m m m m mm KORTE PREDICATIE Tijdens een bomaanval van Engelsclie vliegers op Amersfoort moest een dichtbevolkte woonwijk het ontgelden. Een woning werd getroffen, waarbij vijf personen om het leven kwamen. Bollen naast boonen. In verband met de ueperking van de bloembollencultuur is een groot gedeelte van de bollenvelden omgewerkt voor andere landbouwproducten. Boonen plukken naast een veld gladiolen. DE TREURENDEN. Wij hebben er recht op te treuren en gillen dit voorrecht behouden. „ZALIG DIE TREUREN, WANT ZIJ ZULLEN VERTROOST WORDEN". Aan den troost kunnen wij zienj welk treuren Jezus bedoelt. De Zaligsprekin gen zijn de inzet van een geweldige pre diking van het Koninkrijk Gods. Laten wij de Bergrede toch niet versmallen tot een reeks voorschriftenhoe men goed Leven 'moet. Hier klinkt een geluid, dat alleen zij verstaan, die verlangen naar Gods Rijk. Dat is nietwij uit de wereld weg naar het Vaderhuis, maar de wereld het Vaderhuis. In Israël wasstaande uit drukking voor dit komende Messiasrijk De Vertroosting. De treurenden van de Zaligspreking zijn dus zij, die zich met het Koninkrijk laten troosten, waar God zal zijn alles in allen. Zalige, dat is ge lukkige, treurenden zijn dus zij, die leed dragen omdat God hier niet in allen alles is, die iets zeer missenzij missen God. Gelukkige treurenden. Wanneer ons persoonlijk leed niet wordt opgeheven tot dit treuren, dan blijft het zelfbeklag. Wanneer ons leed om de wereld niet stijgt tot dit treuren, dan blijft het opstandig heid. Wij hebben recht op dit treuren. Zoo treurde Paulus, omdat hij hier nog zon daar bleef„ik ellendig menscli...." Zoo leed hij om zijn afvallig volk en wilde zelf wel verloren gaan, kon hij daarmee zijn volk maar redden. Doch als hij tot op het Koninkrijk denkt, begint hij te lachen door zijn tranen heen, omdat het komen zal. Wie lijdt in deze bittere dagen, om zichzelf en om de wereld, hoore Christus zeggen Zalig zijt ge, want het Godsrijk komtGelukkige treurenden, is het niet dwaas Maar dank, Christus, voor die dwaasheid, aan wijzen verborgen, aan kinderen geopenbaard, van Uw Rijk, waar de almachtige God, dm. alle tranen te drogen, zal rondgaan met een zakdoek. F. Zeeuwsche Kroniek I>E WESTKAPPELSOHEDIJK. 1540—1940. ni (Slot). Vooral in de waterbouwkunde is de on dervinding de beste leermeesteres. In den loop der tijden is er dan ook in de oever verdediging van den Westkappelschen zee dijk verandering gekomen. In 't vorige artikel zagen wij, dat reeds zeer vroeg rijsbeslag en krammatten werden gebruikt. Van dit materiaal was er dus veel noodig. Het polderbestuur stelde een dijkwachter aan, die toezicht moest houden op het rijs hout, stroo en ander materiaal, dat in groote hoeveelheden was opgeslagen. De dijkwachter werd te Westkapelle de Roo-roo genoemd. Deze naam is afkomstig van den naam Roode Roe. Feitelijk was deze vóór de 19de eeuw een ambtenaar van den Polder Walcheren, die voor de veiligheid op 't platteland moest zorgen. Vanwege de regelmatig terugkomende hooge kosten werd het rijsbeslag ingekrom pen en vervangen door steenglooiïng. Deze was niet minder duur, maar wel duurzamer. De overgang geschiedde echter langzaam. Later, vooral na 1S82, werd de oude steen- glooiing vervangen door bazaltglooiïng. Ofschoon een groote verbetering, is het nog geen afdoend middel. Bij stormweer worden bazaltsteenen van een paar