Mr. Hoekzema geïnstalleerd als burgemeester van Oostburg. MrStevens rait Detroit Derde Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Maandag 4 November 1940 Hartelijke welkomsttoespraken. Geen wapperende vlaggen, geen aubade van schoolkinderen en oolc geen ander feestbetoon zooals gebruikelijk bij de in trede van een nieuw hoofd van een ge meente. Uiterlijk was er Zaterdag in Oostburg niets merkbaar dat deze dag verschilde van andere dagen. Uiterlijk niet, doch innerlijk des te meer. We zijn over tuigd dat de geheele bevolking van Oost burg zich verheugde over het feit dat dezen dag haar nieuwen burgemeester werd geïnstalleerd. De installatie. Te circa kwart voor twee Zaterdagmid dag werden de heer en mevrouw Hoek zema door de twee jongste raadsleden, de heeren A. J. van Rosevelt en Ph. A. de Vuijst, per auto gehaald van.het huis van wethouder Mijs, waar beiden tijdelijk logeeren. Bij aankomst aan het gemeen tehuis, werden zij ontvangen door de raads leden en den gemeente-secretaris, terwijl het dochtertje van wethouder Modde aan me vrouw Hoekzema een fraaie bouquet bloe men, versierd met linten in de Oost- burgsche kleuren, aanbood. Terwijl het gezelschap zich nog eenigen tijd in de burgemeesterskamer ophield, vulde de kleine raadszaal zich met tal van genoodigden. Daaronder merkten wij o.a. op de burgemeesters van Groede en Nieuwvliet, van Aardenburg, van Biei-vliet, van Breskens, van Schoondijke, van Sint Kruis, van Sluis, van Waterlandkerkje, van IJzendijke, van Zuidzande en de oud burgemeester van Oostburg P. Erasmus en vele anderen. De tafel was met een eenvoudige bloe menversiering getooid. Nadat de heer en mevrouw Hoekzema en de raadsleden him plaatsen hadden ingenomen, opende de loco-burgemeester de vergadering. De se cretaris las de offlcieele benoeming van mr. Hoekzema als burgemeester der gemeente Oostburg voor, evenals de verklaring van zijn beëediging, waarna wethouder Mijs de volgende rede uitsprak. Na het uitspreken van een geluk- wensch vervolgde wethouder Mijs: Toen in April van dit jaar Uw voor ganger de heer Erasmus zijn functie als burgemeester dezer gemeente neerlegde, hadden wij geen van allen gedacht, dat eerst in de maand October van dit jaar in de vacature zou worden voorzien en had ik zelf nimmer kunnen denken, zoolang het burgemeesterschap te moeten waar nemen. Doch ook hieraan is thans een einde gekomen en zal ik straks van die functie zijn ontheven. Ik heb in den tijd, dat ik waarnemend-burgemeester was, en die tijd was voor ons allen niet de gemak kelijkste, de inwoners der gemeente, waar over gij burgemeester zult zijn, nog beter leeren kennen, dan ik hen te voren reeds kende, want het spreekwoord zegt niet te vergeefs „In den nood leert men zijn vrienden kennen". U komt tot ons als een vreemde en geen van allen kenden wij U, gij komt uit het midden van Nederland en gij zijt thans beland in den Zuidelijksten hoek van Zeeland en niet te miskennen is, dat er een verschil zal bestaan in den aard der bewoners dier streken. Doch welk verschil er ook zoude mogen zijn, ik kan U de verzekering geven, dat U in Uwe gemeente inwoners zult vinden, die, wanneer gij hun vertrouwen hebt weten te winnen, U in alle opzichten bij de uitoefening van Uw taak zullen willen en weten bij te staan. Het burgemeestersambt zal veel van U vergen, U zal zich in vele zalien moeten inwerken en gij zult de inwoners Uwer ge meente moeten leeren kennen. Want juist in een gemeente als Oostburg is een per soonlijk contact tusschen burgemeester en gemeentenaren zoo noodig, teneinde de nooden en behoeften der gemeentenaren te leeren kennen en in die nooden en behoef ten op de juiste wijze te kunnen voorzien. Vele kwesties zullen Uw aandacht vra gen, doch gij kunt er van overtuigd zijn, dat wij allen van harte