«1 MIDDELBURG'S HERBOUW. DRUKWERK Fa. van de Velde Jr. WAT NU? Tweede blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Dinsdag 10 December 1940 De aanpassing aan het bestaande is officieel vooropgezet. OVER MODERNE ZAKELIJKHEID, LE CORBUSIER EN „LEUGENS" IN DE BOUWKUNDE. Kroniek van den dag AMERIKA EN DE OORLOGS LEVERANTIES. Een der merkwaardigste figuren van den huidigen oorlog Is die der Ameri kaansche politiek. Deze politiek toont zich wars'van een direct ingrepen in het con flict, maar anderzijds heeft zjj zich zoowel in schriftuur als in de praktijk onomwon den partij verklaard te gunste van Enge land. Neutraal kan men die politiek bezwaar lijk noemen en evenmin kan men een rechtvaardiging ervoor zoeken in het uit sluitend zakelijke argument. Wanneer men de gedragslijn, welke de Vereenigde Sta ten volgen slechts beoordeeld uit den ge zichtshoek zaken zijn zaken, dan getuigt dit van een simplistische opvatting. Het is inderdaad moeilijk zich geheel en al los te maken van het denkbeeld, dat de re geering der Vereenigde Staten, dat de magnaten van Wallstreet en de industrie bronnen er op uit zijn, allereerst de zoete winsten van dezen oorlog, in de wacht te sleepen en dat er daarna ook nog een principe bestaat. Maar aan den anderen kant mag niet over het hoofd worden ge zien, dat de Vereenigde Staten zich, al thans naar buiten, strenge restricties met betrekking tot hun klanten hebben opge legd en dat het officieele Washington in üe exegese van de neutraliteitswet bepaald eenzijdige opvattingen huldigt. De kieskeurigheid ten aanzien van de klanten is van groote beteekenis, want daaruit blijkt, dat de Vereenigde Staten in werkelijkheid niet neutraal zijn en dat hun politiek zich zeer bepaald ten gunste van een der oorlogvoerenden heeft ge oriënteerd. Daaromtrent schijnt ook tij dens de jongste verlciezlngs-campagne geen verschil van meening te hebben be staan. Want bij verschil van uitgangspunt kwamen zoowel de aanhangers van Roo sevelt als die van Willkie tot eenzelfde resultaatsteun aan de zaak van Enge land. Slechts over de mate van steun en de wijze, waarop deze moest worden ver leend, liepen de meeningen uiteen. Een gradueel verschil alzoo, geen principieel. De «opmerkelijke voorkeur van het Witte Huis voor de Britsche zienswijze maakt het duidelijk, dat het niet uitsluitend za kelijke overwegingen zijn, welke de poli tiek der Vereenigde Staten bepalen. De regeering te Washington heeft stelling ge nomen in het conflict,, voorzoover dat be treft de ideologische zijde ervan. Amerika ziet in Groot Brittannië het bolwerk voor de democratische vrijheden en het ducht het gevaar, dat, zoo Engeland zijn weer stand zou moeten opgeven, de aanvallen tegen de verdedigde opvattingen zich op de Nieuwe Wereld zullen concentreeren. Of die vrees gewettigd Is, kan buiten be schouwing blijven. Het feit, dat Amerika het Britsche eiland als de voorpost van zijn belangen ziet, schijnt onweerlegbaar. Daarnaast schijnt Washington een af wijzend standpunt in te nemen ten aanzien van het ordeningsproject der spilmogend- heden, gelijk dat zijn voorloopige belicha ming heeft gevonden in het Driemogend- hedenverdrag. Dit verdrag vormt in zijn strekking een bedreiging van de Amerikaansche posities, met name in het Verre Oosten. Gelijk reeds eerder werd opgemerkt, heeft dit verdrag Engeland en de Veree nigde Staten naar elkander toegedreven. Amerika steunt Engeland door zijn pro ductie ten dienste van de Britsche oor logvoering te stellen, voorzoover de eigen defensiebehoeften er niet door in het ge drang komen en voorzoover zulks niet zal gepaard gaan met een ontreddering van de Amerikaansche financiën. Amerika is zoo'n beetje de mestvaalt van het Europeesche