KORTE PREDICATIE MEDIA VITA IN MORTE SUMUS. Ik reed. met iemand naar een begca- fenis, die mij verklaarde, dat hij wel aan een God, een Opperwezen geloof de, maar dat je daar de Kerk niet toe noodig had. Ik zei hem, dat ik in dat hoogere wezen van hem niet geloofde, omdat ik naar een begrafenis ging. Wanneer men in druilerigen regen bij een open groeve staat, ziet men het leven, zooals het werkelijk is. Soms ver hullen wij het nog in bloemen, maar het is reëler om aarde te strooien en dat is ons laatste woord. Hiertoe is nu. alles. Ook zie ik wat één graf aan leed be rokkent. En een graf in dezen tijd her innert aan de massagraven in den grond en de stalen graven onder zee. Een Opperwezen Bij een graf staande, wordt mij dat Opperwezen tot een gigantesken krankzinnige, die er een wreed behagen in schept te zien lijden en alles te bederven. Neen neen, als ik bij een graf aan een Vader in den hemel geloof, een Vader en toch geen verzonnen Sinterklaas, dan moet er iets anders, iets zeer sterks zijn, dat den dood overwint, den dood in het leven. De Kerk heeft uit verre eeuwen een noodkreet van beklemmende heftigheid. En Jezus Christus is er het antwoord op en ik weet geen ander, dat aan den rand eener groeve in druilerigen No- vemberregen klank behoudt, klank van overwinningi Midden in het leven zijn wij door den dood ontvangen. Wie is daar, die hulpe biedt, f dat wij troost erlangen Alleen Gij, onze Heere Onze zonde doet ons leed, die uw toorn ontbranden deed. Heilige Heere God, heilige, sterke God, heilige, barmhartige Heiland, Gij eeuwige God, laat ons niet verzinken in den bit'ren nood des doods Erbarm U onzer l F. Van onze Boekentafel 'n Zomervacantie in Oosterzee], door A. P. Schelling. Uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar. Een gezellig verhaal over een gezellige vacantie. Er gebeurt van alles en nog wat, maar de voornaamste gebeurtenissen zijn toch wel de ontmaskering van een brand stichter en de verloving van een van de meisjes met een jonge dokter. Een uur met de autobus, door Annik Saxegaard, uit het Noorsch vertaald door Kari van Noord. Uitg. Gebr. Kluitman, Alkmaar. Drie jonge meisjes, die het op kamers wonen beu zjjn, en een pasgetrouwd zee mansvrouwtje, wier man voor anderhalf jaar weggaat naar verre landen, huren samen een blokhut aan de kust, op slechts een uur afstand per autobus van de stad. Daar waar de frissche zeewind waait en de natuur vol stille schoonheid is, stu deert Tordis voor haar artsenexamen, wordt Ingjerd's kindje geboren en daar vindt Helle haar groot geluk. Bruidstijd, door Elisabeth Zer- nike. Uitg. N.V. Em. Querido's Uitgeversmij., Amsterdam. Eline is een stil, eenzaam meisje zonder vrienden en vriendinnen. Haar vader is een diplomaat, die voor zijn dochtertje heel weinig tijd heeft. Zij is pas studente ge worden, als haar vader tot G. G. van indië benoemd wordt. H\j wil zijn dochter mee nemen naar de tropen, waar zjj in plaats van' haar overleden moeder de rol van gastvrouw zal moeten spelen. Maar nu Eline het studentenleventje heeft leeren kennen, wil zij er nog geen afscheid van nemen. De eenige oplossing, om aan den dwingenden wensch van haar vader te ontkomen, is, dat hij hertrouwt. Eline brengt haar vader dan in kennis met haar muziekleerares. De aanstaande