KORTE PREDICATIE
MEDIA VITA IN MORTE
SUMUS.
Ik reed. met iemand naar een begca-
fenis, die mij verklaarde, dat hij wel
aan een God, een Opperwezen geloof
de, maar dat je daar de Kerk niet toe
noodig had. Ik zei hem, dat ik in dat
hoogere wezen van hem niet geloofde,
omdat ik naar een begrafenis ging.
Wanneer men in druilerigen regen
bij een open groeve staat, ziet men het
leven, zooals het werkelijk is. Soms ver
hullen wij het nog in bloemen, maar het
is reëler om aarde te strooien en dat is
ons laatste woord. Hiertoe is nu. alles.
Ook zie ik wat één graf aan leed be
rokkent. En een graf in dezen tijd her
innert aan de massagraven in den
grond en de stalen graven onder zee.
Een Opperwezen Bij een graf
staande, wordt mij dat Opperwezen tot
een gigantesken krankzinnige, die er
een wreed behagen in schept te zien
lijden en alles te bederven. Neen neen,
als ik bij een graf aan een Vader in
den hemel geloof, een Vader en toch
geen verzonnen Sinterklaas, dan moet
er iets anders, iets zeer sterks zijn, dat
den dood overwint, den dood in het
leven.
De Kerk heeft uit verre eeuwen een
noodkreet van beklemmende heftigheid.
En Jezus Christus is er het antwoord
op en ik weet geen ander, dat aan den
rand eener groeve in druilerigen No-
vemberregen klank behoudt, klank van
overwinningi
Midden in het leven zijn wij
door den dood ontvangen.
Wie is daar, die hulpe biedt, f
dat wij troost erlangen
Alleen Gij, onze Heere
Onze zonde doet ons leed,
die uw toorn ontbranden deed.
Heilige Heere God,
heilige, sterke God,
heilige, barmhartige Heiland,
Gij eeuwige God,
laat ons niet verzinken
in den bit'ren nood des doods
Erbarm U onzer l
F.
Van onze Boekentafel
'n Zomervacantie in Oosterzee],
door A. P. Schelling. Uitg. Gebr.
Kluitman, Alkmaar.
Een gezellig verhaal over een gezellige
vacantie. Er gebeurt van alles en nog wat,
maar de voornaamste gebeurtenissen zijn
toch wel de ontmaskering van een brand
stichter en de verloving van een van de
meisjes met een jonge dokter.
Een uur met de autobus, door
Annik Saxegaard, uit het
Noorsch vertaald door Kari van
Noord. Uitg. Gebr. Kluitman,
Alkmaar.
Drie jonge meisjes, die het op kamers
wonen beu zjjn, en een pasgetrouwd zee
mansvrouwtje, wier man voor anderhalf
jaar weggaat naar verre landen, huren
samen een blokhut aan de kust, op slechts
een uur afstand per autobus van de stad.
Daar waar de frissche zeewind waait
en de natuur vol stille schoonheid is, stu
deert Tordis voor haar artsenexamen, wordt
Ingjerd's kindje geboren en daar vindt
Helle haar groot geluk.
Bruidstijd, door Elisabeth Zer-
nike. Uitg. N.V. Em. Querido's
Uitgeversmij., Amsterdam.
Eline is een stil, eenzaam meisje zonder
vrienden en vriendinnen. Haar vader is een
diplomaat, die voor zijn dochtertje heel
weinig tijd heeft. Zij is pas studente ge
worden, als haar vader tot G. G. van indië
benoemd wordt. H\j wil zijn dochter mee
nemen naar de tropen, waar zjj in plaats
van' haar overleden moeder de rol van
gastvrouw zal moeten spelen.
Maar nu Eline het studentenleventje
heeft leeren kennen, wil zij er nog geen
afscheid van nemen. De eenige oplossing,
om aan den dwingenden wensch van haar
vader te ontkomen, is, dat hij hertrouwt.
Eline brengt haar vader dan in kennis met
haar muziekleerares. De aanstaande G. G.
is zeer met deze jonge vrouw ingenomen
en neemt haar als zijn echtgenoote naar
Indië mee.
