OPRICHTING VAN EEN WATERSCHAP
„HET VRIJE VAN SLUIS",
Tweede blad
PROVINCIALE ZEEUW SCHE COURANT
Dinsdag 19 November 1940
Welke overwegingen tot de samenvoeging der
polders in West-Zeeuwsch-Vlaanderen
hebben gegolden.
Zesduizend boomen zijn in de boschrijke omgeving van Nijmegen als slachtoffer
van den storm geval'len. In de Staatsbosschen onder Groesbeek, bij den Muntberg,
Wolfsberg en Hoenderberg zijn zooveel boomen ontworteld, dat het opruimings-
werk maanden zal duren. (Foto Pax-Holland.)
Kroniek van den dag
Wat gebeurt er in China
Terwijl in Europa de belangstelling voor
de diplomatieke besprekingen vrijwel ge
lijken tred houdt met die voor de gebeur
tenissen op militair terrein, richt zij zich,
wat het Verre Oosten betreft, in hoofd
zaak op de militaire ontwikkeling.
Het terugtrekken van Japansche troe
pen, eerst uit Nanning en thans uit
Tsjoengking is in de eerste plaats van
groote militair gewicht, al zal men goed
doen, de beteekenis van deze wending in
de operaties ook weer niet te hoog aan te
slaan. De Japansche terugterkkingsma-
noeuvre was ongetwijfeld mede een ge
volg van het verhandelde ter Keizerscon-
ferentie te Tokio. Wanneer men boven-
diefi aandacht schenk aan de motiveering:
de troepen moesten worden vrijgemaakt
voor andere doeleinden, dan valt daarin
ook een bepaalde politieke achtergrond
waar te nemen, die, naarmate men ver
der doordringt, tot de problemen door
dringt, wellce zich in het Verre Oosten
hebben opgestapeld, meer en meer aan be
teekenis wint.
Het militaire aspect is overigens, van
welke zijde men het ook beschouwt, veel
zeggend. Reeds by den aanvang van het
conflict heeft men in ingewijde kringen
het hoofd geschud ten aanzien van de Ja
pansche vooruitzichten. Velen hebben zich
de vraag gesteld, of Japan, zoo het in
staat mocht zijn China in militair opzicht
te onderwerpen, over het economische po
tentieel zou beschikken om deze overwin
ning te consoiideeren. Zulks zou slechts
in geval van een spoedige beslissing moge
lijk zijn. Deze nu heeft op zich laten
wachten en met eenigen grond mocht de
vraag worden gesteld, of de regeerders te
Tokio zich niet op China hebben verkeken
en of zij zich in hun verwachtingen niet
door de optimistisch getinte voorstellin
gen hebben laten leiden.
In ieder geval heeft men in .Tokio het
weerstandsvermogen der Chineezen onder
schat en wellicht heeft men er ook de
waarde der hulpbronnen, welke de Cen
trale Chineesche regeering ten dienste
stonden, te laag aangeslagen. Juist deze
laatsten verschaffen Tsjiang-I<ai-sjek de
kans, om zich telkens weer van de toege
brachte slagen te herstellen en het verzet
te reorganiseeren. De hulp aan Tsjiang
verleend kwam van verschillnde kanten
en zij werd hem bovendien uit sterk uit-
eenloopende overwegingen verschaft. De
sympathie van Moskou was van geheel
anderen aard, dan die van Londen, van
Washington of van Parijs en juist deze
slechts op een enkel punt correspondeeren-
de sympathieën noodzaakten Tokio naar
alle zijden front te maken. De kracht van
de Japansche aanvallen werd er aanmer
kelijk door verzwakt. Tokio werd in Chi
na langer aan den praat gehouden, dan
met de economische weerbaarheid van het
land in overeenstemming kon worden ge
acht en hoezeer deze gang van zaken in
de binnenlandsche politiek van het land
der Ryzende Zon weerklank heeft gevon
den, is in de afgeloopen jaren wel geble
ken.
Japan heeft zich schielijk moeten aan
passen en wellicht heeft het deze revolu
tionaire Umschwung naar den totalitairen
koers gemakkelijker kunnen volbrengen,
wyl van een binnenlandsche politieke con
solidatie nog maar in bescheiden mate
sprake was, het doormaken van een zoo
danige omwenteling was voor een land-
in-oorlog, als Japan niettemin een pijn
lijke operatie.
