Mr. Hoekzema geïnstalleerd als burgemeester
van Oostburg.
MrStevens rait Detroit
Derde Blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Maandag 4 November 1940
Hartelijke welkomsttoespraken.
Geen wapperende vlaggen, geen aubade
van schoolkinderen en oolc geen ander
feestbetoon zooals gebruikelijk bij de in
trede van een nieuw hoofd van een ge
meente. Uiterlijk was er Zaterdag in
Oostburg niets merkbaar dat deze dag
verschilde van andere dagen. Uiterlijk niet,
doch innerlijk des te meer. We zijn over
tuigd dat de geheele bevolking van Oost
burg zich verheugde over het feit dat
dezen dag haar nieuwen burgemeester
werd geïnstalleerd.
De installatie.
Te circa kwart voor twee Zaterdagmid
dag werden de heer en mevrouw Hoek
zema door de twee jongste raadsleden,
de heeren A. J. van Rosevelt en Ph. A.
de Vuijst, per auto gehaald van.het huis
van wethouder Mijs, waar beiden tijdelijk
logeeren. Bij aankomst aan het gemeen
tehuis, werden zij ontvangen door de raads
leden en den gemeente-secretaris, terwijl het
dochtertje van wethouder Modde aan me
vrouw Hoekzema een fraaie bouquet bloe
men, versierd met linten in de Oost-
burgsche kleuren, aanbood.
Terwijl het gezelschap zich nog eenigen
tijd in de burgemeesterskamer ophield,
vulde de kleine raadszaal zich met tal
van genoodigden. Daaronder merkten wij
o.a. op de burgemeesters van Groede en
Nieuwvliet, van Aardenburg, van Biei-vliet,
van Breskens, van Schoondijke, van Sint
Kruis, van Sluis, van Waterlandkerkje,
van IJzendijke, van Zuidzande en de oud
burgemeester van Oostburg P. Erasmus
en vele anderen.
De tafel was met een eenvoudige bloe
menversiering getooid. Nadat de heer en
mevrouw Hoekzema en de raadsleden him
plaatsen hadden ingenomen, opende de
loco-burgemeester de vergadering. De se
cretaris las de offlcieele benoeming van mr.
Hoekzema als burgemeester der gemeente
Oostburg voor, evenals de verklaring van
zijn beëediging, waarna wethouder Mijs de
volgende rede uitsprak.
Na het uitspreken van een geluk-
wensch vervolgde wethouder Mijs:
Toen in April van dit jaar Uw voor
ganger de heer Erasmus zijn functie als
burgemeester dezer gemeente neerlegde,
hadden wij geen van allen gedacht, dat
eerst in de maand October van dit jaar
in de vacature zou worden voorzien en
had ik zelf nimmer kunnen denken, zoolang
het burgemeesterschap te moeten waar
nemen. Doch ook hieraan is thans een
einde gekomen en zal ik straks van die
functie zijn ontheven. Ik heb in den tijd,
dat ik waarnemend-burgemeester was, en
die tijd was voor ons allen niet de gemak
kelijkste, de inwoners der gemeente, waar
over gij burgemeester zult zijn, nog beter
leeren kennen, dan ik hen te voren reeds
kende, want het spreekwoord zegt niet te
vergeefs „In den nood leert men zijn
vrienden kennen".
U komt tot ons als een vreemde en
geen van allen kenden wij U, gij komt
uit het midden van Nederland en gij zijt
thans beland in den Zuidelijksten hoek van
Zeeland en niet te miskennen is, dat er
een verschil zal bestaan in den aard der
bewoners dier streken. Doch welk verschil
er ook zoude mogen zijn, ik kan U de
verzekering geven, dat U in Uwe gemeente
inwoners zult vinden, die, wanneer gij hun
vertrouwen hebt weten te winnen, U
in alle opzichten bij de uitoefening van Uw
taak zullen willen en weten bij te staan.