Honderd, Zonnen in de Zomer
door D. Althoff. Uitg. N.V. EM.
Querido's Uitgeversmij., Am
sterdam.
Hille Bork onttrekt zich aan de banale
sfeer van zijn huwelijksleven en gaat zwer
ven. Na een rusteloozen trek van de eene
plaats naar de andere komt hjj in Boeda
pest. Daar ontmoet Hille de vrouw. Zij is
eenzaam en leeft in de herfst van. haar
leven. De tijd samen met Hille beleefd, is
de tijd van de honderd zonnen in den
zomer, maar brengt haar tevens tot een
psychische inzinking.
Hille Bork keert nu huiswaarts, ver
twijfeld doch verstandiger en sterker.
Dagelijksch Brood door J.
W. F. Werumeus Buning. Uitg.
N.V. EM. Querido's Uitgevers-
mij-, Amsterdam.
In dezen nieuwen bundel van Werumeus
Buning is weer die rijke afwisseling aan
wezig, die men in al zijn werken vinden
kan. Juist deze groote afwisseling maakt
hem als dichter zoo populair.
De schrijver heeft deze verzameling m
drie groepen ingedeeld nl.1. Gedichten,
2. Gelegenheidsgedichten, 3. Vertalingen.
De eene groep doet voor de andere niets
onder en stuk voor stuk hoort men het
zeer persoonlijk accent erin.
Zeeuwsche Kroniek
FAMILIEBERICHTEN IN VROEGERE
DAGEN.
Om over dit onderwerp te schrijven kan
het niet anders of de stof daarvoor moet
voor een groot deel verzameld worden uit
de oudste Zeeuwsche courant, tot voor
"eenige maanden de Middelburgsche Cou
rant geheeten. Zij verscheen voor het eerst
den 26sten April 1758 en had een grootte
van 6 bij 2.2 d.m.. dus die van een ge
wone lei. En dan verscheen de courant in
de eerste tientallen van jaren slechts twee
maal per week, later driemaal.
De rubriek adv<«»ói3tiën was niet groot
en dan was de inhoud daarvan bijna uit
sluitend het te koop aanbieden van roeren
de en onroerende goederen.
De zoogenaamde familieberichten kwa
men eerst voor in de laatste jaren der 18de
eeuw en dan nog spaarzaam. Zij werden en
worden nog door velen het eerst gelezen
om daarna vaak de courant even door te
loopen. Men kan ze naar den inhoud ver-
deelen in verschillende onderdeelen, zoo
als geboorte, overlijden, huwelijk, huwelijks
jubileum, verjaardagen bij hoogen ouder
dom, als het een kroonjaar is, enz.
Wij zullen het voornamelijk hebben over
de oudste familieberichten: geboorte en
overlijden. Beide belangrijke gebeurtenis
sen in een gezin kan men het gemakke
lijkst door middel van de courant aan de
wereld bekend maken.
Opmerkelijk dat overlijdensadvertenties
eerder in de courant voorkwamen dan ge-
boorteberichten. Toch was ook aan den
buitenkant der woning te zien, of er
iemand geboren of overleden was. Het over
lijden begrijpen wij, daar de gordijnen wer
den afgenomen of geheel neergelaten, 't
geen nog meestal geschiedt. Vroeger werd
bovendien nog een bos stroo naast de voor
deur gezet.
De bekendmaking van een geboorte ge
schiedde in sommige streken op een wijze,
welke niet meer bestaat, ja het is zelfs
zoo goed als niet meer bekend, dat zij be
staan heeft. Was n.l. in een huis een kind
geboren, dan werd de klopper aan de huis
deur versierd. Men sprak dan van een
kraamklopper. Later werd onder den
klopper een versierd plantje of een gewe
ven kleedjé aangebracht.
Daar het aanbrengen van het kraam
kloppertje tot doel had bekend te maken,
dat er een kind geboren was, kan dat be
schouwd worden als de voorlooper van de
geboorteadvertentie.
