Korte predicatie. KIJKT. GOD ER NAAR Psalm 10 begint met een wilde klacht„O Heerewaarom staat Gij van verre waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid Als er dan een God is, wendt Hij zich af Aan het eind van den Psalm vindt de Kerk het antwoord van het geloof. Dit worde hier in eenige keeren beschreven. Eerst staat er „Gij ziet het immers 'want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in uwe hand geveop tl verlaat zich de arme. Gij zijt geweest een helper van den wees." Staat God van verre - Neen, neen l Want als gij uw moeite en verdriet in een zucht, een gebed of een lied naar God hebt gebracht, dan gingen die niet naar een ledige ruimtemaar gij hebt een hand gevoeld. Die hand is er. Zij draagt het teeken van de spijkers des kruises. Die hand is er, vlak naast ons, en een stem zegtHebt ge moeite of verdriet Zamel het niet op, het zou u te zwaar wegen werk het niet weg, het zet zich als gif in uw bloed. Maar breng het in een zucht, een gebed of een lied naar de handen van God. De arme, de wees. Woorden die rui- 'schen van tranen en weedom. Wat is het resultaat van eiken oorlogLaat de Bijbel stillekens mogen zeggenarmen en weezen. Wanneer men vindt, dat dit zoo erg niet is, want immers het schoo- ne, het nieuwelaat dan de Kerk mogen gaan tot die armen en weezen met een woord van den barmhartigen God. Ja, God ziet het immers Het moet Hem zwaar vallen. Maar Hij ziet het. Want als Hij er niet meer naar om keek, dan bleef men op aarde met moeite en verdriet alleen en hadden armen en weezen geen helper meer. Daarom blijft Hij kijkenen als alles is afgeloopen en hetschoone, nieuwe Europa gekomen en arme en wees ver geten, dan zal Hij naar hen toegaan en zeggenVergeten ze je Hier, mijn hand l Verlaat je op mij. F. d® MSsmmm WINTERTIJD IS STAMPPOTTIJD. De naderende winter brengt weldra weer de onbehagelijke, koude dagen. Dagen, waarop ieder, van zijn werk komende, ver langt naar dampende soep en warme stamp pot. Veel huisvrouwen zullen het moeilijk vinden om deze gerechten nu even aanlok kelijk en smakelijk op tafel j:e brengen als vroeger. En töch kan dit met wat goe den wil en aanpassingsvermogen. Waarom niet eens tomatensaus bij 'n andyviestamp- pot bijvoorbeeld? 't Smaakt uitstekend en verhoogt het aanzien van de stamppot. De stamppot zelf wordt natuurlijk met wat melk afgemaakt, om er de vereischte smeuïgheid aan te geven. Door er belegen kaas (geraspt of in kleine stukjes) aan toe te voegen, wordt het eiwitgehalte op peil gebracht. Vanzelfsprekend gebruiken we bij voorkeur vette kaas, zoodat we tevens van de hierin aanwezige vetbestanddeelen kunnen profiteeren. En nu het recept: Andyviestamppofc met tomatensaus. (voor 4 personen.) 2 k.g. aardappelen, 2 pond andijvie, pond belegen kaas, 1 eetl. zout, 50 gr. (l'/s ons) boter (2/2 afge streken eetl.), 40 gr. bloem (4 af gestreken eetl.), 400 gr. tomaten, ongeveer 1. melk. Boen de aardappelen schoon met een har den borstel of met 'n pannenspons. Snijd ze in vieren en breng ze aan de kook met een bodem water (12 c.m.) en het zout. Wasch intusschen de andijvie en snijd ze in reepjes; snijd een gedeelte zeer fijn. Doe na 10 minuten de andijvie bij de aardappe len, behalve de zeer fijngesneden andijvie. Meng deze pas door de stamppot als de aardappelen gaar zijn. Stamp dan alles door elkaar, ondèr toevoeging van 'n paar kopjes melk, 1 afgestreken eetlepel boter en de geraspte kaas. Presenteer bij deze stamppot tomatensaus en bereid deze op de volgende wijze: Smelt iy2 