S@ Spin RATI S LEIS I Tweede Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Dinsdag 17 September 1940 Hoe de vleescSidistribulie is geregeld. Een uiteenzetting van directeur-generaal ir. S. L. Louwes. Kroniek van den dag. NOODWENDIGE ONDERGANG Zal er nog voor den winter een toe- slissing worden bevochten in de ontzet tende worsteling, die thans haar hoogte punt schijnt te hebben bereikt? Dat is de vraag, welke dag aan dag in millioenen mensehen naar boven komt en waarop het antwoord in den schoot der naaste toe komst verborgen ligt. Er is nog hoop op een spoedig eindeeen einde, dat een eind zou maken aan de vreeselijke kapot- smjjterij, waarin de moderne oorlog is ontaard. Welk een anachronisme schuilt er eigenlijk in de moderne wapenen, die een vernieling op groote schaal hebben moge lijk gemaakt, een geestelijk anachronisme, wel te verstaan. Men kan het aldus stel len liet menschelijk vernuft is in zijn ontwikkeling den menschelijken geest verre vooruit. Er speelt zich hier een tra gedie van den tweespalt af. Vliegtuigen en andere uiterst gecompliceerde uitvin dingen zouden alleen ten bate der ge meenschap, der samenleving, aangewend moeten kunnen worden. De tweespalt tusschen vernuft en geest is er intusschen alt(jd geweest, de geheele geschiedenis door. Het eigenaardige tragische karakter ontstond echter in onzen tijd, uit dé koen heid, waarmede de mensch natuurlijke grenzen, welke tot dusver feitelijk voor absoluut gegolden hadden, overschreed. Misschien zal na dezen oorlog het ana chronisme overwonnen kunnen worden, in den zegetocht van het gemeenschaps besef. Immers, indien het denkbeeld, dat wij geen zelfstandige, afzonderlijke individuen zijn, maar leden eener ge meenschap, waarvan wij maatschappelijk alles borgen, de menschheid doordringt, is althans een voorwaarde geschapen voor de aanwending van alle uitvindingen des vernufts voor het gemeene welzijn. Onwillekeurig gaan de gedachten in dezen samenhang naar het zoo zwaar ge teisterde Londen, waar de tragedie thans in een barre verschrikking culmineert. Londen r dat is de hoofdstad van het Britsche rijkmaar het was veel meer, het was, in het tijdperk dat nu ondergaat het kapitalistische de financieele centrale van het internationale economi sche leven. Van „de'City" uit werd het op den gouden standaard berustende systeem der wisselkoersen en het daarnaar gere gelde deviezenverkeer tusschen de landen op gang gehouden. Het pond sterling maakte zich van een eigenaardige heer- schende positie in het domein der ruil middelen meester, zoodat toen de gouden standaard zijn nek in den economischen crisis brak, diverse landen hun ruilmiddel officieel aan het pond vastkoppelden, in de eenigszins kinderlijke meening, daarmede een nieuwe, nogal veilige basis voor hun financieeleconomisch bestel gevonden te hebben. Kinderlijk was die meening, het feit op zichzelf echter bewees, hoezeer deze landen zich afhankelijk waren gaan voelen, niet zoozeer van Engeland als zoodanig, maar van de Londensche City, d.w.'z. van de groote financiers, die daar aan de touwen trokken. De politieke en economische geschie denis der 19e eeuw levert de factoren op, welke dit verschijnsel in al zijn vezelen verklaren. Engeland bouwde in dit tijds bestek zijn ge\ -eldig imperium. Het maakte zich meester van uitgebreide gebieden, over de geheele aarde verspreid en legde daarmee de hand op een ontzaglijk grond stoffen-reservaat. Maar liet deed nog meer het wist (en vond hierbij navolging van de andere groote Europeesche mo gendheden) in tal van in naam onafhan kelijke landen „mono-cultures" te vesti gen d.w.z. het maakte ze tot eenzijdige leveranciers van bepaalde grondstoffen en