Zoo'n bekendmaking was niet zoo vlug
als in de courant, doch het heugelijk
nieuws ging spoedig van mond tot mond,
immers zeiden de oude Romeinen reeds:
Fama volat, d.w.z. het gerucht vliegt. Ook
leefde men vroeger meer met elkaar dan
naast elkaar. Het doel, n.l. publicatie werd
ten laatste toch bereikt, daar eerst na 6
weken het kraamkloppertje werd verwij
derd.
Naar den naam van de(n) jonggeborene
was men niet zoo nieuwsgierig. Bovendien
kon men dien zoo goed als zeker raden,
daar de naamgeving meestal naar een vaste
ongeschreven wet geschiedde. Eerst werd
een der ouders van den man vernaamd,
dan die der vrouw, enz. In vele families,
vooral op 't platteland, is dat nog zoo.
Toen in het begin der vorige eeuw een ge
boorteadvertentie in de courant werd ge
plaatst, werd de naam van het kind ook
nog niet genoemd. Zij luidde b.v. aldus:
Heden beviel van een dochter Johanna Er-
merins, geliefde huisvrouw van J. R. de
Vassy.
Dat de toon niet aleen gemoedelijk, maar
ook merkwaardig was, blijkt uit de volgen
de advertentie:
Mijn geliefde huisvrouw verloste heden
zeer voorspoedig van haar vierde dochter,
ons veertiende kind, 't geen met alle overi
ge, welgeschapen en welvarend, onze
vreugde en dankstof, maar niet minder on
ze zorgen en moeiten vermeerdert.
De moeder werd zeer terecht als de
voornaamste beschouwd, en daarom dus
alleen haar naam genoemd. Men leefde
nog niet in de eeuw van het kind. Dus
nog geen geboorteadvertenties, zooals er
in de laatste jaren wel eens voorkomen
b.v. Heden kregen wij een broertje Jan.
De eerste familieberichten in de cou
rant waren, zooals wij reeds schreven, niet
de aankondigingen van geboorte maar van
overlijden. Deze waren niet omlijst met
een rouwrand, ook was de inkleeding ge
heel anders. Plaatsgebrek noopt mij ze
niet in haar geheel over te kunnen schrij
ven. De toon was meer gemoedelijker dan
thans. Meestal werd ook de ziekte ge
noemd, waaraan de overledene was ge
storven. Een weinig verkort een paar
voorbeelden:
Goes, den 29 Maart 1830. Heden des
morgens even na zeven uur overleed Ma
ria Pieternella Dominicus in den ontlui
kenden leeftijd van negentien maanden ten
gevolge van krampen op de Long.
Middelburg, den 29 Maart 1830. Heden
overleed aan de gevolgen van het Water
Mejufvrouw Janna Eybaard, in den ouder
dom van 50 jaar.
Andere genoemde doodsoorzaken waren:
toevallen, borsttering, enz.
Als in een overlijdensadvertentie stond
„Van brieven met rouwbeklag verschoond
te blijven", klinkt dat in onze ooren niet
vreemd, maar wel vreemd vinden wij, als
in een huwelijksadvertentie staat: Verzoe
ke van felicitatiebrieven verschoond te blij
ven".
Hoe was dat mogelijk? Waren de a.s.
jonggehuwden van vroeger niet zoo jjdel
als die van tegenwoordig Waarom dan
een advertentie geplaatst?
De lezer van heden moet weten, dat er
een financieele kwestie aan verbonden was.
Thans brengt de post een brief voor 7%
cent, voor korten tijd voor 5 cent, naar
den uitersten uithoek van ons land. Door
dat de afzender een reeds betaalde post
zegel op de enveloppe plakt, 't geen wij
heel geWoon vinden, is de verzending fran
co. Toen de postzegels voor het eerst in ons
land gebruikt werden n.l. op 1 Januari
1852, werd in de eerste jaren op het kan
toor van afzending enkel het woord fran
co op den postzegel gestempeld. Later bo
ven dit woord ook de plaats en de datum
van verzending. Nog later werd het woord
franco achterwege gelaten.
yoor er postzegels gebruikt werden,
Voor de Huisvrouw
DOELMATIGE VOEDING IN DEZEN
TIJD
door MARTINE WITTOP KONING.
De „Ingepakte" tweede brood
maaltijd.