afgestreken eetlepel boter, voeg hierbij 4 afgestreken eetlepels bloem en roer beide tot een glad mengsel. Voeg langzamerhand het gezeefde nat van 400 gr. tomaten toe. Laat de saus even koken en maak ze af door toevoeging van zooveel melk, dat /2 1. saus wordt verkregen. Maak de saus op smaak af met zout en peper. Zeeuwsclie Kroniek HET BIJGELOOF IN VROEGERE DAGEN. Het bijgeloof is bijna zoo oud als de wereld. De godsdiensten der volken, die den eenen waren God niet kenden, waren heidensch en dus bijgeloovig. Dat de heiden- sche volken bijgeloovig zijn, behoeft zeker niet nader aangeduid te worden. In onze oogen ligt dat er duimen dik op. Maar ook bij de Israëlieten, het volk door God uitverkoren boven alle -.andere volken, was er bijgeloof door den omgang met naburige heidensche volken. Zelfs in het gezin van den vromen aartsvader Ja cob. Hield zijn vrouw Rachel niet een terafim, een soort huisgod, bij zich ver borgen In den bijbel worden nog tal van andere voorbeelden van bijgeloof gemeld. Koning Saul nam zijn toevlucht tot de waarzeg ster te Endor (1 Sam. 8). Het boek der Handelingen der Apostelen spreekt van Simon den toovenaar, van den toovenaar Elymas en van het verbranden van too- verboeken. Onze voorouders in Zeeland waren 11 eeuwen geleden nog heidenen, dus vol bij geloof. Het langzaam hiervoor in de plaats komend christendom deed dat wel verdrij ven, maar veel bijgeloof bleef nog over, al was het onder een anderen vorm. De christelijke feestdagen kwamen in de plaats der vroegere heidensche offerfees ten en werden daarom ongeveer op den zelfden tijd gevierd. Vele oude heidensche gewoonten bleven bestaan tot zelfs in onzen tijd, al weet men er niet altijd den oorsprong meer van. Het christendom heeft ze niet kunnen uitroeien. De bekeerde heidenen droegen geen amuletten meer, waarop geheimzinnige teekens en duistere woorden stonden en waaraan allerlei krachten waren toege schreven, zooals b.v. het afweren van de koorts. Htm vertrouwen er in bleef echter langen tijd bestaan. In de plaats daarvan kwam het kruis, waaraan veel waarde werd toegekend. Het werd gebruikt als een afwerend middel tegen allerlei kwaad. Niet het minst \vas dit het geval met de stukken of splinters van het „echte" kruis van Jezus. Toch was door de hooge geestelijkheid reeds vroeg hiertegen opgetreden. De con cilie van Tours in 813 waarschuwde tegen die bijgeloovige gewoonte. Daar de lagere geestelijken vaak meehielpen, omdat zij de goedgeloovigen lieten betalen ,en dit voor hen een voorname bron van inkomsten was, bleef het geloof aan het doen van wonderen der relequien. In de middel eeuwen was dat geloof zeer toegenomen. Een goede'zijde van de Hervorming is ook, dat aan veel dergelijk bijgeloof in de Roomsche Kerk een einde kwam. Een ander geval van bijgeloof in de middeleeuwen en nog langen tijd daarna was het geloof aan heksen, omdat deze verdacht werden met den duivel in ver binding te staan en daarom konden too- veren. Meestal v/aren het vrouwen, die er van beschuldigd werden, of het soms ook zelfs erkenden, al deden zjj dit laatste meestal na een zeer pijnig ke foltering. De kerkelijke overheid, gesteund door de we reldlijke macht trad streng tegen de hek sen op. Paus Innocentius VIII vaardigde in 1484 een bul uit, waarin stond welke middelen werden aanbevolen om heksen tot bekentenis te dwingen. Er werd zelfs een handboek voor heksenonderzoek ge schreven, de beruchte Heksenkamer. Een der lcenteekenen was, dat heksen bijna geen gewicht hadden. Om dit te onderzoe