KNIPPATRONEN DE HANDTASCH DE WEENSCHE MODE geeft den toon aan Lingerie met de hand bewerkte versiering De japonnen, die Weenen ons thans brengt, vallen op door hun zeer bescheiden, we zouden bijna zeggen, gereserveerde mo dellen. Niet alleen de ontwerpers voelen aan, wat de vrouwen thans van.hen ver langen, doch allen, die by het modebedryf betrokken zijn wedijveren om er het hun ne toe by te dragen, dat een onderhanden zijnd stuk volkomen slaagt. In de Weener mode treffen we kleuren aan, die zich uit stekend leenen voor het tusschenseizoen en zonder al te sprekend of te somber te zijn, den juisten toon weten te treffen. Aan beige en grijs wordt een groote plaats in geruimd. Op den voorgrond treedt de „Mieder", die nu eens nauw om de taille sluit en een eenigszins overbloezend bovendeel doet ontstaan, dan weer meer als verbindings stuk van blousedeelen en rok bedoeld is en eenigszins van het figuur afstaat. De. mo derne vorm van den herfstmantel geeft aan 'de voorzijde een rechte lijn te zien, in strenge tailleurstijl, terwijl de rug in plooien of klokken is afgewerkt, met een ceintuur van naad tot naad. Een elegant model van grijze wollen stof geeft bijgaande schets in dit genre te zien met knoopsluiting in het midden en een platte plooi aan weerszijden van den mid dennaad. Rechte, aansluitende mouw met garneering van drie kleinere "knoopjes. De hoed van dieprood antilope heeft een smal toeloopenden bol met zwarte veer links. Paletots zijn drievierde en soms ook lang, laten een gedeelte van den rok zien. Er valt een tendens waar te nemen om de taillelijn meer naar de heupen te bren gen, terwijl kimonomouwen en ook de tu niek weer hun intrede doen, en de lengte der rokken zich onveranderd handhaaft, dus kort blijft. De kimonomouwen brengen mee, dat de schouderlijn in het minst niet verbreed wórdt, hetgeen evenwel niet gunstig ten opzichte van ieder figuur werkt. Schootjes basques die ons min of meer, aan een schortje herinneren, die aan de voorzijde lang zijn en naar den rug toe oploopen, brengen een nieuwe noot. Even als' de mantels zijn ook de japonnen meer malen geheel glad aan de voorzijde, ter wijl de rug ons verrast met een gedrapeer de lijn. Details, die wel is waar niet ingrijpend werken, doch er alle toe medewerken, dat de herfstmode ons aangenaam aandoet. Al le garneeringen zijn doelbewust aange bracht, terwijl zij niet alleen harmonisch werken ten opzichte der japonnen, doch ook in het minst niet opdringerig zyn. De „Verwandlungs" japon met haar afneemba re deelen treedt ook thans weer op den voorgrond en past zich ongetwijfeld aan de eisohen des tijds .aan. De hoeden zijn zoowel wat vorm als gar neering betreft, zeer gematigd, zooals trou wens in verband met de tijdsomstandighe den niet anders te verwachten is. Alles wat door kleur, vorm of garneering opvalt is niet in overeenstemming met den ernst der tyden. We kunnen dan ook zeggen, dat de hoeden normaal zijn en met recht aan spraak op hun naam kunnen doen gelden. De inderdaad zeer buitenissige modellen, waarmede wij een jaar of vier geleden overvallen werden, zullen vermoedelijk voorgoed van het tooneel verdwenen zijn. De oorlogstoestand heeft de menschen zeer zeker ook de vrouwen ernstiger ge maakt en voor uitzonderlijke dingen op modegebied is thans geen plaats meer. Plu- weelen hoeden zullen, vooral in het meer gekleede genre, hoogtij vieren en bij de Weensche collecties waren verschillende modelhoeden, die van smaak en kunstzin getuigden. De bol is .veelal gedrapeerd, ter wijl ook stiksels een voorname garneering der eenigszins spits toeloopende hoeden vormen en de rand veelal een lichte wel ving aangeeft. Zelfs de matelot is in het herfstmodebeeld opgenomen en stelt zich voor met vilten bol en fluweelen rand, ter wijl ook de Breton zich handhaaft en aan één zijde een sterk opgaande lijn te zien geeft. Een nieuw materiaal wordt thans ook voor hoeden verwerkt, n.l. passement, koord, dat gevlochten en met vilt gecombi neerd wordt. Voor sportieve hoeden komen oudblauw, wijnrood, reseda, aardbei en la vendel o.m. in aanmerking, zwart handhaaft zich voor het meer gekleede genré. De Weensche collecties, getuigen inder daad van veel smaak en leveren het bewijs, dat Weenen binnen afzienbaren tijd