bereid zijn, U met raad en daad terzijde te staan. Ongetwijfeld zal het voorkomen, dat er tusschen U en den Raad verschil van mee ning zal bestaan, doch ik geloof niet mis te zijn, wanneer ik U zeg, dat juist een uitwisseling van gedachten over een be paalde kwestie, de beste wijze is, om tot een goede oplossing te komen. Het scherpt de gedachten en houdt de hoofden helder. Oostburg is een gemeente, die op ver schillen de wijze Uw bjjz. aandacht zal vra gen. Moge U de kracht gegeven worden vele jaren in het belang der gemeente Oost- burg en mede tot Uw eigen genoegen, als burgemeester dezer gemeente werkzaam te zijn. Mevrouw Hoekzema, ook tot U wil ik gaarne enkele woorden richten. Met de benoeming van Uw man tot bur gemeester dezer gemeente, wenscli ik U van harte geluk. Voor U brengt deze benoeming ongetwijfeld eveneens vele ver anderingen mede, doch ik mag hopen, goe de veranderingen. Gij zult Uw man in vele opzichten in zijn taak kunnen bijstaan en die taak voor hem verlichten en ik hoop, dat wanneer een Raadsvergadering soms lang mocht duren, U ons niet met te booze blikken zult willen aankijken en als Uw man op de meest ongelegen rijden voor ambtelijke bezigheden uit den huise- lijken kring mocht worden weggeroepen, U hem met de grootst mogelijke zelfver loochening,. in het belang der gemeente, zult willen afstaan. Mr. Hoekzema. Uw taaie als burgemees ter zal in den aanvang niet gemakkelijk zijn, doch ik hoop en vertrouw dat er tus schen U en de inwoners dezer gemeente, die goede verstandhouding zal ontstaan, welke onmisbaar is voor een vruchtbare samenwerking in het belang der ge meente. En hiermede verklaar ik U, mr. Hoek zema, als burgemeester der gemeente Oost burg. geïnstalleerd, waarna hjj hem den ambtsteeken omhing. Rede van den burgemeester. Na deze cremonie nam mr. Hoekzema de leiding van de vergadering over met het uitspreken van de volgende rede: Bij 'de aanvaarding van het ambt van burgemeester der gemeente Oostburg, wil ik allereerst die autoriteiten mijn dank betuigen, die aan deze benoeming hebben medegewerkt en in zonderheid aan den heer secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van bipnenlandsche zaken. De beste uiting van dankbaarheid zal voor mij echter zijn de mü gegeven opdracht, in overeenstemming met den door mij afgelegden eed, naar mijn beste vermogen te vervullen. Mijnheer de loco-burgemeester, die mij zoo juist den keten, als het symbool van het door mjj aanvaarde ambt hebt omge legd, U wil ik op dit oogenblik namens de gemeente Oostburg en namens hare in gezetenen dank zeggen voor de wijze, waarop U met inzet van Uwe geheele per soonlijkheid in de afgeloopen maanden het burgemeestersambt hebt waargenomen. Het feit, dat in de vacature zoo langen tjjd niet werd- voorzien, wijst er naar mijne meening tevens op, dat hoogere instanties verzekerd waren, dat de waarneming in goede, ja zeer goede handen was. Bij de vervulling van mijn taak doe ik een beroep 'op de burgerij van Oost burg en ik vraag haar eendeels, mij den tijd te laten om mij op het algemeene ge meente-belang en hare individueele belan gen in te stellen en anderzijds zich voor mij open te stellen, opdat ik zoo spoedig mogelijk een, vooral thans zoo noodzake lijk, innig contact met haar kan verkrijgen. Hierdoor alleen zal het mij mogelijk zijn de opdrachten, die den burgemeester gegeven zijn en die, welke mij gegeven zullen wor den, zoo goed mogelijk uit te voeren, waar bij ik een open oog zal hebben voor de eischen der practijk, daarbij geleid door het bijzondere karakter dezer stad en door dat van hare ingezetenen. Deze stad, die mij thans reeds zoo vertrouwd voorkomt, heeft zoovele karakteristieke eigenschap pen en ik zal trachten deze in het kader van opbouw en vooruitstrevendheid, als het kan, nog meer