producten, door middel van kolossale kapi taal-investeer ingen. Landen als Egypte, Brazilië, de La Plata-staten etc., geraak ten op deze wijze geheel onder Engelsche of althans Europeesche curateele. Van de Londensche City uit werd als het ware een net van draden, financieele draden, ge spannen, welke haar de economische en financieele wereldheerschappij moesten verzekeren. Met een fraai woord heette dit alles de „Pax Bl'itannica" (de Britsche vrede). Tot aan den wereldoorlog wisten de liooge heeren in de City hun kolossale Huisslachting van varkens in beperkte mate toegestaan. In een Maandag te Den Haag gehouden persconferentie heeft de directeur-generaal voor de voedselvoorziening, ir. S. L. Lou wes, een nadere uiteenzetting gegeven van de gisteren in werking getreden vleesch- distributie. De distributie van vleesch zoo zei hij is de moeilijkste van alle distributie maatregelen, die wij zullen, hebben te treffen. In den vorigen oorlog hebben wij het niet verder weten te brengen dan de een heidsworst, maar thans willen wij probee- ren deze episode niet te bereiken. Een ver gelijking met de brooddistributie zal on middellijk duidelijk maken, waarom vleesch- distributie zoo moeilijk is. Bij de brooddistributie distribueert men eenyoudig bloem. De een wil het in den vorm van cadetjes, de ander in den vorm van broodjes van 400 of 300 gram de een wil waterbrood, de ander wil melkbrood, wat echter gedistribueerd wordt is brood en dit kan men gemakkelijk controleeren. Daarbij komt, dat meel gemalen wordt in enkele groote bedrijven. Wij weten precies waar de voorraden zich bevinden. Alles ligt in de groote bedrijven bij elkaar en er kan nooit iets gemist worden. Bij vleesch is dat echter geheel anders. Hier hebben wij niet met enkele producenten te maken, maar hier loopt het aantal producenten in de honderdduizenden. Bovendien het product, dus de koe of het varken is allerminst eenvoudig, brood is brood aldus de heer Louwes maar wanneer wij een koe geslacht hebben, dan hebben wij van iedere koe weer allerlei soorten producten, die op zichzelf ook weer anders zijn. Bij de varkens hebben wij het zoover, dat wij deze geslacht ter beschik king stellen van de slagers, bij rundvee stuit dit echter op bezwaren, zoodat wij deze levend ter beschikking van de slagers stellen. Men begrijpt, dat het distribueeren hier nog moeilijker wordt, want het is niet te zeggen, wat er nu precies aan vleesch en wat voor kwaliteit aan vleesch er uit het beest komt. Wij weten dus niet waar van wij moeten uitgaan. Wanneer spr. 100 kg. brood distribueert, dan weet hij zeker, dat deze 100 kg. er uit komen, maar bij dieren kan spr. dat niet zeggen, omdat hij niet weet, wat er bij de slachting uitkomt en wat de kwaliteit zal zijn. zaak op de been te houden. In den chaos, welke de verschrikkelijke worsteling van 19141918 te voorschijn riep, begon ech ter een afbraak-proces, dat zijn macabere bekroning -vond - symbolisch in de onttrekking van het pond sterling aan den gouden standaard. Dit feit bewees, dat de Londensche City zijn kapitalistischen in vloed met de snelheid van een ineenstor ting aan het verspelen was. Maar de er kenning van dat feit voor hare magnaten, bleef uit, bleef natuurlijk uit, zou men kunnen zeggen. Integendeel hun streven richtte zich op de herwinning van het ver loren gegane. Welk een verblinding moet daarbij haar rol gespeeld hebben. Immers het beeld der wereld, na den wereldoorlog ontstaan, verschilde fundamenteel van dat der 19e eeuw. De „PAx bl'itannica" had volkomen gefaald Er vallen nu bommen op de City. Er is nu een vernietiging op gang gebracht, welke het karakter aanneemt van een vreeselijke afrekening. En men vraagt zich