S@ Spin
RATI S
LEIS I
Tweede Blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Dinsdag 17 September 1940
Hoe de vleescSidistribulie is geregeld.
Een uiteenzetting van directeur-generaal
ir. S. L. Louwes.
Kroniek van den dag.
NOODWENDIGE ONDERGANG
Zal er nog voor den winter een toe-
slissing worden bevochten in de ontzet
tende worsteling, die thans haar hoogte
punt schijnt te hebben bereikt? Dat is de
vraag, welke dag aan dag in millioenen
mensehen naar boven komt en waarop het
antwoord in den schoot der naaste toe
komst verborgen ligt. Er is nog hoop op
een spoedig eindeeen einde, dat een eind
zou maken aan de vreeselijke kapot-
smjjterij, waarin de moderne oorlog is
ontaard. Welk een anachronisme schuilt er
eigenlijk in de moderne wapenen, die een
vernieling op groote schaal hebben moge
lijk gemaakt, een geestelijk anachronisme,
wel te verstaan. Men kan het aldus stel
len liet menschelijk vernuft is in zijn
ontwikkeling den menschelijken geest
verre vooruit. Er speelt zich hier een tra
gedie van den tweespalt af. Vliegtuigen
en andere uiterst gecompliceerde uitvin
dingen zouden alleen ten bate der ge
meenschap, der samenleving, aangewend
moeten kunnen worden. De tweespalt
tusschen vernuft en geest is er intusschen
alt(jd geweest, de geheele geschiedenis
door. Het eigenaardige tragische karakter
ontstond echter in onzen tijd, uit dé koen
heid, waarmede de mensch natuurlijke
grenzen, welke tot dusver feitelijk voor
absoluut gegolden hadden, overschreed.
Misschien zal na dezen oorlog het ana
chronisme overwonnen kunnen worden, in
den zegetocht van het gemeenschaps
besef. Immers, indien het denkbeeld, dat
wij geen zelfstandige, afzonderlijke
individuen zijn, maar leden eener ge
meenschap, waarvan wij maatschappelijk
alles borgen, de menschheid doordringt, is
althans een voorwaarde geschapen voor
de aanwending van alle uitvindingen des
vernufts voor het gemeene welzijn.
Onwillekeurig gaan de gedachten in
dezen samenhang naar het zoo zwaar ge
teisterde Londen, waar de tragedie thans
in een barre verschrikking culmineert.
Londen r dat is de hoofdstad van het
Britsche rijkmaar het was veel meer,
het was, in het tijdperk dat nu ondergaat
het kapitalistische de financieele
centrale van het internationale economi
sche leven. Van „de'City" uit werd het op
den gouden standaard berustende systeem
der wisselkoersen en het daarnaar gere
gelde deviezenverkeer tusschen de landen
op gang gehouden. Het pond sterling
maakte zich van een eigenaardige heer-
schende positie in het domein der ruil
middelen meester, zoodat toen de gouden
standaard zijn nek in den economischen
crisis brak, diverse landen hun ruilmiddel
officieel aan het pond vastkoppelden, in de
eenigszins kinderlijke meening, daarmede
een nieuwe, nogal veilige basis voor hun
financieeleconomisch bestel gevonden te
hebben. Kinderlijk was die meening, het
feit op zichzelf echter bewees, hoezeer
deze landen zich afhankelijk waren gaan
voelen, niet zoozeer van Engeland als
zoodanig, maar van de Londensche City,
d.w.'z. van de groote financiers, die daar
aan de touwen trokken.
De politieke en economische geschie
denis der 19e eeuw levert de factoren op,
welke dit verschijnsel in al zijn vezelen
verklaren. Engeland bouwde in dit tijds
bestek zijn ge\ -eldig imperium. Het maakte
zich meester van uitgebreide gebieden,
over de geheele aarde verspreid en legde
daarmee de hand op een ontzaglijk grond
stoffen-reservaat. Maar liet deed nog
meer het wist (en vond hierbij navolging
van de andere groote Europeesche mo
gendheden) in tal van in naam onafhan
kelijke landen „mono-cultures" te vesti
gen d.w.z. het maakte ze tot eenzijdige
leveranciers van bepaalde grondstoffen en
producten, door middel van kolossale kapi
taal-investeer ingen. Landen als Egypte,
Brazilië, de La Plata-staten etc., geraak
ten op deze wijze geheel onder Engelsche
of althans Europeesche curateele. Van de
Londensche City uit werd als het ware een
net van draden, financieele draden, ge
spannen, welke haar de economische en
financieele wereldheerschappij moesten
verzekeren. Met een fraai woord heette dit
alles de „Pax Bl'itannica" (de Britsche
vrede).