De gebeurtenissen in Europa met de
daarop volgende .politieke her-oriënteering
hebben het Chineesche probleem voor Ja
pan minder onoplosbaar gemaakt. Het
kreeg namelijk de kans, eenige bressen te
schieten in den defensie-gordel, die door
de groote mogendheden om China was ge
bouwd. De overeenkomst inzake Indo-
China bezorgde Tokio de cöntröle over een'
der meest belangrijke verbindingswegen,
waarlangs Tsjiang-Kai-Sjelc van oorlogs
tuig kon worden voorzien, nadat Engeland
Zich te voren in principe bereid had ver
klaard, zich in China te desinteresseeren.
Mén weet, wat er daarna op gevolgd is.
De Fransch-Japansche overeenkomst was
voor Engeland het sein, om mede ter be
veiliging van zyn positie in Britsch-Indië
en daartoe ongetwijfeld aangemoedigd
door de vastberaden houding van het Witte
Huis den Birmaweg wederom open te
stellen, Weliswaar bombardeerden de Ja
panners een der belangrijkste bruggen,
maar achteraf schijnt het effect daarvan
toch niet zóo groot te zijn geweest, dat
Tsjiang-Kai-Sjek er door geisoleerd werd.
Integendeel, naar het schijnt. Want
sindsdien heeft de Japansche legerleiding
besloten belangrijke strategische punten te
ontruimen. Dat zulks een gevolg zou zyn
van Chineesch opdringen, werd tl Tokio
ontkend en op grond hiervan moet dus
worden aangenomen, dat Tsjiang niet het
initiatief heeft overgenomen.
Al illustreert het Japansche retireeren
eenerzijds, dat Tokio zich in China' voor
een vrijwel onontwarbaar raadsel ziet ge
plaatst, aan den anderen kant mag meer
aandacht worden geschonden aan de mo
tiveering, welke er voor werd gegeven.
Japan moet de troepen elders gebrui
ken en zoo zullen wij dus binnenkort hoo-
ren van een nieuwe concentratie der Ja
pansche strijdkrachten. Nu is het maar de
vraag, tegen wien deze troepen in het
geweer, zullen, worden gebracht. Zij schijnt
op dit oogenblik niet voor beantwoording
vatbaar, doch het moeten wel zeer gewich
tige redenen zyn geweest, welke Tokio dit
besluit deden nemen. Zal het de contróle
ovér Indo-China laten schieten Reeds
zyn er berichten over ongeregelde Chinee
sche troepen, die op het gebied van Indo-
China zouden opereeren, terwijl daarnaast
de jongste strubbelingen tusschen dit land
en Thailand schynen te wijzen op een voor
Japan minder aangename ontwikkeling.
"Uiteraard richt zich de aandacht op den
Birmaweg, maar het is de vraag, of men
er te Tokio veel voor zal gevoelen met
Engeland ook de Vereenigde Staten tegen
zich in het' harnas te jagen. Tenzij hier
slechts sprake zal zijn van een demon
stratie, met het doel de onrust in Britsch-
Indië nog meer te vergrooten, dan den
laatsten tijd reeds het geval was.
Hier staat men weer voor den ouder
lingen samenhang in het wereldgebeuren.
Ged. Staten stellen het voorstel
opnieuw aan de orde.
Aan de leden van de Provinciale Staten
is een groot aantal stukken toegezonden
betrekking hebbende op de opheffing van
polders en waterschappen in Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen, oprichting van een
waterschap genaamd „Het Vrije van Sluis"
en vaststelling van een reglement voor dit
waterschap.
Daarbij zijn nogmaals overgelegd het
voorstel van 27 Mei 1938 tot oprichting
van een Heemraadschap van denzelfden
naam, waarvan de verdere behandeling is
aangehouden bij besluit der staten van 19
Juli '1938 zulks met bijbehoorende be
scheiden en grafieken het algemeen ver
slag der afdeelingen over dat voorstel
het verslag der mede ingevolge het be
sluit tot aanhouding ingestelde Commissie
van deskundigen en het voorstel van Ged.