af of deze in de natuur der synoptisch geschetste dingen verankerd ligt. Men vraagt zich af, of de Londensche City in rook en asch rjjoet ondergaan, opdat de tragiek van de zaak tot volle uitdrukking kome. Huiveringwekkend is dat, zoo hui veringwekkend als slechts een oordeel Gods kan zijn ORDENING VAN DE MARKT. Er komt echter nog meer bij, Wil de slager vleesch verkoopen, dan moet hij eerst een koe hebben en wanneer men een vleeschdistributie wil inrichten, dan moet men eerst koeien hebben. Wat heeft men aan bonnen, als daarop niets te krijgen is Practisch is iedere Nederlander tot nu toe in staat geweest de bonnen voor de ver schillende artikelen te honoreeren. Dit zal thans niet zoo makkelijk gaan. Wij moeten ervoor zorgen, dat de slager rundvleesch en varkensvleesch krijgt. Bovendien moe ten wij de prijzen in de hand houden en er dus voor zorgen, dat de producenten een behoorlijken prijs ontvangen en het publiek rechtvaardige maar geen exorbitant hooge prijzen betaalt. Het vet moet langs bepaal de kanalen en bepaalde wegen ter be schikking van den consument komen en hier moet dus behalve de distributie een volkomen ordening van de markt in elkaar gezet worden. Tot op zekere hoogte hadden wjj deze ordening op het gebied van de varkens, maar niet op het gebied van het rundvee. Deze ordening is nu aldus gevon den, dat alle runderen zullen worden ver kocht via de markten. De boeren of han delaren kunnen op deze markten hun die ren aanvoeren, nadat zij deze aan de vee houderijcentrale hebben opgegeven. Op deze markten zal het vee geschat worden door een commissie, die volkomen onpartijdig is. Deze commissie bestaat uit drie groepsver- tegenwoorüigers, nl. van de veehouders, van de slagers en van de veehandelaren. Zij klassificeert elk stuk vee en geeft dit ten slotte over aan een slagerscommissie, wel ke voor de verdeeling onder de slagers zorg draagt. Spr. hoopt, dat de zaak op deze wijze zal loopen. Echter zal men voor bui tengewone moeilijkheden komen te staan, aangezien naast de distributie nog een marktordening moet worden ingevuld. Men moet zich dan ook niet voorstellen zoo zei de heer Louwes dat alles van den eei'sten dag zonder kleerscheuren zal ver- loopen. Uiteindelijk „moet alles echter te recht komen en dan is het verder een kwestie van organisatie. Op 50 markten zullen de varkens en het rundvee ter be schikking worden gesteld. Natuurlijk kan het voorkomen, dat de aanvoer in het be gin niet zoo regelmatig verloopt. Er ont breekt nl. een reserve. Dergelijke zaken zijn eigenlijk dan alleen door te voeren, wanneer men beschikt over een opvangapparaat. Wanneer op zeker oogenblik teveel koeien op de markt wor den gebracht, dan moeten deze. door dit apparaat worden opgevangen. Spr. hoopte clan ook, dat er in het begin teveel zal wor den aangeboden, zoodat een dergelijke re serve kan worden gevormd. Thans moeten wij echter beginnen zonder een voorraad te hebben, en dat is moeilijk. CLANDESTIEN SLACHTEN IS EEN GEVAAR. Er is echter een gevaar en dat is het clandestien slachten. Wanneer op een ge geven oogenblilc varkens of rundvee bui ten de regeling om geslacht kunnen wor den, dan ontstaat er een lek, waaraan niets is te doen. Met alle mogelijke mid delen echter zal dit verhinderd worden. Voor een behoorlijken prijs aan de produ centen zal worden zorggedragen, maar overtreders zullen streng worden gestraft. Huisslachting van rundvee zal niet wor den toegestaan. Huisslachting van varkens toegestaan. Huisslachting van varkens wel, maar niet onbeperkt. De boer, die zelf een varken gemest heeft, kan vergunning krijgen het dier te slachten en het varken mag hij dan houden. Hij is echter gelijk alle andere