Tot aan den wereldoorlog wisten de
liooge heeren in de City hun kolossale
Huisslachting van varkens in
beperkte mate toegestaan.
In een Maandag te Den Haag gehouden
persconferentie heeft de directeur-generaal
voor de voedselvoorziening, ir. S. L. Lou
wes, een nadere uiteenzetting gegeven van
de gisteren in werking getreden vleesch-
distributie.
De distributie van vleesch zoo zei hij
is de moeilijkste van alle distributie
maatregelen, die wij zullen, hebben te
treffen.
In den vorigen oorlog hebben wij het
niet verder weten te brengen dan de een
heidsworst, maar thans willen wij probee-
ren deze episode niet te bereiken. Een ver
gelijking met de brooddistributie zal on
middellijk duidelijk maken, waarom vleesch-
distributie zoo moeilijk is.
Bij de brooddistributie distribueert men
eenyoudig bloem. De een wil het in den
vorm van cadetjes, de ander in den vorm
van broodjes van 400 of 300 gram de een
wil waterbrood, de ander wil melkbrood,
wat echter gedistribueerd wordt is brood
en dit kan men gemakkelijk controleeren.
Daarbij komt, dat meel gemalen wordt in
enkele groote bedrijven. Wij weten precies
waar de voorraden zich bevinden. Alles
ligt in de groote bedrijven bij elkaar en er
kan nooit iets gemist worden. Bij vleesch
is dat echter geheel anders. Hier hebben
wij niet met enkele producenten te maken,
maar hier loopt het aantal producenten in
de honderdduizenden.
Bovendien het product, dus de koe of
het varken is allerminst eenvoudig, brood
is brood aldus de heer Louwes maar
wanneer wij een koe geslacht hebben, dan
hebben wij van iedere koe weer allerlei
soorten producten, die op zichzelf ook weer
anders zijn. Bij de varkens hebben wij het
zoover, dat wij deze geslacht ter beschik
king stellen van de slagers, bij rundvee
stuit dit echter op bezwaren, zoodat wij
deze levend ter beschikking van de slagers
stellen. Men begrijpt, dat het distribueeren
hier nog moeilijker wordt, want het is niet
te zeggen, wat er nu precies aan vleesch
en wat voor kwaliteit aan vleesch er uit
het beest komt. Wij weten dus niet waar
van wij moeten uitgaan. Wanneer spr. 100
kg. brood distribueert, dan weet hij zeker,
dat deze 100 kg. er uit komen, maar bij
dieren kan spr. dat niet zeggen, omdat hij
niet weet, wat er bij de slachting uitkomt
en wat de kwaliteit zal zijn.
zaak op de been te houden. In den chaos,
welke de verschrikkelijke worsteling van
19141918 te voorschijn riep, begon ech
ter een afbraak-proces, dat zijn macabere
bekroning -vond - symbolisch in de
onttrekking van het pond sterling aan den
gouden standaard. Dit feit bewees, dat de
Londensche City zijn kapitalistischen in
vloed met de snelheid van een ineenstor
ting aan het verspelen was. Maar de er
kenning van dat feit voor hare magnaten,
bleef uit, bleef natuurlijk uit, zou men
kunnen zeggen. Integendeel hun streven
richtte zich op de herwinning van het ver
loren gegane. Welk een verblinding moet
daarbij haar rol gespeeld hebben. Immers
het beeld der wereld, na den wereldoorlog
ontstaan, verschilde fundamenteel van dat
der 19e eeuw. De „PAx bl'itannica" had
volkomen gefaald
Er vallen nu bommen op de City. Er is
nu een vernietiging op gang gebracht,
welke het karakter aanneemt van een
vreeselijke afrekening. En men vraagt
zich af of deze in de natuur der synoptisch
geschetste dingen verankerd ligt. Men
vraagt zich af, of de Londensche City in
rook en asch rjjoet ondergaan, opdat de
tragiek van de zaak tot volle uitdrukking
kome. Huiveringwekkend is dat, zoo hui
veringwekkend als slechts een oordeel
Gods kan zijn
ORDENING VAN DE MARKT.