Wie zijn „kuchie" naar werkplaats, kan
toor of school meeneemt, zal uit den aard
der zaak aangewezen zijn op gemakkelijk
te verpakken voedsel. Hier dus geen koude
of warme „hapjes" uit kelder of vliegen
kast afkomstig, maar integendeel het
handhaven van de gewoonte om „belegde
boterhammen" mee te nemen. Daarbij kie
zen we dan zulke belegsels, die bun sma
kelijkheid gedurende het vervoer bewaren
en die bovendien een goede kans maken
om voedzaamheid te paren aan een niet
te hoogen prijs.
Met de boter, waarvan we voor dezen
maaltijd gemiddeld per persoon slechts 15
20 gr. zullen kunnen gebruiken, dienen
we zuinig te zijn. Willen we daarbij den
schijn redden, door aan de boterhammen
weliswaar geen grootere hoeveelheid vet
toe te bedeelen, maar wèl den indruk te
geven van goed gesmeerd te zijn, dan kun
nen we de boter door elkaar roeren met
wat melk (op bovengenoemde hoeveelheid
van 15 k 20 gr. boter bijv. 1 eetlepel
melk) heel gemakkelijk komt de menging
tot stand, als we in een kopje het klontje
boter met de warme melk rondbewegen
de warmte van de melk doet het buitenste
laagje van de boter smelten en brengt het
daarop volgende laagje tot een zalfachtig
heid, die het verder dooreenroeren van
melk en boter vergemakkelijktin een
oogenblik wordt op deze wijze een gelijk
matig, goed smeerbaar voedsel gevormd,
ongeveer het dubbele van de oorspronke
lijke hoeveelheid boter.
Het kaasrantsoen van circa 14 gr. per
persoon per dag leent zich in geraspten
vorm uitstekend tot het vermengen met
een gedeelte van de bovenbeschreven bo-
terhoeveelheid roeren we de geraspte
kaas door 1'3 van die boter, dan hebben
we ruim genoeg om er twee sneden brood
(bruin mee te besmeren en ze zoodoen
de èn smakelijk èn voedzaam te maken.
Een andere mogelijkheid, die de distribu
tie ons geeft, is het beleggen van de ge
smeerde boterhammen (twee aan twee op
elkaar) met het een of ander „vleesch-
waren"-product, 't Voordeeligst zal zijn de
bloedworst, waarvan we l</2 ons per bon
kunnen koopendaarna volgt de lever
worst met 1% ons per bon. Minder voor-
deelig, zoowel wat den prijs als wat de
hoeveelheid per bon betreft, is de gekook
te worst, waarvan slechts ons per bon
is toegestaan.
Visch vooral de vette soorten, zooals
haring, bokking, sprot laten zich ook
betrekkelijk gemakkelijk tusschen de sne
den brood leggen, des te gemakkelijker
misschien als ze goed fijngesneden
vermengd worden met een fijngewreven
kouden aardappel, zoodat ze tot een ge
lijke smeerbare massa worden gemaakt,
een soort zelfbereide visch-p&té.
Lang niet te versmaden zjjn verder in
dit geval de koude aardappelplakjes (niet
te dun gesneden!) Op het gesmeerde brood
gelegd en voorzien van een ietsje mosterd,
vormt dit eenvoudige belegsel niet alleen
uit een oogpunt van voedingswaarde een
prachtige aanvulling van het broodrant
soen, maar stetl het ook een pittige trac-
tatie voor, die men tot nu toe weinig in
toepassing placht te brengen.