goud. Blijft men er met dat goud zitten, terwijl de rest van de wereld een andere waardebasis aan vaardt, dan zou dat er practisch op neer komen, dat Amerika den oorlog heeft ver loren. Daardoor is de politiek van de Veree nigde Staten bepaald. Amerika heeft kruisers en oorlogstuig ter beschikking van Engeland gesteld, het levert scheepstonnage ter aanvulling van ide koopvaardijvloot en de industrieele ca paciteit is tot een uiterste opgevoerd, om de Britsche defensie te versterken en de ravitailleering van het eiland te verbete ren. De Britsche geldmiddelen beginnen ech ter bedenkelijk te slinken en een voort vloeisel daarvan kan mede zjjn, dat de Engelschen belangrijke steunpunten aan de Vereenigde Staten hebben verpacht. Wjj hebben er reeds vroeger op gewezen, dat daarbij ook Amerikaansche overwe gingen in het spel zyn en dat de Ver. Sta ten dit Britsche aanbod met graagte heb ben aanvaard, omdat ze daarin tevens een middel zagen, om zich een dekking te ver schaffen. Daarnaast zoekt Engeland naar credle- ten en ook te dien aanzien toont men in Amerika in het algemeen eenige bereid willigheid. Er werd een belangrijk crediet aan China toegestaan en nog dezer dagen heeft Roosevelt te dien aanzien toezeg gingen gedaan aan Griekenland. Dit alles wjjst er op, dat de Vereenigde Staten op zijn minst sympathiek staan ten opzichte vam Groot Brittannië en zijn bondgenoo- ten. Engeland zoekt crediet in Amerika. Daartoe bevindt zich thans de Britsche onderstaatssecretaris van het ministerie van financiën, Phillips in de Vereenigde Staten, maar zijn besprekingen met Mor- genthau schijnen, naar uit sommige be richten valt op te maken, geen al te vlot verloop te hebben. De Amerikaansche re geering heeft nog geen besluit genomen betreffende financieele hulp aan Enge land. Het formeele verzoek daartoe is nog niet gedaan, doch de aanwezigheid van Phillips in Amerika schijnt op zijn minst in een bepaalde richting te wijzen. In de Amerikaansche pers zijn althans bepaalde reacties verwekt en naar het D.N.B. uit Washington meldde, heeft een der voor- aanstaandste bladen in een hoofdartikel stelling genomen tegen het verleenen van credieten aan Engeland zonder onderpand. Engeland, zoo schrijft dit blad, bezit een reeks van dingen, welke de Ver. Staten gebruiken kunnen, bijv. de Bermuda-eilan den en vooral eilanden in de Caraïbische zee, alsmede belangrijk materiaal voor de oorlogvoering als rubber en tin. Engeland is uit den wereldoorlog nog vijf milliard dollar aan de Ver. Staten schuldig, welke zonder onderpand zijn uitgeleend. Waar om, zoo vraagt het blad, zou dus thans de kwestie van onderpand niet aangeroerd worden Intusschen vat „Associated Press" eenige gezichtspunten met betrekking tot de financieele hulpverleening samen, wel ke bjj de besprekingen op de voorgrond zullen treden. De voornaamste overwegin gen zijn deze le Geen financieele hulp, zoolang alle Engelsche middelen in de Ver. Staten door Amerika niet zijn uitge put, hetgeen waarschijnlijk binnen een jaar tijds het geval zal zijn. 2. Inmiddels de definitieve belofte eener financieele hulp, zoodra het zoover gekomen is. Het schijnt Phillips in de eerste plaats te doen te zijn om een principieele be lofte, ter versterking van het Britsche moreel, waarbij echter van Amerikaansche zijde de kwestie van de waarborgen op den voorgrond staat. Wat hier ook van zij, uit de omstandig heid alleen reeds, dat de Vereenigde Sta- I ten bereid zijn-, de discussie over deze 1 vraagstukken te openen, blijkt reeds de geneigdheid, dat men de hulpverleening - zeer ver wil Uitbreiden. Verder dan met een politiek van neutraliteit in overeen stemming kan worden geacht. Maar de Amerikaansche neutraliteit schijnt geen onderwerp voor discussie. LIJK UIT WATER OPGEHAALD. Maandag 18 November was de 68-jarige bewoner uit de van der Veldestraat, O.R., te 's-Gravenhage, 's avonds in het water geraakt langs den N. W. Buitensingel in Den Haag en verdronken. Zaterdag j.l. is het lijk in verregaanden staat van ontbinding aangetroffen in de schroef van een motorboot, welke op on geveer dezelfde hoogte als waar de man is verdronken, in den Singel lag -V D.D.D. lulvert da poriën,. 