OPRICHTING VAN EEN WATERSCHAP „HET VRIJE VAN SLUIS", Tweede blad PROVINCIALE ZEEUW SCHE COURANT Dinsdag 19 November 1940 Welke overwegingen tot de samenvoeging der polders in West-Zeeuwsch-Vlaanderen hebben gegolden. Zesduizend boomen zijn in de boschrijke omgeving van Nijmegen als slachtoffer van den storm geval'len. In de Staatsbosschen onder Groesbeek, bij den Muntberg, Wolfsberg en Hoenderberg zijn zooveel boomen ontworteld, dat het opruimings- werk maanden zal duren. (Foto Pax-Holland.) Kroniek van den dag Wat gebeurt er in China Terwijl in Europa de belangstelling voor de diplomatieke besprekingen vrijwel ge lijken tred houdt met die voor de gebeur tenissen op militair terrein, richt zij zich, wat het Verre Oosten betreft, in hoofd zaak op de militaire ontwikkeling. Het terugtrekken van Japansche troe pen, eerst uit Nanning en thans uit Tsjoengking is in de eerste plaats van groote militair gewicht, al zal men goed doen, de beteekenis van deze wending in de operaties ook weer niet te hoog aan te slaan. De Japansche terugterkkingsma- noeuvre was ongetwijfeld mede een ge volg van het verhandelde ter Keizerscon- ferentie te Tokio. Wanneer men boven- diefi aandacht schenk aan de motiveering: de troepen moesten worden vrijgemaakt voor andere doeleinden, dan valt daarin ook een bepaalde politieke achtergrond waar te nemen, die, naarmate men ver der doordringt, tot de problemen door dringt, wellce zich in het Verre Oosten hebben opgestapeld, meer en meer aan be teekenis wint. Het militaire aspect is overigens, van welke zijde men het ook beschouwt, veel zeggend. Reeds by den aanvang van het conflict heeft men in ingewijde kringen het hoofd geschud ten aanzien van de Ja pansche vooruitzichten. Velen hebben zich de vraag gesteld, of Japan, zoo het in staat mocht zijn China in militair opzicht te onderwerpen, over het economische po tentieel zou beschikken om deze overwin ning te consoiideeren. Zulks zou slechts in geval van een spoedige beslissing moge lijk zijn. Deze nu heeft op zich laten wachten en met eenigen grond mocht de vraag worden gesteld, of de regeerders te Tokio zich niet op China hebben verkeken en of zij zich in hun verwachtingen niet door de optimistisch getinte voorstellin gen hebben laten leiden. In ieder geval heeft men in .Tokio het weerstandsvermogen der Chineezen onder schat en wellicht heeft men er ook de waarde der hulpbronnen, welke de Cen trale Chineesche regeering ten dienste stonden, te laag aangeslagen. Juist deze laatsten verschaffen Tsjiang-I<ai-sjek de kans, om zich telkens weer van de toege brachte slagen te herstellen en het verzet te reorganiseeren. De hulp aan Tsjiang verleend kwam van verschillnde kanten en zij werd hem bovendien uit sterk uit- eenloopende overwegingen verschaft. De sympathie van Moskou was van geheel anderen aard, dan die van Londen, van Washington of van Parijs en juist deze slechts op een enkel punt correspondeeren- de sympathieën noodzaakten Tokio naar alle zijden front te maken. De kracht van de Japansche aanvallen werd er aanmer kelijk door verzwakt. Tokio werd in Chi na langer aan den praat gehouden, dan met de economische weerbaarheid van het land in overeenstemming kon worden ge acht en hoezeer deze gang van zaken in de binnenlandsche politiek van het land der Ryzende Zon weerklank heeft gevon den, is in de afgeloopen jaren wel geble ken. Japan heeft zich schielijk moeten aan passen en wellicht heeft het deze revolu tionaire Umschwung naar den totalitairen koers gemakkelijker kunnen volbrengen, wyl van een binnenlandsche politieke con solidatie