Tenslotte, om het aantal mogelijkheden
met nog één te vermeerderen en dus de
kans op eentonigheid in de dagelijksche
broodbelegsels te ontloopen, wil ik nog
wijzen op de kwark, het nog vrij te betrek
ken zuivelproduct, dat prachtig in staat
is het boter- en kaasrantsoen aan te vul
len en dat zich, mits men een soort kan
verkrijgen, die eenige consistentie heeft
en dus niet te rijk is aan vocht, tusschen
twee sneden bruin brood zonder bezwaar
laat meenemen zelfs kan in dat geval de
boter op het brood achterwege blijven, een
besparing, die waarschijnlijk ten bate van
gebraden of gebakken spijzen kan worden
gebruikt en die aan menige huisvrouw dus
welkom zal zijn. Vermengd met een ietsje
zout en verder wat fijngesneden selderij,
prei of peterselie, een stukje geraspte ui
of wat dikke tomatenpurée vormt een flink
laagje kwark de twee sneden bruinbrood
tot een „sandwich", die er zjjn mag, zoo
wel wat smakelijkheid als wat voedzaam
heid betreft
Stellen we het rantsoen vast op drie
paar boterhammen, die volgens de hier be
schreven aanwijzingen zijn belegd, dan
bljjven we, wat de per gezin beschikbare
hoeveelheden brood betreft, binnen de
grenzen. Het is bepaald noodzakelijk, dat
tot den maaltijd met belegde boterham
men ook dagelijks L. melk wordt gere
kend, hetzjj als zoodanig, hetzij bereid tot
chocolademelk. Koud in een fleschje met
beugelsluiting, warm in een thefmosflesch
is deze melkdrank gemakkelijk mee te
nemen en verdient hij verreweg de voor
keur boven de anders gebruikelijke thee
of koffie.
moest niet de afzender maar de geadres
seerde de port betalen. Het bedrag hier
van hing af van den afstand tusschen de
plaats van afzending en die van ontvangst
en was soms vrrj hoog.. Als wij dit weten,
dan kunnen wij begrijpen, waarom de a.s.
jonggehuwden, hoe gelukkig zij zich ook
gevoelden, niet gaarne veel brieven ontvin
gen, vooral niet uit ver gelegen plaatsen.
Dat zou hun duur te staan komen. Van
daar hun verzoek van felicitatiebrieven
verschoond te blijven.
Nu wjj het toch over de eerste postze
gels hebben, vermelden wij nog, dat de
postadministratie toen verzocht de postze
gels in den linkerhoek van de enveloppe te
plakken. Als reden hiervan kunnen w(j al
leen opgeven een uniformeele regeling.
Bij de familieberichten van overlijden,
geboorte en huwelijk kwamen later die
van huwelijksjubileums, het bereiken van
een hoogen leeftijd, als het een zoogen.
kroonjaar is.
Van ouds zijn zij in de courant een be
langrijk© rubriek, die zeker geen enkele
lezer zal overslaan.
Bevelan'se brieven.
Komme of pompe.
Louw en Leen waere in t grêelkot
doende mee paeretuug nae te zien. Om
zes uren achêedden Louw der uut; ie wou
z'n eigen vóór den eten opkelve. Toen
ten bie de schuurbanke z'n 'anden 'ewas-
sen gieng 'n êest in de kêete z'n eigen
scheere. Z'n spiegel 'ieng 'n an een spie-
kertje in 't midden van één van de rae-
men, dan viel 't licht op weeskanten deur
de rute op z'n kaeken. Ie was druk an
't kwipselen en ie stieng mee een wezen
vol schuum, die jongers over d'onder-
deure keke. Die waere, zó drie ze tuus
kwamme, op zoek 'egae nae nom Louw.
Joane was ok in de kêete; bezeg om
't eten gerêed te maeken. Ze een stik
spek in kruppen 'esnee-e en die kruppen
wee' in teirlienksjes, uut-'ebraeje in een
diepe panne, toen der mie een vurke uut-
'evist op een bord en in een gedêelte van
dat vet was ze noe doende de petaten te
bakken. Op de taefel stieng een scheutel
kropslae, zó' geel as goud en zó zochte
as beuter; dae most ze alleeneg nog een
juuntje over snie-e, een schootje arzien
d'r over, de speksjes en dan trek die
panne gloeiende petaten der op en oalles
goed deurbouwe.
Ze liep gestadeg 'een en weer, de taefel
anzette: borden en kommen, vurkens en
messen. Thee opschinke, suker in de kom
me, melk op den taefel. Ze snee een stae-
pel brood; wan' in petaten alleene
kuste die venters d'r genoegen nie ete,
en langden smaer. Ze 't druk genoegt,
wan' ze most ok nog oalle öogenblikken
nae de petaten kieke. Die jongers: waere
der in 'ekomme en die daarlik 'onderd
uut te vraegen. Ofdè.' ze oltied twi kêer
op een dag werm eten atte en waerom
Louw z'n eigen 's aevens gieng scheere.