weer een vooraanstaand modecentrum belooft te worden. (Nadruk verboden) (G. C. M.S.) Zuinig en met overleg WASSCHEN „Goed geweekt is half gewasschen". In derdaad is het thans uit een oogpunt van bezuiniging noodig om veel overleg toe te passen by het gebruik van zeep. Het te wasschen witte goed wordt daags te voren in koud water met soda of een ander ont- hardingsmiddel in de week gezet, daarna uitgewrongen (beter nog door een wringer gehaald) en nagespoeld in schoon water. Men zal versteld staan hoeveel vuil 2ich dan reeds heeft losgelaten, hetgeen het weekwater duidelijk te zien geeft. Indien men het waschgoed met de hand wringt, moet dit steeds in de lengte gebeuren. Een uitzondering hierop maakt frotto, dat in de breedte gewrongen wordt. Indien men de witte wasch opkookt en een of ander wasch- middel in pakjes verkrijgbaar, gebruikt, heeft men zich naar de gebruiksaanwijzing te richten. In den waschketel wordt, indien men zeep of vlokken gebruikt, eerst wat water gedaan, dat men aan de kook brengt en daarna de zeep toevoegt, die men al klop pende oplost, daarna wordt het waschgoed erbij gevoegd en zooveel water, totdat dit bedekt is. Vervolgens laat men het goed onder voortdurend keeren met een houten stok ongeveer tien minuten zachtjes ko ken. Vervolgens neemt men het goed met den zelfden stok uit den ketel en brengt het in een teil over. Erge vuile plekken worden nogmaals met een weinig zeep in gewreven. Nadat het goed gewasschen is wordt het in lauw en daarna in koud water gespoeld en liefst buiten gedroogd, nadat de stukken eerst gerekt en goed uitgeklopt zijn. Velours chiffon, pun- tenvrij materiaal. Succespatroon A 574. Prijs 40 cent. Moderne japon, die zoowel van wollen stof als van velours chiffon -gemaakt kan worden, in het laatste geval zonder puntenoffer. Nieuw zijn de vleer muismouwen, die reeds boven den Mieder be ginnen. Ingehaalde ruimte aan voor- en rugpan den en nauwsluitend tus schend eel. Tweebaans rok. Patronen in de maten 404244. Succespatroon A 575. Prijs 40 cent. ..Japon met puntigen pas aan de voorzijde, die evenwel aan den rug een rechte lijn aan geeft. Ruim bovenge deelte boven de taille, en rok met ingezet ruim tusschenbaantje aan de achterzijde. Ruime cein tuur met strik. Patronen in de maten 42—44—46. A 575. KNIPPATRONEN VAN DEZE MODELLENBetaling steeds vooruit per giro (post- I rekening 203203) per postwissel of in post- rijn verkriisbaar tegen den aangegeven «gels mits deze een waarde hebben gan prijs by „Het Practiseh Modeblad Post- 1 iy2, 3 o£ 7% et. bus 90, Den Haag. Vrije oogenblikken worden door de mees te vrouwen gaarne benut om een of ander werk ter hand te hemen. Bijna iedereen heeft een breiwerk, dat even opgenomen wordt, indien men eenigen tijd vry heeft. Maar er zijn ook andere handwerken, die de moeite loonen en bijzonder geslaagde resultaten geven. Zeer apart is b.v. een garneering zooals de schets deze links, te zien geeft, welke be stemd is voor dessous, die van lingerie bat- tist of kunstzijde gemaakt zijn. Men heeft schuine biesjes noodig, die, genaaid zijnde, i/2 c.M. breed zyn. De bovenkant van een hemdje of onderjurk wordt smal omge zoomd met kleine onzichtbare steekjes en daarna op stevig papier geregen. Evenwij dig aan dezen zoom rijgt men op een af stand van twee en een halve c.M. een schuine bies op het papier, waarna men op afstandèn van 3 c.M. loodrechte lijnen trekt. De tusschenruimten worden gevuld door 't aanhechten van een tweede smalle bies, die den bovenkant en zoom verbindt door het vasthechten met kleine zoomsteken. Een derde biesje wordt tenslotte zoo gelegd, dat ruiten gevormd worden. Zie afbeelding bo venaan. De gevormde ruiten kan mén op vullen met een klein middenveld, waar voor men eerst draden spant, die omwoeld worden, daarna stopt men het middenge deelte door. Inplaats van deze versiering kan men ook een z.g. spin of wieltje maken, welke de hoeken van k jour gewerkte voorwerpen meermalen versieren. Hemdjes en onderjurken worden weer meer dan vroeger voorzien van een ge- haakten pas; filethaakwerk leent zich voor dit doel uitstekend. Gewerkt wordt met ivoorkleurige kunstzijde en een haaknaald no. 10. Men werkt in de breedte en begint met 44 st. op te zetten. Voor het eerste stokje