Het burgemeestersambt zal veel van U
vergen, U zal zich in vele zalien moeten
inwerken en gij zult de inwoners Uwer ge
meente moeten leeren kennen. Want juist
in een gemeente als Oostburg is een per
soonlijk contact tusschen burgemeester en
gemeentenaren zoo noodig, teneinde de
nooden en behoeften der gemeentenaren te
leeren kennen en in die nooden en behoef
ten op de juiste wijze te kunnen voorzien.
Vele kwesties zullen Uw aandacht vra
gen, doch gij kunt er van overtuigd zijn,
dat wij allen van harte bereid zijn, U met
raad en daad terzijde te staan.
Ongetwijfeld zal het voorkomen, dat er
tusschen U en den Raad verschil van mee
ning zal bestaan, doch ik geloof niet mis
te zijn, wanneer ik U zeg, dat juist een
uitwisseling van gedachten over een be
paalde kwestie, de beste wijze is, om
tot een goede oplossing te komen. Het
scherpt de gedachten en houdt de hoofden
helder.
Oostburg is een gemeente, die op ver
schillen de wijze Uw bjjz. aandacht zal vra
gen. Moge U de kracht gegeven worden vele
jaren in het belang der gemeente Oost-
burg en mede tot Uw eigen genoegen,
als burgemeester dezer gemeente werkzaam
te zijn.
Mevrouw Hoekzema, ook tot U wil ik
gaarne enkele woorden richten.
Met de benoeming van Uw man tot bur
gemeester dezer gemeente, wenscli ik
U van harte geluk. Voor U brengt deze
benoeming ongetwijfeld eveneens vele ver
anderingen mede, doch ik mag hopen, goe
de veranderingen. Gij zult Uw man in vele
opzichten in zijn taak kunnen bijstaan
en die taak voor hem verlichten en ik
hoop, dat wanneer een Raadsvergadering
soms lang mocht duren, U ons niet met
te booze blikken zult willen aankijken en
als Uw man op de meest ongelegen rijden
voor ambtelijke bezigheden uit den huise-
lijken kring mocht worden weggeroepen,
U hem met de grootst mogelijke zelfver
loochening,. in het belang der gemeente,
zult willen afstaan.
Mr. Hoekzema. Uw taaie als burgemees
ter zal in den aanvang niet gemakkelijk
zijn, doch ik hoop en vertrouw dat er tus
schen U en de inwoners dezer gemeente,
die goede verstandhouding zal ontstaan,
welke onmisbaar is voor een vruchtbare
samenwerking in het belang der ge
meente.
En hiermede verklaar ik U, mr. Hoek
zema, als burgemeester der gemeente Oost
burg. geïnstalleerd, waarna hjj hem den
ambtsteeken omhing.
Rede van den burgemeester.
Na deze cremonie nam mr. Hoekzema
de leiding van de vergadering over met
het uitspreken van de volgende rede:
Bij 'de aanvaarding van het ambt van
burgemeester der gemeente Oostburg, wil
ik allereerst die autoriteiten mijn dank
betuigen, die aan deze benoeming hebben
medegewerkt en in zonderheid aan den
heer secretaris-generaal, waarnemend hoofd
van het departement van bipnenlandsche
zaken. De beste uiting van dankbaarheid
zal voor mij echter zijn de mü gegeven
opdracht, in overeenstemming met den
door mij afgelegden eed, naar mijn beste
vermogen te vervullen.
Mijnheer de loco-burgemeester, die mij
zoo juist den keten, als het symbool van
het door mjj aanvaarde ambt hebt omge
legd, U wil ik op dit oogenblik namens
de gemeente Oostburg en namens hare in
gezetenen dank zeggen voor de wijze,
waarop U met inzet van Uwe geheele per
soonlijkheid in de afgeloopen maanden het
burgemeestersambt hebt waargenomen.
Het feit, dat in de vacature zoo langen
tjjd niet werd- voorzien, wijst er naar mijne
meening tevens op, dat hoogere instanties
verzekerd waren, dat de waarneming in
goede, ja zeer goede handen was.