Er komt echter nog meer bij, Wil de
slager vleesch verkoopen, dan moet hij eerst
een koe hebben en wanneer men een
vleeschdistributie wil inrichten, dan moet
men eerst koeien hebben. Wat heeft men
aan bonnen, als daarop niets te krijgen is
Practisch is iedere Nederlander tot nu toe
in staat geweest de bonnen voor de ver
schillende artikelen te honoreeren. Dit zal
thans niet zoo makkelijk gaan. Wij moeten
ervoor zorgen, dat de slager rundvleesch
en varkensvleesch krijgt. Bovendien moe
ten wij de prijzen in de hand houden en er
dus voor zorgen, dat de producenten een
behoorlijken prijs ontvangen en het publiek
rechtvaardige maar geen exorbitant hooge
prijzen betaalt. Het vet moet langs bepaal
de kanalen en bepaalde wegen ter be
schikking van den consument komen en
hier moet dus behalve de distributie een
volkomen ordening van de markt in elkaar
gezet worden. Tot op zekere hoogte hadden
wjj deze ordening op het gebied van de
varkens, maar niet op het gebied van het
rundvee. Deze ordening is nu aldus gevon
den, dat alle runderen zullen worden ver
kocht via de markten. De boeren of han
delaren kunnen op deze markten hun die
ren aanvoeren, nadat zij deze aan de vee
houderijcentrale hebben opgegeven. Op deze
markten zal het vee geschat worden door
een commissie, die volkomen onpartijdig is.
Deze commissie bestaat uit drie groepsver-
tegenwoorüigers, nl. van de veehouders,
van de slagers en van de veehandelaren. Zij
klassificeert elk stuk vee en geeft dit ten
slotte over aan een slagerscommissie, wel
ke voor de verdeeling onder de slagers zorg
draagt. Spr. hoopt, dat de zaak op deze
wijze zal loopen. Echter zal men voor bui
tengewone moeilijkheden komen te staan,
aangezien naast de distributie nog een
marktordening moet worden ingevuld. Men
moet zich dan ook niet voorstellen zoo
zei de heer Louwes dat alles van den
eei'sten dag zonder kleerscheuren zal ver-
loopen. Uiteindelijk „moet alles echter te
recht komen en dan is het verder een
kwestie van organisatie. Op 50 markten
zullen de varkens en het rundvee ter be
schikking worden gesteld. Natuurlijk kan
het voorkomen, dat de aanvoer in het be
gin niet zoo regelmatig verloopt. Er ont
breekt nl. een reserve.
Dergelijke zaken zijn eigenlijk dan alleen
door te voeren, wanneer men beschikt over
een opvangapparaat. Wanneer op zeker
oogenblik teveel koeien op de markt wor
den gebracht, dan moeten deze. door dit
apparaat worden opgevangen. Spr. hoopte
clan ook, dat er in het begin teveel zal wor
den aangeboden, zoodat een dergelijke re
serve kan worden gevormd. Thans moeten
wij echter beginnen zonder een voorraad te
hebben, en dat is moeilijk.
CLANDESTIEN SLACHTEN IS
EEN GEVAAR.
Er is echter een gevaar en dat is het
clandestien slachten. Wanneer op een ge
geven oogenblilc varkens of rundvee bui
ten de regeling om geslacht kunnen wor
den, dan ontstaat er een lek, waaraan
niets is te doen. Met alle mogelijke mid
delen echter zal dit verhinderd worden.
Voor een behoorlijken prijs aan de produ
centen zal worden zorggedragen, maar
overtreders zullen streng worden gestraft.
Huisslachting van rundvee zal niet wor
den toegestaan.
Huisslachting van varkens toegestaan.
Huisslachting van varkens wel, maar niet
onbeperkt. De boer, die zelf een varken
gemest heeft, kan vergunning krijgen het
dier te slachten en het varken mag hij
dan houden. Hij is echter gelijk alle andere
Nederlanders verplicht mee te doen in de
distributie, maar hij krijgt iets meer, n.l.
1% maal zooveel. Zelf slachtende var
kenshouders moeten uiteraard aan ver
schillende voorwaarden voldoen.
Spr. kan zich voorstellen, dat gevraagd
wordt waarom distributie van vleesch
noodig is. Hierop kan hij het volgende
antwoorden
Nederland exporteert in normale tijden
tusschen de 20 en 25 van zijn varkens
vleesch. Op het gebied van rundvleesch
is het eerder importeur dan exporteur.