Nederlanders verplicht mee te doen in de distributie, maar hij krijgt iets meer, n.l. 1% maal zooveel. Zelf slachtende var kenshouders moeten uiteraard aan ver schillende voorwaarden voldoen. Spr. kan zich voorstellen, dat gevraagd wordt waarom distributie van vleesch noodig is. Hierop kan hij het volgende antwoorden Nederland exporteert in normale tijden tusschen de 20 en 25 van zijn varkens vleesch. Op het gebied van rundvleesch is het eerder importeur dan exporteur. Nederland is zeker geen regelmatig expor teur van vleesch. Nu zit men met nog een groote moeilijkheid de aanvoer van varkensvleesch, die van overzee moet komen, is afgesneden. Daarop is niet te rekenen. Men moet het dus hebben van eigen overproductie en het zoo juist mo gelijk verdeelen van de nog beschikbare voorraden. TOEKOMSTIG RANTSOEN IS 26 KG. PER JAAR. Het rantsoen, dat wij in de toekomst zullen krijgen -zoo ging de heer Louwes verder is 26 k.g. per jaar. Wij aten 34:38 k.g. per jaar. Hiervan was onge veer 20 k.g. in den vorm van varkens vleesch en 1516 lc.g. in den vorm van rundvleesch. Omdat wij wel heel gelukkig mogen zijn, wanneer wij 1415 k.g. rund vleesch krijgen, hebben wij nog 12 k.g. noodig in den vorm van varkensvleesch. Tot nu toe aten wjj op 1920 k.g. Als wij den geheelen export dus doorschrap- pen, zouden wij er zijn. Maar ook de varkenshouderij zal ongetwijfeld veel ver der moetexx worden ingekx-ompen, dan overeenkomt met de export-mogelijkhe den tot heden. Spr. zal blij zijn, als wij de hoeveelheid voer aan deze 12 k.g. zul len kunnen geven. Er is dus geen sprake van, dat een vleeschdistributie niet noodig zou zijn. Als het blijkt, dat de varkens houderij verder naar beneden moet gaan, dan zullen wij het rantsoen moeten ver minderen. Er zal echter worden gepro beerd alle mogelijkheden te benutten en uit te buiten. Hoe onaangenaam distributiemaatrege- len ook mogen zijix zoo besloot de heer Louwes wij doen het niet voor ons plezier. Wij moeten er voor zorgen, dat onze bevolking van bijna 9 millioen zielen wordt voorzien van het noodige. Wellicht zal de distx'ibutie in het begin niet zoo vlot verloopen. Ook zal het wel eens kun nen voorkomen, dat er heëlemaal geen vleesch is. Spr. heeft echter allen hoop, dat het xxa eenige weken naar wensch zal gaan en dan is het ideaal: een eenheids- worst te vermijden, bereikt. DE VLEESCHKAARTEN. De heer De Hoo, hoofd van -et centreal distributiekantoox-, deelde mede, dat de vleeschkaai'ten, die thans uitgereikt wor den, bestaan uit 5 genummerde bonnen per week 4 dragen het opschrift „vleesch" en 1 het opschrift „vleesclxwa- ï'en". Op de vier eerstgenoemde bonnen kan vier ons vleesch met been gekocht worden. Op de vijfde bon kan alleen vleeschwarexx gekocht worden. Echter mogen de vier „vleeschbonnen" ook voor vleeschwaren gebruikt worden. Hieronder valt ook worst en rookworst. Rauw vet kan in de toekomst ookalleen met de vleeschbonnen gekocht worden. Het uitreiken van de vleeschkaarten gaat op dezelfde wijze als dat van de broodkaarten. Kinderen beneden 4- jaar krijgen een halve vleeschkaart, personen, die zwaren ax'beid verx-ichten, andex'halve vleesch kaart en menschen, die zeer zwai'en ax-beid verrichten, hebben recht op twee heele en eexx halve kaart. De normen zijn gelijk aan die bij bx'ood en vet. Café's en res- taiu'ants ontvangen tot 1 October a.s. 50 van het gebruik van vleesch en vleeschwaren in dezelfde periode van het vorige jaar. Landwirtschaftsrat dr. Schön- beck wees er tenslotte op, dat er naar is gestreefd de beperkingen niet rigoureuzer door te voeren dan in Duitschland. In Ne- dei'land is men echter gewend vleesch zonder been te koopen en in dit opzicht dus, zal men zich