nog maar in bescheiden mate sprake was, het doormaken van een zoo danige omwenteling was voor een land- in-oorlog, als Japan niettemin een pijn lijke operatie. De gebeurtenissen in Europa met de daarop volgende .politieke her-oriënteering hebben het Chineesche probleem voor Ja pan minder onoplosbaar gemaakt. Het kreeg namelijk de kans, eenige bressen te schieten in den defensie-gordel, die door de groote mogendheden om China was ge bouwd. De overeenkomst inzake Indo- China bezorgde Tokio de cöntröle over een' der meest belangrijke verbindingswegen, waarlangs Tsjiang-Kai-Sjelc van oorlogs tuig kon worden voorzien, nadat Engeland Zich te voren in principe bereid had ver klaard, zich in China te desinteresseeren. Mén weet, wat er daarna op gevolgd is. De Fransch-Japansche overeenkomst was voor Engeland het sein, om mede ter be veiliging van zyn positie in Britsch-Indië en daartoe ongetwijfeld aangemoedigd door de vastberaden houding van het Witte Huis den Birmaweg wederom open te stellen, Weliswaar bombardeerden de Ja panners een der belangrijkste bruggen, maar achteraf schijnt het effect daarvan toch niet zóo groot te zijn geweest, dat Tsjiang-Kai-Sjek er door geisoleerd werd. Integendeel, naar het schijnt. Want sindsdien heeft de Japansche legerleiding besloten belangrijke strategische punten te ontruimen. Dat zulks een gevolg zou zyn van Chineesch opdringen, werd tl Tokio ontkend en op grond hiervan moet dus worden aangenomen, dat Tsjiang niet het initiatief heeft overgenomen. Al illustreert het Japansche retireeren eenerzijds, dat Tokio zich in China' voor een vrijwel onontwarbaar raadsel ziet ge plaatst, aan den anderen kant mag meer aandacht worden geschonden aan de mo tiveering, welke er voor werd gegeven. Japan moet de troepen elders gebrui ken en zoo zullen wij dus binnenkort hoo- ren van een nieuwe concentratie der Ja pansche strijdkrachten. Nu is het maar de vraag, tegen wien deze troepen in het geweer, zullen, worden gebracht. Zij schijnt op dit oogenblik niet voor beantwoording vatbaar, doch het moeten wel zeer gewich tige redenen zyn geweest, welke Tokio dit besluit deden nemen. Zal het de contróle ovér Indo-China laten schieten Reeds zyn er berichten over ongeregelde Chinee sche troepen, die op het gebied van Indo- China zouden opereeren, terwijl daarnaast de jongste strubbelingen tusschen dit land en Thailand schynen te wijzen op een voor Japan minder aangename ontwikkeling. "Uiteraard richt zich de aandacht op den Birmaweg, maar het is de vraag, of men er te Tokio veel voor zal gevoelen met Engeland ook de Vereenigde Staten tegen zich in het' harnas te jagen. Tenzij hier slechts sprake zal zijn van een demon stratie, met het doel de onrust in Britsch- Indië nog meer te vergrooten, dan den laatsten tijd reeds het geval was. Hier staat men weer voor den ouder lingen samenhang in het wereldgebeuren. Ged. Staten stellen het voorstel opnieuw aan de orde. Aan de leden van de Provinciale Staten is een groot aantal stukken toegezonden betrekking hebbende op de opheffing van polders en waterschappen in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, oprichting van een waterschap genaamd „Het Vrije van Sluis" en vaststelling van een reglement voor dit waterschap. Daarbij zijn nogmaals overgelegd het voorstel van 27 Mei 1938 tot oprichting van een Heemraadschap van denzelfden naam, waarvan de verdere behandeling is aangehouden bij besluit der staten van 19 Juli '1938 zulks met bijbehoorende be scheiden en grafieken het algemeen ver slag der afdeelingen over dat voorstel het verslag der mede ingevolge