hon derd kilo gewicht met gemak uit den dijk geslagen. In het begin dezer eeuw heeft men proeven genomen met betonbedekking. Die hebben niet voldaan, daar beton door de met elk getij meegevoerde steenen te veel afslijt. Het kunstmatig verharde beton moet het afleggen tegen de natuurharde bazalt. Daarom wordt tot heden toe bijna elk jaar betonbedekking door bazalt glooiïng vervangen. Het staketwerk werd in de 18de eeuw ook spaarzamer aangebracht, daar de palen hevig te lijden kregen van de paalworm. Omstreeks 1730 had dit bijzonder schade lijk diertje zich aan onze kusten vertoond en vernietigde in korten tijd de dure houten zeewering. Door de palen te beslaan met korte spijkers met groote platte koppen kon men de paalwormen uit het hout hou den. Dit was een buitengewoon duur middel, dat tot in het laatste kwart der vorige eeuw werd toegepast. Vanaf omstreeks 1885 is men begonnen de palen te creoso- teeren, dat veel goedkooper en even af doende is. Dat het onderhoud van den dijk aan het' polderbestuur geregeld groote offers vraagt, is te begrijpen. De onderhouds kosten bedroegen in den laatsten tijd ge regeld ongeveer 75000 per jaar. Voor de herstelling van stormschade werd jaarlijks bovendien nog 25000 uitgetrokken. Dit bedrag wordt bijna geregeld verbruikt. Alzoo totaal een jaarlijksche uitgave van ongeveer 100.000. De volksmond, welke gaarne overdrijft, zegt, dat met al de onderhoudskosten in den loop der tijden een dijk van massief zilver gelegd zou kunnen worden. Als wij dit edele metaal verwisselen met koper, dan zou het kunnen zijn, dat wij dichter bij de waarheid komen. De opzichters van den dijk hebben zich altijd gehouden aan het oude principe om „het wreet ende stuyr element met soetich- heyt te leyden". Daarom werd de buiten dijk meer dan eens overgehaald en de buitenglooiïng flauwer gemaakt. Ten laat ste werd alles één massale dijk, waarvan Tuinboonen naar Ieders smaak door MARTINE WITTOP-KONING. Het is met de tuinboonen zóó gesteld: öf men is er dol op óf men teekent ver zet aan tegen den sterk uitkomenden smaak' en bepaalt zich' liever tot de dop erwten of de capucijners, die in dit op zicht minder gedecideerd naar voren ko men. Voor de echte liefhebbers geldt vooral die bereidingswijze, waarbij de tuinboonen- smaak ten volle uitkomt en niet over- beerscht wordt door diverse toevoegsels: vlug gaar gekookt en in de schaal ver mengd met een klontje boter en wat fijn gehakt boonenkruid, of wel, doorelkaar geroerd met wat dobbelsteentjes gebak ken spek en het daarbij behoorende spek vet, zullen de tuinboonen dan het meest voldoen. In een gezin echter, waar de smaken verdeeld zijn, doet de huisvrouw beter met den boonensmaak te verzachten door de groente op te dienen met een melk- sausje en daardoor fijngesneden peterselie te mengen inplaats van boonenkruid. Voor vier personen zal voor dit sausje gebruikt worden: Vi 1. melk, 15 gr. (1}£ afgestreken eetlepel) aardappelmeel, 10 gr. afgestreken eetlepel) boter, 1 eet lepel fijngesneden peterselie, snuifje zout. De melk wordt met het zout aan de kook gebracht. Intusschen wordt het aardappelmeel met een klein scheutje koud water aangemengd en vervolgens onder voort-durend roeren in dc kokende melk gegoten; het sausje blijft even doorkoken tot het voldoende gebonden is en wordt afgemaakt met de boter en de peterselie. Een bereidingswijze, die