Ze moste ieder woord wè' uut z'n kele
'aele, mae ze kwaeme toch te weten, dat
't nae den eten nog nae 't durp wou
om sigaren en dè.' zulder meemochte, k
ze nie oal te vervelend waere en d'r
eigen ok fesoenlek opkelfden. Dat was
tegen gin döoven 'ezeid. Ze vloge in 'uus:
„Oma, waar is mijn koffer?" „Je kof
fer?" zei de' vrouwe, „die is wee-ó. vrom
tuus". Nou, af fijn! wae waere dan d'r
spullen? Ze mieke een drukte as zeven
man. Dat lozeerkaemertje was netjes in
orde, mee een geborduurd spatscherm
achter de waschtaefel en klêedjes onder de
baksjes en de kommen en de krafjes. Een
êemmer voe 't vule waeter en een pe-
piermandje, af fijn: oalles zö-k 't 'oort.
Mae' nae' de jongers d'r zin was 't glad
nie, die sputterden zövee' tegen en 't ein
de was dè.' ze wee nae buten kwaeme
mee niks as een zwembroek an en een
gróoten 'anddoek over d'r schoere. Ze
liepe nae de schuurstoepe, den êenen be-
gust te pompen en den anderen gieng
onder de straele zitte, z'n eigen boendere
mee een stik zeepe. Nog is flink rontom
of-'espoeld en toen z'n eigen dröoge 'evre-
ve toetdè. z'n rik glad róód zag. En toen
den anderen van 't zelfde idem dito. Dat
ze in een kwartier 'elapt en Louw
kwam nog mae net z'n tesje scheer-
waeter uutgooie a zulder wee-k nae bo
ven drusten op d'r röoie badschoenen.
Joane schodden d'r öod twint k ze over
d'onderdeure keek: „oal sporen op de
lóoper". Mientje was onder d' 'and ok
tuus 'ekomme. Die wist êest niet wat h
ze zag: twi naekende jongers op d'r
schuurstoepe. Ze schoot er werentig glad
röod van. „Die noe toch niks gin schim-
te. Is dat noe toch een dóen om zó voe
een méns z'n aangezicht te lóopen?" Ze
gieng op de banke zitte en begust avast
de bóonen te rêepen, Joane 't eten ge
rêed, die schoof de petatepanne van ach
ter op de kachel en kwam 'elpe bie Mien
tje. Louw was ok nae binnen 'egae. En
toen namme zulder mee d'r beien die
jongers is eventjes onder 'anden.
Dat duurden nie lank of ze 'oorden in
'uus wee een gróót lawjjt, Louw mee een
gröote stemme der boven uut en even
laeter kwaeme die jongers nae buten: ge-
rute kousen an, petatezakken en schóone
over-'emmetjes onder d'r jasje. Ze waere
êest beleedegd omdè.' ze nie bie Louw in
de kaemer mochte, twint die z'n eigen
verschóonden, toen gienge ze om z'n zitte
lache en van oalles zegge, net as: „onze
kuische Oom Louw is een prude". Joane
en Mientje zwolle op as padden, mae ze
zwege, ollebei.
Zó lank duurden dat trouwens ok nie
of Louw was ok klaer, den baes kwam
tuus en Mientje gieng de vrouwe roepe.
Den êenen nae den anderen kwam in
de kêete en gieng op z'n plekke zitte.
In de regel wier der nie vee 'esproke
onder 't eten, mae noe die twi jongers
SCHAKEN
Redacteur J. M. MULLUS.
Onderstaande partij werd gespeeld in den
wedstrijd om het kampioenschap van Zee-
land.
WitW. de Graaf. Zwart J. M. Mullié.
Fransche partij.
1. e2e4 e7—e6 2. d2—d4 d7—<35
3. Pblc3 Pg8—f6 4. Lel—g5 Lf8b4
Dit is de zoogen. MacCutcheon-variant.