het be sluit tot aanhouding ingestelde Commissie van deskundigen en het voorstel van Ged. Staten tot wijziging van hun voorstel van 1938. - Ook de voorstellen van Ged. Staten tot wijziging van het Polderambtenaren-regle ment Zeeland 1931 met het algemeen ver slag der afdeelingen en van de bijzondere reglementen der waterkeeringen van de calamiteuze waterschappen of polders Tien honderd en Zwarte, Adornis Oud en Jong Breskens en Hoofdplaat en Thomaes, die mede zijn aangehouden, werden weder bijgevoegd. De commissie en haar rapport. De commissie van deskundigen bestond uit de heeren rar. P. Dieleman, Middel burg, tevens voorzitter rnr. P. J. van Bortel, 's-Hertogenbosch, jhr. ir. J. L. Bo- reel, Middelburg ir. A. J. Marktvoort, Vught ir. A. G. Verhoeven, 's-Graven- hage J. van Mazijk. Sluis A. H. de Mil- liano, Waterlandkericje en P. A. G. van Dyk, Zierikzee, tevens secretaris. De heer Marktvoort heeft zijn benoe ming niet aangenomen en ir. Boreel ont viel der commissie door den dood. Dit was een groot verlies voor de commissie. Ge lukkig heeft hy bijna geheel de werkzaam heden van de commissie kunnen volgen en o.a. ook over het principieele punt, de wenschelijkheid, zijn stem kunnen uit brengen. Aangezien mr. Dieleman geruimen tijd de zittingen der commissie niet kon by- wonen, is later tot lid, tevens waarnemend voorzitter, benoemd het lid van Gea. Sta ten de heer J. M. van Bommel van Vloten. Deze heeft zich bijzonder het financieele gedeelte, in het voorstel vervat, aange trokken en - bij de bespreking daarvan de lei ding gehad. De commissie werd bijgestaan door de heeren J. P. Magendans, referen daris, chef der tweede afdeeling der prov. griffie, ir. H. G. C. Cohen Stuart, ingeni eur van de prov. waterstaat te Térneuzen, mr. J. I. van Doorninck, commies t.er prov. griffie en den ambtenaar bij den prov. waterstaat te Breskens, den heer J. Salomé. Nadat reeds enkele malen onder voor zitterschap van den heer van Bommel van Vloten vergaderd was, kon de voorzitter eerst op 18 November 1939 voor het eei-st een vergadering der commissie leiden. In deze vergadering spraken de leden in groo te meerderheid zich voor de wenschelijk heid der samenvoeging uit. Van de 8 le den der commissie verklaarde zich 6 voor de wenschelykheid en vereenigden zich in hoofdzaak daarmede op de daarvoor door den voorzitter aangevoerde gronden. Zij want welke de bedoelingen van de regee ring te Tokio ook mogen zijn, dat er een verband kan worden gelegd, met wat zich elders in de wereld afspeelt, schijnt onaf wijsbaar. Men denke slechts, hoe de Ja pansche pers heeft gereageerd op de her kiezing van Roosevelt." Zij heeft geen twijfel aan haar opvatting laten bestaan, dat deze herkiezing een scherper stelling- name van de Vereenigde Staten in het Verre Oosten in uitzicht stelt. En hierop wijst ook de politiek van de Vereenigde Staten, welke er thans met name op ge richt is,het land naar den Europeeschon kant een afdoende beveiliging te geven. Daarnaast vragen de betrekkingen tus schen Japan en Rusland de aandacht. Kon hier vroeger gesproken worden van een erfvijandschap, thans valt in deze betrek kingen een kentering waar te nemen, te meer nu in het Driehoeksverdrag een af bakening der belangensferen in beginsel is aanvaard. De positie, waarin Rusland zich in dit schema bevindt, is nog niet afdoen de omschreven, doch nu Molotof te Berlyn ontvangen is, ligt de veronderstelling voor de hand, dat bij die gelegenheid ook de Aziatische levensruimte ter sprake is gekomen. Wat gebeurt er in China? Japan moet troepen voor andere oogmerken