G. G. is zeer met deze jonge vrouw ingenomen en neemt haar als zijn echtgenoote naar Indië mee. Honderd, Zonnen in de Zomer door D. Althoff. Uitg. N.V. EM. Querido's Uitgeversmij., Am sterdam. Hille Bork onttrekt zich aan de banale sfeer van zijn huwelijksleven en gaat zwer ven. Na een rusteloozen trek van de eene plaats naar de andere komt hjj in Boeda pest. Daar ontmoet Hille de vrouw. Zij is eenzaam en leeft in de herfst van. haar leven. De tijd samen met Hille beleefd, is de tijd van de honderd zonnen in den zomer, maar brengt haar tevens tot een psychische inzinking. Hille Bork keert nu huiswaarts, ver twijfeld doch verstandiger en sterker. Dagelijksch Brood door J. W. F. Werumeus Buning. Uitg. N.V. EM. Querido's Uitgevers- mij-, Amsterdam. In dezen nieuwen bundel van Werumeus Buning is weer die rijke afwisseling aan wezig, die men in al zijn werken vinden kan. Juist deze groote afwisseling maakt hem als dichter zoo populair. De schrijver heeft deze verzameling m drie groepen ingedeeld nl.1. Gedichten, 2. Gelegenheidsgedichten, 3. Vertalingen. De eene groep doet voor de andere niets onder en stuk voor stuk hoort men het zeer persoonlijk accent erin. Zeeuwsche Kroniek FAMILIEBERICHTEN IN VROEGERE DAGEN. Om over dit onderwerp te schrijven kan het niet anders of de stof daarvoor moet voor een groot deel verzameld worden uit de oudste Zeeuwsche courant, tot voor "eenige maanden de Middelburgsche Cou rant geheeten. Zij verscheen voor het eerst den 26sten April 1758 en had een grootte van 6 bij 2.2 d.m.. dus die van een ge wone lei. En dan verscheen de courant in de eerste tientallen van jaren slechts twee maal per week, later driemaal. De rubriek adv<«»ói3tiën was niet groot en dan was de inhoud daarvan bijna uit sluitend het te koop aanbieden van roeren de en onroerende goederen. De zoogenaamde familieberichten kwa men eerst voor in de laatste jaren der 18de eeuw en dan nog spaarzaam. Zij werden en worden nog door velen het eerst gelezen om daarna vaak de courant even door te loopen. Men kan ze naar den inhoud ver- deelen in verschillende onderdeelen, zoo als geboorte, overlijden, huwelijk, huwelijks jubileum, verjaardagen bij hoogen ouder dom, als het een kroonjaar is, enz. Wij zullen het voornamelijk hebben over de oudste familieberichten: geboorte en overlijden. Beide belangrijke gebeurtenis sen in een gezin kan men het gemakke lijkst door middel van de courant aan de wereld bekend maken. Opmerkelijk dat overlijdensadvertenties eerder in de courant voorkwamen dan ge- boorteberichten. Toch was ook aan den buitenkant der woning te zien, of er iemand geboren of overleden was. Het over lijden begrijpen wij, daar de gordijnen wer den afgenomen of geheel neergelaten, 't geen nog meestal geschiedt. Vroeger werd bovendien nog een bos stroo naast de voor deur gezet. De bekendmaking van een geboorte ge schiedde in sommige streken op een wijze, welke niet meer bestaat, ja het is zelfs zoo goed als niet meer bekend, dat zij be staan heeft. Was n.l. in een huis een kind geboren, dan werd de klopper aan de huis deur versierd. Men sprak dan van een kraamklopper. Later werd onder den klopper een versierd plantje of een gewe ven kleedjé aangebracht. Daar het aanbrengen van het kraam kloppertje tot doel had bekend te