moeten aanpassen. De bon voor vleeschwaren is speciaal daarom uitgegeven om eenige belangrijke vleesch- warenfabrieken in stand te houden, ter wijl tevens de omstandigheid, dat zekere deelen van het dier, zooals de ingewanden enz. bij de vleeschwarenfabricatie kunnen woi'den verwerkt, eexx rol hebben gespeeld. Ook ligt het in de bedoeling van de goed- koopere worstsoorten, zooals bloedworst en leverworst, waarin weinig vleesch wordt verwerkt, grootere hoeveelheden be schikbaar te stellen. Zij, die zich van heden af voor 3 maanden op ons blad abonneeren ontvangen de tot 10ctober a.s. ver schijnende num mers GRATIS HET DRAGEN VAN KSIGNES EN 0NDERSCHE1D1NGSTEEKENEN DOOR AMBTENAREN. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van binnenlandsche zaken heeft bepaald, dat ambtenax;en in dienst of bij gekleed gaan in uniform voortaan geen enkel ander insigne of on- dex'scheidingsteeken meer mogen dragen dan die welke van regeeringswege zijn ver strekt of voorgeschreven. Dit verbod geldt eveneens ten aanzien van vreemde orde- teekenen, afkomstig van mogendheden, v/aax'mede het Duitsche rijk in oorlog is. Het verbod geldt niet voor Nederlaxxdsche ordeteekenexx. De houding van de bevolking bij luchtalarm. Den laatstexx tijd is in verschillende ge meenten het signaal „luchtalarm" gegeven door gebruikmaking der sirenes. In verband daarmede heeft de bevelheb ber der ordepolitie er op gewezen, dat daarbij herhaaldelijk is gebleken, dat het meerendeel der automobilisten, koetsiers, wielrijders en voetgangers geen notitie ge nomen heeft van het „luchtalarm"-signaal en op straat gebleven is, In de toekomst zal, nadat de „luft- schutzwarnzentralen" weer in bedrijf zul len zijn gesteld, alleen door sirenes ge alarmeerd worden, wanneer werkelijk ge vaar dreigt. Daarom is het dringend noodig, dat van de bevolking de strengste luchtbescher-- mingsdiscipline geëischt wordt. Met het oog hierop heeft de secretaris generaal van het departement van bin- neplandsche zaken in een circulaire aan de burgemeesters er op gewezen, dat bij luchtalarm straten en pleinen onder alle omstandigheden ontruimd moeten worden, voor welke ontruiming alleen de Neder- landsche politie verantwoordelijk is. De besprekingen van den - Japanscben gevolmachtigde in Ned.-Indië. Het Japansche agentschap Domei meldt uit Batavia, dat de leider van de Japansche delegatie Kobayasji, die op 12 September- in Batavia is aangekomen, een onderhoud heeft gehad met den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië. Het blad Asahi meldt, dat Kobayasji beraadslaagd heeft met den Japanschen consul-generaal te Batavia en met een der directeuren van het concern Mitsoei. Volgens dit blad is Kobayasji grondig van den toestand in Ne- derlandsch-Indië op dé hoogte gebracht. Op grond van deze beraadslaging werd be sloten, dat bij de onderhandelingen met de autoriteiten van Nederlandsch-Indië de uit wisseling van materiaal en goederen e.a. besproken zal worden. door JOBNSTON Mc.OULLEY 3D, De tram stopte op een donkeren straat hoek en de beide door "Warwik achter volgde mannen stapten uit en slenterden langzaam de straat op, als hadden ze den heelen nacht nog niets anders gedaan. [Warwik liet den chauffeur stoppen, be taalde en ging, met zijn kraag omhoog, dé beide mannen achterna. Hij had ver wacht, de aandacht te trekken en be merkte al spoedig, dat dit dan ook het geval was. Maar hij vervolgde rustig zijn weg als voelde hij zich in die buurt vol komen thuis en op zijn gemak. Missehien dachten sommigen, die hem zagen gaan, wel," dat hij een detective was die hier een of ander spoor volgde. In elk geval bleven de lui hem uit den weg en keken ze hem slechts verwonderd en