Een huis in een boom. Jullie hebt allemaal wel eens gehoord van het verhaaltje van Jas, Bas en Kas, de drie ondeugende broertjes die door een kabouter werden meegenomen in een holle boom. Dat zo'n holle boom inplaats van kabouters ook mensen kan herbergen zal wel minder bekend zijn. Toch is het zo. In Australië, waar men nog echte woudreu zen aantrèffen kan, richt men zo'n reus achtige holle stam wel eens als woning in. Wij hoorden verhalen van een jager, in Cumberland Valley, die uit de stam van een eucalyptusboom zijn blokhut bouwde. De storm had de kruin van die boom weg gerukt voor hij deze als zijn woonplaats inrichtte. Daarom maakte hij een dak van takken en twijgen. Ook vair binnen moest het huis in orde worden gemaakt. Geen nood Hout is er in een Australisch woud in overvloed en de jager die blijkbaar een handig man was, maakte zich alras een bank, een tafel en een kast Hij sliep heel behagelyk op een bed van gedroogde bladeren en leschte zijn dorst met het regenwater dat hij in zijn zelfgemaakte regenton opving. Wanneer je denkt dat de jager een eer biedwaardige kluizenaar was die de we reld trachtte te vergeten dan vergis je je toch. Tot de weinige voorwerpen in zijn huis, die hij niet zelf gemaakt had, behoorde ook een radiotoestel waardoor hij, wanneer hij daar lust toe gevoelde, met de be schaafde wereld in contact kon komen. Dat moet een zonderling gehoor geweest zijn, radiomuziek in het stille oerwoud Een enkele maal ging de man wel eens naar de bewoonde wereld terug om er huiden te verkopen en voor het geld enkele bruikbare dingen voor zijn huis aan te schaffen. Dan keerde hij tevreden, met zijn nieuw verworven schatten naar zijn huis terug. Het .beviel hem erg goed in zijn zonderling, eenzaam huis. Er schijnen in Australië meer van der gelijke kluizenaars te leven. Meestal zijn het jagers die dan dicht bij hun jachtter rein wonen. Wetenswaardigs. Vorstelijke belooningen. In de oudheid was de betrekking van lijfarts van den koning stellig geen ge makkelijk -baantje. Hij was gedwongen zijn vorst overal te volgen, in de allereerste plaats in de oorlog. Ook bij feestmaaltijden mocht hij niet ontbreken. Met den voorproever, die alle spijzen en dranken eerst moest keu ren, was hij er verantwoordelijk voor dat de maaltijd zijn heer en meester goed be kwam. En, o wee, als dat niet het geval was. Het is te begrijpen' dat zijn salaris zeer hoog was. De Romeinse keizer Claudius, die altijd bang was dat zijn vijanden aan slagen op hem zouden plegen, gaf zijn lijf arts zeventig duizend gulden per jaar en een ander Romeins keizer, die zich eens klaps onwel voelde, en die door een haas tig geroepen dokter genezen werd, schonk zijn redder uit dankbaarheid voor dat ène bezoek twintig duizend gulden. Dit is echter nog niet het hoogste sala ris dat aan een dokter werd gegeven. D&t ontving de geleerde bisschop Peter van Ainspach, die bij toeval in Rome aan kwam, toen paus Clemens V door de dok toren was opgegeven. Peter van Ainspach, die ook geneeskundige onderzoekingen had gedaan, wist de. paus te genezen, die hem uit dankbaarheid het aartsbisdom Mainz schonk. Ook in later eeuwen werden vaak echt „vorstelijke" salarissen betaald. Van den lijfarts van een der kaliefen van Bagdad bijvoorbeeld is bekend, dat hij, toen hij zijn meester had genezen, zó'n grote belo ning kreeg, dat hij uit blijdschap een feest maaltijd voor vijfduizend gasten aan richtte. Ook Katharina de Grote was erg vrij gevig. Dat ondervond de Engelsche arts Thomas Binsdale, dien zij naar Rusland had ontboden om haar en haar gezin tegen pokken in te enten. Na