Ons Indisch hoekje
Van vrouw tot vrouw.
Nel Viaagt:
Naar aanleiding van Uw antwoord aan
[Weetgraag in de courant van 14 dezer,
verzoekt ondergeteekende U ook Uw con
clusie uit dit briefje te trekken. Welke
karaktereigenschappen e.d. schrijft U mij
toe?
Bij voorbaat mijn vriendelijken dank.
Antwoord: A.
Als ik niet zoo positief zeker was, dat
alle geliefhebber in grafologie uit den
booze was, dan zou ik er achter probeeren
te komen, wat die N's en U's en W's van
U beteekenen! Uit de manier waarop U
Uw zinnen formuleert en ze neerschrijft
meen ik te mogen concludeeren, dat U
graag de dingen, die U onderneemt, goed
afmaakt, maar wel eens wat overhaast
te werk gaat. Dan gaan Uw gedachten er
met U vandoor en moet U achteraf ver
beteren. wat U eerst verkeerd hebt ge
daan. Schrijft U mij eens of ik 't bij het
rechte eind heb?
„Sportmoeder" vraagt:
Mijn dochtertje is dol op tennissen, den
heelen zomer is ze iederen dag naar het
veld geweest. In de vacantie heb ik er
niets tegen, maar als de school weer be
gint, moet ze haar aandacht bij haar
huiswerk houden. Ze sputtert hevig, als
ik haar 's Woensdags en Zaterdagsmiddags
niet laat gaan: ,,Dat is mijn eigen vrije
dag en als ik mijn huiswerk nu toch af
heb!" Ik weet echter zeker, dat ze het
afroffelt, maar zc neemt 't me hoogst
kwalijk, als ik zoo iets durf beweren.
Antwoord:
Tegen tennissen op zichzelf bestaat geen
enkel bezwaar, u moet echter wel oppas
sen, da.t het geen manie wordt, die alles
beheerscht. U zoudt haar cijfers eens goed
moéten controleeren, als die inderdaad
slecht zijn, moet U remmend optreden.
AndersVertel haar maar eens, dat
verreweg de meeste tennisspelers met in
ternationale vermaardheid in het gewone
leven ook niet uitsluitend tennis spelen,
maar Hard werken om aan de kost te
komen.
„Tante Netje" vraagt:
Ik vind 't een puzzle hoe met mijn rant
soen zeep uit te komen. En ik meen, dat
ik heusch niet overdreven veel schoonmaak,
al beweren anderen, dat ik altijd aan het
schuren en boenen ben. Mijn broer tenmin
ste, mijn man zegt er nooit iets van.
Antwoord:
Om te beginnen, hoe en hoeveel maal
per dag wascht U bordjes en kopjes. In-
plaats doodzuinig een schraal sopje te
maken, drie, vier maal op een dag, doet
U beter eenmaal per dag een gloeiend,
zeer schuimend sop te maken. U hebt dan
minder zeep noodig en alles wordt gron
dig schoon.
En laat de zeep op Uw waschtafel niet
in het nat liggen, dan verdwijnt ze als
sneeuw voor de zon. En vergeet niet,
als het water bij u hard is, dat zacht te
maken door soda toe te voegen.
„Bruid" vraagt:
Ik heb altijd gehoopt nog eens in het
wit te zullen trouwen. We zijn nogal
lang verloofd geweest, mijn uitzet is kant
en klaar gelukkig. Alleen mijn bruidsjapon
moet nog gemaakt worden. Ik vind 't
eigenlijk geen tijd om nog in het wit
te trouwen, maar, ik durf 't wel biechten,
het spijt me vreeselijk geen echte bruid
te zullen zijn. Ik hoop niet, dat U 't kin
derachtig van me vindt, ik zal doen wat
U me raadt. Thuis heb ik er nog geen
woord over gerept.
Antwoord
Je vraagt me en je weet mijn antwoord
al van te voren. Vind je, dat 't er zoo
heel veel toe doet, als je, vooral in dezen
tijd, van de witte zijden bruidsjaponaf
stand zou doen? Je houdt van je man,
je verheugt je op een eigen home, wat doet
dan al het andere ertoe?.
„Sigaret" vraagt:
Ik heb altijd veel gerookt, maar altijd
heel lichte sigaretten. Die kan ik nu niet
meer krijgen en ik probeer 't met een
pakje shag en rol ze zelf. Maar, eerlijk
gezegd, vind ik ze afschuwelijk. En heele-
maal niet meer rooken, vind ik ook heel
erg.
Antwoord:
Het is het eenige wat erop zit: niet
meer rooken! Tegen heug en meug toch
een sigaret" opsteken, is je reinste waan
zin. Ik geloof, dat we meer eraan gewend
zijn iets in den mond te steken, dan dat
we de tabak nu zoo bijster lekker vinden.