tot uiting te brengen. Ik verzeker U, dat ik U mijn geheele per soon en al mijn krachten geven wil, waar bij mijn echtgenoote mij een getrouwe hulp zal zijn. Evenzeer echter als ik mij geven wil, zoo vraag ik ook van U allen en speciaal van hen, die mij bij de ver vulling van mijn taak terzijde zullen staan, Uwe krachten te geven, een ieder naar zijn vermogen, met terzijde stelling van wat U ook gescheiden moge houden, teneinde zoo het algemeen belang In werkelijken zin te dienen. In de komende tijden zal van ieder onzer veel van onze gemeenschaps zin gevraagd worden; laten wij dan onze plaats weten in de nieuwe staatkundige en maatschappelijke verhoudingen, in loyale samenwerking met de ons vaderland bezet houdende overheid. Tenslotte ik ben overtuigd, dat er tlians een taak op mijn schouders gelegd is, die mij groote verantwoordelijkheid geeft en die mrj vaak niet licht zal vallen. Ook van U allen zal echter veel gevraagd worden. Zoo beëindig ik dan mijn eerste tot U gerichte toespraak met de bede: „God zij met ons". Het oudste raadslid voert het woord. Na deze rede was het woord aan het oudste raadslid de heer P. de Brujjne, die sprak als volgt: Als oudste Raadslid heb ik de taak op mij genomen U namens mijn mederaadsle den toe te spreken. Het verheugt mij ten zeerste, dat ik U namens ons allen niet alleen van harte welkom mag heeten bij de aanvaarding van Uw ambt, dat ik vooral den nadruk mag leggen op ons aller bereidheid 'om met U in de beste harmo nie samen te werken tot den bloei van de gemeente Oostburg,, welker toekomst ons allen zoo na aan het hart ligt. Zij het U gegeven om, ter zijde gestaan door Uw vrouw, een lange reeks van jaren, werkzaam te zijn voor de belangen van deze gemeente, die hoopt en verwacht, dat met Uw benoeming tot Burgemeester van Oostburg een zeer gelukkige keuze is gedaan, door de daarbij betrokken autori teiten. En dat wij allen hier saam kunnen ko men, en dat gij allen, gespaard door de be warende hand Gods, lust en opgewektheid moge behouden, want het zijn voor ons allen, ih het bijzonder ook in het ambt waarin Gij gesteld zijt, wel uitzonderlijk zware tijden. De burgemeester zeide met enkele woor den dank voor den tot hem gesproken woorden. Rede gemeente-secretaris. De gemeente-secretaris de heer M. A. Aalbregtse, daarna het woord verkrij gende, sprak als volgt: Aan zijn toespraak ontleenen wij het volgende: Als ik hier het woord tot U mag richten doe ik dat namens de gemeente ambtenaren, als mede namens den vleesch- keuringskring, de regionale arbeidsbeurs, en den distributiekring. Onze eerste kennismaking heeft mij zeer gunstig gestemd. Zal dit zijn invloed doen gelden tegenover het secretariepersoneel, dat dagelijks met U in meerder of min dere mate in aanraking komt, het zal ook gelden voor de ingezetenen, in wier dienst gij U stelt niet alleen als een goede bur gemeester, maar ook als een goed bur gemeester. In Uw arbeid voor die ingezetenen met plichtsgetrouwe medewerking der ambte naren wacht U hier een mooie taak, waar door U hier zult kunnen werken en leven en in toepassing brengen de leus: „Werk terwijl ge leeft en leef terwijl ge werkt". Daarbij zullen U de moeilijkheden, die er zijn om overwonnen te worden, niet ge spaard blijven en het zal ook voor U moeilijk en ondoenlijk zijn het ieder naar den zin te maken. De bijstand, die U van mij verwacht en die ik trouwens ingevolge de gemeentewet moet verleenen, is omvangrijker naarmate belangrijker zaken om een oplossing vra gen. Het voorgenomen uitbreidingsplan, de toekomst van Oostburg en meer of minder belangrijke aangelegenheden zullen wellicht nog veel administratieve arbeid vragen. In het belang van dat deel der maatschap pij, dat Oostburg heet, zeg ik U gaarne mijn volle medewerking toe. Ook op de ijver en toewijding