5. e4e5 h7h6 6. Lg5d2 wel de
beste voortzetting. Vroeger was 6. ef6 s
hg5 7. fg7 Tg8 zeer gebruikelijk, maar
wanneer zwart goed voortzet bereikt wit
niets, b.v. 8 h4 gh4 (niet Tg7 wegens
9 h5) 9 Dh5 Df6 10 Pf3 Pc6 11 00—0
Ld7 met gelijke kansen.
6Lb4 X c3 7. b2X3c de voort
zetting 7 Lc3 Pe4 8 Lb4 c5 levert niets op
voor wit. Men merke op dat dan 9 dc5:?i
faalt op 9 Pf2: 10 Kf2: Eh4+
7. Pf6—e4 8. Pgl—f3. Hier is
gebruikelijker Dg4. Zwart heeft dan de
keus tusschen 8Kf8 en 8
g6.
8c7—c5 9. Lf 1d3 Pe4Xd2
10. Ddl X d2 niet 10. Lb5+ wegens 10
Kf8, 11. Dd2 en 11c4! en de witte
looper is opgesloten en gaat verloren.
1 0c5c4 11. Ld3—«2. Nu is de
witte damevleugel geheel vastgelegd, maar
het nadeel voor zwart is, dat zijn raads
heer in alle opzichten „slecht" is.
1 1Pb8c6 12. h2h3 Pc6e7
13. g2g4 wit wil beletten dat het zwarte
paard op f5 komt, wat evenwel niet zoo
erg was. Zwart neemt maatregelen tegen
een event, witte pionnenstorm op de ko
ningsvleugel, die echter niet te vreezen is.
13Pe7g6, deze zet is niet de
beste. Beter leek 13. Da5 gevolgd
door Ld7 en 000.
14. h3h4 h6—h5 15. g4Xh5 Th8Xh5
16. Pf3 X g5 Th5Xh4 17.ThlXh4 Pg6Xh4-
18. Le2—g4! Dd8—e7 19. Kei—e2 Ph4—g6
zwart verliest te veel tijd met het pareeren
van aanvallen op het zwakke punt f7 en
komt daardoor niet tot ontwikkeling van
de damevleugel.
22. Th7h3 een sterke zet, waarna het
20. Tal—hl Lc8d7 21. Thl—h7 De7—f8
voor zwart zeer moeilijk wordt. Er dreigt
nu natuurlijk 23. Tf3, waarna zoowel f7 als
e6 onder vuur worden, genomen.
22. Df8e7, deze zet be-
teekent een remise-aanbod van de kant van
zwart.
23. Th3—f3 Pg6h8 24. Dd2—f4, hier leek
Pf7: 24Pf7: en daarna 25. Lh5
sterker.
24000, eindelijk.
Stelling na 24000.
a bede t g b
25. Pg5Xf7 Td8g8 26.Pf7Xh8 Tg8Xh8
27. Df4f7 Kc8d8 28. Df7—f4 Ld7—e8
zwart verkeerde hier reeds in groote tijd
nood.
29. Df4—g3 Le8—a4 30. Ke2—d2, hier leek
Le6: gevolgd door Dg7een aardige wen
ding, vooral gezien de tijdnood van zwart.
30De7—g5+31.Tf3—f4 Th8—f8
32. Kd2e3 Kd8—e7 33.Lg4—dl Dg5Xf4-f
34. Dg3Xf4 Tf8Xf4: 35. Ke3 Xf4 La4—«8
36. Kf4g5 Ke7f8, waarna men tot re
mise besloot.
't an de stok mee Louw en Mientje.
Die jongers lachten Louw uut omdat
'n beschaemd was voe z'nvblöote rik.
Mientje zei „julder gêen menieren je
zou is wat 'óore, je gin fesoenlikke
wastaefei en belast wier om jen eigen
bie de pompe te wassen". Louw zei: „dae'
bin ik temissen te beschaafd voe". Die
jongers 'ieuwe vol: „een komnietje en een
kannetje is primitief en een pomp is een
flinke douche, de beschaving zit in 't goed
schoon wasschen, niet in kom of pomp".
En ze rochte het niet sêens ieder bleef
bie z'n eigen inzicht.
H. C. H.
(Foto Weltbild)