steekt men in de achtste kettingst. vanaf het eind in en haakt in heen en weer- gaande toeren, zooals het voorbeeld dit dui delijk aangeeft. Men kan drie punten ha ken, zooals onze afb. rechts dit te zien geeft, doch naar verkiezing kan met één in het midden volstaan worden, dit is een kwestie van smaak. Eventueel haakt men geen pas aan de rugzijde, in dit geval wordt het haakwerk aan de zijkanten met overhandsche steken met de stof verbonden. De pas wordt aan den bovenkant afgewerkt met een bies van 1 c.M., die men met overhandsche steken met het haakwerk verbindt, hetgeen op dezelfde wijze met den onderkant en het weefsel plaats vindt. Bont goed wordt niet meegekookt, aan gezien het dan kan voorkomen, dat stuk ken, die niet volkomen waschecht zijn, de kleur aan het witte goed afgeven. Men weekt het zonder soda en wascht het apart, spoelt het goed, totdat het laat ste spoelwater volkomen schoon is. Wit goed zal af en toe na het wasschen in bleekwater gezet moeten worden om een heldere kleur te behouden. Zakdoeken worden eveneens apart ge weekt, liefst met toevoeging van zout. Kunstzijden stukken kan men in koud water weken, daarna in hand-warm water wasschen, hetgeen ook voor kousen geldt. Het waschwater kan eventueel nog aan gewend worden voor het dweilen van den keukenvloer. Alle zeepresten van fontein tjes, badkamer en keuken worden bij het water in den waschketel gedaan, zoodat er niets verloren gaat. Ook de huisvrouw experimenteert gaarne Verven van weefsels. Wanneer men een japon wil verven, zal men meestal een andere kleur kiezen dan de japon bad. In verschillendè gevallen zal het gewenscht zyn de oude kleur van het weefsel af te nemen, iets waarvoor men de noodige preparaten in den handel heeft. Het succes is evenwel niet altijd even groot, vooral niet indien men kleurechte stoffen heeft. Kleedingstukken, die de kosten van het verven loonen, kan men natuurlijk het best deskundig laten behandelen, omdat verven een groote mate van vakkennis vereischt. Wil men evenwel zelf experimenteeren, dan kan men de stof het best in dezelfde kleur, doch in donkerder tint verven. Wenscht men aan de stof om een be paalde reden een andere kleur te geven, dan zal men eerst iets over de „verftheo- rie" dienen te weten. Nieuwe kleuren dek ken namelijk volstrekt niet altijd, vooral nietals contrasteerende kleuren gekozen worden. Onder deze laatsten verstaat men bruin, blauw, rood, groen, geel, paars. Zelfs het omverven in zwart geeft dikwijls veel moeite, aangezien de oorspronkelijke kleur zich niet altijd laat overdekken. Wil men bv. een roode japon zwart werven, dan komt het veel voor, dat de eerste kleur nog door, blijft schemeren. Ook andere grond- kleuren blijven min of meer zichtbaar na het verven, zoodat van een mooi, diep zwart geen sprake kan zijn. Aan te beve len is de kleur van de roode japon om by dit voorbeeld te blijven eerst te bre ken, door haar eerst groen te verven, het geen een contrasteerende kleur is. Men krijgt dan als resultaat een ietwat somber werkende kleur grijs, die veel beter in zwart omgezet kan worden. Wij laten evenwel in het midden, of het te vaak verven het weefsel ten goede komt. Er zijn ook gevallen, dat men geheel nieuwe tin ten kan verkrijgen, zonder dat men met de gewenschte kleur behoeft te verven. B.v. blauwe stof met geel geverfd geeft een groen weefsel, terwijl de combinatie blauw met rook paars te voorschijn roept. Op de kleurstoffen, die mén bij bekende drogisten kan kopen, zijn tabellen aangegeven om trent de verschillende mogelijkheden. Steeds is het evenwel aan te bevelen om eerst een klein proeflapje te verven, voor dat men zich waagt aan een japon, rok of jurk., Ongetwijfeld behoort er ervaring toe om iets goeds tot stand te brengen en voorts moeten de aanwijzingen precies gevolgd worden. De eigenlijke oorzaak van krimpen der weefsels is veelal, dat men het goed te lang laat koken in het verfbad, terwijl te hooge temperaturen vermeden moeten worden. Het te verven stuk moet steeds vooraf gewasschen worden, terwijl men zich er van moet vergewissen, dat vlekken en vui le plekken verdwenen zijn. Het natte stuk goed wordt daarna in het verfbad overgebracht, dat een temperatuur van 50 gr. C. moet hebben. Langzaam ver hit men