van het personeel ter secretarie kunt U in elk op zicht rekenen. Het is mijn wensch dat Uw ambtsperio den in deze gemeente moge zijn tot geluk van U en Uw echtgenoote. Zich richtend tot den loco-burgemeester, wethouder Mijs, zeide spr. dat hij met dezen gedurende ruim een half jaar onder vaak zeer moeilijke omstandigheden heeft samengewerkt op de meest prettige en meest vriendschappelijke wijze. Bij nacht eh ontjj heeft hij zich beschikbaar gesteld en de taak van spr. en mijn personeel verlicht. In dit verband, aldus spr., wil ik aanhalen een citaat van Delille: „Gelukkig of ongelukkig: de mensch heeft anderen noodig: hij leeft slechts half als hij alleen voor zich zelf leeft". De waarnemend burgemeester heeft in de afgesloten periode niet voor zich zelf geleefd, doch ten volle met de ingezetenen en de secretarie mede geleefd. Voor de wijze waarop hij dat heeft gedaan, breng ik hem gaarne dank en hulde. .(Algemeene instemming) .- Burgemeester Hoekzema, bracht dank voor deze woorden en zeide zeer verheugd te zijn, reeds nu te hebben opgemerkt dat hij ten volle zal kunnen rekenen op de hulp van den gemeente-secretaris, even als op die van alle ambtenaren. Spr. zeide overtuigd te zijn, dat de verhouding goed zal zijn. Wethouder Mijs dankte vervolgens den gemeente-secretaris voor de groote hulp die hij steeds van hem evenals van het overige personeel der secretarie heeft mo gen ondervinden, een hulp die hij steeds ten zeerste heeft gewaardeerd. Intusschen was een telegram van geluk- wensch gearriveerd van den secretaris generaal mr. Frederiks. De oud-burgemeester spreekt. De heer P. Erasmus, oud-burgemeester van Oostburg, verkreeg daarna het woord en sprak als volgt Als oud burgemeester van Oostburg moet ik U van harte gelukwenschen met Uwe benoeming tot burgemeester van Oostburg. De taak die gedurende 18 jaar op mij rustte is nu aan U toevertrouwd, een taak die sedert het begin van mijn ambts periode veel verzwaard is en wellicht niet zal verminderen. Maar aangezien U nog jong is en wellicht eenige ervaring hebt opgedaan op dit gebied en gezien Uw vooropleiding zal het U wel mogelijk zijn dit ambt naar behooren te kunnen waar nemen. Om die taak goed te kunnen vervullen is in de eerste plaats de medewerking van heeren wethouders, leden van den raad, den secretaris, het personeel der se cretarie, in het algemeen van al diegenen die een functie in de gemeentelijke be stuursorganen bekleeden zeer zeker noo dig. Bij de ervaring die ik hiermede heb opgedaan, twijfel ik er geen oogenblik aan of die medewerking zal U zeker verleend worden. Het kan niet andei's of die sa menwerking moet strekken tot het ware belang van Oostburg. De gemeente Oostburg als centrumplaats van Westelijk-Zeeuwsch-Vlaan'deren, met zijn markten en keuringen heeft nog een toekomst. Het moet U een genoegen zjjn hier aan te kunnen medewerken om de vooruit gang van Oostburg te bevorderen. Geachte heer burgemeester ik hoop, dat het U gegeven moge zijn vele jaren in het belang van de gemeente Oostburg werk zaam te zijn. Vervolgens richtte spr. zich tot wethou der Mijs met de volgende woorden; Toen ik op 20 April van dit jaar als burgemeester van deze gemeente mijn ambt heb neergelegd en U als waarnemend bur gemeester deze functie overnam konden wij niet vermoeden dat U geroepen zoudt zijn meer dan een half jaar aan het hoofd van de gemeente te staan. Zeer zeker is dit te wijten aan de bijzondere omstandig heden waarin wij vanaf 10 Mei verkeereh.