ken werd de watex-proef toegepast .De ver dachte personen werden in het water ge worpen. Zonken ze, dan waren ze onschul dig, maar verdronken tevens ook. Bleven ze drijven, dan waren het heksen en wer den zij veroordeeld,. De minste straf was het staan aan de schandpaal, gevolgd door verbanning. Maar meestal werden zij naar den brandstapel verwezen. Het oude archief van Veere. heeft een paar heksenprocessen. In het jaar 1565 werd een bejaarde vrouw, D i gn a Rob- b e r t s, in den omgang Water en Brood genaamd, beschuldigd van hekserij. Door dat zij bekende met den duivel in verbin ding te staan, kon- zy tooveren. Op den weg van Veere naar Middelburg werd zij aangesproken door den "duivel, die als een jonge man in het zwart tot haar kwam. Hij beloofde haar rijkdom en de macht om schepen op zee te laten zinken. Zij moest hem volkomen gelooven en haar ziel aan hem overgeven. Toen zij dit ge daan had, leerde hij haar een zalf berei den, welke haar de genoemde macht gaf. Zij zei hiervan gebruik gemaakt te hebben en een schip bij Westkapelle met man en muis doen vergaan. Ook had zij een man aangeraakt, waardoor deze kreupel was geworden. Zij had haar gemeenschap met den duivel bekend en werd veroor deeld om levend verbrand te worden. Eenige maanden later hadden dezelfde rechters te Veere een gelijk geval te be- oordeelen. Een jonge vrouw, Geertruid W i 11 e m s was uit armoede naar haar zuster te Arnemuiden gegaan. Deze hielp haar echter niet, zoodat zij terug naar Veere ging. Onderweg ontmoette zij, even als Digna Robberts den duivel ook in de gedaante van een jongen man. Deze be loofde haar uit de armoede te verlossen, als zij hem haar ziel overgaf. Dit deed zij en nu kreeg zij een tooverzalf. Hiermede had zij de dienstmeid van Leuntje Blaas aangeraakt, waardoor het meisje kreupel was geworden. Zij werd ook veroordeeld op een schavot buiten de stad levend ver brand te worden. Toch hebben de Veersche rechters wel eens de partij van een beschuldigde heks gekozen. Jan Wouters had in 1523 Magdalena Geertsd beschuldigd hem betooverd te hébben. Zij zou „geno men hebben zyn cracht, dat hij gheen man en was, 't welk hij niet heeft konnen veri- fieeren" (onderzoeken). Hij had haar voor dit feit met de vuist in het gezicht gesla gen. De rechters kozen de partij van de valschelijk beschuldigde heks en spraken haar vrij. De aanklager werdi echter ver oordeeld. Hij moest een uur op de kaak voor het stadhuis staan en werd daarna uit de stad gebannen. Karei V, overtuigd van de onschuld der vele veroordeelden, was niet in staat het bijgeloof van het volk aangaande heksen tegen te gaan. Om vele ongelukkigen te redden wees hij het stadsbestuur van Oudewater aan om de aangeklaagden eerst te wegen alvorens tot veroordeeling over te gaan. Tevoren moest het gewicht geschat worden. Kwam dit vrij wel over een met het werkelijk gewicht, dan was hiermee de onschuld bewezen want men meende, dat heksen weinig wogen. Een schriftelijk bewijs werd afgegeven, waarbij de aangeklaagde van alle beschuldiging was vrijgesteld. De heksenwaag werd het laatst in 1729 gebruikt. Wel een bewijs, dat het geloof aan heksen bij de overheid lang bleef bestaan. Onder het volk was het echter nog niet verdwenen. Wordt vervolgd.) Bevelan'se brieven. De oorlog. Mêer as êen eit er al is tegen me 'ezeid „je schrief nöoit over den oorlog". Nêe-e, dat doe 'k zeker nie. Dat bin m'n zaken nie. Dezen oorlog is nie ónzen oorlog. Daer is een gróót twistgeding gaende tussen Duisland en lengeland (alfabetische volg orde). Op 't moment 'k dit neerschrieve is 't onweer wee' nie van de locht; de raemen rammele en ik voele het dreunen an m'n voeten. De partieën bin dus ollebei nog druk doende om d'r argumenten nae' voren te briengen. Iedex-e geregelde krantelezer kan wete, dat het 'ier in óns land een vaste gewente is, van oalle fersoenlilcke kranten, om, zö- lanlt as dè.' een siaeke nog ,,'angende" is, dae' gin partij in te kiezen. Ze geve ien- keld en allêene een zakelijk verslag van 't geen a ter voe' de rechtbanke 'ezeid wordt. Het is ulder werk om den êenen te priezen of den anderen zwart te mae- ken. Ze levere een zakelik verslag, liek 'k daereven zei uut de gegevens, daer ze over beschikke. Ze magge ge- i-ust d'r eigen gedachten daer over as ze die dan mae' vóór d'r 'ouwe. Nae' ulder persöonlijke mêening is gin méns benieuwd. Wé, bin der een 'êeleboel mén sen lezers die graag zouwe zie-e, dat er in de krante is flink of-'egeve wier op degene daer zulder een 'ekel an Mae', dienlc noe toch is even deur, mén sen, noe ku' je toch wé' begriepe dè.' dèt nie gaet. Dae' zul' der ok weze die zegge: „ónzen oorlog nie! noe weet ik er niks mi' vanSlikt oal de vaddere woorden maer in, want het is töch ónzen oorlog nie. As ter in de Oöster- en in de Wester-Schelde inééns is wat geweldegs gebeurden, zódat het waeter derteg meter 'öoger rees, dan sloege de golven over ollebei de Bevelanden en Walcheren derbie. Dae' zou niks an te doen weze. Zó is 't noe net êender mee ons. Me zitte tussen twi sterke landen, uut de wegt gae' kun' me nie, dus, noe a dat een 'gevecht op leven en dood 'eworrèn is, rochte óns onder dc voet. Dat dit zó komme zou, was jaeren gelee-e te voorzien. Mae': dae' zwieg ik over. Ik wou allêene wat zegge ovei' één van de gevolgen van den oor log. Het is agauw nie te gelooven, dè.' volwasse, gröote ménsen nog benauwd kunne weze; gewoon angst voele, net as een kind. Toch kenne ik er noe ver? scheie. Ik al is 'eleze, dè.' „alle angst in den grond doodsangst" is. Nou, bie bom bardementen is een ieder in döodsgevaer, dus dat is dan nog wè' te vergeven, wan' 't kleinste bèestje lóóp' voe z'n leven. En al zou iemand voe z'n eigen nog nie vrêe- zeL die op een paec kleine kinders zit- te kieken en dienkt: 'k die toch is ouder loos most achterlaete"^ die z'n 'arte wor' toe-'enepe, dat spreekt, van angst voe die kinders. Mae' noe bin der ouwers, die töone d'r angst an die guus. As ze wiste, wè-t of ze die schepseltjes dae' mee an- doe-e, dan zouwe ze d'r eigen goed 'ouwe. kost wat kost. Een kind zoekt oal z'n 'ulpe bie en stelt oal z'n vertrouwen op voader en moeder; ten dae' nie mi' bie terechten kan, om z'n eigen veilig te voelen, wat mot dat toch wè' weze voe zó 'n klein stakkertje. Dat mö' je jen eigen is goed indienke. Ons gelukkeg gêen van oallen be nauwd 'ewist, ok nie toen de sturm over óns 'éne gieng en me de muren van óns 'uus zagge wiegele. Mae' ja, óns weune achterof en dat 'k wè' 'ezie-e, 'k zó ia op 't durp kwam: den êenen maekt den anderen gek. As dat noe mee de gröote ménsen a. zó is, dan geldt dat zeker voe' de kinders. Een 'óop ouwers maeke d'r kinders benauwd. Il« zegge 't nog êens: ménsen, beseft toch wat a. je doet; as je angst voelt opkomme, onderdrukt die se- biet, zet jen eigen daer over-'éne, dat ku' je, a.' je 't mae' góed wilt. En, evengoed as dat de kinders dadelik je vrêeze over- neme, zal ok de ruste van je kalmte op d'r H. C. H. Van onze Boekentafel Ons werk aan de Grebbe, door ds. U. J. A. van Exel en ds. Joh. Ger