vooral met suc ces kan worden toegepast op wat oudere tuinboonen, bestaat uit het vermengen van de gaai-gekookte boonen met een goed gebonden kaassaus, waarvan dan het dub bele wordt gerekend van de hoeveelheid, die voor melksaus werd vooi-geschi-even, Voor vier personen bestaat de saus dus uit: '41. melk, 30 gr. (3 afgestreken eet lepels) aardappelmeel, 20 gr. (1 afge streken eetlepel) boter, 100 gr. (1 ons) jonge of belegen kaas, snuifje zout. De saus wordt op dezelfde wijze als de melksaus bereid: ze wordt echter, zoo dra ze voldoende gebonden is, vermengd met de intusschen geraspte kaas. die in de warme saus nog even gelegenheid krijgt om te smelten. De saus wordt verder "af gemaakt met de boter en als het voor den smaak noodig is wat zout. Wat voedingswaarde betreft, kunnen de volgens het laatste recept bereide tuin boonen de toevoeging van de bij deze groente vaak gegeven ham best missen. de helling naar zee zóó angzaam is, dat men waant zich op een groot weiland te bevinden. Het gezicht der paalhoofden en het hooren der bruischende zee helpen ons echter spoedig uit den droom. Men zegt wel, dat het denkbeeld van den tegen- woordigen aanleg verschuldigd moet zijn aan een oud dijkwerker. Vroeger lag de rijweg overal beneden den dijk. Reeds vele jaren is er op de breede dijkhuizen een goed onderhouden schelpweg. De geheele dijk is thans ongeveer 4000 m. lang en ligt 5,25 m. boven de hoogwater- lijn. Bij de plattelandsbevolking van Wal cheren, die zich de dijk zeer hoog en de ligging van Middelburg zeer laag dacht, is de meening geweest, dat de kruin van den dijk even hoog lag als de (voormalige) wijzerplaten van den Langen Jan. Een dergelijke verkeerde gedachte heb ik vroeger wel eens in Zeeuwsch-Vlaanderen gehoord van den toren van 't laag liggende Groede en den drempel van het stadhuis te Oostburg. De Westkappelsche dijk is een voormuur van Walcheren en een sprekende getuigenis van overleg en volharding van het voor geslacht. Ruim 200 Westkappelaars verdienen thans geregeld hun brood aan den dijk. Het aantal ingeschrevenen als dijkwerker is echter veel grooter. Het recht om aan den dijk te mogen werken is overgegaan van vader op zoon. Alle ingeschrevenen hebben aanspraak op werk. Hoe lang zij er aan kunnen werken hangt af van het aantal personen, die zich aanmelden en van de grootte der werkzaamheden. Vele inge schrevenen zoeken eerst elders werk. Kun nen zij dit niet meer vinden, dan gaan zij naar den dijk. Hoe meer werk er aan den dijk is, hoe beter voor den Westkappelaars. Hij ver heugt zich daarom, als het eens goed stormt. Niet zelden moet moeder de vrouw voor dat blij vooruitzicht maar eens koeken bakken. Het dijkwerk is den Wèstkappelaar wel toevertrouwd. Van zijn jeugd af is hij er in geoefend. Toch geeft de dijk aan al de ingeschreven dijkwerkers niet voldoende werk. Velen zoeken daarom elders hun brood te ver dienen. Zij keeren echter 's avonds naar huis terug. Zij zijn te veel aan hun dorp gehecht. Door hun tongval, zeden en gewoonten en zelfs door hun kleeding en gelaats trekken onderscheiden de Westkappelaars zich van de overige Walchersche bevolking. In het midden dér vorige eeuw, toen er ongeveer 400 personen uitsluitend van den dijk moesten leven, was er vaak armoede, vooral als er weinig schade aan den dijk was. 