Nederland is zeker geen regelmatig expor
teur van vleesch. Nu zit men met nog
een groote moeilijkheid de aanvoer van
varkensvleesch, die van overzee moet
komen, is afgesneden. Daarop is niet te
rekenen. Men moet het dus hebben van
eigen overproductie en het zoo juist mo
gelijk verdeelen van de nog beschikbare
voorraden.
TOEKOMSTIG RANTSOEN IS
26 KG. PER JAAR.
Het rantsoen, dat wij in de toekomst
zullen krijgen -zoo ging de heer Louwes
verder is 26 k.g. per jaar. Wij aten
34:38 k.g. per jaar. Hiervan was onge
veer 20 k.g. in den vorm van varkens
vleesch en 1516 lc.g. in den vorm van
rundvleesch. Omdat wij wel heel gelukkig
mogen zijn, wanneer wij 1415 k.g. rund
vleesch krijgen, hebben wij nog 12 k.g.
noodig in den vorm van varkensvleesch.
Tot nu toe aten wjj op 1920 k.g. Als
wij den geheelen export dus doorschrap-
pen, zouden wij er zijn. Maar ook de
varkenshouderij zal ongetwijfeld veel ver
der moetexx worden ingekx-ompen, dan
overeenkomt met de export-mogelijkhe
den tot heden. Spr. zal blij zijn, als wij
de hoeveelheid voer aan deze 12 k.g. zul
len kunnen geven. Er is dus geen sprake
van, dat een vleeschdistributie niet noodig
zou zijn. Als het blijkt, dat de varkens
houderij verder naar beneden moet gaan,
dan zullen wij het rantsoen moeten ver
minderen. Er zal echter worden gepro
beerd alle mogelijkheden te benutten en
uit te buiten.
Hoe onaangenaam distributiemaatrege-
len ook mogen zijix zoo besloot de heer
Louwes wij doen het niet voor ons
plezier. Wij moeten er voor zorgen, dat
onze bevolking van bijna 9 millioen zielen
wordt voorzien van het noodige. Wellicht
zal de distx'ibutie in het begin niet zoo
vlot verloopen. Ook zal het wel eens kun
nen voorkomen, dat er heëlemaal geen
vleesch is. Spr. heeft echter allen hoop,
dat het xxa eenige weken naar wensch zal
gaan en dan is het ideaal: een eenheids-
worst te vermijden, bereikt.
DE VLEESCHKAARTEN.
De heer De Hoo, hoofd van -et centreal
distributiekantoox-, deelde mede, dat de
vleeschkaai'ten, die thans uitgereikt wor
den, bestaan uit 5 genummerde bonnen
per week 4 dragen het opschrift
„vleesch" en 1 het opschrift „vleesclxwa-
ï'en". Op de vier eerstgenoemde bonnen
kan vier ons vleesch met been gekocht
worden. Op de vijfde bon kan alleen
vleeschwarexx gekocht worden. Echter
mogen de vier „vleeschbonnen" ook voor
vleeschwaren gebruikt worden. Hieronder
valt ook worst en rookworst. Rauw vet
kan in de toekomst ookalleen met de
vleeschbonnen gekocht worden.
Het uitreiken van de vleeschkaarten
gaat op dezelfde wijze als dat van de
broodkaarten.
Kinderen beneden 4- jaar krijgen een
halve vleeschkaart, personen, die zwaren
ax'beid verx-ichten, andex'halve vleesch
kaart en menschen, die zeer zwai'en
ax-beid verrichten, hebben recht op twee
heele en eexx halve kaart. De normen zijn
gelijk aan die bij bx'ood en vet. Café's en res-
taiu'ants ontvangen tot 1 October a.s. 50
van het gebruik van vleesch en
vleeschwaren in dezelfde periode van het
vorige jaar. Landwirtschaftsrat dr. Schön-
beck wees er tenslotte op, dat er naar is
gestreefd de beperkingen niet rigoureuzer
door te voeren dan in Duitschland. In Ne-
dei'land is men echter gewend vleesch
zonder been te koopen en in dit opzicht
dus, zal men zich moeten aanpassen. De
bon voor vleeschwaren is speciaal daarom
uitgegeven om eenige belangrijke vleesch-
warenfabrieken in stand te houden, ter
wijl tevens de omstandigheid, dat zekere
deelen van het dier, zooals de ingewanden
enz. bij de vleeschwarenfabricatie kunnen
woi'den verwerkt, eexx rol hebben gespeeld.