zeven inentingen met góed gevolg verricht te hebben, kon hrj weer naar Londen terugkeren met vijf tigduizend gulden en een uitgestrekt land goed in een van de mooiste streken van het Russische rijk. Vreemder nog dan deze beloningen aan artsen, die door hun bekwaamheid hun patiënten redden, schijnt ons de milde gift van Jozef de Tweede van Oostenrijk. De keizer, die zwaar ziek was, liet de Franse arts Guérin ontbieden, maar deze moest zijn patiënt meedelen dat zijn kunde niet meer mocht baten. Een week later, na den dood van den vorst, bleek dat deze den openhartigen arts in zijn testament had bedacht met een gift van honderdduizend gulden, terwijl hij hem tevens in de adelstand had ver heven. Welke kaarsen branden langer-, waskaar sen of vetkaarsen? •jEtyicoi uapuuifl az uaptaq uba iraaj) ïSutssotdo RAADSELS EN MOPPEN. Ik ben een. stel herenkleding; draai mij om en ik wox-d veel door boerinnen of ook wel door monniken gedragen. Oplossing; pak-kap. Ik ben een vreemd woord voor „wereld reiziger" en tel 12 letters. 1, 12, 3, 10 is een onderaardse ruimte. 6, 5, 11, 7, om boten waterdicht te maken. 4, 8, 3, 9, een vaartuig. 4, 11, 2 vind je aan de huisdeur. '}ooq '.199} '}o.iS 'j9}}o.i}aqoiS Smssogïo qaq Met h ben ik een viervoetig dier met m ben ik een rivier met b de eerste op elk gebied met k lusten sommigen mij niet! 'scarf 'sBuq 'sbbjt 'sBBq 3u;sso[do Waarmee begint de rook en waarmee ein digt het vuur? U J9}}91 9p }9H tSuissojdo Hoe schrijft men sterk water met twee letters 'sfi tSutssoido Wanneer staat de molenaar zonder hoofd in zijn molen? uafour ap we a jajsua a }aq }in fiq jssuubm Suissojdo Waarom dragen de Volendamse vrouwen 's Zondags bloedkoralen •spsq XBBq uio 3 u t s s o i d o 'k Bied iedereen een rustplaats aan Zelf echter blijf ik altijd staan. -190}s aa :SDisso]do Vondel heeft een groote Jan van Schaffelaar een kleine De vissen hebben er allemaal één Maar de katten hebben er nooit een. M ap :3irtssoido Ik ben een viervoetig dier dat je in Afrika vindt. Als je mijn derde letter verandert, wordt ik een specerij. Ik tel zes letters. qaauBii 'iaauiB>[ :Stnssoido Welke ring kun je eten? 1 •SuT.iBq :Sutsso[dö HET A.B.C. SPEL. Bij het spel begint een van de spelers een bepaald aantal vragen te stellen aan zijn buurman, die elk van zijn antwoorden met een bepaalde letter moet beginnen. Is_de A aan de beurt, dan wordt bijvoor beeld op de vraag „Hoe heet je?" geant woord „Adriaan". „Waar ga je heen?" luidt de volgende vraag. „Amsterdam". „En vanwaar kom je?" „Alkmaar". Zo gaat het door, net zolang tot het vooraf vastgestelde aantal vragen beant woord is. Wie te lang aarzelt met zijn antwoord of zich vergist moet een pand betalen. Als iemand ondervraagd is, mag hij op zijn beurt vragen stellen aan zijn buurman, tot iedereen zijn beurt heeft gehad. Steeds wordt de volgende letter van het alphabet genomen, met uitzondering na tuurlijk van erg moeilijke als de q, de x en de y. Up wacht'm de Tegen Kinderbijooegsel pan de frou. Seeumsehe Courant DE GROTE TREK. Het is nu al meer dan een eeuw geleden, dat de Grote Trek, waaraan de staten Oranje Vrijstaat en Transvaal hun ont staan dankten, plaats vond. Op school leerden jullie natuurlijk tij dens de geschiedenisles wel de beroemd geworden namen van Potgieter, Piet Re- tief en Pretorius, en de jaz-en, waarin zij leefden daar behoef ik eigenlijk niet veel van te vertellen. Het leek mij interessant om naast de bekende feiten uit het geschiedenisboek eens iets te vertellen over de moeilijkheden en gevaren waaraan de trekkers bloot stonden gevaren waaraan zij dapper het hoofd boden