- U hebt wel den meest bewogen tijd als burgemeester der gemeente Oostburg mee gemaakt. Het ligt ons nog zoo versch in het geheugen zoo dat een opsomming van feiten overbodig is te achten. Wel acht ik een woord van groote waar deering ten zeerste op zijn plaats. De ma nier waarop U de vele en nog dagelijks terugkeerende moeilijkheden hebt opgelost verdient alle lof. Bij dag en nacht werd U geroepen voor verschillende direct te nemen beslissingen geheel liggend buiten de normale gemeentezaken. Ik meen dan ook de tolk van de ge meentenaren te zijn, wanneer ilc U van deze plaats onzen welgemeenden dank be tuig voor hetgeen U in dezen moeilijken tijd in het belang van de gemeente en zijn bevolking hebt gedaan. Beide toespraken vonden algemeene In stemming, Burgemeester Hoekzema dankte zijn voorganger, niet alleen voor de tot hem gerichte hartelijke woorden, doch ook voor het vele dat hij gedurende zijn lange ambtsperiode voor Oostburg heeft gedaam Pastoor A. lievegoed richtte, namens, alle kerkgenootschappen in Oostburg, woorden van hartelijk welkom tot den nieuwen burgemeester. Ook de kerkgenoot schappen, aldus spr., wenschten niet an ders dan een hartelijke samenwerking met den burgemeester, daar dit alleen kan zijn in het belang van de geheele bevolking, Spr. besloot met een wensch uit te spreken dat God den nieuwen burgemeester de kracht zou moge geven tot een werkelijk krachtig bestuur van deze gemeente. Namens de vereeniging van burgemees ters en secretarissen sprak vervolgens, bij afwezigheid van den voorzitter, den vice-voorzitter, de heer P. F., van Horte- gem, secretaris van Sluis en wenschte den heer Hoekzema geluk met zijn benoeming, een benoeming die veel kracht van hem zal vergen. Spr. hoopte dat mr. Hoekzema aan het werk van de vereeniging zal willen deelnemen, daar door uitwisseling van gedachten een belangrijke samenwerking kan worden verkregen, een samenwer king, niet alleen in het belang van de ge meente, doch ook in het belang van het algemeen. De burgemeester van Breskens, mr. J< P. Drost, vervolgens het woord verkrijgend, zeide dat men in den nood zijn vrienden leert kennen en daarom .wenrchte hij den heer Hoekzema geluk met zijn benoeming. Mede namens zijn ambtgenooten in Zeeuwsch-Vlaanderen zeide spr. gaarne zijn volledigen steun toe en hoopte op een aangename samenwerking, waardoor de taaie kan worden verlicht. Juist de laatste maanden, aldus spr. worden de burgemees ters lasten opgelegd die vroeger niet voor kwam en juist ook daarom is 'n aange name onderlinge samenwerking van zoo'n groot nut. Burgemeester Hoekzema heeft daarna de sprekers beantwoordt. Na afloop van dit officieele gedeelte be stond gelegenheid persoonlijk met burge meester en mevrouw Hoekzema kennis te maken, waartoe deze recipieerden in de burgemeesterskamer. Daarna bleef het gezelschap nog eenigen tijd ongedwongen bijeen. Tenslotte willen wij .og vermelden dat een luidspreker-installatie was aangelegd in de beursbioscoop, waar velen, die in de kleine ruimte van de raadzaalgeen plaats meer konden krijgen, het gesprokene aldaar konden volgen. DOOR R. ARDEN. 31)' De passagiers waren gerust. De naam Ben Beverly was bij sommigen van hen bekend, ze herinnerden zich uit kranten berichten, dien naam vroeger wel eens gelezen te hebben. Zeker, Ben Beverly had een goeden naam. En bovendien had' de maatschappij hem zelf uitgezocht. Hij zorgde nu voor de veiligheid aan boord en bracht licht in de zaak Stevens-Griz- zard. Wat had de kapitein nog meer ge zegd? HQ zou het persoonlijk zeer op prijs stellen, wanneer men zich van alle mededeelingen aan Stevens onthield, on verschillig of ze van vriendschappelijken of van vijandelijken aard waren. Want daardoor zou deze tamelijk pijnlijke aan gelegenheid nog eenige verscherping on dergaan en dat wgtj volkomen overbodig. De passagiers kalmeerden spoedig na deze uiteenzetting en eenigen van hen be gonnen zelfs de zaak als een interessante afwisseling te beschouwen. Don Alvarez was gerehabiliteerd. Don Alvarez vertelde aan ieder, die het maar hooren wilde, dat hjj al wel vermoed had, wat er gebeuren