Ook ligt het in de bedoeling van de goed-
koopere worstsoorten, zooals bloedworst
en leverworst, waarin weinig vleesch
wordt verwerkt, grootere hoeveelheden be
schikbaar te stellen.
Zij, die zich van
heden af voor 3
maanden op ons
blad abonneeren
ontvangen de tot
10ctober a.s. ver
schijnende num
mers GRATIS
HET DRAGEN VAN KSIGNES EN
0NDERSCHE1D1NGSTEEKENEN
DOOR AMBTENAREN.
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd
van het departement van binnenlandsche
zaken heeft bepaald, dat ambtenax;en in
dienst of bij gekleed gaan in uniform
voortaan geen enkel ander insigne of on-
dex'scheidingsteeken meer mogen dragen
dan die welke van regeeringswege zijn ver
strekt of voorgeschreven. Dit verbod geldt
eveneens ten aanzien van vreemde orde-
teekenen, afkomstig van mogendheden,
v/aax'mede het Duitsche rijk in oorlog is.
Het verbod geldt niet voor Nederlaxxdsche
ordeteekenexx.
De houding van de bevolking
bij luchtalarm.
Den laatstexx tijd is in verschillende ge
meenten het signaal „luchtalarm" gegeven
door gebruikmaking der sirenes.
In verband daarmede heeft de bevelheb
ber der ordepolitie er op gewezen, dat
daarbij herhaaldelijk is gebleken, dat het
meerendeel der automobilisten, koetsiers,
wielrijders en voetgangers geen notitie ge
nomen heeft van het „luchtalarm"-signaal
en op straat gebleven is,
In de toekomst zal, nadat de „luft-
schutzwarnzentralen" weer in bedrijf zul
len zijn gesteld, alleen door sirenes ge
alarmeerd worden, wanneer werkelijk ge
vaar dreigt.
Daarom is het dringend noodig, dat van
de bevolking de strengste luchtbescher--
mingsdiscipline geëischt wordt.
Met het oog hierop heeft de secretaris
generaal van het departement van bin-
neplandsche zaken in een circulaire aan de
burgemeesters er op gewezen, dat bij
luchtalarm straten en pleinen onder alle
omstandigheden ontruimd moeten worden,
voor welke ontruiming alleen de Neder-
landsche politie verantwoordelijk is.
De besprekingen van den
- Japanscben gevolmachtigde in
Ned.-Indië.
Het Japansche agentschap Domei meldt
uit Batavia, dat de leider van de Japansche
delegatie Kobayasji, die op 12 September-
in Batavia is aangekomen, een onderhoud
heeft gehad met den gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië. Het blad Asahi
meldt, dat Kobayasji beraadslaagd heeft
met den Japanschen consul-generaal te
Batavia en met een der directeuren van het
concern Mitsoei. Volgens dit blad is
Kobayasji grondig van den toestand in Ne-
derlandsch-Indië op dé hoogte gebracht.
Op grond van deze beraadslaging werd be
sloten, dat bij de onderhandelingen met de
autoriteiten van Nederlandsch-Indië de uit
wisseling van materiaal en goederen e.a.
besproken zal worden.
door
JOBNSTON Mc.OULLEY
3D,
De tram stopte op een donkeren straat
hoek en de beide door "Warwik achter
volgde mannen stapten uit en slenterden
langzaam de straat op, als hadden ze den
heelen nacht nog niets anders gedaan.
[Warwik liet den chauffeur stoppen, be
taalde en ging, met zijn kraag omhoog,
dé beide mannen achterna. Hij had ver
wacht, de aandacht te trekken en be
merkte al spoedig, dat dit dan ook het
geval was. Maar hij vervolgde rustig zijn
weg als voelde hij zich in die buurt vol
komen thuis en op zijn gemak. Missehien
dachten sommigen, die hem zagen gaan,
wel," dat hij een detective was die hier
een of ander spoor volgde. In elk geval
bleven de lui hem uit den weg en keken
ze hem slechts verwonderd en benieuwd
na.
