Korte predicatie.
KIJKT. GOD ER NAAR
Psalm 10 begint met een wilde
klacht„O Heerewaarom staat Gij
van verre waarom verbergt Gij U in
tijden van benauwdheid Als er dan
een God is, wendt Hij zich af Aan
het eind van den Psalm vindt de Kerk
het antwoord van het geloof. Dit worde
hier in eenige keeren beschreven.
Eerst staat er „Gij ziet het immers
'want Gij aanschouwt de moeite en het
verdriet, opdat men het in uwe hand
geveop tl verlaat zich de arme. Gij
zijt geweest een helper van den wees."
Staat God van verre - Neen, neen l
Want als gij uw moeite en verdriet in
een zucht, een gebed of een lied naar
God hebt gebracht, dan gingen die niet
naar een ledige ruimtemaar gij hebt
een hand gevoeld. Die hand is er. Zij
draagt het teeken van de spijkers des
kruises. Die hand is er, vlak naast ons,
en een stem zegtHebt ge moeite of
verdriet Zamel het niet op, het zou
u te zwaar wegen werk het niet weg,
het zet zich als gif in uw bloed. Maar
breng het in een zucht, een gebed of
een lied naar de handen van God.
De arme, de wees. Woorden die rui-
'schen van tranen en weedom. Wat is
het resultaat van eiken oorlogLaat de
Bijbel stillekens mogen zeggenarmen
en weezen. Wanneer men vindt, dat dit
zoo erg niet is, want immers het schoo-
ne, het nieuwelaat dan de Kerk
mogen gaan tot die armen en weezen
met een woord van den barmhartigen
God.
Ja, God ziet het immers Het moet
Hem zwaar vallen. Maar Hij ziet het.
Want als Hij er niet meer naar om
keek, dan bleef men op aarde met
moeite en verdriet alleen en hadden
armen en weezen geen helper meer.
Daarom blijft Hij kijkenen als alles is
afgeloopen en hetschoone, nieuwe
Europa gekomen en arme en wees ver
geten, dan zal Hij naar hen toegaan en
zeggenVergeten ze je Hier, mijn
hand l Verlaat je op mij. F.
d® MSsmmm
WINTERTIJD IS STAMPPOTTIJD.
De naderende winter brengt weldra weer
de onbehagelijke, koude dagen. Dagen,
waarop ieder, van zijn werk komende, ver
langt naar dampende soep en warme stamp
pot. Veel huisvrouwen zullen het moeilijk
vinden om deze gerechten nu even aanlok
kelijk en smakelijk op tafel j:e brengen als
vroeger. En töch kan dit met wat goe
den wil en aanpassingsvermogen. Waarom
niet eens tomatensaus bij 'n andyviestamp-
pot bijvoorbeeld? 't Smaakt uitstekend en
verhoogt het aanzien van de stamppot.
De stamppot zelf wordt natuurlijk met
wat melk afgemaakt, om er de vereischte
smeuïgheid aan te geven. Door er belegen
kaas (geraspt of in kleine stukjes) aan toe
te voegen, wordt het eiwitgehalte op peil
gebracht. Vanzelfsprekend gebruiken we
bij voorkeur vette kaas, zoodat we tevens
van de hierin aanwezige vetbestanddeelen
kunnen profiteeren.
En nu het recept:
Andyviestamppofc met tomatensaus.
(voor 4 personen.)
2 k.g. aardappelen, 2 pond andijvie,
pond belegen kaas, 1 eetl. zout,
50 gr. (l'/s ons) boter (2/2 afge
streken eetl.), 40 gr. bloem (4 af
gestreken eetl.), 400 gr. tomaten,
ongeveer 1. melk.
Boen de aardappelen schoon met een har
den borstel of met 'n pannenspons. Snijd
ze in vieren en breng ze aan de kook met
een bodem water (12 c.m.) en het zout.
Wasch intusschen de andijvie en snijd ze
in reepjes; snijd een gedeelte zeer fijn. Doe
na 10 minuten de andijvie bij de aardappe
len, behalve de zeer fijngesneden andijvie.
Meng deze pas door de stamppot als de
aardappelen gaar zijn. Stamp dan alles
door elkaar, ondèr toevoeging van 'n paar
kopjes melk, 1 afgestreken eetlepel boter
en de geraspte kaas.