Bij de vervulling van mijn taak doe
ik een beroep 'op de burgerij van Oost
burg en ik vraag haar eendeels, mij den
tijd te laten om mij op het algemeene ge
meente-belang en hare individueele belan
gen in te stellen en anderzijds zich voor
mij open te stellen, opdat ik zoo spoedig
mogelijk een, vooral thans zoo noodzake
lijk, innig contact met haar kan verkrijgen.
Hierdoor alleen zal het mij mogelijk zijn de
opdrachten, die den burgemeester gegeven
zijn en die, welke mij gegeven zullen wor
den, zoo goed mogelijk uit te voeren, waar
bij ik een open oog zal hebben voor de
eischen der practijk, daarbij geleid door
het bijzondere karakter dezer stad en door
dat van hare ingezetenen. Deze stad, die
mij thans reeds zoo vertrouwd voorkomt,
heeft zoovele karakteristieke eigenschap
pen en ik zal trachten deze in het kader
van opbouw en vooruitstrevendheid, als
het kan, nog meer tot uiting te brengen.
Ik verzeker U, dat ik U mijn geheele per
soon en al mijn krachten geven wil, waar
bij mijn echtgenoote mij een getrouwe
hulp zal zijn. Evenzeer echter als ik mij
geven wil, zoo vraag ik ook van U allen
en speciaal van hen, die mij bij de ver
vulling van mijn taak terzijde zullen staan,
Uwe krachten te geven, een ieder naar zijn
vermogen, met terzijde stelling van wat
U ook gescheiden moge houden, teneinde
zoo het algemeen belang In werkelijken zin
te dienen. In de komende tijden zal van
ieder onzer veel van onze gemeenschaps
zin gevraagd worden; laten wij dan onze
plaats weten in de nieuwe staatkundige en
maatschappelijke verhoudingen, in loyale
samenwerking met de ons vaderland bezet
houdende overheid.
Tenslotte ik ben overtuigd, dat er
tlians een taak op mijn schouders gelegd
is, die mij groote verantwoordelijkheid
geeft en die mrj vaak niet licht zal vallen.
Ook van U allen zal echter veel gevraagd
worden. Zoo beëindig ik dan mijn eerste
tot U gerichte toespraak met de bede:
„God zij met ons".
Het oudste raadslid voert het woord.
Na deze rede was het woord aan het
oudste raadslid de heer P. de Brujjne, die
sprak als volgt:
Als oudste Raadslid heb ik de taak op
mij genomen U namens mijn mederaadsle
den toe te spreken. Het verheugt mij ten
zeerste, dat ik U namens ons allen niet
alleen van harte welkom mag heeten bij
de aanvaarding van Uw ambt, dat ik
vooral den nadruk mag leggen op ons aller
bereidheid 'om met U in de beste harmo
nie samen te werken tot den bloei van de
gemeente Oostburg,, welker toekomst ons
allen zoo na aan het hart ligt.
Zij het U gegeven om, ter zijde gestaan
door Uw vrouw, een lange reeks van jaren,
werkzaam te zijn voor de belangen van
deze gemeente, die hoopt en verwacht,
dat met Uw benoeming tot Burgemeester
van Oostburg een zeer gelukkige keuze is
gedaan, door de daarbij betrokken autori
teiten.
En dat wij allen hier saam kunnen ko
men, en dat gij allen, gespaard door de be
warende hand Gods, lust en opgewektheid
moge behouden, want het zijn voor ons
allen, ih het bijzonder ook in het ambt
waarin Gij gesteld zijt, wel uitzonderlijk
zware tijden.
De burgemeester zeide met enkele woor
den dank voor den tot hem gesproken
woorden.
Rede gemeente-secretaris.
De gemeente-secretaris de heer M. A.
Aalbregtse, daarna het woord verkrij
gende, sprak als volgt:
Aan zijn toespraak ontleenen wij het
volgende: Als ik hier het woord tot U mag
richten doe ik dat namens de gemeente
ambtenaren, als mede namens den vleesch-
keuringskring, de regionale arbeidsbeurs,
en den distributiekring.
