je aangelegenheden willen bemoeien,
omdat ik wel wist, dat als ik daar een
maal mee begon, ik niet had kunnen
ophouden en ik zou alles daarmede heb
ben bedorven. Ja, wat jou aangaat, heb
ik succes gehad.
Maar door den oorlog is er veel mis-
geloopen. Juist toen ik je in de zaak
wilde opnemen, moest je meevechten en
zoo zyn er vier of vijf jaar veloren ge
gaan. Maar dat is niet alles. Ik ben
sedert 1914 meer dan twintig jaar ouder
geworden en zooals ik al zei, ik voer
al een lieelen tyd een zwaren strijd
tegen een man, dien ik in zyn jonge
jaren vooruit geholpen heb, maar dat
heeft hy vergeten.
.(Wordt vervolgd).