0 /t| ft. sr, Vk dool de |ouk bedaren, ver- n fUv |fl /fff/Dl ff 'rlicht cd olorkt do huld- fljjyMJ v/eolsol». Flacon» 73 ct„ 1.5° on I. 2.50. Tn het nummer van 28 November meent de heer H. Buys te moeten opkomen tegen mijne beschouwingen over den herbouw van Middelburg in de nummers van 7 en 8 dezer, naar aanleiding waarvan mij nog enkele regels vergund mogen worden. Laat ik aanvangen mede te deelen, dat ik van talrijke zijden zoowel mondelinge als schriftelijke bewijzen van sympathie met mijn stuk mocht ontvangen, o.a. van den wd. Commissaris in deze provincie, mr. P. Dieleman, die toch zeker een open oog heeft voor de cultureele belangen van Zeeland, en mij woordelijk schreef: „Hulde voor Uw echt ware, mooie artikel over het monumentale karakter van Middelburg. Ik ben erg blij, dat U Uw zienswijze op zoo'n voortreffelijke wijze ons geeft, en ik hoop zeer, dat jhr. de Ranitz c.s. daarnaar zul len luisteren. Ik ben het woord voor woord met U eens." Nu zijn er proza-menschen, en perso nen, die gevoel hebben voor pittoresk en romantiek. Uit het artikel van den heer B. meen ik te moeten opmaken, dat hg tot de eerste categorie behoort. Bovendien geeft de heer B. blijk, van de zaak, waar het om gaat, totaal niet op de hoogte te zijn. Hij toornt namelijk over de door mij voorgestane aanpassingspolitiek, doch weet blijkbaar niet, dat in het officieel desbetreffend rapport de „volkomen aan passing aan de sfeer van het mooie, nog in stand gebleven, oude stadsdeel en aan zijn weder te herbouwen monumentale bouwwerken" vooropgesteld is. Mijn arti kel bevatte slechts enkele beschouwingen over de mate waarin deze aanpassing m.i. zou moeten plaats vinden. De schrijver heeft dit blijkbaar niet begrepen. Zeer terecht is aanpassing aan het be staande vooropgesteld. Zulks is natuurlijk een eerste vereischte; dat behoeft feitelijk geen verder betoog. Het is dan ook duis ter wat den heer Buys tot het schrijven van zijn artikel heeft geleid. Alleen blijkt er uit, dat hij met wil aanpassen aan het bestaande, maar wat hij dan wèl wil, ver zuimt hij duidelijk aan te geven, hetgeen jammer is Fatale gevolgen van niet- aanpassing. De tastbare bewijzen van het betreu renswaardige van niet-aanpassen aan het bestaande, waren, ,en zijn helaas nog, in Middelburg aanwezig. Het noodlot toch heeft gewild, dat juist de twee zeer mo derne gebouwen met platte daken, waar van de bouwers niet hebben aangepast aan de sierlijke vormen van het stadhuis, door bommen en vuur zijn gespaard, en een luide aanklacht vormen tegen de fatale theorie, dat men gerechtigd zou zijn, naast oude gebouwen ongestraft moderne te zet ten. Het feit, dat dit afschrikwekkend voorbeeld van de gevolgen van niet-aan- passing tot inzender niet schijnt te spre ken, is kenschetsend Voorts is de heer H. Buijs totaal abuis wanneer hij insinueert, dat ik voor gebrek kige stylimitatie zou hebben gepleit. Tot twee keer toe heb ik in mijn artikel tegen klakkeloozen stijlnamaak gewaarschuwd! De heer B. is een vluchtig lezer! Le Corbusier. Wanneer de inzender den „stijl" van Le Corbusier c.s. mooi vindt en hem als „geniaal" aanduidt, dan is dat zijn goed recht. Ieder zijn smaak! Ik stel daar ech ter tegenover het oordeel van den beken den architect Kropholler, die in een inter view met