beschik baar houden. En weer denkt men aan Indo-China, temeer nu er sprake schynt te zijn van een Britsch-Amerikaansche toe zegging aan de regeering van Thailand met betrekking tot de verwezenlijking der territoriale eischen, welke het aan Fransch Indo-China heeft gesteld. De Ver eenigde Staten zouden Thailand vliegtui gen, wapenen en ander oorlogsmateriaal leveren, terwyl nauw contact zou worden onderhouden met de anti-Japansche ele menten onder de Chineesche kolonie in Thailand. De vraagwat gebeurt er in China? gaat ver uit boven het Chineesche be lang alleen. Engeland en de Vereenigde Staten hebben kennelijk het voornemen, barrières op te werpen tegén de groot Oost-Aziatische ordening, waaromtrent in Berlijn afspraken werden gemaakt. En uit de omstandigheid, dat de Japansche troepen opnieuw worden gegroepeerd, valt op te maken, dat Tokio zich in da.t geval niet onbetuigd zal laten. .was van meening, dat de publiekrechter lijke, de overheidstaak, die op een water schap rust, voor wat de betrokken streek betreft, die als een samenhangend geheel met het oog daarop moet worden be schouwd, het eischt. Die taak toch omvat hoofdzakelijk: le de beveiliging tegen het buitenwater, 2e het doelmatig loozen en in j de hand houden van den stand van het binnenwater en 3de de zorg voor wegen, benevens nog mëer zaken, niet van stof felijk en cultureel belang ontbloot. Betreffende het eerste merkte de com missie o.a. op, dat uit den aard der zaak de geheele landstreek profiteert van de bescherming van het land tegen het bui tenwater. Het is billijk, dat de daaraan verbonden kosten ook door de gansche streek, welke beschermd wordt, gedragen worden. GOEDE AFWATERING EEN EERSTE VEREISCHTE. Ged. Staten c.q. Provinciale Staten zul len in de toekomst hun aandacht moeten wijden aan het wegnemen der bezwaren, die nu tegen opneming van dè c?lamiteuze en de z.g. internationale polders bestaan. De oprichting van één groot waterschap is eveneens gewenscht voor de afwatering. Niet alleen de nieuwere landbouwkundige inzichten, maar ook de tijdsomstandighe den eischen, dat de bodem zoo productief mogelijk zy en dat de cultuur dientenge volge zoo intensief mogelijk zal kunnen worden uitgeoefend. Daarvoor is een der eerste vereisen ten een goede afwatering der gronden, hetgeen in één groot water water ei'voer niet belemmeren, terwijl een schap beter kan worden ingericht. Poldergrenzen mogen een deugdelijlren heid van beheer én deskundige leiding dringend noodzakelijk zijn. Ook het we- genvraagstuk eischt samenvoeging der polders, o.a. omdat een behoorlijk onder houd der wegen de kleine polders veel te veel zou kosten. Dit zet de commissie na der uitvoerig uiteen. Zy wijst er op, dat van de 530 km aan wegen er 350 of 28 onverhard zijn en da.t de voor het vei'keer in zijn geheel van belang zijnde, thans nog onverharde stukken, spoedig ingeschakeld zullen zyn als verharde .weg. Deze en meer overwegingen doen het de •Commissie gewènscht achten, dat de pol ders, conform het voorstel worden ver- eenigd tot één geheel, een waterschap, dat er op berekend zal zijn, de aan een wa terschap, opgelegde overheidstaak voor westelijk Zeeuwsch-Vlaapderen naar be- hooren te vervullen. De autonomie daar van zal juist door de .grootte en de betee kenis gegarandeerd zijn en zich uiten in het gebruikmaken van keurbevoegdheid welke geen enkele der kleine polders of waterschappen bezit. HET FINANCIEELE VRAAGSTUK Na deze beschouwingen omtrent het principieele, en dus practische vraagstuk der wenschelijkheid, laat de- commissie die betreffende de financieele zijde