zou en alleen daarom had hij van verdere ruzie met dezen her rieschopper afgezien. Hij wist, dat htf, wanneer hij Stevens tegen den grond sloeg, het ergste zou kunnen verwachten. Don Alvarez glimlachte vreeselijk verachte lijk, om dadelijk daarop zeer nobel te kij ken. Menschen als hij, Don Alvarez, die slechts gewend waren met open vizier te strijden, waren natuurlijk tegen zulke gangsters niet opgewassen. Daarom liever een nederlaag in het openbaar dan allen- dig van een vergiftigde sigaret of iets dergelijks dood te gaan. Dat begreep ieder volkomen. Niemand wilde ernstig met een lid van de onder wereld in conflict komen, men wist im mers uit romans en krantenberichten, hoe dergelijke menschen wraak plachten te nemen. Maar Don Alvarez' roem ver bleekte dadelijk weer, want bij dezen ge- dachtengang werd de opmerkzaamheid op Ben Beverly gevestigd, op den man, die geen vrees kende. Knap was hij niet bovenmatig elegant ook niet maar in teressant! Een strijder voor een betere menschheid zoo ongeveer noemde een oude dame hem. Zou men van hem een handteeliening kunnen krijgen? Een paar zeer jonge meisjes droomden zelfs van een autogram van Stevens. Zou hij de moordenaar zijn en zou hij tenslotte op de electrische stoel belanden en als men dan een handteekening van hem had reuze! Edna had het den volgenden morgen zwaar te verantwoorden. Het heele schip wist al, dat ze met den moordenaar „iets had". Daardoor was ook de schermleerares een bezienswaardig persoon geworden. Vroeg in den morgen reeds, toen de turn zaal nog nauwelijks geopend was, ver drongen de dames zich om les van haar te krijgen. Dames, die nog nooit een degen in de hand hadden gehad, ontdekten plotse ling bij zichzelf de neiging, dat gebrek te verhelpen. Dames, die zich nooit voor sport interesseerden, moesten plotseling beslist eens in de turnzaal geweest zijn. Het hoor de er nu eenmaal bij, over deze aangele genheid te kunnen meespreken. Edna was geen klein meisje, dat dade lijk huilde. Haar beroep had veel tot de vorming van haar karakter bijgedragen. Wie drie uren achtereen op een tennis- toumooi met inspanning van alle energie geen set cadeau geeft, die kan ook hard zijn tegen zichzelf. En wie daarbij nog schermen en gymnastiekles kan geven, die bezit ook op ander gebied weerstands vermogen. Edna was dezen morgen uiterst ver strooid. Ze had nauwelijks oog voor de vele toeschouwers, die naar de schermles waren gekomen, want ze had wel aan andere dingen te denken. Allerlei dingen dwarrelden in haar gedachten dooreen. 'Jarenlang was ze met allerlei soort man nen in aanraking gekomen en sommigen hadden haar zelfs beleedigd. Maar ook ernstige aanzoeken had ze gekregen. „Miss Piggs, u zet uw voeten weer ver keerd. Let u toch op mij!" Hoe zat dat toch? Niemand kon ook maar eenigen indruk op Edna Bosch ma ken. En daar verscheen die Stevens of Peters of hoe hij ook heeten mocht en weg was haar rust; ze was bereid alles voor hem te laten loopen. Wat kon haar dit baantje nu nog schelen, waar verschillende collega's zoo jaloersch op waren geweest? Wat kon haar nog haar zoogenaamde goede naam schelen? Alles was haar plotseling onverschillig gewor den. „Miss Piggs, uw uitval was veel te lang zaam. Kijkt u nu eens 'naar mijUw tegen stander moet verrast zijn, nietwaar? Laat u toch door de toeschouwers niet afleiden. Begint u nog maar eens Wat zegt u? Of ik door die kwestie met Stevens niet verschrikkelijk gedeprimeerd ben? Maar Miss Piggs, u wilde toch leeren schermen! Gaat u maar weer klaar staan!" Kjjk nu een zulk een domme gans, om zulk een vraag te stellen! Een vermenging van medegevoel en gebrek aan tact. Waar wachten die kletswijven van beiderlei kunnen nog op? Natuurlijk daarop, dat Edna Bosch den degen weggooit, zegt, dat ze vandaag niet meer kan, men moest