Enkele zeer verslaafden uitgezonderd. Een
pepermunt, kauwgummi of een doodgewone
babbelaar zijn uitmuntende plaatsvervan
gers. Probeer 't maar eens.
Mentaweisché prauwen.
De Mentaweiers bouwden prauwtjes
zie foto waarmee ze de rivieren en de
kusten bevoeren om te visschen. Dierlijk
voedsel als visch is voor de voeding van
groote beteekenis. Maar zeevaarders wer
den ze niet. Met het betrekkelijk dichtbij
gelegen „vaste land" (het uitgestrekte
Sumatra) kwamen ze daardoor niet in
aanraking, ze leerden niets van de daar
wonende hooger ontwikkelde volken, ze
bleven staan op lage trap van ontwik
keling. Ze hadden eigenaardige gewoon
ten, die in onze oogen getuigden van on
beschaafdheid. Op mijn eigen reizen ben
ik herhaaldelijk in contact gekomen met
volken en stammen, die in onze oogen on
beschaafd zijn. Maar steeds- heb ik mij
afgevraagd: „hebben w\j het recht die
menschen onbeschaafd te noemen. En z\jn
wjj beschaafd?" Zeer trof me dezer dagen
in verband hiermee het motto waarmee
een werk werd aangekondigd, dat over
beschaving handelt. Het luidt: „Les peu-
ples les plus civilisés sont aussi voisins
de la barbarie que le fer le plus poli l'est
de la souille. Les peuples comme les mé-
taux n'ont de brillant que les surfaces".
(De beschaafde volken staan even dicht bij
barbaarschheid als het blank gepoetste
ijper bij roest. Volken en metalen glimmen
alléén aan de oppervlakte). Wie denkt
bij deze woorden niet aan het barbaarsche
heden
H. F. TILLEMA'.
De Indonesische archipel is een
museum van enormen omvang.
Met zalen, gangen, galerijen van
groote afmetingen, gevuld niet
met interessante voorwerpen,
maar met het merkwaardigste
dat onze aarde biedtlevende
menschen. Daar, in Indië, wonen
de primitiefste jagersstammen,
die nog geen vaste woonplaatsen
kennen hooger staande Dajaks,
Bataks, Toradja's, enz. tot de
zeer beschaafde Javanen toe.
Het is niet wel mogelijk een juist
beeld te geven van de groote ver
scheidenheid dier vele tientallen
millioenen bewoners. Het best
illustreert men de verschillen
door op te merken, dat de Indo
nesiërs een paar honderd' (ik
meen plm. 250) verschillende ta
len spreken
Talrijke Indonesiërs leefden
vele eeuwen geisoleerd, hadden
heel weinig aanraking met an
dere volken, zoodat ze op lage
trap van ontwikkeling bleven
staan. Dit is bijv. het geval met
de bewoners van een groep
eilanden ten Westen van Suma
tra, de Mentawei-eilanden. Tot
voor kort verbouwden ze alleen
knollen en vruchten. Het is de
zeer groote verdienste der Zen
ding geweest, die hun het veel
betere voedingsmiddel rijst heeft
Ieeren planten. In het bestaan
der menschheid is goede voeding
van groote beteekenis. Ze maakt
het lichaam sterker in den strijd tegen
ziekten, in Indië' vooral tegen volksvijand
no. 1, de malaria. Die ziekte put den
mensch uit, maakt hem vatbaar voor an
dere kwalen, bijv. tuberculose.
Mentawei-eilanden. Tot voor kort ver
bouwden ze alleen knollen en vruchten.
Het is de zeer groote verdienste der Zen
ding geweest, die hun het veel betere
voedingsmiddel rijst heeft leeren planten.
In het bestaan der menschheid is goede
voeding van groote beteekenis. Ze maakt
het lichaam sterker in den strijd tegen
ziekten, in Indië vooral tegen volksvijand
no. 1, de malaria. Die ziekte put den
mensch uit, maakt hem vatbaar voor an
dere kwalen, b.v. tuberculose.
Mét uitzicht over da wijïïfe pies- ijdens het tenSrtüurfj< Konjng Michael van Roemenië en zijn moeder beantwoorden de
van de rietsnijders aan den dijk langs het U3«lmeer toejuichingen der menigte bij de ontvangst van prinses Helena te
Mulden. (Foto Pax-Holland Bukarest (Fo'o Weltbild)
s net zwaar geschut losbrandt. Öp spoorrails fcunnen ~3e groote kanonnen
worden voortbewogen, die de Amerikaansche kusten beschermen moeten
(Foto WeltblW)