's Winters, als er ook geen landwerk was, was het gebrek groot. Noode werden de kinderen uitgezonden om in de om liggende dorpen te gaan bedelen. De diaconie was niet in staat voldoende te helpen. Volgens de verantwoorde giften in de Middelburgsche Courant lieten vooral vele Middelburgers zich niet onbetuigd. In 1838 werd door de firma Salomon Co. een calicotweverij opgericht. Hier Werd door een aantal jongens en meisjes een tamelijk weekgeld verdiend. Toen in 1869 de fabriek gesloten werd,, was Westkapelle weder armer dan ooit. Vooral in den winter van 1886 op 1887 moet er veel ellende ge leden zijn. Gelukkig is Westkapelle thans niet minder welvarend dan de andere Wal chersche dorpen. R. B; J. d. M. Bevelan'se brieven. Den Baes is 't bokje. Dat gieng nie goed in dat uusouwen toen a Louw wee tuns 'ekomme was, -mee z'n vrouwe. Het viel nie mee, voe 'um nie en voe 'eur nie, om wee heiast te worren. naeda' ze jaerenlank d'r eigen baes 'ewist En Jewanna, z'n vrouwe, die begon mee te zeggen ,,a je dèt nie edaen dan waere me nooit zövarre 'ekomme", mae dat duurden nie lank, of ze zei ,,'t is joe schuld. Was bie je werk 'ebleve je te vee 'ooi op je vurke neemt, dan bréékt 'n". Zó ga et het allicht. As een mens wat anpakt om een cent te verdienen, of om veruut te kommen in de waereld, en het lokt, dan wordt 'n 'epreze, dan is 'n een vent. mae, lopt het mis. dan bin der gin woorden te slecht voe z'n. Louw was op de centen dat weet je die nie gauw genoegt. Ie een klein bedrief en ie 'ieuw uutstekend boek van Meie toet Meie. OuwerwetSe mensen zegge wel is-: "„dat möje nie doé-e, wan' dan ku' j'er nooit komme".,Het was waer k Louw z'n kasboek ofsloot; en ie trok de uutgaven van de ontvangsten of, dan zak ten z'n luppe op 't derde knóopsgat. En het gebeurden ok mèer as êens, dat 'n 't andersom most doe de ontvangsten van d' uutgaeven oftrokke. Ie begon te prakkezeeren en te zoeken om der wat bie te verdienen; ie zocht annex mee een groote bêesteköoper uut Olland of Brabant dat doet er niet toe en Louw die wier commissionnair en soms koopman voe z'n eigen. In 't èeste geval den zelft nie de minste risi co alleeneg z'n commissie op te strieken en in 't widde wou het toeval, dat 'n oltied stik gelokkig was. Ie was zodoende nogè. vee op de baene en dae knapten z'n memeur ok van op. Een vertrouwde knecht tuus, daer a ten oalles gerust an kon overlaete wien doe je wat? Op den duur was 'n zövarre gevorderd, dat 'n, voe 't vervoer van die bêesten, een vrachtauto an-'eschaft en een knecht derbie, om mee dien auto te rieën. Dat was 't toppunt van z'n voorspoed, en zö-a dikkels 't geval is het begun, eigeluk de öorzaeke, van z'n ondergank. Op een slechten ochtend most 'n nae' de mart in Rotterdam. Eêr k ten wiggieng, gaf 'n tuus z'n instructie's. Den ouwe knecht en den nieuwen, die moste nae de Poel om een paer beestjes. En, ie zei uutdrukkelik „mee paerd en waegen, 'öor niet mee den auto dat is nie vertrouwd". Ie dae zö'n apart hêestewaegentje voe. Mae toen k ie góed en wel uut 't zicht was, zei die nieuwe knecht„bè je gelt, me neme den auto, 'óor". En - dat baatten den anderen nie, oe k ten dat ok al ofraaiden „jongen, wees wiesder, doet het nie. Je kun nog mae pas saffêere. 