benieuwd na. De twee mannen bleven bedaard door- loopen en maakten nu en dan een praatje met voorbijgangers. Ze gingen geen enkel kroegje of eethuis binnen. Ze bleven voortdurend een eind van elkaar af loo pen en schenen zich er niet van bewust, dat ze gevolgd werden. Ongetwijfeld meenden ze hem kwijtgeraakt te zijn op hun vlucht, voordat ze in de tram waren gestapt. Ze keken in geen geval om, of ze wellicht nagegaan waren. Eindelijk sloegen ze een zijstraat in en traden een kroeg' binnen. Warwik liep zoo gewoontjes mogelijk voorbij en zag dat de mannen voor de toonbank stonden te drinken. Hij stak de straat over en liep langs den overkant terug. Hij zag de mannen van de bar weggaan en zich naar een achterlokaal begeven. Achter de gelagkamer bevond zich een smal zaaltje met afzonderlijke hoekjes, die door smoezelige gordijnen afgesloten 'konden worden. Warwik zag, hoe ze aan een tafeltje in een hokje, dat dicht bij de straat was, gingen zitten en daar een druk gesprek begonnen. In de gelagkamer bevond zich op dat oogenblik niemand meer, maar Warwik wist niet, of er nog' menschen in de hok jes konden zitten. Hij ging naar een steegje toe, dat langs het huis liep, en vond daar een deur, die, naar hij ver moedde, toegang tot het achter-zaaltje ge ven moest. Voorzichtig duwde hij die deur open. Het kwam uit, zooals hij verwacht had. Vlug stapte hij in het hokje naast die deur en bleef daar wachten, tot hij er- zeker van was, dat er zich in het neven- gelegen hokje niemand bevond. Daarna sloop hij daar binnen. Op die wijze wist hij ongemerkt verder te komen, tot in het hokje naast dat, waarin zich de beide mannen bevonden. Tegenover dat Hokje stond een tafeltje, waaraan vier mannen zaten. Ze waren binnengekomen in den tijd, dat Warwik naar de achterdeur geloopen w.as en za ten nu, ieder met een glas voor zich, druk 'te praten. Na zich er-van vergewist te hebben, dat ze hem in zijn hokje niet konden zien, ging Warwik dicht tegen het tussclrenschot aanzitten en trachtte af te luisteren wat er in het nevengelegen hok je besproken werd. „We moeten het zaakje hier liever niet bekgken," zei een der mannen. „Laten we wachten tot we thuis zijn. We hebben een pakje bankbiljetten en juweelen, dat staat in elk geval vast." „Maar wat zou dat voor rommel zijn!" vroeg de andere. Warwik had een kier tusschen de planken van het beschot ge vonden en tuurde daar nu doorheen. De kleine man had de papieren uit zijn zak gehaald en liet ze aan zijn makker zien. „Nou, laat eens kijken." De man maakte het touwtje los, dat om de documenten zat. Hij keek de pa pieren in. „Ik denk niet, dat die veel waard zijn," zei hij. „Ik dacht dat het aandeelen of zoo zouden zijn, maar dat is het geval niet." „Wat zijn het dan voor papieren?" „Hier is een brief en een lijst met ef fecten, en dit is naar 't schijnt een soort contract. Misschien wat waard voor den eigenaar, maar in g'een geval voor ons. Niks dan scheurpapier, denk ik zoo." „Ik had gedacht, dat we er wat aan zouden hebben," zei de andere man. „Waarom zou die kerel ze anders mee genomen heben?" „Hij heeft ze gewoonweg in donker meegepakt, denk ik. Hij zal net gedacht hebben als wijdat het effecten wa ren of iets dergelijks." „Klets! Hij had toch een lantaarntje bij zich. Je kunt er op rekenen, dat hij ze goed bekeken heeft. Die kerel is een slimmerik, wat ik je zeg. Ik heb zoo'n idee dat ze hem heel wat geld waard zijn." „Ik snap niet, waarom." „Bekijk ze nog eens goed. We mogen geen kansje verloren laten gaan." „Hier heb je een brief van een vent, die Pelkingham heet," zei de ander. „Daarin staat, dat 'n zekere George het vermogen moet beheeren en aan den jon gen overgeven. Maar wie dat