Onze eerste kennismaking heeft mij zeer
gunstig gestemd. Zal dit zijn invloed doen
gelden tegenover het secretariepersoneel,
dat dagelijks met U in meerder of min
dere mate in aanraking komt, het zal ook
gelden voor de ingezetenen, in wier dienst
gij U stelt niet alleen als een goede bur
gemeester, maar ook als een goed bur
gemeester.
In Uw arbeid voor die ingezetenen met
plichtsgetrouwe medewerking der ambte
naren wacht U hier een mooie taak, waar
door U hier zult kunnen werken en leven
en in toepassing brengen de leus: „Werk
terwijl ge leeft en leef terwijl ge werkt".
Daarbij zullen U de moeilijkheden, die er
zijn om overwonnen te worden, niet ge
spaard blijven en het zal ook voor U
moeilijk en ondoenlijk zijn het ieder naar
den zin te maken.
De bijstand, die U van mij verwacht en
die ik trouwens ingevolge de gemeentewet
moet verleenen, is omvangrijker naarmate
belangrijker zaken om een oplossing vra
gen. Het voorgenomen uitbreidingsplan, de
toekomst van Oostburg en meer of minder
belangrijke aangelegenheden zullen wellicht
nog veel administratieve arbeid vragen.
In het belang van dat deel der maatschap
pij, dat Oostburg heet, zeg ik U gaarne
mijn volle medewerking toe.
Ook op de ijver en toewijding van het
personeel ter secretarie kunt U in elk op
zicht rekenen.
Het is mijn wensch dat Uw ambtsperio
den in deze gemeente moge zijn tot geluk
van U en Uw echtgenoote.
Zich richtend tot den loco-burgemeester,
wethouder Mijs, zeide spr. dat hij met
dezen gedurende ruim een half jaar onder
vaak zeer moeilijke omstandigheden heeft
samengewerkt op de meest prettige en
meest vriendschappelijke wijze. Bij nacht
eh ontjj heeft hij zich beschikbaar gesteld
en de taak van spr. en mijn personeel
verlicht. In dit verband, aldus spr., wil ik
aanhalen een citaat van Delille: „Gelukkig
of ongelukkig: de mensch heeft anderen
noodig: hij leeft slechts half als hij alleen
voor zich zelf leeft". De waarnemend
burgemeester heeft in de afgesloten periode
niet voor zich zelf geleefd, doch ten volle
met de ingezetenen en de secretarie mede
geleefd. Voor de wijze waarop hij dat
heeft gedaan, breng ik hem gaarne dank
en hulde.
.(Algemeene instemming) .-
Burgemeester Hoekzema, bracht dank
voor deze woorden en zeide zeer verheugd
te zijn, reeds nu te hebben opgemerkt
dat hij ten volle zal kunnen rekenen op de
hulp van den gemeente-secretaris, even
als op die van alle ambtenaren. Spr. zeide
overtuigd te zijn, dat de verhouding goed
zal zijn.
Wethouder Mijs dankte vervolgens den
gemeente-secretaris voor de groote hulp
die hij steeds van hem evenals van het
overige personeel der secretarie heeft mo
gen ondervinden, een hulp die hij steeds
ten zeerste heeft gewaardeerd.
Intusschen was een telegram van geluk-
wensch gearriveerd van den secretaris
generaal mr. Frederiks.
De oud-burgemeester spreekt.
De heer P. Erasmus, oud-burgemeester
van Oostburg, verkreeg daarna het woord
en sprak als volgt
Als oud burgemeester van Oostburg
moet ik U van harte gelukwenschen met
Uwe benoeming tot burgemeester van
Oostburg.
De taak die gedurende 18 jaar op mij
rustte is nu aan U toevertrouwd, een
taak die sedert het begin van mijn ambts
periode veel verzwaard is en wellicht niet
zal verminderen. Maar aangezien U nog
jong is en wellicht eenige ervaring hebt
opgedaan op dit gebied en gezien Uw
vooropleiding zal het U wel mogelijk zijn
dit ambt naar behooren te kunnen waar
nemen.