maken, dat er een kind geboren was, kan dat be schouwd worden als de voorlooper van de geboorteadvertentie. Zoo'n bekendmaking was niet zoo vlug als in de courant, doch het heugelijk nieuws ging spoedig van mond tot mond, immers zeiden de oude Romeinen reeds: Fama volat, d.w.z. het gerucht vliegt. Ook leefde men vroeger meer met elkaar dan naast elkaar. Het doel, n.l. publicatie werd ten laatste toch bereikt, daar eerst na 6 weken het kraamkloppertje werd verwij derd. Naar den naam van de(n) jonggeborene was men niet zoo nieuwsgierig. Bovendien kon men dien zoo goed als zeker raden, daar de naamgeving meestal naar een vaste ongeschreven wet geschiedde. Eerst werd een der ouders van den man vernaamd, dan die der vrouw, enz. In vele families, vooral op 't platteland, is dat nog zoo. Toen in het begin der vorige eeuw een ge boorteadvertentie in de courant werd ge plaatst, werd de naam van het kind ook nog niet genoemd. Zij luidde b.v. aldus: Heden beviel van een dochter Johanna Er- merins, geliefde huisvrouw van J. R. de Vassy. Dat de toon niet aleen gemoedelijk, maar ook merkwaardig was, blijkt uit de volgen de advertentie: Mijn geliefde huisvrouw verloste heden zeer voorspoedig van haar vierde dochter, ons veertiende kind, 't geen met alle overi ge, welgeschapen en welvarend, onze vreugde en dankstof, maar niet minder on ze zorgen en moeiten vermeerdert. De moeder werd zeer terecht als de voornaamste beschouwd, en daarom dus alleen haar naam genoemd. Men leefde nog niet in de eeuw van het kind. Dus nog geen geboorteadvertenties, zooals er in de laatste jaren wel eens voorkomen b.v. Heden kregen wij een broertje Jan. De eerste familieberichten in de cou rant waren, zooals wij reeds schreven, niet de aankondigingen van geboorte maar van overlijden. Deze waren niet omlijst met een rouwrand, ook was de inkleeding ge heel anders. Plaatsgebrek noopt mij ze niet in haar geheel over te kunnen schrij ven. De toon was meer gemoedelijker dan thans. Meestal werd ook de ziekte ge noemd, waaraan de overledene was ge storven. Een weinig verkort een paar voorbeelden: Goes, den 29 Maart 1830. Heden des morgens even na zeven uur overleed Ma ria Pieternella Dominicus in den ontlui kenden leeftijd van negentien maanden ten gevolge van krampen op de Long. Middelburg, den 29 Maart 1830. Heden overleed aan de gevolgen van het Water Mejufvrouw Janna Eybaard, in den ouder dom van 50 jaar. Andere genoemde doodsoorzaken waren: toevallen, borsttering, enz. Als in een overlijdensadvertentie stond „Van brieven met rouwbeklag verschoond te blijven", klinkt dat in onze ooren niet vreemd, maar wel vreemd vinden wij, als in een huwelijksadvertentie staat: Verzoe ke van felicitatiebrieven verschoond te blij ven". Hoe was dat mogelijk? Waren de a.s. jonggehuwden van vroeger niet zoo jjdel als die van tegenwoordig Waarom dan een advertentie geplaatst? De lezer van heden moet weten, dat er een financieele kwestie aan verbonden was. Thans brengt de post een brief voor 7% cent, voor korten tijd voor 5 cent, naar den uitersten uithoek van ons land. Door dat de afzender een reeds betaalde post zegel op de enveloppe plakt, 't geen wij heel geWoon vinden, is de verzending fran co. Toen de postzegels voor het eerst in ons land gebruikt werden n.l. op 1 