een vertegenwoordiger van het AN.P. sprak van de dwaasheden van Le Corbusier. (Zie N.R.Ct. 23—7—,1940.) Ir. Tillema schrijft over hem in „De ontluistering van ons land", dat Le Cor- In een tweetal artikelen komt onze medewerlcode heer B. von Brucken Fock terug op de beschouwingen van den heer H. Buijs. Wij verlée- nen hieraan gaarne plaatswijl het hierin vervatte pleidooi zich ba seert op de conclusies van het officieele aan B. en W. van Middel burg uitgebrachte en door dit col lege aanvaarde rapport. busier bij zijn pogingen om 'n weg tot ver betering in de woongelegenheden in Parijs te vinden, bij zijn bouwtrant den voor- naamsten factor van het geheele probleem over het hoofd zagen wel de erkenning, dat opstapeling der menschen in goed ge outilleerde pakhuizen, al zijn deze voor zien van de meest uitgebreide hygiënische installaties, in strijd is met de elementair ste verlangens der menschelijke? ziel, en dat de goede bouwkunst eerder zal ont staan op den bodem der traditie, (Waar ik ook voor pleitte.) Dat is weer een ander geluid! De moderne zakelijkheid. De heer Buijs wil verder de moderne zakelijkheid verdedigen. Daarover het vol gende: „Nuchterheid, kaalheid en proza karak- teriseeren de moderne zakelijkheid", merk te ik in mijn artikel op. Ik heb mij, dunkt mij, dienaangaande zeer gematigd uitge laten. Luistert wat een erkend kunstenaar als Cornelis Veth er in het bovenaange haalde boek over schrijft: „Ik ben overtuigd, dat de bouwwerken, die men thans alom ziet verrijzen, den mensch van het volgend geslacht onwaar dig zullen zijnHet zijn langwerpige vierkante muren van meestal vaal-gele steen, onderbroken door even saaie banen glas... Men heeft den zin verloren voor wat voor de schoonheid schier alles be- teekent: de verhoudingenEen ander zal in dit geschrift afrekenen met de dol- lemanslyriek die wordt gebezigd ter ver heerlijking van de dwingelandij der moder ne zakelijkheid; zij kan niet anders mani festeeren dan benepenheid en vreugdeloos heid. Zij heeft zeker niets te maken met kunst. -Cornelis Veth eindigt: „Tegen de ge zonde critiek van den beschaafden leek, den gebruiker, zal de verdwazing, die thans overal om zich heen grijpt, niet be stand blijken." Mr. dr. Westerman, blijkbaar een man van smaak, schrijft in 't Haagsch Maand blad van Apri". 193S van de moderne za kelijkheid: „Alles is vierkant, kaal, af schuwelijke sigarenkisten wier mistroos tige leelijkheid voor ieder duidelijk is, be halve voor de ontwortelden die ze schie pen." Ja, het is alles maar een kwestie van artistieke instelling! En het gekste is, dat de zoogenaamde moderne zakelijkheid lang niet altijd za kelijk, dus practisch is. De platte daken en de buiten verhouding groote glasopper vlakten hebben vele practische nadeelen! De moderne zakelijkheid, die de heer Bug's in bescherming neemt, is niet anders dan een internationale mode, die het nut tigheidsbeginsel naar voren bracht, en de leer propageerde, dat, als een gebouw maar nuttig en doelmatig was, het dan ook mooi zou zijn. Die theorie gaat natuur lijk niet op er zijn talrijke nuttige voor werpen, die niet mooi zijn, en daarentegen vele mooie voorwerpen, die niet nuttig zijn Het inzicht dat een gebouw nog een hoogere geestelijke, aesthetische functie had te vervullen, werd verwaarloosd. Ge lukkig is er reeds een sterke reactie merk baar, en gaan fijngevoelige architecten weer inspireeren op de oud-volksche tra ditie. Zie Kropholler. Bij onze Oostelijke naburen heeft de afschuwelijke moderne zakelijkheid haar triomfen gehad. De beminnelijke leugen". Tenslotte nog iets over de „beminnelijke leugen", op welk grapje de heer B. blijft voortborduren. Deze is nu eenmaal onver mijdelijk. Wanneer men geboren Middel burger