Om die taak goed te kunnen vervullen
is in de eerste plaats de medewerking
van heeren wethouders, leden van den
raad, den secretaris, het personeel der se
cretarie, in het algemeen van al diegenen
die een functie in de gemeentelijke be
stuursorganen bekleeden zeer zeker noo
dig. Bij de ervaring die ik hiermede heb
opgedaan, twijfel ik er geen oogenblik aan
of die medewerking zal U zeker verleend
worden. Het kan niet andei's of die sa
menwerking moet strekken tot het ware
belang van Oostburg.
De gemeente Oostburg als centrumplaats
van Westelijk-Zeeuwsch-Vlaan'deren, met
zijn markten en keuringen heeft nog een
toekomst.
Het moet U een genoegen zjjn hier
aan te kunnen medewerken om de vooruit
gang van Oostburg te bevorderen.
Geachte heer burgemeester ik hoop, dat
het U gegeven moge zijn vele jaren in het
belang van de gemeente Oostburg werk
zaam te zijn.
Vervolgens richtte spr. zich tot wethou
der Mijs met de volgende woorden;
Toen ik op 20 April van dit jaar als
burgemeester van deze gemeente mijn ambt
heb neergelegd en U als waarnemend bur
gemeester deze functie overnam konden
wij niet vermoeden dat U geroepen zoudt
zijn meer dan een half jaar aan het hoofd
van de gemeente te staan. Zeer zeker is
dit te wijten aan de bijzondere omstandig
heden waarin wij vanaf 10 Mei verkeereh.-
U hebt wel den meest bewogen tijd als
burgemeester der gemeente Oostburg mee
gemaakt. Het ligt ons nog zoo versch in
het geheugen zoo dat een opsomming van
feiten overbodig is te achten.
Wel acht ik een woord van groote waar
deering ten zeerste op zijn plaats. De ma
nier waarop U de vele en nog dagelijks
terugkeerende moeilijkheden hebt opgelost
verdient alle lof. Bij dag en nacht werd
U geroepen voor verschillende direct te
nemen beslissingen geheel liggend buiten
de normale gemeentezaken.
Ik meen dan ook de tolk van de ge
meentenaren te zijn, wanneer ilc U van
deze plaats onzen welgemeenden dank be
tuig voor hetgeen U in dezen moeilijken
tijd in het belang van de gemeente en zijn
bevolking hebt gedaan.
Beide toespraken vonden algemeene In
stemming,
Burgemeester Hoekzema dankte zijn
voorganger, niet alleen voor de tot hem
gerichte hartelijke woorden, doch ook voor
het vele dat hij gedurende zijn lange
ambtsperiode voor Oostburg heeft gedaam
Pastoor A. lievegoed richtte, namens,
alle kerkgenootschappen in Oostburg,
woorden van hartelijk welkom tot den
nieuwen burgemeester. Ook de kerkgenoot
schappen, aldus spr., wenschten niet an
ders dan een hartelijke samenwerking met
den burgemeester, daar dit alleen kan zijn
in het belang van de geheele bevolking,
Spr. besloot met een wensch uit te spreken
dat God den nieuwen burgemeester de
kracht zou moge geven tot een werkelijk
krachtig bestuur van deze gemeente.
Namens de vereeniging van burgemees
ters en secretarissen sprak vervolgens,
bij afwezigheid van den voorzitter, den
vice-voorzitter, de heer P. F., van Horte-
gem, secretaris van Sluis en wenschte den
heer Hoekzema geluk met zijn benoeming,
een benoeming die veel kracht van hem zal
vergen. Spr. hoopte dat mr. Hoekzema
aan het werk van de vereeniging zal willen
deelnemen, daar door uitwisseling van
gedachten een belangrijke samenwerking
kan worden verkregen, een samenwer
king, niet alleen in het belang van de ge
meente, doch ook in het belang van het
algemeen.