Staten tot wijziging van hun voorstel van
1938. -
Ook de voorstellen van Ged. Staten tot
wijziging van het Polderambtenaren-regle
ment Zeeland 1931 met het algemeen ver
slag der afdeelingen en van de bijzondere
reglementen der waterkeeringen van de
calamiteuze waterschappen of polders
Tien honderd en Zwarte, Adornis Oud en
Jong Breskens en Hoofdplaat en Thomaes,
die mede zijn aangehouden, werden weder
bijgevoegd.
De commissie en haar rapport.
De commissie van deskundigen bestond
uit de heeren rar. P. Dieleman, Middel
burg, tevens voorzitter rnr. P. J. van
Bortel, 's-Hertogenbosch, jhr. ir. J. L. Bo-
reel, Middelburg ir. A. J. Marktvoort,
Vught ir. A. G. Verhoeven, 's-Graven-
hage J. van Mazijk. Sluis A. H. de Mil-
liano, Waterlandkericje en P. A. G. van
Dyk, Zierikzee, tevens secretaris.
De heer Marktvoort heeft zijn benoe
ming niet aangenomen en ir. Boreel ont
viel der commissie door den dood. Dit was
een groot verlies voor de commissie. Ge
lukkig heeft hy bijna geheel de werkzaam
heden van de commissie kunnen volgen
en o.a. ook over het principieele punt, de
wenschelijkheid, zijn stem kunnen uit
brengen.
Aangezien mr. Dieleman geruimen tijd
de zittingen der commissie niet kon by-
wonen, is later tot lid, tevens waarnemend
voorzitter, benoemd het lid van Gea. Sta
ten de heer J. M. van Bommel van Vloten.
Deze heeft zich bijzonder het financieele
gedeelte, in het voorstel vervat, aange
trokken en - bij de bespreking daarvan de lei
ding gehad. De commissie werd bijgestaan
door de heeren J. P. Magendans, referen
daris, chef der tweede afdeeling der prov.
griffie, ir. H. G. C. Cohen Stuart, ingeni
eur van de prov. waterstaat te Térneuzen,
mr. J. I. van Doorninck, commies t.er
prov. griffie en den ambtenaar bij den
prov. waterstaat te Breskens, den heer
J. Salomé.
Nadat reeds enkele malen onder voor
zitterschap van den heer van Bommel van
Vloten vergaderd was, kon de voorzitter
eerst op 18 November 1939 voor het eei-st
een vergadering der commissie leiden. In
deze vergadering spraken de leden in groo
te meerderheid zich voor de wenschelijk
heid der samenvoeging uit. Van de 8 le
den der commissie verklaarde zich 6 voor
de wenschelykheid en vereenigden zich in
hoofdzaak daarmede op de daarvoor door
den voorzitter aangevoerde gronden. Zij
want welke de bedoelingen van de regee
ring te Tokio ook mogen zijn, dat er een
verband kan worden gelegd, met wat zich
elders in de wereld afspeelt, schijnt onaf
wijsbaar. Men denke slechts, hoe de Ja
pansche pers heeft gereageerd op de her
kiezing van Roosevelt." Zij heeft geen
twijfel aan haar opvatting laten bestaan,
dat deze herkiezing een scherper stelling-
name van de Vereenigde Staten in het
Verre Oosten in uitzicht stelt. En hierop
wijst ook de politiek van de Vereenigde
Staten, welke er thans met name op ge
richt is,het land naar den Europeeschon
kant een afdoende beveiliging te geven.
Daarnaast vragen de betrekkingen tus
schen Japan en Rusland de aandacht. Kon
hier vroeger gesproken worden van een
erfvijandschap, thans valt in deze betrek
kingen een kentering waar te nemen, te
meer nu in het Driehoeksverdrag een af
bakening der belangensferen in beginsel is
aanvaard. De positie, waarin Rusland zich
in dit schema bevindt, is nog niet afdoen
de omschreven, doch nu Molotof te Berlyn
ontvangen is, ligt de veronderstelling voor
de hand, dat bij die gelegenheid ook de
Aziatische levensruimte ter sprake is
gekomen.