haar niet kwalijk nemen en huilend wegloopt. Dan kunnen- ze tegen elkaar zeggen: Och, die arme Miss Edna, ze kon vandaag geen les geven, ze was volkomen in de war. Het is ook verschrikkelijk, dat ze nu net met zoo'n moordenaar in aan raking is gekomen. Nu, dames, u zult er geen plezier van hebben! „Au" riep Miss Piggs met haar linker hand op haar borstbescherming, juist op de plaats waar haar maag zat. „Dat was een heel harde stoot, Miss Edna. Ik word er haast onpasselijk van!" „Maar Miss Piggs, u zei me toch, dat u een goede schermster Wilde worden. Met zoo'n bescherming kan het toch niet erg geweest zijn! Drink eens een glaasje wa ter, Miss Piggs, dan zult u zich dadelijk wel beter voelen. Zoo'n stootje, daar moet u toch tegen kunnen! Miss Brook, mag ik u verzoeken?" Gek was dat, anders vond ze het altijd prettig om les te geven en nu had ze er een hekel aan. „Hebt u nog nooit geschermd, Miss Brook?" Mechanisch geeft Edna haar aan wijzingen. Het is steeds hetzelfde en men kan daarbij andere dingen denken. Wat zei Peters gisteravond, voordat Ben Beverly hem naar zijn hut bracht? III geef je mijn eerewoord, Edna. Ik ben Peters en ik heb Grizzard niet doodge schoten. Dat is genoeg! Als hij zijn eere woord gaf, dan sprak hij de waarheid. Ben Beverly is een kaffer, jazeker een reuze idioot! Maar hij heeft zich toch een oogenblik omgekeerd, lang genoeg om haar gelegenheid te geven van Peters af scheid te nemen. Gek is dat, als je een maal iemand vertrouwt, dan geloof je hem, ook al beweert de neele wereld het tegenovergestelde. „Wat zegt u, Miss Brook? Ik verstond u niet. Doe ill u zoo vreeselijk pijn? Waar om O, maakt u zich daar maar geen zorg over, Miss Brook. U hebt den degen weer verkeerd in de hand! U moet een beetje beter opletten, Miss Brook, een beetje zelf discipline is beslist noodzakelijk. Blijft u maar rustig staan, ill doe u niets, ik wil u alleen maar laten zien, hoe de tegen stander staat! Bent u nu al moe? Zoo als u wilt. U moet een beetje meer gym nastiek doen, dat maakt uw heupen ster ker. Mevrouw Ellison, mag ik u ver zoeken?" Ik wou, dat ik in plaats van een degen eens een Spaansch rietje nemen kon, dacht Edna. Wat zou ik er die onbeschei den vrouwspersonen mee om de ooren slaan, dat haar alle nieuwsgierigheid zou vergaan! Wat zou Peters nu doen? Zou hjj Ben Beverly kunnen duidelijk maken, dat hjj onschuldig is? HOOFDSTUK XXVH. „U kunt me niet zoo maar wijs maken, dat u onschuldig bent," zei Ben Beverly tegen Peters. „Dat u eerst door de woes tijn naar dat groepje boomen bent geloo- pen, is geen bewijs, mijnheer Stevens. U, ging terug, en toen pas vielen die scho ten! Denkt u er eens over na, hoe dat juist op hetzelfde moment samenviel. Moet dat alles toeval zijn?" Peters gaf niet dadelijk antwoord. Hij keek naar het ljjli van Grizzard. Brrr, wat zag dat eruit! De tegenstander had met duivelsche zekerheid geschoten, geen enkele kogel was langs hem heen gegaan. Grizzard had ook geschoten, waarschijn lijk echter pas toen zijn leven al bijna ten einde was; de groote kogels van zijn Coltrevolver werden op verschillende plaat sen in de stammen der boomen gevonden. „De man, die Grizzard gedood heeft, heeft geen Amerikaansche revolver ge bruikt," zei Ben Beverly niet gefrontste wenkbrauwen. „Kijk maar eens, de kogels hebben een stalen mantel, kaliber 7.65 - de moordenaar moet niet een gewone re volver, maar een pistool van Europeesch fabrikaat hebben gebruikt. Ilc denk Mau ser of Walter wat had jij voor een re volver, Stevens?" „Een Mauser". Peters krabde zich op het hoofd. „Maar Mauserpistolen kun je over de geheele wereld vinden!" Legrand, die er tot nu toe zonder iets te zeggen by gestaan had, tastte plotseling in zijn zak. ;(Wordt vervolgd.).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 10