Presenteer bij deze stamppot tomatensaus
en bereid deze op de volgende wijze:
Smelt iy2 afgestreken eetlepel boter,
voeg hierbij 4 afgestreken eetlepels bloem
en roer beide tot een glad mengsel. Voeg
langzamerhand het gezeefde nat van 400
gr. tomaten toe. Laat de saus even koken
en maak ze af door toevoeging van zooveel
melk, dat /2 1. saus wordt verkregen. Maak
de saus op smaak af met zout en peper.
Zeeuwsclie Kroniek
HET BIJGELOOF IN VROEGERE
DAGEN.
Het bijgeloof is bijna zoo oud als de
wereld. De godsdiensten der volken, die
den eenen waren God niet kenden, waren
heidensch en dus bijgeloovig. Dat de heiden-
sche volken bijgeloovig zijn, behoeft zeker
niet nader aangeduid te worden. In onze
oogen ligt dat er duimen dik op.
Maar ook bij de Israëlieten, het volk
door God uitverkoren boven alle -.andere
volken, was er bijgeloof door den omgang
met naburige heidensche volken. Zelfs in
het gezin van den vromen aartsvader Ja
cob. Hield zijn vrouw Rachel niet een
terafim, een soort huisgod, bij zich ver
borgen
In den bijbel worden nog tal van andere
voorbeelden van bijgeloof gemeld. Koning
Saul nam zijn toevlucht tot de waarzeg
ster te Endor (1 Sam. 8). Het boek der
Handelingen der Apostelen spreekt van
Simon den toovenaar, van den toovenaar
Elymas en van het verbranden van too-
verboeken.
Onze voorouders in Zeeland waren 11
eeuwen geleden nog heidenen, dus vol bij
geloof. Het langzaam hiervoor in de plaats
komend christendom deed dat wel verdrij
ven, maar veel bijgeloof bleef nog over,
al was het onder een anderen vorm. De
christelijke feestdagen kwamen in de
plaats der vroegere heidensche offerfees
ten en werden daarom ongeveer op den
zelfden tijd gevierd. Vele oude heidensche
gewoonten bleven bestaan tot zelfs in
onzen tijd, al weet men er niet altijd den
oorsprong meer van. Het christendom
heeft ze niet kunnen uitroeien.
De bekeerde heidenen droegen geen
amuletten meer, waarop geheimzinnige
teekens en duistere woorden stonden en
waaraan allerlei krachten waren toege
schreven, zooals b.v. het afweren van de
koorts. Htm vertrouwen er in bleef echter
langen tijd bestaan.
In de plaats daarvan kwam het kruis,
waaraan veel waarde werd toegekend. Het
werd gebruikt als een afwerend middel
tegen allerlei kwaad. Niet het minst \vas
dit het geval met de stukken of splinters
van het „echte" kruis van Jezus.
Toch was door de hooge geestelijkheid
reeds vroeg hiertegen opgetreden. De con
cilie van Tours in 813 waarschuwde tegen
die bijgeloovige gewoonte. Daar de lagere
geestelijken vaak meehielpen, omdat zij de
goedgeloovigen lieten betalen ,en dit voor
hen een voorname bron van inkomsten
was, bleef het geloof aan het doen van
wonderen der relequien. In de middel
eeuwen was dat geloof zeer toegenomen.
Een goede'zijde van de Hervorming is ook,
dat aan veel dergelijk bijgeloof in de
Roomsche Kerk een einde kwam.
Een ander geval van bijgeloof in de
middeleeuwen en nog langen tijd daarna
was het geloof aan heksen, omdat deze
verdacht werden met den duivel in ver
binding te staan en daarom konden too-
veren. Meestal v/aren het vrouwen, die er
van beschuldigd werden, of het soms ook
zelfs erkenden, al deden zjj dit laatste
meestal na een zeer pijnig ke foltering. De
kerkelijke overheid, gesteund door de we
reldlijke macht trad streng tegen de hek
sen op. Paus Innocentius VIII vaardigde
in 1484 een bul uit, waarin stond welke
middelen werden aanbevolen om heksen
tot bekentenis te dwingen. Er werd zelfs
een handboek voor heksenonderzoek ge
schreven, de beruchte Heksenkamer. Een
der lcenteekenen was, dat heksen bijna
geen gewicht hadden. Om dit te onderzoe
ken werd de watex-proef toegepast .De ver
dachte personen werden in het water ge
worpen. Zonken ze, dan waren ze onschul
dig, maar verdronken tevens ook. Bleven
ze drijven, dan waren het heksen en wer
den zij veroordeeld,. De minste straf was
het staan aan de schandpaal, gevolgd door
verbanning. Maar meestal werden zij naar
den brandstapel verwezen.