Wat gebeurt er in China? Japan moet
troepen voor andere oogmerken beschik
baar houden. En weer denkt men aan
Indo-China, temeer nu er sprake schynt te
zijn van een Britsch-Amerikaansche toe
zegging aan de regeering van Thailand
met betrekking tot de verwezenlijking der
territoriale eischen, welke het aan
Fransch Indo-China heeft gesteld. De Ver
eenigde Staten zouden Thailand vliegtui
gen, wapenen en ander oorlogsmateriaal
leveren, terwyl nauw contact zou worden
onderhouden met de anti-Japansche ele
menten onder de Chineesche kolonie in
Thailand.
De vraagwat gebeurt er in China?
gaat ver uit boven het Chineesche be
lang alleen. Engeland en de Vereenigde
Staten hebben kennelijk het voornemen,
barrières op te werpen tegén de groot
Oost-Aziatische ordening, waaromtrent
in Berlijn afspraken werden gemaakt. En
uit de omstandigheid, dat de Japansche
troepen opnieuw worden gegroepeerd, valt
op te maken, dat Tokio zich in da.t geval
niet onbetuigd zal laten.
.was van meening, dat de publiekrechter
lijke, de overheidstaak, die op een water
schap rust, voor wat de betrokken streek
betreft, die als een samenhangend geheel
met het oog daarop moet worden be
schouwd, het eischt. Die taak toch omvat
hoofdzakelijk: le de beveiliging tegen het
buitenwater, 2e het doelmatig loozen en in j
de hand houden van den stand van het
binnenwater en 3de de zorg voor wegen,
benevens nog mëer zaken, niet van stof
felijk en cultureel belang ontbloot.
Betreffende het eerste merkte de com
missie o.a. op, dat uit den aard der zaak
de geheele landstreek profiteert van de
bescherming van het land tegen het bui
tenwater. Het is billijk, dat de daaraan
verbonden kosten ook door de gansche
streek, welke beschermd wordt, gedragen
worden.
GOEDE AFWATERING EEN
EERSTE VEREISCHTE.
Ged. Staten c.q. Provinciale Staten zul
len in de toekomst hun aandacht moeten
wijden aan het wegnemen der bezwaren,
die nu tegen opneming van dè c?lamiteuze
en de z.g. internationale polders bestaan.
De oprichting van één groot waterschap
is eveneens gewenscht voor de afwatering.
Niet alleen de nieuwere landbouwkundige
inzichten, maar ook de tijdsomstandighe
den eischen, dat de bodem zoo productief
mogelijk zy en dat de cultuur dientenge
volge zoo intensief mogelijk zal kunnen
worden uitgeoefend. Daarvoor is een der
eerste vereisen ten een goede afwatering
der gronden, hetgeen in één groot water
water ei'voer niet belemmeren, terwijl een
schap beter kan worden ingericht.
Poldergrenzen mogen een deugdelijlren
heid van beheer én deskundige leiding
dringend noodzakelijk zijn. Ook het we-
genvraagstuk eischt samenvoeging der
polders, o.a. omdat een behoorlijk onder
houd der wegen de kleine polders veel te
veel zou kosten. Dit zet de commissie na
der uitvoerig uiteen. Zy wijst er op, dat
van de 530 km aan wegen er 350 of 28
onverhard zijn en da.t de voor het vei'keer
in zijn geheel van belang zijnde, thans nog
onverharde stukken, spoedig ingeschakeld
zullen zyn als verharde .weg.
Deze en meer overwegingen doen het de
•Commissie gewènscht achten, dat de pol
ders, conform het voorstel worden ver-
eenigd tot één geheel, een waterschap, dat
er op berekend zal zijn, de aan een wa
terschap, opgelegde overheidstaak voor
westelijk Zeeuwsch-Vlaapderen naar be-
hooren te vervullen. De autonomie daar
van zal juist door de .grootte en de betee
kenis gegarandeerd zijn en zich uiten in
het gebruikmaken van keurbevoegdheid
welke geen enkele der kleine polders of
waterschappen bezit.
HET FINANCIEELE VRAAGSTUK
Na deze beschouwingen omtrent het
principieele, en dus practische vraagstuk
der wenschelijkheid, laat de- commissie die
betreffende de financieele zijde der samen
voeging volgen.