is, staat er- niet bij. Ik kan me niet voorstellen, dat daar geld voor ons in kan zitten." „Maar die knul moet toch een reden gehad hebben om die papieren weg te halen." „Och, hij daclit natuurlijk, dat het ef fecten waren," „Misschien doen we toch het beste, ze te bewaren en te zien, of er nog wat uit kan. komen." „Nou, dat kan geen kwaad. Maar dan mogen we ze wel goed wegstoppen.Als een smeris ze zou vinden, kon hij wel eens lastige dingen vragen en willen we ten, hoe we er aan kwamen. Begrijp je? Ik houd er niet van, onvoorzichtig te zijn." „Laten we ze op de kamer onder den vloer verstoppen." „Ja, dat zou wel kunnen," stemde de ander toe. Warwik had hen door de kier gadege slagen en afgeluisterd. Daardoor had hij niet gezien, wat buiten het hokje gebeurd was. Van de vier mannen aan "het tafel tje was er één, 'n jonge man, die wat beschaafder' scheen dan de rest, al droeg hij ook sjofele ltleeren. Onder het gesprek over de papieren waren de twee schur ken in het hokje luider ga$n praten en de jonge man had zich zoover achterover gebogen, dat hij tusschen de gordijnen door in dat hokje kon gluren. Hij zag, hoe ze de papieren nakeken en hoorde bijna liet geheele gesprek. Op zijn gelaat vertoonde zich een uitdrukking van ver bazing. Hij schonk geen aandacht meer aan zijn drie kameraden, die hun gesprek rustig voortzetten. Hij bestelde nog meer- drank en bleef het hokje zorgvuldig in de gaten houden. Warwik zag daar niets van. Hij zag alleen, dat de man, die de papieren te voorschijn had gehaald, ze weer opvouwde en met het touwtje dicht bond. Daarna stak hij ze in zijn jaszak. „Kom, laten we opstappen en naar huis gaan," zei hij tegen den ander. „Ik denk, dat we voldoende alibi hebben. De buit .is niet zoo vet, als we dachten, maar kan er toch mee door. Beter dan niks. En als die papieren nog eens wat waard moch ten blijken, dan des te beter." John Warwik was blij, dat ze naar een of andere kamer gingen. Hij had lien reeds dadelijk willen aanpakken, maar- wist, dat hij in die kroeg weinig kans op succes zou hebben. Maakte hij te veel herrie, dan zou de politie er bij komen en Warwik wilde in geen enkel geval de politie er in mengen. De beide mannen verlieten hun hokje en begaven zich naar de voordeur, dron ken nog wat aan de bar en maakten een praatje met den kroeghouder. Warwik verliet het zaaltje,door van het eene hokje in het volgende te sluipen, net zoo als hij gekomen was. Hij haastte zich het smerige steegje door naar de straat, waar- hij de voordeur in het oog kon houden. Na een poosje kwamen beide mannen naar buiten en Warwik kon hen onge merkt volgen. Dicht achter hem aan .volgde ook de jonge man, die met de drie anderen aan het tafeltje gezeten had. Hij merkte Warwik niet op en zag alleen de twee mannen, die een eind voor hem uit gingen. Hij liep met gebalde vuisten en .voorover gebogen hoofd. Hij keek heel dreigend. Twee zijstraten verder op gingen de twee mannen een steegje in en traden door- een zijdeur een ar moedig kosthuis binnen. Het huis had slechts twee verdiepingen. Daar was War wik blij om, want nu zou hij de beide mannen, als ze eenmaal binnen waren, gemakkelijker kunnen vinden. XVIL Het onverwachte, In een donkeren hoek gedoken, tuurde Warwik naar de openstaande deur, waar door* de beide mannen naar binnen waren gegaan. Hij had hen een andere deur open zien doen en bij het licht, dat daar doorheen viel, kon hij een trap naar bo ven onderscheiden. Voordat de tweede man de deur achter- zich dicht gedaan had. was de andere de trap reeds ^opge gaan. Daaruit begreep Warwik, dat ze zich naar de bovenverdieping begaven. i(Wordt vervolgd.)]

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 5