Het oude archief van Veere. heeft
een paar heksenprocessen. In het jaar 1565
werd een bejaarde vrouw, D i gn a Rob-
b e r t s, in den omgang Water en Brood
genaamd, beschuldigd van hekserij. Door
dat zij bekende met den duivel in verbin
ding te staan, kon- zy tooveren. Op den
weg van Veere naar Middelburg werd zij
aangesproken door den "duivel, die als
een jonge man in het zwart tot haar
kwam. Hij beloofde haar rijkdom en de
macht om schepen op zee te laten zinken.
Zij moest hem volkomen gelooven en haar
ziel aan hem overgeven. Toen zij dit ge
daan had, leerde hij haar een zalf berei
den, welke haar de genoemde macht gaf.
Zij zei hiervan gebruik gemaakt te hebben
en een schip bij Westkapelle met man
en muis doen vergaan. Ook had zij een
man aangeraakt, waardoor deze kreupel
was geworden. Zij had haar gemeenschap
met den duivel bekend en werd veroor
deeld om levend verbrand te worden.
Eenige maanden later hadden dezelfde
rechters te Veere een gelijk geval te be-
oordeelen. Een jonge vrouw, Geertruid
W i 11 e m s was uit armoede naar haar
zuster te Arnemuiden gegaan. Deze hielp
haar echter niet, zoodat zij terug naar
Veere ging. Onderweg ontmoette zij, even
als Digna Robberts den duivel ook in de
gedaante van een jongen man. Deze be
loofde haar uit de armoede te verlossen,
als zij hem haar ziel overgaf. Dit deed zij
en nu kreeg zij een tooverzalf. Hiermede
had zij de dienstmeid van Leuntje Blaas
aangeraakt, waardoor het meisje kreupel
was geworden. Zij werd ook veroordeeld
op een schavot buiten de stad levend ver
brand te worden.
Toch hebben de Veersche rechters wel
eens de partij van een beschuldigde heks
gekozen. Jan Wouters had in 1523
Magdalena Geertsd beschuldigd
hem betooverd te hébben. Zij zou „geno
men hebben zyn cracht, dat hij gheen man
en was, 't welk hij niet heeft konnen veri-
fieeren" (onderzoeken). Hij had haar voor
dit feit met de vuist in het gezicht gesla
gen. De rechters kozen de partij van de
valschelijk beschuldigde heks en spraken
haar vrij. De aanklager werdi echter ver
oordeeld. Hij moest een uur op de kaak
voor het stadhuis staan en werd daarna
uit de stad gebannen.
Karei V, overtuigd van de onschuld der
vele veroordeelden, was niet in staat het
bijgeloof van het volk aangaande heksen
tegen te gaan. Om vele ongelukkigen te
redden wees hij het stadsbestuur van
Oudewater aan om de aangeklaagden
eerst te wegen alvorens tot veroordeeling
over te gaan. Tevoren moest het gewicht
geschat worden. Kwam dit vrij wel over
een met het werkelijk gewicht, dan was
hiermee de onschuld bewezen want men
meende, dat heksen weinig wogen. Een
schriftelijk bewijs werd afgegeven, waarbij
de aangeklaagde van alle beschuldiging
was vrijgesteld. De heksenwaag werd het
laatst in 1729 gebruikt. Wel een bewijs,
dat het geloof aan heksen bij de overheid
lang bleef bestaan. Onder het volk was het
echter nog niet verdwenen.
Wordt vervolgd.)
Bevelan'se brieven.
De oorlog.
Mêer as êen eit er al is tegen me 'ezeid
„je schrief nöoit over den oorlog". Nêe-e,
dat doe 'k zeker nie. Dat bin m'n zaken
nie. Dezen oorlog is nie ónzen oorlog. Daer
is een gróót twistgeding gaende tussen
Duisland en lengeland (alfabetische volg
orde). Op 't moment 'k dit neerschrieve
is 't onweer wee' nie van de locht; de
raemen rammele en ik voele het dreunen
an m'n voeten. De partieën bin dus ollebei
nog druk doende om d'r argumenten nae'
voren te briengen.