De twee mannen bleven bedaard door-
loopen en maakten nu en dan een praatje
met voorbijgangers. Ze gingen geen enkel
kroegje of eethuis binnen. Ze bleven
voortdurend een eind van elkaar af loo
pen en schenen zich er niet van bewust,
dat ze gevolgd werden. Ongetwijfeld
meenden ze hem kwijtgeraakt te zijn op
hun vlucht, voordat ze in de tram waren
gestapt. Ze keken in geen geval om, of
ze wellicht nagegaan waren. Eindelijk
sloegen ze een zijstraat in en traden een
kroeg' binnen.
Warwik liep zoo gewoontjes mogelijk
voorbij en zag dat de mannen voor de
toonbank stonden te drinken. Hij stak de
straat over en liep langs den overkant
terug. Hij zag de mannen van de bar
weggaan en zich naar een achterlokaal
begeven. Achter de gelagkamer bevond
zich een smal zaaltje met afzonderlijke
hoekjes, die door smoezelige gordijnen
afgesloten 'konden worden. Warwik zag,
hoe ze aan een tafeltje in een hokje, dat
dicht bij de straat was, gingen zitten en
daar een druk gesprek begonnen.
In de gelagkamer bevond zich op dat
oogenblik niemand meer, maar Warwik
wist niet, of er nog' menschen in de hok
jes konden zitten. Hij ging naar een
steegje toe, dat langs het huis liep, en
vond daar een deur, die, naar hij ver
moedde, toegang tot het achter-zaaltje ge
ven moest. Voorzichtig duwde hij die deur
open. Het kwam uit, zooals hij verwacht
had. Vlug stapte hij in het hokje naast
die deur en bleef daar wachten, tot hij er-
zeker van was, dat er zich in het neven-
gelegen hokje niemand bevond. Daarna
sloop hij daar binnen.
Op die wijze wist hij ongemerkt verder
te komen, tot in het hokje naast dat,
waarin zich de beide mannen bevonden.
Tegenover dat Hokje stond een tafeltje,
waaraan vier mannen zaten. Ze waren
binnengekomen in den tijd, dat Warwik
naar de achterdeur geloopen w.as en za
ten nu, ieder met een glas voor zich, druk
'te praten. Na zich er-van vergewist te
hebben, dat ze hem in zijn hokje niet
konden zien, ging Warwik dicht tegen het
tussclrenschot aanzitten en trachtte af te
luisteren wat er in het nevengelegen hok
je besproken werd.
„We moeten het zaakje hier liever niet
bekgken," zei een der mannen. „Laten
we wachten tot we thuis zijn. We hebben
een pakje bankbiljetten en juweelen, dat
staat in elk geval vast."
„Maar wat zou dat voor rommel zijn!"
vroeg de andere. Warwik had een kier
tusschen de planken van het beschot ge
vonden en tuurde daar nu doorheen. De
kleine man had de papieren uit zijn zak
gehaald en liet ze aan zijn makker zien.
„Nou, laat eens kijken."
De man maakte het touwtje los, dat
om de documenten zat. Hij keek de pa
pieren in.
„Ik denk niet, dat die veel waard zijn,"
zei hij. „Ik dacht dat het aandeelen of
zoo zouden zijn, maar dat is het geval
niet."
„Wat zijn het dan voor papieren?"
„Hier is een brief en een lijst met ef
fecten, en dit is naar 't schijnt een soort
contract. Misschien wat waard voor den
eigenaar, maar in g'een geval voor ons.
Niks dan scheurpapier, denk ik zoo."
„Ik had gedacht, dat we er wat aan
zouden hebben," zei de andere man.
„Waarom zou die kerel ze anders mee
genomen heben?"
„Hij heeft ze gewoonweg in donker
meegepakt, denk ik. Hij zal net gedacht
hebben als wijdat het effecten wa
ren of iets dergelijks."
„Klets! Hij had toch een lantaarntje
bij zich. Je kunt er op rekenen, dat hij
ze goed bekeken heeft. Die kerel is een
slimmerik, wat ik je zeg. Ik heb zoo'n
idee dat ze hem heel wat geld waard
zijn."
„Ik snap niet, waarom."
„Bekijk ze nog eens goed. We mogen
geen kansje verloren laten gaan."
„Hier heb je een brief van een vent,
die Pelkingham heet," zei de ander.