der samen voeging volgen. De twee pijlers waarop de voorstellen van Ged. Staten berusten, zijn een toe komstig dijkgeschot van 7.50 per h.a. en het gemiddelde dylcgeschot 19251935 als basis der kapitaalspositie der polders. De Commissie heeft zich allex-eei'st tot taak gesteld de deugdelijkheid dezer pijlers te onderzoeken en vond een sub-commissie bestaande uit de hrn. v. Dijk, Ir. Verhoeven en v/ijlen ïr. Boreel bereid de kwestie van het dijkgeschot nader onder de oogen te zien. Naar aanleiding van wat de subcommis sie berekende komt de commissie op een dijkgeschot van 8,90 per h.a. De tweede pijler, nml. het gemiddelde dijkgeschot 19251935 als basis der ka pitaalsvereffening, ontmoette bij de com missie bezwaren van juridischen en van practischen aard. Het bezwaar van juridi schen aard tegen het voorgestelde systeem is hierin gelegen, dat daaruit niet duidelijk blykt of op juiste wjjze beschikkingen ge troffen zijn betreffende de schulden en bezittingen der samenstellende polders en waterschappen, zooals deze zyn op het tijdstip der samenvoeging. Het practische bezwaar ligt voornamelijk in het feit, dat tegenover polders, die hun publieke functie op uitstekende wyze hebben vervuld on getwijfeld minder zorgzame polders zullen staan. Na zeer uitvoerige beschouwingen en be rekeningen, komt de commissie tot de overtuiging, dat de waarde van de bezit tingen niet in contanten aan de oorspron kelijke polders moeten worden betaald. Zy geeft er veeleer de voorkeur aan, dat het kapitaal in stand bljjft en het nieuwe wa terschap de totale waarde van alle bezit tingen schuldig wordt aan de eigenaren der gronden, wier bezit aan het waterschap overgaat. De rente zou 3 kunnen be dragen of bij een annuïteitsleening loopen- de over 45 jaar, 4.0785 wat echter een niet onbelangrijke verhooging van het dijk geschot tengevolge zou hebben. DE BESTUURSINRICHTING. Inzake de bestuursinrichting gaf de commissie allereerst in overweging niet te spreken van heemraden en een heemraad schap maar de historische benaming „ge zworenen" en „watering" daarvoor in de plaats te stellen, gelijk zoowel in het Vlaamsch als in het Zeeuwsche dijkrecht, gewoonte was. De commissie acht een aantal van 8 gezworenen en 40 hoofdin gelanden wel veel, doch kon zich per slot van rkening met het oog op de omstandig heden in W. Z. VI. er wel mede vereenigen. Het beginsel van belastingheffing van het gebouwd acht de commissie eveneens zeer juist. Maar zy geeft den raad te over wegen, een deel van de hoofdingelanden bijv. te laten bestaan uit vertegenwoor digers van het gebouwd. Een groot aantal opmerkingen heeft de commissie nog gemaakt over verschillende artikelen. BEZWAREN DER MINDERHEID. De bezwaren van een minderheid der commissie, die niet voor vereeniging of samenvoeging van de verschillende pol ders en waterschappen zijn komen hierop neer, dat nadoelen als een hooger verwacht dijkgeschot en aanslag op het bebouwd door de meerderheid niet voldoende in aanmerking zijn genomen naast de van de samenvoeging te verwachten voordee- len. Er wordt een streep door de geschie denis van eeuwen gehaald. De waterschap pen hebben zich in het algemeen behoor lijk van hun taak gekweten, en mocht dit bij een enkel niet het geval zijn, dan gaat het niet aan dit op de overige te wreken door hun het recht baas te zijn in eigen huis te ontnemen. Zoo goed als alle waterschappen verzetten zich ten sterkste tegen samenvoeging. Dit moet bij de beslissing wel terdege wegen. Er moet een dringende reden van openbaar belang zijn, wil men desondanks toch tot samen voeging