Iedex-e geregelde krantelezer kan wete,
dat het 'ier in óns land een vaste gewente
is, van oalle fersoenlilcke kranten, om, zö-
lanlt as dè.' een siaeke nog ,,'angende" is,
dae' gin partij in te kiezen. Ze geve ien-
keld en allêene een zakelijk verslag van
't geen a ter voe' de rechtbanke 'ezeid
wordt. Het is ulder werk om den êenen
te priezen of den anderen zwart te mae-
ken. Ze levere een zakelik verslag, liek
'k daereven zei uut de gegevens,
daer ze over beschikke. Ze magge ge-
i-ust d'r eigen gedachten daer over
as ze die dan mae' vóór d'r 'ouwe. Nae'
ulder persöonlijke mêening is gin méns
benieuwd. Wé, bin der een 'êeleboel mén
sen lezers die graag zouwe zie-e,
dat er in de krante is flink of-'egeve wier
op degene daer zulder een 'ekel an
Mae', dienlc noe toch is even deur, mén
sen, noe ku' je toch wé' begriepe dè.'
dèt nie gaet. Dae' zul' der ok weze die
zegge: „ónzen oorlog nie! noe weet ik
er niks mi' vanSlikt oal de vaddere
woorden maer in, want het is töch ónzen
oorlog nie. As ter in de Oöster- en in de
Wester-Schelde inééns is wat geweldegs
gebeurden, zódat het waeter derteg meter
'öoger rees, dan sloege de golven over
ollebei de Bevelanden en Walcheren derbie.
Dae' zou niks an te doen weze. Zó is 't
noe net êender mee ons. Me zitte tussen
twi sterke landen, uut de wegt gae' kun'
me nie, dus, noe a dat een 'gevecht op
leven en dood 'eworrèn is, rochte óns
onder dc voet. Dat dit zó komme zou, was
jaeren gelee-e te voorzien. Mae': dae'
zwieg ik over. Ik wou allêene wat zegge
ovei' één van de gevolgen van den oor
log. Het is agauw nie te gelooven, dè.'
volwasse, gröote ménsen nog benauwd
kunne weze; gewoon angst voele, net as
een kind. Toch kenne ik er noe ver?
scheie. Ik al is 'eleze, dè.' „alle angst
in den grond doodsangst" is. Nou, bie bom
bardementen is een ieder in döodsgevaer,
dus dat is dan nog wè' te vergeven, wan'
't kleinste bèestje lóóp' voe z'n leven. En
al zou iemand voe z'n eigen nog nie vrêe-
zeL die op een paec kleine kinders zit- te
kieken en dienkt: 'k die toch is ouder
loos most achterlaete"^ die z'n 'arte wor'
toe-'enepe, dat spreekt, van angst voe die
kinders. Mae' noe bin der ouwers, die
töone d'r angst an die guus. As ze wiste,
wè-t of ze die schepseltjes dae' mee an-
doe-e, dan zouwe ze d'r eigen goed 'ouwe.
kost wat kost. Een kind zoekt oal z'n
'ulpe bie en stelt oal z'n vertrouwen op
voader en moeder; ten dae' nie mi'
bie terechten kan, om z'n eigen veilig te
voelen, wat mot dat toch wè' weze voe zó
'n klein stakkertje. Dat mö' je jen eigen
is goed indienke.
Ons gelukkeg gêen van oallen be
nauwd 'ewist, ok nie toen de sturm over
óns 'éne gieng en me de muren van óns
'uus zagge wiegele. Mae' ja, óns weune
achterof en dat 'k wè' 'ezie-e, 'k zó
ia op 't durp kwam: den êenen maekt den
anderen gek. As dat noe mee de gröote
ménsen a. zó is, dan geldt dat zeker voe'
de kinders. Een 'óop ouwers maeke d'r
kinders benauwd. Il« zegge 't nog êens:
ménsen, beseft toch wat a. je doet; as je
angst voelt opkomme, onderdrukt die se-
biet, zet jen eigen daer over-'éne, dat ku'
je, a.' je 't mae' góed wilt. En, evengoed
as dat de kinders dadelik je vrêeze over-
neme, zal ok de ruste van je kalmte op
d'r
H. C. H.
Van onze Boekentafel
Ons werk aan de Grebbe, door ds.
U. J. A. van Exel en ds. Joh. Ger
ritsen Jr. Uitgegeven bij U. M.
Holland, Amsterdam.
In dit boekje geven twee reserve-veldpre
dikers antwoord op de vraag „En wat
deed U als dominee eigenlijk in het leger?",-
welke vraag hun menigmaal gesteld werd.
Zij vertellen hun ervaringen met het doel
wat meer bekendheid te geven aan het
werk der geestelijke verzorging te velde.