De burgemeester van Breskens, mr. J<
P. Drost, vervolgens het woord verkrijgend,
zeide dat men in den nood zijn vrienden
leert kennen en daarom .wenrchte hij den
heer Hoekzema geluk met zijn benoeming.
Mede namens zijn ambtgenooten in
Zeeuwsch-Vlaanderen zeide spr. gaarne
zijn volledigen steun toe en hoopte op een
aangename samenwerking, waardoor de
taaie kan worden verlicht. Juist de laatste
maanden, aldus spr. worden de burgemees
ters lasten opgelegd die vroeger niet voor
kwam en juist ook daarom is 'n aange
name onderlinge samenwerking van zoo'n
groot nut.
Burgemeester Hoekzema heeft daarna
de sprekers beantwoordt.
Na afloop van dit officieele gedeelte be
stond gelegenheid persoonlijk met burge
meester en mevrouw Hoekzema kennis te
maken, waartoe deze recipieerden in de
burgemeesterskamer.
Daarna bleef het gezelschap nog eenigen
tijd ongedwongen bijeen.
Tenslotte willen wij .og vermelden dat
een luidspreker-installatie was aangelegd
in de beursbioscoop, waar velen, die in
de kleine ruimte van de raadzaalgeen
plaats meer konden krijgen, het gesprokene
aldaar konden volgen.
DOOR R. ARDEN.
31)'
De passagiers waren gerust. De naam
Ben Beverly was bij sommigen van hen
bekend, ze herinnerden zich uit kranten
berichten, dien naam vroeger wel eens
gelezen te hebben. Zeker, Ben Beverly
had een goeden naam. En bovendien had'
de maatschappij hem zelf uitgezocht. Hij
zorgde nu voor de veiligheid aan boord
en bracht licht in de zaak Stevens-Griz-
zard. Wat had de kapitein nog meer ge
zegd? HQ zou het persoonlijk zeer op
prijs stellen, wanneer men zich van alle
mededeelingen aan Stevens onthield, on
verschillig of ze van vriendschappelijken
of van vijandelijken aard waren. Want
daardoor zou deze tamelijk pijnlijke aan
gelegenheid nog eenige verscherping on
dergaan en dat wgtj volkomen overbodig.
De passagiers kalmeerden spoedig na
deze uiteenzetting en eenigen van hen be
gonnen zelfs de zaak als een interessante
afwisseling te beschouwen.
Don Alvarez was gerehabiliteerd. Don
Alvarez vertelde aan ieder, die het maar
hooren wilde, dat hjj al wel vermoed had,
wat er gebeuren zou en alleen daarom
had hij van verdere ruzie met dezen her
rieschopper afgezien. Hij wist, dat htf,
wanneer hij Stevens tegen den grond
sloeg, het ergste zou kunnen verwachten.
Don Alvarez glimlachte vreeselijk verachte
lijk, om dadelijk daarop zeer nobel te kij
ken. Menschen als hij, Don Alvarez, die
slechts gewend waren met open vizier
te strijden, waren natuurlijk tegen zulke
gangsters niet opgewassen. Daarom liever
een nederlaag in het openbaar dan allen-
dig van een vergiftigde sigaret of iets
dergelijks dood te gaan.
Dat begreep ieder volkomen. Niemand
wilde ernstig met een lid van de onder
wereld in conflict komen, men wist im
mers uit romans en krantenberichten,
hoe dergelijke menschen wraak plachten
te nemen. Maar Don Alvarez' roem ver
bleekte dadelijk weer, want bij dezen ge-
dachtengang werd de opmerkzaamheid op
Ben Beverly gevestigd, op den man, die
geen vrees kende. Knap was hij niet
bovenmatig elegant ook niet maar in
teressant! Een strijder voor een betere
menschheid zoo ongeveer noemde een
oude dame hem. Zou men van hem een
handteeliening kunnen krijgen? Een paar
zeer jonge meisjes droomden zelfs van
een autogram van Stevens. Zou hij de
moordenaar zijn en zou hij tenslotte op
de electrische stoel belanden en als
men dan een handteekening van hem
had reuze!