is, gelijk ondergeteekende, weet men, dat van de meeste antieke gebouwen bijna alles „leugen" was, wanneer men dat woord perse wil gebruiken. Ik wees er in mijn vorig artikel reeds op, dat al het beeldhouwwerk van het stadhuis ver nieuwd is, en dus feitelijk „leugen". De móóie topgèveltjes van het Militair hospi taal, het door leeuwen geitroonde mooie bordes, heb ik in mijn jeugd gemist alles „leugen De schitterende kloostergang in de Abdij, de mooie met topgeveltjes prij kende Statenzaal aan de Groenmarkt, de sierlijke gevel van St. Joris, het was alles: „leugen". Dat kan immers niet anders. Wanneer men geen „leugen" toepaste, m.a.w. niet restaureerde en vernieuwde in den ouden trant, zou van de stijlvolle ge bouwen uit het verleden tenslotte niets meer overblijven, en zouden zij voor de kunstgeschiedenis geheel verloren gaan. Het merkwaardige is, dat Le Corbusier zelf een leugen is Ik heb eens gelezen, dat zijn ware naam geheel anders luidt De „beklemmingder Gothiek. Wanneer dan eindelijk inzender het nog heeft over de „beklemming" der Gothiek, terwijl voor ieder cultureel mensch de Gothiek toch geldt als het summum van schoonheid, waarvan het grootsche karak ter, de fijnheid van détails en de schoon heid der motieven met niets anders kun nen wedijveren, gelijk Prof. Gugel opmerkt in zijn 'boek „De Bouwstijlen", dan blijkt er zoo'n bx-eede klove te gapen tusschen den zichtbaar op proza ingestelden inzen der en ondergeteekende, dat verdere po lemiek welhaast onmogelijk wordt. Gelukkig begint n' en déplaise den heer Buijs, wiens aesthetische anteceden ten mij onbekend zijn de overtuiging veld te winnen in erkende kunstenaars- leringen, dat de oude ambachten wïer tot bloei moeten komen, met als basis de goede oude grondbeginselen, die in het vergeetboek zijn geraakt. Ter gelegenheid van de opening van een tentoonstelling van edelsmeedkunst en houtbewerking eenige maanden geleden, te 's-Hertogenbosch, heeft de bekende kunstkenner, tevens Commissaris in de provincie Noord-Brabant, jh>mr. dr. A van Rijckevorsel, dan ook gezegd „Men zal zich moeten inspireerert op het verle- len, i zelfs een ver verleden, de Gothiek, en kort daarna..,..." (Wordt vervolgd.). B. VON BRUCKEN FOCK. Rechtszaken RECHTBANK MIDDELBURG. Hooger beroep aangeteekend. Door J. V., 43 jaar, los arbeider te Sou burg, is hooger beroep aangeteekend tegen het vonnis van den politierechter te Middel burg van 26 November, waarbij hij wegens diefstal is veroordeeld tot 14 dagen gevan genisstraf. MEINEED. De rechtbank te Middelburg had zekeren P. TH. V. tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens meineed. Verdachte zou in een strafzaak betref fende een vechtpartij te Hansweert, jaren geleden als getuige onder eede een valsche verklaring hebben afgelegd. Hij achtte zich echter onschuldig en kwam in hooger be roep. De procureur-generaal bij het Haagsche Gerechtshof eischte bevestiging van het vonnis. Het hof, heden arrest wijzende, achtte het in de dagvaarding ten laste gelegde niet bewezen en sprak den verdachte vrij. Door DENIS MACKAIL. 10) Mijn raad is nu de volgende: tracht zooveel mog-lijk van je oom's nalaten schap, voor zoover er mlschien nog hier en daar lets van over is, bij elkaar te zoeken, en dan. zullen wij de firma Puxley je zooveel mogelijk ter zijde staan. Maar denk niet, na hetgeen ik je vanavond heb verteld, dat je den strijd tegen Adolf Lloyd kunt aanbinden. Al was je vijftig jaar in de City werkzaam geweest, dan zou ik je nog dien raad geven. Het zal een groote teleurstelling voor je zijn, maar tenzij je in het ar menhuis terecht wilt komen, zul je je tevreden moeten stellen met hetgeen je hebt en trachten door eigen verdiensten in je levensonderhoud te