Een mooi en levendig geschreven boekje.
Jack, de ontembare, door F. C.
Robertson. Uitgave Kruseman, Den
Haag.
Deze Wildwestroman heeft het voor
deel, dat hij geen geestelijke ballast vormt.
Een dag na het lezen is het verhaal, dat
niet bijster vlot en oók niet boeiend is ge
schreven, restloos vergeten.
De druiven der gramschap, door
John Steinbeck. Uitgave Van Hol-
kema en Warendorf, Amsterdam.
Een geweldig boek, dit verhaal van barre
ellende en nooddruft, van bitteren strijd om
het bestaan, om het leven, dat toch, ook
onder de moeilijkste omstandigheden, lief
blijft, voort te zetten. Het verhaal speelt in
Caüfornië en handelt over pachters, die door
de groote trust, opkoopers van hun land,
van hun boerderijen worden gedreven en nu
maar moeten zien, waar ze een bestaan
zullen kunnen vinden.
De auteur heeft met talent de maat
schappelijke toestanden in Amerika ge
schetst, heeft ons in boeiende tafereelen het
leven laten zien van eenvoudige menschen,
die willen werken, ja, moeten werken om te
kunnen eten en juist daarom uitgebuit wor
den. De groote figuur is de moeder die alles
draagt, alles verdraagt en wier levenshou
ding aan de trekkende familie het spoor
wijst.
In den verloopen predikant, een niet on
belangrijke bijfiguur, hekelt de schrijver
terecht de Amerikaansche godsdienstdilet-
tanterie.
Een geweldig, sterk boek t
Netten drogen in Enkhuizen. -
De SSoedam.
Een herinnering aan de
totstandkoming.
De verbinding tusschen Walcheren en
Zuid-Beveland via den dam door het Sloe
is tegenwoordig zoo gemakkelijk en van-,
zelfspx-ekend, dat men er niet meer aan
denkt, hoe het vroeger wel was, toen de
dam er nog niet lag.
Heel oude menschen kunnen het u -nog
vertellen, hoe ze op reis naar Goes of
Middelbux-g aan het Sloe per veerboot
werden overgezet. In oude boekjes over
Zeeland leest men o.m., dat de Schelde bij
Bath zich verdeelt in twee takken, de
Wester- en de Oosterschelde. De eerste
vormt de voornaamste vex-binding tusschen
de zee, en Antwex-pen, de laatste tusschen
Antwerpen, Nederland en den Rijn.
Een zijarm van de Westerschelde is het
Sloe, dat alhoewel minder bevaren dan de
hoofdrivier, toch van groot belang is, om
dat het een uitstekende gelegenheid biedt
aan de in- en uitvarende schepen een toe
vlucht te zoeken bij stormachtig weer.
Het was de ingenieur Schraver, die in
1810 x-eeds op een betex-e vex-binding van
Walchex-en met Zuid-Beveland wees. Keizer
Napoleon, die het groote belang van betere
communicatie terdege inzag, vooral ook,
omdat hiLvan Antwerpen de eerste mili-
taire haven in het noorden van zijn keizei--
rjjk wilde maken, gaf last om een dam
door het Sloe te leggen. Het bevel is ech
ter niet uitgevoerd als gevolg van de po
litieke gebeurtenissen.
In 1827 heeft de Nedex-landsche regee
ring het plan opnieuw aan de orde gesteld,
maar voor de tweede maal kwam er een
Kink in de kabel door het uitbreken van
den Belgischen opstand.
Het duurde tot 1845, voordat men we
derom met het plan voor den dag kwam.
Niet zoodra had de Belgische regeering
vernomen, dat een concessie was aange
vraagd door een Hollandschen aannemer,
of zy haastte zich daartegen te protes
teeren bjj het Nederlandsche gouvernement.
Een drietal commissies werd benpemd om
het plan grondig te onderzoeken.' Na veel
ondex-handelingen met de Belgische regee
ring, hadden tenslotte op 13 October 1870
de toewijzing plaats.
De begrooting beliep 1.364.000. Het werk
werd aangenomen door M. Sigmond van
Werkendam voor de som van 1.002.500.
In 't begin van April 1871 werd de eerste
spade gestoken. Doordat de winter van
1870187.1 bijzonder streng geweest was,
Kon mets de wex-kzaamheden niet eex-der
worden begonnen.