het vervolgens tot kookpunt. Bij het' uithalen, dat men het best met een oude houten keukenlepel met langen steel doet, laat men het goed even in de lucht afkoelen en geeft het daarna een warm spoelbad. Vele weefsels krimpen reeds, wanneer zij in aanraking komen met water, hetgeen meestal zijn oorzaak vindt in het feit, dat zij door het weven te veel gerekt zijn. Aan te bevelen is om voor het verven steeds de maten te nemen en deze te no- teeren, o.a. van lengte vanaf hoogste punt schouder tot rokzoom, 'verder breedte onder de armen gemeten over rug en borst, taille en heupwijdte, lengte mouwen. Wanneer het geverfde stuk nat op een beugel gehangen wordt, kan men het reeds eenigszins in den vorm rekken, met strijken houdt men dan nauwkeurig reke ning met de maten. VERWIJDEREN VAN VLEKKEN. Ondanks de grootste voorzichtigheid krygt men menigmaal en in 't bijzonder als men zijn goede kleeren aanheeft vlekken door eigen schuld of door toedoen van anderen. Wellicht helpen enkele wen ken, die wij hieronder laten volgen. Harsvlekken behandelt men met zuivere spiritus en mocht de plek daarna niet ge heel verdwenen zijn, dan gebruikt men nog wat zeepwater na. Voor donkere stoffen kan brandspiritus dienst doen. Vruchtenvlekken op tafelgoed verdwij nen, wanneer men er een schoteltje onder plaatst met 20 pet. oplossing van waterstof- peroxyde. Het bedruppelen met citroensap geeft eveneens goede resultaten, daarna met water naspoelen. Koffievlekken verwijdert men uit de stof door ze te betten met water en glycerine in gelijke deelen, soms kan men ook enkel glycerine toepassen. Kaarsvet. Kleine propjes watten doet men ahn een pincet of schaar en laat ze goed warm worden, waarna men in kringvormi ge bewegingen over de vlek wrijft, totdat de stearine gesmolten is en in de watten kan trekken, daarna maakt men de plek verder schoon' met een lapje gedrenkt in benzine of tetra.- Uit stoffen en tapijten kan men het voorts doen verdwijnen door eerst de bovenlaag af te krassen, daarna legt men vloeipapier op de plek en strijkt er met een warm ijzer over. Het aanzien van een handtasch, zoowel het uiter lijk, als de in wendige inhoud, zullen op verschil- lende karakter eigenschappen der bezitster wijzen. Indien de inhoud een bonte menge ling van alles en nog wat bevat, van zakdoeken, toiletartikelen, lu cifers, knoopen, stukjes potlood en wat dies meer zij, dan zal het geheel 0 ver-belast zijn en de tasch is spoedig onmoge lijk om te zien. Minstens eenmaal per week moet een tasch leegge maakt en de in houd nagezien worden. Men is dan veelal zelf verwonderd wat men „en passant" zooal in zoo'n tasch opgeborgen heeft. In ieder geval héél veel, wat er niet in thuis hoort.' Wanneer men de tasch dus zyn „weekbeurt" geeft, dan zal de binnenvoe ring afgeborsteld moeten worden en in dien zij kleverig of vuil is, wrijft men deze af met een lapje, dat in verwarmde alcohol is gedoopt. Men verwarmt deze echter niet op vuur, doch maakt een ketel water heet, draait het gas uit, en plaatst op de opening een dun schoteltje met een weinig alcohol, waardoor deze warm genoeg wordt. Alle tasschen onverschillig of zij van goedkoop.e of kostbare leersoorten zijn, moeten er ook uitwendig verzorgd uit zien. Gladde leer soorten worden droog opgewreven, terwijl men suède met een zacht borsteltje behan delt, zooals ook voor schoenen van dit zelf de materiaal aangewend wordt. Gehaakte, gebreide of stoffen tasschen worden met een kleerborstel gereinigd. Tasschen, die door den regen nat geworden zijn, worden eerst met een doekje opgewreven. Lakleer, dat door veelvuldig gebruik dof geworden niet afgesleten is, wordt met een wei nig zacht zeepsop afgenomen, waarna wrijft men erover met het snijvlak van een ci troen en tenslotte met een zachte doek, waarna het leer weer mooi glanzend wordt. Af en toe kan men lakleeren tasschen met enkele druppels olie inwrijven, waardoor men menigmaal het springen van het leer voorkomt. Handtasschen, die niet in ge bruik zijn, worden in vloeipapier gewik keld, liefst in een doos, zoodat zij plat lig gen. Een goed onderhouden handtasch gaat veel langer mee, en maakt tevens, dat men geen onprettigen indruk van de draagster krijgt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 10