Januari 1852, werd in de eerste jaren op het kan toor van afzending enkel het woord fran co op den postzegel gestempeld. Later bo ven dit woord ook de plaats en de datum van verzending. Nog later werd het woord franco achterwege gelaten. yoor er postzegels gebruikt werden, Voor de Huisvrouw DOELMATIGE VOEDING IN DEZEN TIJD door MARTINE WITTOP KONING. De „Ingepakte" tweede brood maaltijd. Wie zijn „kuchie" naar werkplaats, kan toor of school meeneemt, zal uit den aard der zaak aangewezen zijn op gemakkelijk te verpakken voedsel. Hier dus geen koude of warme „hapjes" uit kelder of vliegen kast afkomstig, maar integendeel het handhaven van de gewoonte om „belegde boterhammen" mee te nemen. Daarbij kie zen we dan zulke belegsels, die bun sma kelijkheid gedurende het vervoer bewaren en die bovendien een goede kans maken om voedzaamheid te paren aan een niet te hoogen prijs. Met de boter, waarvan we voor dezen maaltijd gemiddeld per persoon slechts 15 20 gr. zullen kunnen gebruiken, dienen we zuinig te zijn. Willen we daarbij den schijn redden, door aan de boterhammen weliswaar geen grootere hoeveelheid vet toe te bedeelen, maar wèl den indruk te geven van goed gesmeerd te zijn, dan kun nen we de boter door elkaar roeren met wat melk (op bovengenoemde hoeveelheid van 15 k 20 gr. boter bijv. 1 eetlepel melk) heel gemakkelijk komt de menging tot stand, als we in een kopje het klontje boter met de warme melk rondbewegen de warmte van de melk doet het buitenste laagje van de boter smelten en brengt het daarop volgende laagje tot een zalfachtig heid, die het verder dooreenroeren van melk en boter vergemakkelijktin een oogenblik wordt op deze wijze een gelijk matig, goed smeerbaar voedsel gevormd, ongeveer het dubbele van de oorspronke lijke hoeveelheid boter. Het kaasrantsoen van circa 14 gr. per persoon per dag leent zich in geraspten vorm uitstekend tot het vermengen met een gedeelte van de bovenbeschreven bo- terhoeveelheid roeren we de geraspte kaas door 1'3 van die boter, dan hebben we ruim genoeg om er twee sneden brood (bruin mee te besmeren en ze zoodoen de èn smakelijk èn voedzaam te maken. Een andere mogelijkheid, die de distribu tie ons geeft, is het beleggen van de ge smeerde boterhammen (twee aan twee op elkaar) met het een of ander „vleesch- waren"-product, 't Voordeeligst zal zijn de bloedworst, waarvan we l</2 ons per bon kunnen koopendaarna volgt de lever worst met 1% ons per bon. Minder voor- deelig, zoowel wat den prijs als wat de hoeveelheid per bon betreft, is de gekook te worst, waarvan slechts ons per bon is toegestaan. Visch vooral de vette soorten, zooals haring, bokking, sprot laten zich ook betrekkelijk gemakkelijk tusschen de sne den brood leggen, des te gemakkelijker misschien als ze goed fijngesneden vermengd worden met een fijngewreven kouden aardappel, zoodat ze tot een ge lijke smeerbare massa worden gemaakt, een soort zelfbereide visch-p&té. Lang niet te versmaden zjjn verder in dit geval de koude aardappelplakjes (niet te dun gesneden!) Op het gesmeerde brood gelegd en voorzien van een ietsje mosterd, vormt dit eenvoudige belegsel niet alleen uit een oogpunt van voedingswaarde een prachtige aanvulling van het broodrant soen, maar stetl het ook een pittige trac- tatie voor, die men tot nu