en die tenslotte door hen werden overwonnen. Jullie weet waarschijnlijk allen wel hoe het kwam, dat de trekkers wegtrok ken uit dc oude Kaapkolonie. Nederland had de Kaapkolonie aan Engeland moeten afstaan en de boeren hadden zich aan de Engelse wetten moeten onderwerpen. Dat was niet altijd even gemakkelijk, want die wetten werden in het verre Europa ge maakt en de toepassing ervan bleek niet altijd geschikt voor uitvoering in Afrika. Het waren vooral die moeilijkheden, die de Boeren deden besluiten om have en goed te verlaten en om in het onherberg zame binnenland van Afrika een nieuw leven te beginnen. Het staat er eenvoudig genoeg, doch wat een grote moed en vastberadenheid moet er voor nodig geweest zijn, om door te dringen in een binnenland, bevolkt door wilde stammen, die den vreemdeling maar ongaarne in hun gebied, waar bovendien nog nooit een blanke was binnengedron gen, zagen komen. Om dat grote avontuur te wagen, sloten zich verschillende families bij elkaar aan om elkaar in tijden van nood met raad en daad bijstand te kunnen verleenen. Van hun vervoermiddelen hebben jullie natuurlijk allemaal wel eens gehoord. Dat waren de bekende huifkarren, door ossen getrokken. In die wagens huisde men ze waren in de plaats gekomen van de hechte, goed beschermde hoeven aan de Kaap. Met dat rijdend huis trok men de eindeloze onge baande wegen langs, onder het onbarm hartig branden van de Afrikaanse zon. Een onafzienbare karavaan, soms van een dertig, veertig families trok met vrouwen en kinderen iir de wagens, „dienstvolk" en vee het onbekende land tegemoet. Gewapende mannen vergezelden de ka ravaan te paard en waakten voor de vei ligheid van de vrouwen en kinderen. Wanneer zo'n trek op weg ging, werden zoveel mogelijk levensmiddelen meegeno men. De Boeren moesten heel zuinig leven, daar men de eerste tijd geen hoop mocht koesteren om de voorraden weer aan te vullen. Vair koffie, thee, suiker en meel werd alleen bij feestelijke gelegenheden wat ge bruikt. De kleren werden door de vrouwen zorgvuldig hersteld, want voor nieuwe kleren was de stof al gauw verbruikt. Zo kon het gebeuren dat die kleren, hoewel proper- en heel, er toch wel wat zonderling uit ging zien, want zij werden versteld met de stof, die de vrouwen tot hun be schikking hadden en die soms wel eens erg in kleur van het verstelde kledingstuk afweek. Ook de naalden en het garen waren zulke kostbare bezittingen, dat de vrou wen het garen weer- zorgvuldig uit de versleten kleren tornden, om het de vol gende keer weer te kunnen gebruiken. Wanneer een naald brak, dan gooide men die niet weg, neen, met eindeloos geduld sleep men er op een steen een nieuwe punt aan, al was die dan wat grover. Geen wonder' dat de kinderen, die hun ouders op die gevaarvolle, moeilijke tocht vergezelden, al vroeg flink leerden mee helpen. Meisjes van zes, zeven jaar leerden al met de naald omgaan en de maaltijden be reiden, terwijl de jongens vader behulp zaam waren bij de verzorging van het vee. De jongens leerden al heel gauw paard reden en schieten, wat elke rechtgeaarde jonge boer kunnen moest om aan de kost te komen, want de maaltijden hadden ge durende de reis maar weinig variatie. Een oude voortrekker vertelde hoe men voor- ontbijt, koffiedrinken en avondeten niets anders dan vlees at, het enige voed sel, dat in de wildernis gemakkelijk te verkrijgen was. Men kocht wel eens wat miliesmeel van de kafferstammen uit het binnenland, maar die waren onze Boeren niet altijd even goed gezind. Om zich tegen de gevaren van de wil dernis en de aanvallen van de kaffers te beschermen, maakte men