ritsen Jr. Uitgegeven bij U. M. Holland, Amsterdam. In dit boekje geven twee reserve-veldpre dikers antwoord op de vraag „En wat deed U als dominee eigenlijk in het leger?",- welke vraag hun menigmaal gesteld werd. Zij vertellen hun ervaringen met het doel wat meer bekendheid te geven aan het werk der geestelijke verzorging te velde. Een mooi en levendig geschreven boekje. Jack, de ontembare, door F. C. Robertson. Uitgave Kruseman, Den Haag. Deze Wildwestroman heeft het voor deel, dat hij geen geestelijke ballast vormt. Een dag na het lezen is het verhaal, dat niet bijster vlot en oók niet boeiend is ge schreven, restloos vergeten. De druiven der gramschap, door John Steinbeck. Uitgave Van Hol- kema en Warendorf, Amsterdam. Een geweldig boek, dit verhaal van barre ellende en nooddruft, van bitteren strijd om het bestaan, om het leven, dat toch, ook onder de moeilijkste omstandigheden, lief blijft, voort te zetten. Het verhaal speelt in Caüfornië en handelt over pachters, die door de groote trust, opkoopers van hun land, van hun boerderijen worden gedreven en nu maar moeten zien, waar ze een bestaan zullen kunnen vinden. De auteur heeft met talent de maat schappelijke toestanden in Amerika ge schetst, heeft ons in boeiende tafereelen het leven laten zien van eenvoudige menschen, die willen werken, ja, moeten werken om te kunnen eten en juist daarom uitgebuit wor den. De groote figuur is de moeder die alles draagt, alles verdraagt en wier levenshou ding aan de trekkende familie het spoor wijst. In den verloopen predikant, een niet on belangrijke bijfiguur, hekelt de schrijver terecht de Amerikaansche godsdienstdilet- tanterie. Een geweldig, sterk boek t Netten drogen in Enkhuizen. - De SSoedam. Een herinnering aan de totstandkoming. De verbinding tusschen Walcheren en Zuid-Beveland via den dam door het Sloe is tegenwoordig zoo gemakkelijk en van-, zelfspx-ekend, dat men er niet meer aan denkt, hoe het vroeger wel was, toen de dam er nog niet lag. Heel oude menschen kunnen het u -nog vertellen, hoe ze op reis naar Goes of Middelbux-g aan het Sloe per veerboot werden overgezet. In oude boekjes over Zeeland leest men o.m., dat de Schelde bij Bath zich verdeelt in twee takken, de Wester- en de Oosterschelde. De eerste vormt de voornaamste vex-binding tusschen de zee, en Antwex-pen, de laatste tusschen Antwerpen, Nederland en den Rijn. Een zijarm van de Westerschelde is het Sloe, dat alhoewel minder bevaren dan de hoofdrivier, toch van groot belang is, om dat het een uitstekende gelegenheid biedt aan de in- en uitvarende schepen een toe vlucht te zoeken bij stormachtig weer. Het was de ingenieur Schraver, die in 1810 x-eeds op een betex-e vex-binding van Walchex-en met Zuid-Beveland wees. Keizer Napoleon, die het groote belang van betere communicatie terdege inzag, vooral ook, omdat hiLvan Antwerpen de eerste mili- taire haven in het noorden van zijn keizei-- rjjk wilde maken, gaf last om een dam door het Sloe te leggen. Het bevel is ech ter niet uitgevoerd als gevolg van de po litieke gebeurtenissen. In 1827 heeft de Nedex-landsche regee ring het plan opnieuw aan de orde gesteld, maar voor de tweede maal kwam er een Kink in de kabel door het uitbreken van den Belgischen opstand. Het duurde tot 1845, voordat men we derom met het plan voor den dag kwam. Niet zoodra had de Belgische regeering vernomen, dat een concessie was aange vraagd door een Hollandschen aannemer, of zy haastte zich daartegen te protes teeren bjj het Nederlandsche gouvernement. Een