voorzien, zonder bezield te zijn met wraakgevoelens jegens Lloyd. Hij zou je even gemakkelijk ver pletteren als dat," zei de heer Cash, met zijn vingers knippend. „Maar je hebt mij nog niet verteld: wat is je beroep?" „Hetzelfde als van de meeste menschen van mijn leeftijd," zei Jlm. „Werkloos ex-mllltair zonder bepaalde vooruitzich ten." „Dat is beroerd," mompelde de heer, terwijl even zijn blik verduisterde. „Maar mijn raad blijft even goed van kracht," voegde hij er aan toe, „dus onthoud het goed, en als er iets ls dat wij voor je kunnen doen, dan zijn wjj maar al te gaarne bereid. De firma Puxley heeft be hoorlijk aan je oom verdiend en wij zijn niet ondankbaar," „Dat is zeer vriendelijk van u," zei Jim. „Ik zal het niet vergeten," Plotseling kwam er een gedachte by hem op. „Kunt u mij nog één ding zeg gen", zei hij. „Zou het is het denkt u dat er velen zijn, die van mijn oom's verliezen afweten? Ik ben niet van plan iemand er iets van te vertellen, als het niet bekend is. Be zou niet graag achter mijn rug worden uitgelachen door men schen, die net doen alsof ze met mijn lot begaan zijn." „Ik veronderstel, dat het in de hoog ste kringen onder de City zakenmenschen wel geen geheim meer zal zijn, dat Sir Alfred zware klappen heeft gekregen", antwoordde Mr. Cash; „Ik zelf heb dat al eenigen tijd geleden gehoord, maar niemand weet de bijzonderheden. In zijn laatste levensjaren werkte hij meer en meer alleen en hoewel mijn firma nu de werkelijke positie kent, geloof ik niet, dat er meer dan een paar menschen zijn, die slechts hebben kunnen vermoeden, dat de verliezen zoo groot waren." „Ik veronderstel dat die Lloyd het weet", vervolgde hij grimmig, „maar vast en zeker niet tot op een cent nauwkeu rig. Natuurlijk, wanneer het testament ter publieke inzage komt, kan iedereen, die het interesseert, nagaan wat de nalaten schap van je oom waard was en ik vrees dat je er op voorbereid moet zijn, dat sommige kranten het als interessant nieuws zullen beschouwen en er een arti kel aan zullen wijden. Maar dat zal nog wel even duren en in dien tusschentyd is jouw positie als volgt Je vrienden zul len waarschijnlijk-weten, dat je een oom had en hoe hij heette, maar tenzij ik mij erg vergis, behooren zjj niet tot het soort lieden, dat een dergelijke gebeurtenis pre cies volgt. En aan den anderen kant, ik denk niet, dat één persoon op de hon derd, die iets van je oom's zaken afwist, ooit van jouw bsetaan heeft gehoord. Neen, mijn jongen, voorioopig, als je het geheim wilt houden, denk ik dat je dat weinig moeite zal kosten. Daarover moet je zelf beslissen. In ieder geval is er geen schande aan verbonden, dat verzeker ik je." „Dat begrijp ik", zei Jim. „Dank u." Misschien begon het èerste stimuleerende effect van den bijzonderen portwijn te slijten, waardoor hij berouw kreeg over zijn zoo juist gedane ontboezeming of misschien vreesde hij, dat deze teleur gestelde erfgenaam gebruik zou maken van zijn welwillende stemming, om te trachten vijf pond sterling van hem te leenen; in elk geval veranderde de heer Cash hier plotseling van onderwerp en bracht de conversatie op allerlei takken van sport, de kookkunst, pensions en de politiek, zonder nog een enkele maal op persoonlijke aangelegenheden terug te komen, en niet lang daarna stond hij op en wenschte zijn gastheer goeden nacht, onder dankbetuiging voor een genoeglijken avond, „U moet nog maar eens hier komen dineeren", zei Jim. „Het zal mij altijd een waar genoegen zijn", antwoordde de heer Cash. „Goede hemelhet is al laat nu, nogmaals hartelijk dank. Laat ons weten, wanneer wij iets voor je kunnen doen. Wjj zullen je waarschijnlijk van tijd tot tijd over ver schillende punten moeten schrijven. Intus schen, goeden