van de huifkar ren een cirkelvormig wagenkamp, dat als een ring aaneensloot. Zo'n ring verkreeg men door de disselbomen van elite wagen onder de bodemplanken van zijn voorgan ger te schuiven. De mensen en rijpaarden waren binnen het kamp veilig beschermd voor de nacht. Er bleven altijd enige mannen de wacht houden en zo konden de overigen gerust gaan slapen. Alles wat men nodig had, hetzij wagens, kleding, speelgoed of kogels, moest men zelf maken. De mannen bouwden hun eigen wagens en de jongens leerden liet al vroeg van hun vaders. Wat er ook stuk was aan de wagens, zjj konden het zelf herstellen. Ook de kogels, nodig voor de jacht eji de bescherming van het kamp goten zij zelf van lood en tin. en vulden zij uit het kostbare vaatje kruit, uit het vaderland meegebracht. Het speelgoed van de kleine meisjes be stond hoofdzakelijk uit zelfgemaakte pop pen. Die werden uit oude lappen genaaid, kregen stokjes als benen en gras voor vul ling. Het gezichtje werd op de lappen ge tekend. Eindelijk waren de kafferstammen, die het onze Boereu zo moeilijk gemaakt had den om hun nieuwe land vredig te be bouwen, verslagen en tot onderhandelen bereid. De rust keerde terug en de Boeren kon den hun oorspronkelijk doel het stichten van nieuwe hofsteden, waarop zij veilig en vreedzaam met hun families werken kon den. verwezenlijken, daar ver weg van de oude kolonie, geheel onafhankelijk, onder eigen bestuur. Onder deze voortrekkers waren Potgie ter en zijn mannen. Zij trokken verder tot diep in het tegenwoordige Transvaal. Het Kaffer-opperhoofd, dat daar regeerde, was een verstandig én vredelievend man, die wel voor onderhandelingen te vinden was. Hij stond aan Potgieter en de zijnen een vruchtbare strook grond af, waarop al spoedig de nieuwe hoeven verrezen. Het eerste dorp dat daar- gesticht werd, noem de men Potchefstroom. Nu men eenmaal gevestigd was, werd alras een eigen bestuur gekozen met Pot gieter aan het hoofd. Het waren Potgieter en zijn mannen, die toen een grondwet van negen-en-dertig ar tikelen samenstelden, dezelfde grondwet, die later, eenigszins gewijzigd, de grond wet van Transvaal zou worden. Zoo ontstond een nieuw land, waar de Boeren ondanks tegenslag en moeilijkhe den toch een nieuw bestaan opbouwden. Daar, in het verre Afrika, leven ze nog op hun uitgestrekte boerderijen, en tot op deze dag spreken zij ongeveer- dezelfde taal als wij het Afrikaans. OM TE ONTHOUDEN. De later zo beroemd geworden Benjamin Franklin ging, toen hij achttien jaar was, op zoek bij Mr. Marther, een vriend van zijn vader. Deze was erg aardig voor hem en bracht hem, toen hij weer naar huis moest, langs een kortere weg thuis. Ze gingen een poortje door dat zo laag was dat een volwassen mens zich moest buk ken, wilde hij niet zijn hoofd stoten. „Bukken! Bukken!" riep Mr. Marther uit, maar Benjamin had zijn hoofd al gestoten. „Je moet maar veel aan dit ongelukje denken", zei Mr. Marther, „je bent nog jong en zorg er in je leven voor dat je veel bukt, dan zullen je vele tegenspoeden gespaard blijven." Deze woorden maakten zo'n diepe indruk op Benjamin dat hij ze zich nog herinner de, toen hij 80 jaar was, en dit grapje aan den zoon van meneer Marther vertelde. „Ik heb die goede raad van je vader steeds onthouden", zei hij en hem dikwijls toege past. Ik moet er nog steeds aan denken als ik zie dat iemand door trotsheid en eigen waan ongelukkig wordt." 'k Ben kort of lang, 'k ben laag of hoog, 'k Ben smal of breed, nu nat dan droog, Wil je me zien'k lig voor je huis. •Sa M op ifuissojdo Glasblazen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 12