toe weinig in toepassing placht te brengen. Tenslotte, om het aantal mogelijkheden met nog één te vermeerderen en dus de kans op eentonigheid in de dagelijksche broodbelegsels te ontloopen, wil ik nog wijzen op de kwark, het nog vrij te betrek ken zuivelproduct, dat prachtig in staat is het boter- en kaasrantsoen aan te vul len en dat zich, mits men een soort kan verkrijgen, die eenige consistentie heeft en dus niet te rijk is aan vocht, tusschen twee sneden bruin brood zonder bezwaar laat meenemen zelfs kan in dat geval de boter op het brood achterwege blijven, een besparing, die waarschijnlijk ten bate van gebraden of gebakken spijzen kan worden gebruikt en die aan menige huisvrouw dus welkom zal zijn. Vermengd met een ietsje zout en verder wat fijngesneden selderij, prei of peterselie, een stukje geraspte ui of wat dikke tomatenpurée vormt een flink laagje kwark de twee sneden bruinbrood tot een „sandwich", die er zjjn mag, zoo wel wat smakelijkheid als wat voedzaam heid betreft Stellen we het rantsoen vast op drie paar boterhammen, die volgens de hier be schreven aanwijzingen zijn belegd, dan bljjven we, wat de per gezin beschikbare hoeveelheden brood betreft, binnen de grenzen. Het is bepaald noodzakelijk, dat tot den maaltijd met belegde boterham men ook dagelijks L. melk wordt gere kend, hetzjj als zoodanig, hetzij bereid tot chocolademelk. Koud in een fleschje met beugelsluiting, warm in een thefmosflesch is deze melkdrank gemakkelijk mee te nemen en verdient hij verreweg de voor keur boven de anders gebruikelijke thee of koffie. moest niet de afzender maar de geadres seerde de port betalen. Het bedrag hier van hing af van den afstand tusschen de plaats van afzending en die van ontvangst en was soms vrrj hoog.. Als wij dit weten, dan kunnen wij begrijpen, waarom de a.s. jonggehuwden, hoe gelukkig zij zich ook gevoelden, niet gaarne veel brieven ontvin gen, vooral niet uit ver gelegen plaatsen. Dat zou hun duur te staan komen. Van daar hun verzoek van felicitatiebrieven verschoond te blijven. Nu wjj het toch over de eerste postze gels hebben, vermelden wij nog, dat de postadministratie toen verzocht de postze gels in den linkerhoek van de enveloppe te plakken. Als reden hiervan kunnen w(j al leen opgeven een uniformeele regeling. Bij de familieberichten van overlijden, geboorte en huwelijk kwamen later die van huwelijksjubileums, het bereiken van een hoogen leeftijd, als het een zoogen. kroonjaar is. Van ouds zijn zij in de courant een be langrijk© rubriek, die zeker geen enkele lezer zal overslaan. Bevelan'se brieven. Komme of pompe. Louw en Leen waere in t grêelkot doende mee paeretuug nae te zien. Om zes uren achêedden Louw der uut; ie wou z'n eigen vóór den eten opkelve. Toen ten bie de schuurbanke z'n 'anden 'ewas- sen gieng 'n êest in de kêete z'n eigen scheere. Z'n spiegel 'ieng 'n an een spie- kertje in 't midden van één van de rae- men, dan viel 't licht op weeskanten deur de rute op z'n kaeken. Ie was druk an 't kwipselen en ie stieng mee een wezen vol schuum, die jongers over d'onder- deure keke. Die waere, zó drie ze tuus kwamme, op zoek 'egae nae nom Louw. Joane was ok in de kêete; bezeg om 't eten gerêed te maeken. Ze een stik spek in kruppen 'esnee-e en die kruppen wee' in teirlienksjes, uut-'ebraeje