Edna had het den volgenden morgen
zwaar te verantwoorden. Het heele schip
wist al, dat ze met den moordenaar „iets
had". Daardoor was ook de schermleerares
een bezienswaardig persoon geworden.
Vroeg in den morgen reeds, toen de turn
zaal nog nauwelijks geopend was, ver
drongen de dames zich om les van haar
te krijgen. Dames, die nog nooit een degen
in de hand hadden gehad, ontdekten plotse
ling bij zichzelf de neiging, dat gebrek te
verhelpen. Dames, die zich nooit voor sport
interesseerden, moesten plotseling beslist
eens in de turnzaal geweest zijn. Het hoor
de er nu eenmaal bij, over deze aangele
genheid te kunnen meespreken.
Edna was geen klein meisje, dat dade
lijk huilde. Haar beroep had veel tot de
vorming van haar karakter bijgedragen.
Wie drie uren achtereen op een tennis-
toumooi met inspanning van alle energie
geen set cadeau geeft, die kan ook hard
zijn tegen zichzelf. En wie daarbij nog
schermen en gymnastiekles kan geven,
die bezit ook op ander gebied weerstands
vermogen.
Edna was dezen morgen uiterst ver
strooid. Ze had nauwelijks oog voor de
vele toeschouwers, die naar de schermles
waren gekomen, want ze had wel aan
andere dingen te denken. Allerlei dingen
dwarrelden in haar gedachten dooreen.
'Jarenlang was ze met allerlei soort man
nen in aanraking gekomen en sommigen
hadden haar zelfs beleedigd. Maar ook
ernstige aanzoeken had ze gekregen.
„Miss Piggs, u zet uw voeten weer ver
keerd. Let u toch op mij!"
Hoe zat dat toch? Niemand kon ook
maar eenigen indruk op Edna Bosch ma
ken. En daar verscheen die Stevens of
Peters of hoe hij ook heeten mocht
en weg was haar rust; ze was bereid
alles voor hem te laten loopen. Wat kon
haar dit baantje nu nog schelen, waar
verschillende collega's zoo jaloersch op
waren geweest? Wat kon haar nog haar
zoogenaamde goede naam schelen? Alles
was haar plotseling onverschillig gewor
den.
„Miss Piggs, uw uitval was veel te lang
zaam. Kijkt u nu eens 'naar mijUw tegen
stander moet verrast zijn, nietwaar? Laat
u toch door de toeschouwers niet afleiden.
Begint u nog maar eens Wat zegt u?
Of ik door die kwestie met Stevens niet
verschrikkelijk gedeprimeerd ben? Maar
Miss Piggs, u wilde toch leeren schermen!
Gaat u maar weer klaar staan!"
Kjjk nu een zulk een domme gans, om
zulk een vraag te stellen! Een vermenging
van medegevoel en gebrek aan tact. Waar
wachten die kletswijven van beiderlei
kunnen nog op? Natuurlijk daarop, dat
Edna Bosch den degen weggooit, zegt, dat
ze vandaag niet meer kan, men moest
haar niet kwalijk nemen en huilend
wegloopt. Dan kunnen- ze tegen elkaar
zeggen: Och, die arme Miss Edna, ze kon
vandaag geen les geven, ze was volkomen
in de war. Het is ook verschrikkelijk, dat
ze nu net met zoo'n moordenaar in aan
raking is gekomen. Nu, dames, u zult er
geen plezier van hebben!
„Au" riep Miss Piggs met haar linker
hand op haar borstbescherming, juist op
de plaats waar haar maag zat. „Dat was
een heel harde stoot, Miss Edna. Ik word
er haast onpasselijk van!"