De twee pijlers waarop de voorstellen
van Ged. Staten berusten, zijn een toe
komstig dijkgeschot van 7.50 per h.a. en
het gemiddelde dylcgeschot 19251935 als
basis der kapitaalspositie der polders.
De Commissie heeft zich allex-eei'st tot
taak gesteld de deugdelijkheid dezer pijlers
te onderzoeken en vond een sub-commissie
bestaande uit de hrn. v. Dijk, Ir. Verhoeven
en v/ijlen ïr. Boreel bereid de kwestie van
het dijkgeschot nader onder de oogen te
zien.
Naar aanleiding van wat de subcommis
sie berekende komt de commissie op een
dijkgeschot van 8,90 per h.a.
De tweede pijler, nml. het gemiddelde
dijkgeschot 19251935 als basis der ka
pitaalsvereffening, ontmoette bij de com
missie bezwaren van juridischen en van
practischen aard. Het bezwaar van juridi
schen aard tegen het voorgestelde systeem
is hierin gelegen, dat daaruit niet duidelijk
blykt of op juiste wjjze beschikkingen ge
troffen zijn betreffende de schulden en
bezittingen der samenstellende polders en
waterschappen, zooals deze zyn op het
tijdstip der samenvoeging. Het practische
bezwaar ligt voornamelijk in het feit, dat
tegenover polders, die hun publieke functie
op uitstekende wyze hebben vervuld on
getwijfeld minder zorgzame polders zullen
staan.
Na zeer uitvoerige beschouwingen en be
rekeningen, komt de commissie tot de
overtuiging, dat de waarde van de bezit
tingen niet in contanten aan de oorspron
kelijke polders moeten worden betaald. Zy
geeft er veeleer de voorkeur aan, dat het
kapitaal in stand bljjft en het nieuwe wa
terschap de totale waarde van alle bezit
tingen schuldig wordt aan de eigenaren der
gronden, wier bezit aan het waterschap
overgaat. De rente zou 3 kunnen be
dragen of bij een annuïteitsleening loopen-
de over 45 jaar, 4.0785 wat echter een
niet onbelangrijke verhooging van het dijk
geschot tengevolge zou hebben.
DE BESTUURSINRICHTING.
Inzake de bestuursinrichting gaf de
commissie allereerst in overweging niet te
spreken van heemraden en een heemraad
schap maar de historische benaming „ge
zworenen" en „watering" daarvoor in de
plaats te stellen, gelijk zoowel in het
Vlaamsch als in het Zeeuwsche dijkrecht,
gewoonte was. De commissie acht een
aantal van 8 gezworenen en 40 hoofdin
gelanden wel veel, doch kon zich per slot
van rkening met het oog op de omstandig
heden in W. Z. VI. er wel mede vereenigen.
Het beginsel van belastingheffing van
het gebouwd acht de commissie eveneens
zeer juist. Maar zy geeft den raad te over
wegen, een deel van de hoofdingelanden
bijv. te laten bestaan uit vertegenwoor
digers van het gebouwd.
Een groot aantal opmerkingen heeft de
commissie nog gemaakt over verschillende
artikelen.
BEZWAREN DER MINDERHEID.
De bezwaren van een minderheid der
commissie, die niet voor vereeniging of
samenvoeging van de verschillende pol
ders en waterschappen zijn komen hierop
neer, dat nadoelen als een hooger verwacht
dijkgeschot en aanslag op het bebouwd
door de meerderheid niet voldoende in
aanmerking zijn genomen naast de van
de samenvoeging te verwachten voordee-
len. Er wordt een streep door de geschie
denis van eeuwen gehaald. De waterschap
pen hebben zich in het algemeen behoor
lijk van hun taak gekweten, en mocht dit
bij een enkel niet het geval zijn, dan gaat
het niet aan dit op de overige te wreken
door hun het recht baas te zijn in
eigen huis te ontnemen. Zoo goed als
alle waterschappen verzetten zich ten
sterkste tegen samenvoeging. Dit moet bij
de beslissing wel terdege wegen. Er moet
een dringende reden van openbaar belang
zijn, wil men desondanks toch tot samen
voeging overgaan. Zulk een dringende re
den is er niet. Er is hoegenaamd geen
waarborg, dat het nieuwe waterschap zal
beantwoorden aan het doel, dat Ged. Sta
ten zich voor oogen stellen.