in een diepe panne, toen der mie een vurke uut- 'evist op een bord en in een gedêelte van dat vet was ze noe doende de petaten te bakken. Op de taefel stieng een scheutel kropslae, zó' geel as goud en zó zochte as beuter; dae most ze alleeneg nog een juuntje over snie-e, een schootje arzien d'r over, de speksjes en dan trek die panne gloeiende petaten der op en oalles goed deurbouwe. Ze liep gestadeg 'een en weer, de taefel anzette: borden en kommen, vurkens en messen. Thee opschinke, suker in de kom me, melk op den taefel. Ze snee een stae- pel brood; wan' in petaten alleene kuste die venters d'r genoegen nie ete, en langden smaer. Ze 't druk genoegt, wan' ze most ok nog oalle öogenblikken nae de petaten kieke. Die jongers: waere der in 'ekomme en die daarlik 'onderd uut te vraegen. Ofdè.' ze oltied twi kêer op een dag werm eten atte en waerom Louw z'n eigen 's aevens gieng scheere. Ze moste ieder woord wè' uut z'n kele 'aele, mae ze kwaeme toch te weten, dat 't nae den eten nog nae 't durp wou om sigaren en dè.' zulder meemochte, k ze nie oal te vervelend waere en d'r eigen ok fesoenlek opkelfden. Dat was tegen gin döoven 'ezeid. Ze vloge in 'uus: „Oma, waar is mijn koffer?" „Je kof fer?" zei de' vrouwe, „die is wee-ó. vrom tuus". Nou, af fijn! wae waere dan d'r spullen? Ze mieke een drukte as zeven man. Dat lozeerkaemertje was netjes in orde, mee een geborduurd spatscherm achter de waschtaefel en klêedjes onder de baksjes en de kommen en de krafjes. Een êemmer voe 't vule waeter en een pe- piermandje, af fijn: oalles zö-k 't 'oort. Mae' nae' de jongers d'r zin was 't glad nie, die sputterden zövee' tegen en 't ein de was dè.' ze wee nae buten kwaeme mee niks as een zwembroek an en een gróoten 'anddoek over d'r schoere. Ze liepe nae de schuurstoepe, den êenen be- gust te pompen en den anderen gieng onder de straele zitte, z'n eigen boendere mee een stik zeepe. Nog is flink rontom of-'espoeld en toen z'n eigen dröoge 'evre- ve toetdè. z'n rik glad róód zag. En toen den anderen van 't zelfde idem dito. Dat ze in een kwartier 'elapt en Louw kwam nog mae net z'n tesje scheer- waeter uutgooie a zulder wee-k nae bo ven drusten op d'r röoie badschoenen. Joane schodden d'r öod twint k ze over d'onderdeure keek: „oal sporen op de lóoper". Mientje was onder d' 'and ok tuus 'ekomme. Die wist êest niet wat h ze zag: twi naekende jongers op d'r schuurstoepe. Ze schoot er werentig glad röod van. „Die noe toch niks gin schim- te. Is dat noe toch een dóen om zó voe een méns z'n aangezicht te lóopen?" Ze gieng op de banke zitte en begust avast de bóonen te rêepen, Joane 't eten ge rêed, die schoof de petatepanne van ach ter op de kachel en kwam 'elpe bie Mien tje. Louw was ok nae binnen 'egae. En toen namme zulder mee d'r beien die jongers is eventjes onder 'anden. Dat duurden nie lank of ze 'oorden in 'uus wee een gróót lawjjt, Louw mee een gröote stemme der boven uut en even laeter kwaeme die jongers nae buten: ge- rute kousen an, petatezakken en schóone over-'emmetjes onder d'r jasje. Ze waere êest beleedegd omdè.' ze nie bie Louw in de kaemer mochte, twint die z'n eigen verschóonden, toen gienge ze om z'n zitte lache en van oalles zegge, net as: „onze kuische Oom Louw is een prude". Joane en Mientje zwolle op as padden, mae ze zwege, ollebei. Zó lank duurden dat trouwens ok nie of Louw was ok klaer, den baes kwam tuus en Mientje gieng de vrouwe roepe. Den êenen nae den anderen kwam in de kêete en gieng op z'n plekke zitte. In de regel wier der nie vee 'esproke onder 't eten, mae noe die twi jongers SCHAKEN Redacteur J. M. MULLUS. Onderstaande partij werd gespeeld in den wedstrijd om het kampioenschap van Zee- land. WitW. de Graaf. Zwart J. M. Mullié. Fransche partij. 