Zoo krachtig werd'de zaak aangepakt en
dooi-gezet, dat alles afgeloopen was op 21
December 1871, zeven maanden vroeger,
dan overeengekomen was. Voor den aan
nemer een buitenkansje, omdat h\j daar
door een douceurtje verdiende van maar
eventjes 70.000.
Op 1-2 Juli was het Sloe afgedamd. Den
dag tevoren was bij vloed nog een schip
gepasseerd door de bijna gedichte opening.
De dam is juist 1 km. of 1000-m. lang
en heeft in totaal gekost 1.110.000 of
ongeveer 1 per mm.
SCHAKEN
RedacteurJ. M. MULLUS.
Onderstaande partij werd gespeeld in
den wedstrijd om het kampioenschap voor
Zeeland. -
WitK. Maartense ZwartJ. Scheltens
Spaansche Partjj.
I. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 d7—d6
3. d2d4 e5Xd4 4. DdlXd4Pb8c6
5. Lflb5 Lc8d7 Nu is een variant
van dè Spaansche party ontstaan.
6. Lb5 X c6 Ld7Xc6 7. Pbl— c3 Pg8—f6
8. Lel—g5 Lf8e7 9. 0—0—0 0—0
Een partij, .waarin naar tegengestelde
kanten wordt gerocheerd, heeft meestal
een levendig karakter. t
10. h2h4 een zet, die van' durf ge
tuigt. 10. Thl—el is gebruikelijker.
10. h7h6 dwingt direct tot
een verklaring.
II. Lg5d2? Maar dit is niet consequent.
Toen wit h4 speelde, had hij eigenlijk reeds
het looperoffer moeten overwegen, anders
had zijn zet geen zin.
11. Pf6g4!
13. Pd5Xf6 Dd8Xf6
15. Pf3—el Pe5—d7
17. Dg4g3 De6g6
19. h4h5 Dg6h7
21. Pd3f4 Lc6e4
23. Tdl—d2 Pe5—d3
25. Dh2—g3 Ld3—bl
27. Kcl—b2 Lble4
29. Td2—e2 Dh7—f5
31. TelXe7 Tf8f7 en
12. Pc3d5 Le7£6
14. e4e5? Pg4Xe5
16. Dd4g4 Df6e6
18. Dg3h2 f7—f6
20. Peld3 Pd7—e5
22. Ld2c3 Le4Xc2
24. Pf4Xd3 Lc2Xd3
26. b2—b3 Ta8e8
28. Thl—el Le4—c6
30. Te2—e7 Te8Xe7
wit gaf op.
In het kort overzicht, dat wjj direct na
het spelen van deze pax-tij gaven, laakten
wjj de zet 10. h2h4. De wit-speler zond
ons evenwel een schrijven, met een partij
van niemand minder dan Alexander Alje-
chin tegen N. N. in een simultaan-seance.
Het verloop was als volgt (verkorte
notatie)
1. e4 e5. 2. Pf3 d6. 3. d4 ed4: 4. Dd4:
Pc6 5. Lb5 Ld7. 6. Lc6: Lc6: 7. Pc3 Pf6.
8. Lg5 Le7. 9. 000 00. 10. h4 hier is
de bewuste zet. 10h6. 11. Pd5! hg5:,
12. Pe7:+ De7:, 13. hg5: Pe4:, 14. Th5!
De6. 15 Tdhl f5. Het lijkt nu of zwart alle
gevaren bezwox-en heeft, daar na een
event, schaak op h8 de zwarte koning via
f7 ontsnappen kan, maar16. Pe5ü en
zwax-t gaf op. Immers na 16de5: volgt
17. g6 Dg6: en 18. Dc4-f en mat op de
volgende zet. Speelt zwart 16De5:
dan bijv. 17. De5: gevolgd door 18. g6. Of
nog eleganter direct 17. g6.
Voorwaar een pracht-prestatie. Niemand
zal mij toch kwalijk nemen, schrijft de
heer Maartense, dat ik deze Aljechiaan-
sche combinatie niet vond.
Wij achten evenwel de jonge Middel-
burgsche schaker best in staat soortgelijke
combinaties uit te denken, al is men daar
mee ook nog geen „Aljechin".
Slotstelling t
Zwart: N. N.
bede f g h
WitA. Aljechin
Wat niet meer kan. - Nu de petroleum als verlichtingsbrandstof
niet meer beschikbaar kan worden gesteld, zullen de gebruikers
hiervan naar andere hulpmiddelen moeten omzien
(Foto Pax-Holland)