De meerderheid der commissie vereenigt
zich, behoudens de gemaakte opmerkingen,
geheel met het ontwerp-reglement en ad
viseert dan ook den Prov. Staten, het
voorstel, wanneer het inzonderheid wat den
financieelen grondslag betreft, gewijzigd
wordt, aan te nemen als zijnde dit van het
groote belang voor de uitvoering van de
op een waterschap rustende taak en dies
voor de ontwikkeling en welvaart van W.
Z. Vlaanderen.
Van de minderheid heeft de heer De
Milliano bezwaar gemaakt het verslag te
onderteekenen, omdat hij de conclusie der
meerderheid niet voor zijn rekening wilde
nemen.
DE VOORGESTELDE WIJZI
GINGEN.
Ged. Staten deelen mede niet zonder in
genomenheid van het verslag der commis
sie kennis te hebben genomen. De door
de commissie voorgestelde wijzigingen be
treffende in de eerste plaats de financieele
regeling en met de daaraan gewijde uit
eenzetting en de daarop volgende door de
commissie geformuleerde voorstellen kun
nen Ged. Staten volledig instemmen.
Het voorstel der Commissie de benaming
„Heemraden" door „Gezworenen" te ver
vangen wordt door Ged. Staten overgeno
men. Zij kunnen er in berusten, dat de
term „Heemraadschap" komt te vervallen,
maar Watering kent de Nederlandsche
waterschapwetgeving niet, evenmin heem
raadschappen of polders, doch uitsluitend
waterschappen. Zij stellen voor te spreken
van het waterschap „Het -vrije -van Sluis".
Met de commissie gaan Ged. Staten ac-
coord, waar het betreft de verkiesbaarheid
voor hoofdingelande slechts aan den grond
eigendom en niet aan pacht of grondge
bruik willen verbonden zien. Ook met de
door de commissie gemaakte bezwaren te
gen het medestemmen van dy'kgraaf en ge
zworenen aan de aanbevelingen voor de
benoeming van hoofdingelande, kunnen
Ged. Staten zich vereenigen.
De samenvoeging van het kleinste grond
bezit bij meerderen tot 1 h.a. om op deze
wijze stem te kunnen uitbrengen, achtte
de commissie te omslachtig en minder goed.
Hoewel het argument, dat deze regeling
veel werk met zich zal brongen, niet den
doorslag mag geven, kunnen Ged. Stalen
er zich mede vereenigen, dat er van afge
zien wordt bU 'n kiesrecht van 1 per h.a.
200, hetgeen toch wel het minimum-be
drag mag worden geacht, dat men noet
vertegenwoordigen, om eenigen Invloed op
het bestuur van het waterschap te mogen
uitoefenen. Ged. Staten vereenigen zich ook
met den wensch de datum van verkiezin
gen te verplaatsen van den eersten Dins
dag in November naar den laatsten Dins
dag in October, met het oog op Allerheili
gen dat op eerst genoemden dag zou kun
nen vallen.
Ged. Staten erkennen de moeilijkheid
door de commissie naar voren gebracht
om voor de eerste jaren een gescliikten
leider te vinden, waarvoor toch naast ken
nis vooral ook zeer veel stuwkracht en tact
noodig zullen zijn. Zij vereenigen er zich
mede te bepalen, dat Ged. Staten onmid
dellijk na de inwerkingtreding van het re
glement aan het daartoe bevoegde gezag
ter benoeming een persoon aanbevelen, al
of niet uit hun midden, die onder den titel
van Dijkgraaf en met de bevoegdheden en
Handelaar, onthoud U van
kettinghandel
Een ernstig woord van de Nederlandsche
Middenstandscentrale.
De distributie-maatregelen zijn in het
leven geroepen, om bepaalde goederen,
waarvan de voorraad beperkt is of als ge
volg van de oorlogsomstandigheden be
perkt zou kunnen worden, zoo rechtvaar-
'dig mogelijk over alle verbruikers te ver-
deelen.