overgaan. Zulk een dringende re den is er niet. Er is hoegenaamd geen waarborg, dat het nieuwe waterschap zal beantwoorden aan het doel, dat Ged. Sta ten zich voor oogen stellen. De meerderheid der commissie vereenigt zich, behoudens de gemaakte opmerkingen, geheel met het ontwerp-reglement en ad viseert dan ook den Prov. Staten, het voorstel, wanneer het inzonderheid wat den financieelen grondslag betreft, gewijzigd wordt, aan te nemen als zijnde dit van het groote belang voor de uitvoering van de op een waterschap rustende taak en dies voor de ontwikkeling en welvaart van W. Z. Vlaanderen. Van de minderheid heeft de heer De Milliano bezwaar gemaakt het verslag te onderteekenen, omdat hij de conclusie der meerderheid niet voor zijn rekening wilde nemen. DE VOORGESTELDE WIJZI GINGEN. Ged. Staten deelen mede niet zonder in genomenheid van het verslag der commis sie kennis te hebben genomen. De door de commissie voorgestelde wijzigingen be treffende in de eerste plaats de financieele regeling en met de daaraan gewijde uit eenzetting en de daarop volgende door de commissie geformuleerde voorstellen kun nen Ged. Staten volledig instemmen. Het voorstel der Commissie de benaming „Heemraden" door „Gezworenen" te ver vangen wordt door Ged. Staten overgeno men. Zij kunnen er in berusten, dat de term „Heemraadschap" komt te vervallen, maar Watering kent de Nederlandsche waterschapwetgeving niet, evenmin heem raadschappen of polders, doch uitsluitend waterschappen. Zij stellen voor te spreken van het waterschap „Het -vrije -van Sluis". Met de commissie gaan Ged. Staten ac- coord, waar het betreft de verkiesbaarheid voor hoofdingelande slechts aan den grond eigendom en niet aan pacht of grondge bruik willen verbonden zien. Ook met de door de commissie gemaakte bezwaren te gen het medestemmen van dy'kgraaf en ge zworenen aan de aanbevelingen voor de benoeming van hoofdingelande, kunnen Ged. Staten zich vereenigen. De samenvoeging van het kleinste grond bezit bij meerderen tot 1 h.a. om op deze wijze stem te kunnen uitbrengen, achtte de commissie te omslachtig en minder goed. Hoewel het argument, dat deze regeling veel werk met zich zal brongen, niet den doorslag mag geven, kunnen Ged. Stalen er zich mede vereenigen, dat er van afge zien wordt bU 'n kiesrecht van 1 per h.a. 200, hetgeen toch wel het minimum-be drag mag worden geacht, dat men noet vertegenwoordigen, om eenigen Invloed op het bestuur van het waterschap te mogen uitoefenen. Ged. Staten vereenigen zich ook met den wensch de datum van verkiezin gen te verplaatsen van den eersten Dins dag in November naar den laatsten Dins dag in October, met het oog op Allerheili gen dat op eerst genoemden dag zou kun nen vallen. Ged. Staten erkennen de moeilijkheid door de commissie naar voren gebracht om voor de eerste jaren een gescliikten leider te vinden, waarvoor toch naast ken nis vooral ook zeer veel stuwkracht en tact noodig zullen zijn. Zij vereenigen er zich mede te bepalen, dat Ged. Staten onmid dellijk na de inwerkingtreding van het re glement aan het daartoe bevoegde gezag ter benoeming een persoon aanbevelen, al of niet uit hun midden, die onder den titel van Dijkgraaf en met de bevoegdheden en Handelaar, onthoud U van kettinghandel Een ernstig woord van de Nederlandsche Middenstandscentrale. De distributie-maatregelen zijn in het leven geroepen, om bepaalde goederen, waarvan de voorraad beperkt is of als ge volg van de oorlogsomstandigheden be perkt zou kunnen worden, zoo rechtvaar- 'dig mogelijk over alle verbruikers te ver- deelen. Worden goederen, die voor die