nacht en veel succes. Ik zal maar naar huis loopen. Het is een prachtige avond en het is niet ver." Jim deed zijn gast uitgeleide en keek hem een eindweegs na. De heer Cash liep normaal en Jim's bekendheid met de werking van den ouden port stelde hem in staat te berekenen, dat de tweede aanval den heer Cash pas na ongeveer een half uur zou overvallen, maar tegen dien tyd zou hij al lang thuis zijn en dan kon het geen kwaad. De procureur was klaarblijkelijk vrijgezel, dus hoefde Jim niet bang te zijn zich de woede van een mevrouw Cash op den hals te halen voor de al te gastvrije ontvangst van haar echtgenoot. „En toch weet ik zeker", mijmerde hij, terwijl hij naar de rookkamer terugslen terde, „dat ik dat allemaal nooit van hem op zijn kantoor te weten zou zijn gekomen. In geen honderd jaar. Het is tenminste iets, te weten wien ik dezen toestand te danken heb." Hij zette zich aan een scrrijftafel, daar hij er plotseling aan dacht, dat hij Mary een paar regels wilde schrijven, die zij bij aankomst in New Court zou vinden, doch hij herinnerde zich nu, dat hij nog den brief van zijn oom in zijn zak had. Hy verbrak het zegel en begon te lezen. De brief was nauwelijks drie maanden geleden gedateerd en luidde als volgt Waarde James, Ik zal dezen brief naar mijn procu reurs sturen, met de opdracht hem jou na mijn dood ter hand te stellen, want dokter Maclehose heeft mij gewaar schuwd, dat ik na mijn laatsten aanval voorzichtig moet zijn. Het treft onge lukkig, dat ik nu een groote. onderne ming op touw heb gezet, waar ik tot aan mijn ooren in zit, zoodat ik mij on mogelijk kan terugtrekken, zelfs al zou dat niet een zekeren ondergang betee- kenen. Ik moet dus wel voortgaan en zal maar hopen, dat de dokter zich heeft vergist. Ik heb je, wat mijn zaken betreft, nooit in vertrouwen genomen, hoewel ik waarschijnlijk wel iets in die richting zou hebben gedaan, als de oorlog niet tusschenbeide was gekomen, dus het is mij nu onmogelijk je uit te leggen, waar 1 ik mee bezig ben. Ik kan je alleen vertellen, dat het een strijd is op leven en dood tegen iemand, wien ik eens mijn volle vertrouwen geschonken heb, en ik moet al het geld, dat ik machtig kan' worden, in den strijd werpen, als ik een kans wil hebben om te winnen. Nu James, je zult jezelf wel afvragen, waarom ik je dit vertel, maar ik zal probeeren het je duidelijk te maken. Van het oogenblik af, dat ik mij je lot heb aangetrokken, had ik het plan op gevat, dat jij mjjn zaken na m(jn dood zou voortzetten. Ik wilde dit doen ter wille van mijn zuster jouw moeder en aangezien ik toen al aardig wat ver diende, besloot ik dat jij het voordeel zou hebben van een goede opvoeding en alles wat daarbij behoort, hetgeen ik heb moeten ontberen. Met andere woor den, James, ik wilde mijn zaken over dragen aan een beer. Nu, is het niet allemaal zoo geloopen als ik had gewenscht. Wat jou betreft ben ik meer dan tevreden ik heb je meer onder observatie gehad, dan je ooit hebt kunnen vermoeden en ik fcaiv jé nu wel zeggen, dat ik niet in je teleurgesteld ben. Ik heb mij nooit met je aangelegenheden willen bemoeien, omdat ik wel wist, dat als ik daar een maal mee begon, ik niet had kunnen ophouden en ik zou alles daarmede heb ben bedorven. Ja, wat jou aangaat, heb ik succes gehad. Maar door den oorlog is er veel mis- geloopen. Juist toen ik je in de zaak wilde opnemen, moest je meevechten en zoo zyn er vier of vijf jaar veloren ge gaan. Maar dat is niet alles. Ik ben sedert 1914 meer dan twintig jaar ouder geworden en zooals ik al zei, ik voer al een lieelen tyd een zwaren strijd tegen een man, dien ik in zyn jonge jaren vooruit geholpen heb, maar dat heeft hy vergeten. .(Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 5