drietal commissies werd benpemd om het plan grondig te onderzoeken.' Na veel ondex-handelingen met de Belgische regee ring, hadden tenslotte op 13 October 1870 de toewijzing plaats. De begrooting beliep 1.364.000. Het werk werd aangenomen door M. Sigmond van Werkendam voor de som van 1.002.500. In 't begin van April 1871 werd de eerste spade gestoken. Doordat de winter van 1870187.1 bijzonder streng geweest was, Kon mets de wex-kzaamheden niet eex-der worden begonnen. Zoo krachtig werd'de zaak aangepakt en dooi-gezet, dat alles afgeloopen was op 21 December 1871, zeven maanden vroeger, dan overeengekomen was. Voor den aan nemer een buitenkansje, omdat h\j daar door een douceurtje verdiende van maar eventjes 70.000. Op 1-2 Juli was het Sloe afgedamd. Den dag tevoren was bij vloed nog een schip gepasseerd door de bijna gedichte opening. De dam is juist 1 km. of 1000-m. lang en heeft in totaal gekost 1.110.000 of ongeveer 1 per mm. SCHAKEN RedacteurJ. M. MULLUS. Onderstaande partij werd gespeeld in den wedstrijd om het kampioenschap voor Zeeland. - WitK. Maartense ZwartJ. Scheltens Spaansche Partjj. I. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 d7—d6 3. d2d4 e5Xd4 4. DdlXd4Pb8c6 5. Lflb5 Lc8d7 Nu is een variant van dè Spaansche party ontstaan. 6. Lb5 X c6 Ld7Xc6 7. Pbl— c3 Pg8—f6 8. Lel—g5 Lf8e7 9. 0—0—0 0—0 Een partij, .waarin naar tegengestelde kanten wordt gerocheerd, heeft meestal een levendig karakter. t 10. h2h4 een zet, die van' durf ge tuigt. 10. Thl—el is gebruikelijker. 10. h7h6 dwingt direct tot een verklaring. II. Lg5d2? Maar dit is niet consequent. Toen wit h4 speelde, had hij eigenlijk reeds het looperoffer moeten overwegen, anders had zijn zet geen zin. 11. Pf6g4! 13. Pd5Xf6 Dd8Xf6 15. Pf3—el Pe5—d7 17. Dg4g3 De6g6 19. h4h5 Dg6h7 21. Pd3f4 Lc6e4 23. Tdl—d2 Pe5—d3 25. Dh2—g3 Ld3—bl 27. Kcl—b2 Lble4 29. Td2—e2 Dh7—f5 31. TelXe7 Tf8f7 en 12. Pc3d5 Le7£6 14. e4e5? Pg4Xe5 16. Dd4g4 Df6e6 18. Dg3h2 f7—f6 20. Peld3 Pd7—e5 22. Ld2c3 Le4Xc2 24. Pf4Xd3 Lc2Xd3 26. b2—b3 Ta8e8 28. Thl—el Le4—c6 30. Te2—e7 Te8Xe7 wit gaf op. In het kort overzicht, dat wjj direct na het spelen van deze pax-tij gaven, laakten wjj de zet 10. h2h4. De wit-speler zond ons evenwel een schrijven, met een partij van niemand minder dan Alexander Alje- chin tegen N. N. in een simultaan-seance. Het verloop was als volgt (verkorte notatie) 1. e4 e5. 2. Pf3 d6. 3. d4 ed4: 4. Dd4: Pc6 5. Lb5 Ld7. 6. Lc6: Lc6: 7. Pc3 Pf6. 8. Lg5 Le7. 9. 000 00. 10. h4 hier is de bewuste zet. 10h6. 11. Pd5! hg5:, 12. Pe7:+ De7:, 13. hg5: Pe4:, 14. Th5! De6. 15 Tdhl f5. Het lijkt nu of zwart alle gevaren bezwox-en heeft, daar na een event, schaak op h8 de zwarte koning via f7 ontsnappen kan, maar16. Pe5ü en zwax-t gaf op. Immers na 16de5: volgt 17. g6 Dg6: en 18. Dc4-f en mat op de volgende zet. Speelt zwart 16De5: dan bijv. 17. De5: gevolgd door 18. g6. Of nog eleganter direct 17. g6. Voorwaar een pracht-prestatie. Niemand zal mij toch kwalijk nemen, schrijft de heer Maartense, dat ik deze Aljechiaan- sche combinatie niet vond. Wij achten evenwel de jonge Middel- burgsche schaker best in staat soortgelijke combinaties uit te denken, al is men daar mee ook nog geen „Aljechin". Slotstelling t Zwart: N. N. bede f g h WitA. Aljechin Wat niet meer kan. - Nu de petroleum als verlichtingsbrandstof niet meer beschikbaar kan worden gesteld, zullen de gebruikers hiervan naar andere hulpmiddelen moeten omzien (Foto Pax-Holland)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 10