verdee ling bestemd zijn, op eenigerlei wijze door welke listige manipulaties of clandes tiene praktijken dit zij aan de distributie onttrokken, om aan enkelingen ten goede te komen, dan wordt dit spreekt van zelf aan de gemeenschap een nadeel 'berokkend. Helaas komt het voor, dat uit winstbe jag en egoïsme, dit onrecht tegenover de gemeenschap wordt begaan. En dat, terwijl de nood der tijden, die Goddank reeds een nieuw saamhoorigheids- gevoel geboren doet worden, om de mede werking van allen voor het gemeenschap pelijk doorworstelen van het noodgetij vraagt. Middenstanders, die zich zouden leenen tot het drijven van kettinghandel, verlie zen niet alleen het algemeen belang uit het oog, maar vergeten bovendien, dat het belang van hun eigen stand een dergelijk roofbouw plegen op den normalen handel niet verdraagt. Zij meenen wellicht hun cliënten een dienst te bewijzen, maar ook hierin ver gissen zij zich, want ingevolge de bepalin gen van de Distributiewet is ook de koo- per van aan de distributie onttrokken goe deren strafbaar. Zy brengen dus hun klan ten, die zij een dienst willen bewijzen, noo- deloos in gevaar. Daarbij komt, dat overtreding van de Distributiewet doorgaans met een niet on aanzienlijke prijsopdrijving gepaard gaat, waarop eveneens voor leverancier èn koo- per strenge straffen zijn gesteld. Zulke middenstanders zouden derhalve schromelijk tekort schieten in het vervul len van hun sociale taak, die aan dienst- verleening ten behoeve van de verbruikers haar hooge waarde ontleent. De Nederlandsche Middenstands-centrale vertrouwt daarom, dat de leden der bij haar aangesloten organisaties, ja de ge heele Nederlandsche middenstand, mede werking aan kettinghandel te eenenmale van de hand zullen wijzen. Weer aardschokken in den Balkan. Naar uit de Zuid-Bosnische stad Mostar gemeld wordt, zijn daar de laatste dagen dagelijks lichte aardbevingen gevoeld. De schokken treden regelmatig tegen midder nacht en tegen acht uur 's ochtends op. Tot dusver zijn zij steeds verloopen zonder schade aan te richten. plichten en op een -honorarium, daaraan verbonden, gedurende ten hoogste de eer ste zes jaren na die inwerkingtreding als voorzitter van het oestuur de leiding" van zaken in het waterschap zal hebben, met name ter uitvoering van verscheidene be palingen van het reglement. Ook vereeni gen Ged. Staten zich met den wensch van de commissie dat de Gezworenen voor de eerste maal voor 6 jaren moeten worden benoemd, maar zij zouden dit dan ook voor de hoofdingelanden op 6 in plaats van 3 jaar willen bepalen. Ged. Staten stellen overeenkomstig den wensch der commissie voor te bepalen, dat Ged. Staten de door hen voor de eerste maal vastgestelde jaarwedden wel kunnen verhoogen, maar niet verlagen. De com missie zou gaarne de heffing van dijkge schot van de gebouwde eigendommen be spoedigd zien en daarom stellen Ged. Sta ten voor te bepalen, dat dit zal plaats heb ben zoodra een legger betreffende die eigendommen is opgemaakt. Ten einde te voorkomen, dat door het eerder in werking treden van dit reglement dan van een voorgestelde wyziging in het Polderambtenarenreglement, de wachtgel ders der opgeheven polders en water schappen daarvan de dupe worden, stellen Ged. Staten nog voor dé in de wijziging vervatte bepalingen in de overgangsbepa lingen van het reglement voor het water schap op te nemen. Met deze vermelding willen wij besluiten, het geheel is ten slotte nog maar een korte samenvatting van al hetgeen in de lyvige stukken over deze materie voor komt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 5