„Daarin staat, dat 'n zekere George het
vermogen moet beheeren en aan den jon
gen overgeven. Maar wie dat is, staat er-
niet bij. Ik kan me niet voorstellen, dat
daar geld voor ons in kan zitten."
„Maar die knul moet toch een reden
gehad hebben om die papieren weg te
halen."
„Och, hij daclit natuurlijk, dat het ef
fecten waren,"
„Misschien doen we toch het beste, ze
te bewaren en te zien, of er nog wat uit
kan. komen."
„Nou, dat kan geen kwaad. Maar dan
mogen we ze wel goed wegstoppen.Als
een smeris ze zou vinden, kon hij wel
eens lastige dingen vragen en willen we
ten, hoe we er aan kwamen. Begrijp je?
Ik houd er niet van, onvoorzichtig te
zijn."
„Laten we ze op de kamer onder den
vloer verstoppen."
„Ja, dat zou wel kunnen," stemde de
ander toe.
Warwik had hen door de kier gadege
slagen en afgeluisterd. Daardoor had hij
niet gezien, wat buiten het hokje gebeurd
was. Van de vier mannen aan "het tafel
tje was er één, 'n jonge man, die wat
beschaafder' scheen dan de rest, al droeg
hij ook sjofele ltleeren. Onder het gesprek
over de papieren waren de twee schur
ken in het hokje luider ga$n praten en
de jonge man had zich zoover achterover
gebogen, dat hij tusschen de gordijnen
door in dat hokje kon gluren. Hij zag,
hoe ze de papieren nakeken en hoorde
bijna liet geheele gesprek. Op zijn gelaat
vertoonde zich een uitdrukking van ver
bazing. Hij schonk geen aandacht meer
aan zijn drie kameraden, die hun gesprek
rustig voortzetten. Hij bestelde nog meer-
drank en bleef het hokje zorgvuldig in de
gaten houden. Warwik zag daar niets
van. Hij zag alleen, dat de man, die de
papieren te voorschijn had gehaald, ze
weer opvouwde en met het touwtje dicht
bond. Daarna stak hij ze in zijn jaszak.
„Kom, laten we opstappen en naar huis
gaan," zei hij tegen den ander. „Ik denk,
dat we voldoende alibi hebben. De buit .is
niet zoo vet, als we dachten, maar kan
er toch mee door. Beter dan niks. En als
die papieren nog eens wat waard moch
ten blijken, dan des te beter."
John Warwik was blij, dat ze naar een
of andere kamer gingen. Hij had lien
reeds dadelijk willen aanpakken, maar-
wist, dat hij in die kroeg weinig kans op
succes zou hebben. Maakte hij te veel
herrie, dan zou de politie er bij komen
en Warwik wilde in geen enkel geval de
politie er in mengen.
De beide mannen verlieten hun hokje
en begaven zich naar de voordeur, dron
ken nog wat aan de bar en maakten een
praatje met den kroeghouder. Warwik
verliet het zaaltje,door van het eene
hokje in het volgende te sluipen, net zoo
als hij gekomen was. Hij haastte zich het
smerige steegje door naar de straat, waar-
hij de voordeur in het oog kon houden.
Na een poosje kwamen beide mannen
naar buiten en Warwik kon hen onge
merkt volgen. Dicht achter hem aan
.volgde ook de jonge man, die met de
drie anderen aan het tafeltje gezeten
had. Hij merkte Warwik niet op en zag
alleen de twee mannen, die een eind voor
hem uit gingen. Hij liep met gebalde
vuisten en .voorover gebogen hoofd. Hij
keek heel dreigend. Twee zijstraten verder
op gingen de twee mannen een steegje
in en traden door- een zijdeur een ar
moedig kosthuis binnen. Het huis had
slechts twee verdiepingen. Daar was War
wik blij om, want nu zou hij de beide
mannen, als ze eenmaal binnen waren,
gemakkelijker kunnen vinden.
XVIL
Het onverwachte,
In een donkeren hoek gedoken, tuurde
Warwik naar de openstaande deur, waar
door* de beide mannen naar binnen waren
gegaan. Hij had hen een andere deur
open zien doen en bij het licht, dat daar
doorheen viel, kon hij een trap naar bo
ven onderscheiden. Voordat de tweede
man de deur achter- zich dicht gedaan
had. was de andere de trap reeds ^opge
gaan. Daaruit begreep Warwik, dat ze
zich naar de bovenverdieping begaven.
i(Wordt vervolgd.)]