„Maar Miss Piggs, u zei me toch, dat u
een goede schermster Wilde worden. Met
zoo'n bescherming kan het toch niet erg
geweest zijn! Drink eens een glaasje wa
ter, Miss Piggs, dan zult u zich dadelijk
wel beter voelen. Zoo'n stootje, daar moet
u toch tegen kunnen! Miss Brook, mag
ik u verzoeken?"
Gek was dat, anders vond ze het altijd
prettig om les te geven en nu had ze er
een hekel aan.
„Hebt u nog nooit geschermd, Miss
Brook?" Mechanisch geeft Edna haar aan
wijzingen. Het is steeds hetzelfde en men
kan daarbij andere dingen denken.
Wat zei Peters gisteravond, voordat Ben
Beverly hem naar zijn hut bracht? III
geef je mijn eerewoord, Edna. Ik ben
Peters en ik heb Grizzard niet doodge
schoten. Dat is genoeg! Als hij zijn eere
woord gaf, dan sprak hij de waarheid. Ben
Beverly is een kaffer, jazeker een reuze
idioot! Maar hij heeft zich toch een
oogenblik omgekeerd, lang genoeg om
haar gelegenheid te geven van Peters af
scheid te nemen. Gek is dat, als je een
maal iemand vertrouwt, dan geloof je
hem, ook al beweert de neele wereld het
tegenovergestelde.
„Wat zegt u, Miss Brook? Ik verstond
u niet. Doe ill u zoo vreeselijk pijn? Waar
om O, maakt u zich daar maar geen zorg
over, Miss Brook. U hebt den degen weer
verkeerd in de hand! U moet een beetje
beter opletten, Miss Brook, een beetje zelf
discipline is beslist noodzakelijk. Blijft u
maar rustig staan, ill doe u niets, ik wil
u alleen maar laten zien, hoe de tegen
stander staat! Bent u nu al moe? Zoo
als u wilt. U moet een beetje meer gym
nastiek doen, dat maakt uw heupen ster
ker. Mevrouw Ellison, mag ik u ver
zoeken?"
Ik wou, dat ik in plaats van een degen
eens een Spaansch rietje nemen kon,
dacht Edna. Wat zou ik er die onbeschei
den vrouwspersonen mee om de ooren
slaan, dat haar alle nieuwsgierigheid zou
vergaan! Wat zou Peters nu doen? Zou
hjj Ben Beverly kunnen duidelijk maken,
dat hjj onschuldig is?
HOOFDSTUK XXVH.
„U kunt me niet zoo maar wijs maken,
dat u onschuldig bent," zei Ben Beverly
tegen Peters. „Dat u eerst door de woes
tijn naar dat groepje boomen bent geloo-
pen, is geen bewijs, mijnheer Stevens. U,
ging terug, en toen pas vielen die scho
ten! Denkt u er eens over na, hoe dat
juist op hetzelfde moment samenviel.
Moet dat alles toeval zijn?"
Peters gaf niet dadelijk antwoord. Hij
keek naar het ljjli van Grizzard. Brrr,
wat zag dat eruit! De tegenstander had
met duivelsche zekerheid geschoten, geen
enkele kogel was langs hem heen gegaan.
Grizzard had ook geschoten, waarschijn
lijk echter pas toen zijn leven al bijna
ten einde was; de groote kogels van zijn
Coltrevolver werden op verschillende plaat
sen in de stammen der boomen gevonden.
„De man, die Grizzard gedood heeft,
heeft geen Amerikaansche revolver ge
bruikt," zei Ben Beverly niet gefrontste
wenkbrauwen. „Kijk maar eens, de kogels
hebben een stalen mantel, kaliber 7.65 -
de moordenaar moet niet een gewone re
volver, maar een pistool van Europeesch
fabrikaat hebben gebruikt. Ilc denk Mau
ser of Walter wat had jij voor een re
volver, Stevens?"
„Een Mauser". Peters krabde zich op het
hoofd. „Maar Mauserpistolen kun je over
de geheele wereld vinden!"
Legrand, die er tot nu toe zonder iets
te zeggen by gestaan had, tastte plotseling
in zijn zak.
;(Wordt vervolgd.).