Worden goederen, die voor die verdee
ling bestemd zijn, op eenigerlei wijze
door welke listige manipulaties of clandes
tiene praktijken dit zij aan de distributie
onttrokken, om aan enkelingen ten goede
te komen, dan wordt dit spreekt van
zelf aan de gemeenschap een nadeel
'berokkend.
Helaas komt het voor, dat uit winstbe
jag en egoïsme, dit onrecht tegenover de
gemeenschap wordt begaan.
En dat, terwijl de nood der tijden, die
Goddank reeds een nieuw saamhoorigheids-
gevoel geboren doet worden, om de mede
werking van allen voor het gemeenschap
pelijk doorworstelen van het noodgetij
vraagt.
Middenstanders, die zich zouden leenen
tot het drijven van kettinghandel, verlie
zen niet alleen het algemeen belang uit
het oog, maar vergeten bovendien, dat het
belang van hun eigen stand een dergelijk
roofbouw plegen op den normalen handel
niet verdraagt.
Zij meenen wellicht hun cliënten een
dienst te bewijzen, maar ook hierin ver
gissen zij zich, want ingevolge de bepalin
gen van de Distributiewet is ook de koo-
per van aan de distributie onttrokken goe
deren strafbaar. Zy brengen dus hun klan
ten, die zij een dienst willen bewijzen, noo-
deloos in gevaar.
Daarbij komt, dat overtreding van de
Distributiewet doorgaans met een niet on
aanzienlijke prijsopdrijving gepaard gaat,
waarop eveneens voor leverancier èn koo-
per strenge straffen zijn gesteld.
Zulke middenstanders zouden derhalve
schromelijk tekort schieten in het vervul
len van hun sociale taak, die aan dienst-
verleening ten behoeve van de verbruikers
haar hooge waarde ontleent.
De Nederlandsche Middenstands-centrale
vertrouwt daarom, dat de leden der bij
haar aangesloten organisaties, ja de ge
heele Nederlandsche middenstand, mede
werking aan kettinghandel te eenenmale
van de hand zullen wijzen.
Weer aardschokken in den
Balkan.
Naar uit de Zuid-Bosnische stad Mostar
gemeld wordt, zijn daar de laatste dagen
dagelijks lichte aardbevingen gevoeld. De
schokken treden regelmatig tegen midder
nacht en tegen acht uur 's ochtends op.
Tot dusver zijn zij steeds verloopen zonder
schade aan te richten.
plichten en op een -honorarium, daaraan
verbonden, gedurende ten hoogste de eer
ste zes jaren na die inwerkingtreding als
voorzitter van het oestuur de leiding" van
zaken in het waterschap zal hebben, met
name ter uitvoering van verscheidene be
palingen van het reglement. Ook vereeni
gen Ged. Staten zich met den wensch van
de commissie dat de Gezworenen voor de
eerste maal voor 6 jaren moeten worden
benoemd, maar zij zouden dit dan ook
voor de hoofdingelanden op 6 in plaats van
3 jaar willen bepalen.
Ged. Staten stellen overeenkomstig den
wensch der commissie voor te bepalen, dat
Ged. Staten de door hen voor de eerste
maal vastgestelde jaarwedden wel kunnen
verhoogen, maar niet verlagen. De com
missie zou gaarne de heffing van dijkge
schot van de gebouwde eigendommen be
spoedigd zien en daarom stellen Ged. Sta
ten voor te bepalen, dat dit zal plaats heb
ben zoodra een legger betreffende die
eigendommen is opgemaakt.
Ten einde te voorkomen, dat door het
eerder in werking treden van dit reglement
dan van een voorgestelde wyziging in het
Polderambtenarenreglement, de wachtgel
ders der opgeheven polders en water
schappen daarvan de dupe worden, stellen
Ged. Staten nog voor dé in de wijziging
vervatte bepalingen in de overgangsbepa
lingen van het reglement voor het water
schap op te nemen.
Met deze vermelding willen wij besluiten,
het geheel is ten slotte nog maar een
korte samenvatting van al hetgeen in de
lyvige stukken over deze materie voor
komt.