1. e2e4 e7—e6 2. d2—d4 d7—<35 3. Pblc3 Pg8—f6 4. Lel—g5 Lf8b4 Dit is de zoogen. MacCutcheon-variant. 5. e4e5 h7h6 6. Lg5d2 wel de beste voortzetting. Vroeger was 6. ef6 s hg5 7. fg7 Tg8 zeer gebruikelijk, maar wanneer zwart goed voortzet bereikt wit niets, b.v. 8 h4 gh4 (niet Tg7 wegens 9 h5) 9 Dh5 Df6 10 Pf3 Pc6 11 00—0 Ld7 met gelijke kansen. 6Lb4 X c3 7. b2X3c de voort zetting 7 Lc3 Pe4 8 Lb4 c5 levert niets op voor wit. Men merke op dat dan 9 dc5:?i faalt op 9 Pf2: 10 Kf2: Eh4+ 7. Pf6—e4 8. Pgl—f3. Hier is gebruikelijker Dg4. Zwart heeft dan de keus tusschen 8Kf8 en 8 g6. 8c7—c5 9. Lf 1d3 Pe4Xd2 10. Ddl X d2 niet 10. Lb5+ wegens 10 Kf8, 11. Dd2 en 11c4! en de witte looper is opgesloten en gaat verloren. 1 0c5c4 11. Ld3—«2. Nu is de witte damevleugel geheel vastgelegd, maar het nadeel voor zwart is, dat zijn raads heer in alle opzichten „slecht" is. 1 1Pb8c6 12. h2h3 Pc6e7 13. g2g4 wit wil beletten dat het zwarte paard op f5 komt, wat evenwel niet zoo erg was. Zwart neemt maatregelen tegen een event, witte pionnenstorm op de ko ningsvleugel, die echter niet te vreezen is. 13Pe7g6, deze zet is niet de beste. Beter leek 13. Da5 gevolgd door Ld7 en 000. 14. h3h4 h6—h5 15. g4Xh5 Th8Xh5 16. Pf3 X g5 Th5Xh4 17.ThlXh4 Pg6Xh4- 18. Le2—g4! Dd8—e7 19. Kei—e2 Ph4—g6 zwart verliest te veel tijd met het pareeren van aanvallen op het zwakke punt f7 en komt daardoor niet tot ontwikkeling van de damevleugel. 22. Th7h3 een sterke zet, waarna het 20. Tal—hl Lc8d7 21. Thl—h7 De7—f8 voor zwart zeer moeilijk wordt. Er dreigt nu natuurlijk 23. Tf3, waarna zoowel f7 als e6 onder vuur worden, genomen. 22. Df8e7, deze zet be- teekent een remise-aanbod van de kant van zwart. 23. Th3—f3 Pg6h8 24. Dd2—f4, hier leek Pf7: 24Pf7: en daarna 25. Lh5 sterker. 24000, eindelijk. Stelling na 24000. a bede t g b 25. Pg5Xf7 Td8g8 26.Pf7Xh8 Tg8Xh8 27. Df4f7 Kc8d8 28. Df7—f4 Ld7—e8 zwart verkeerde hier reeds in groote tijd nood. 29. Df4—g3 Le8—a4 30. Ke2—d2, hier leek Le6: gevolgd door Dg7een aardige wen ding, vooral gezien de tijdnood van zwart. 30De7—g5+31.Tf3—f4 Th8—f8 32. Kd2e3 Kd8—e7 33.Lg4—dl Dg5Xf4-f 34. Dg3Xf4 Tf8Xf4: 35. Ke3 Xf4 La4—«8 36. Kf4g5 Ke7f8, waarna men tot re mise besloot. 't an de stok mee Louw en Mientje. Die jongers lachten Louw uut omdat 'n beschaemd was voe z'nvblöote rik. Mientje zei „julder gêen menieren je zou is wat 'óore, je gin fesoenlikke wastaefei en belast wier om jen eigen bie de pompe te wassen". Louw zei: „dae' bin ik temissen te beschaafd voe". Die jongers 'ieuwe vol: „een komnietje en een kannetje is primitief en een pomp is een flinke douche, de beschaving zit in 't goed schoon wasschen, niet in kom of pomp". En ze rochte het niet sêens ieder bleef bie z'n eigen inzicht. H. C. H. (Foto Weltbild)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 10