't Is liek ten zeit't is nie vertrouwd". Die jongen lachten der om, ie kroop achter 't stuur, ie ree' den auto buten en ja toen most den ouwen van ermoe ok wel in- stappe. Het gieng best 'öor de beestjes liete d'r eigen makkelik vange, ze liepe zonder vee tegenspartelen in den auto en dae ree-e de êeren wee naer uus toe. Plezierig en wel. Maer oe kwaeme ze tuus Eêl en ongeschonde 'öor. Zö voe 't óoge was ter niks gebeux-d. Mae ze keke ofdè. ze een gêest 'ezien ze stienge te beven op d'r bêenen en kuste agauw gin woord uutbrienge. Dat k ze onderwegt achter- 'elaeten d, één bloed oaJ, dat zweefden oalmae voe d'r óogen. Dat kuste ze nie kwietraeke. Den ouwen Kees dröogden 't zwêet van z'n veur-'öod„jongen, jongen" zeit 'n, „wat je noe toch op je geweten de döod van een méns kaerel-lieve toch, wat een toestand". En Pauw, die kust z'n eigen niet mi goed-'ouwe ie begon te schreeuwen as een kind. Ze die man nie zömae laete ligge, dae waere andere ménsen vlakbie an 't werk, die wazze der dadelik bie 'ekomme van selft één om den dokter, één om de vel'-wachter en één nae z'n uus mee de wete. Ja, 't was effenof de wete. Ze 'aelden den dokter, mae nie omdat er nog 'ope op beterschap was. De man was uut den tied dat kon een ieder zie-e. Mee de vel-'wachter was dat wat anders. Dat wier een pelisiezaak: onderzoek, ge- tugever'oor,- Pauw most vóórkommc en wier veroordêeld. SCHAKEN REDACTEUR J. M. MULLIfi. N.V. Uitgeversmaatschappij „De Tijd stroom" te Lochern zond ons de eerste aflevering toe, van een vertaling door rar. G. C. A. Oskam, van een verzameling partijen van dl-. A. Aljechin, ooi-spronkelijk in het Engelsch verschenen onder den titel „My best games" n (19241937). Wie van de partijen van den wereld kampioen houdt, en wij durven beweren, dat dit met iederen schaker het geval is, zal zeer verheugd zijn met deze uitgaaf. Partijen welke men tot heden in Duitsche, Engelsche of Fransche uitgaven moest zoeken, zijn thans binnen het bereik van eiken Nederlandschen schaker. De uitgaaf geschiedt in afleveringen. In totaal zullen er zoo 21 afleveringen verschijnen. Men is dan in het bezit van 120 partijen van Aljechin, door hem zelf voorzien van glasheldere analyses. Na ontvangst van verdere afleveringen hopen wij op dit werk nog terug te ko men. Thans een partij uit dit eerste deeltje Wit R. Réti. Zwartdr. A. Aljechin. Koningsfianchetto. Wedstrijd te Baden-Baden 1925. I. g2g3 e7e5 2. Pgl—f3. Een ex periment, dat Réti na deze partij nooit herhaald heeft. 2eö—e4 3. Pf3—d4 d7— d5. Zwart is tevreden met een vrije ontwik keling van zijn stukken en ongeveer ge lijke vooruitzichten voor het middenspel. Maar hij had meer kunnen hebben, door 3c5. 4. Pb3 c4. 5. Pd4 Lc5. 6. c3 Pc6 waarmee wit's „ontwikkeling" ad absurdum geleid zou zijn. 4. d2—d3 e4Xd3 5. DdlX<13 PgS—f6 6. Lflg2 Lf8b4+ Om tot eiken prijs zoo snel mogelijk alle stukken in actie te brengen. Maa. heden ten dage zou ik meer gedacht hebben aan de beveiliging van de zwarte velden in mijn stelling, en daarom den nu volgenden ruil der raads- heeren hebben vermeden. 7. Lel—d2 Lb4Xd2+ 8. PblXd2 0—0 9. c2c4 afgezien van zijn excentrieken eersten zet, speelt Réti de opening zeer goed zwart zou er ganschelijk geen voor deel by hebben 9c5 te spelen, we gens 10. Pb3 dreigende zoowel 11. Pc5 als 11. cd5 9Pb8a6 10. c4Xd5 Pa6—b4 II. Dd3—c4 Pb4Xd5 12. Pd2b3 c7—c6 13. 0—0 Tf8e8 14. Tfl—dl Lc8—g4 15. Tdld2 Dd8—c8 16. Pb3—c5 Lg4—h3 17. Lg2f3 Lh3—g4 18. Lf3—g2 Lg4—h3 19. Lg2f; Lh3—g4 20. Lf3—hl h7—h5 om door ruil van dezen pion het veld g3 te verzwakken. 21. b2b4 a7a6 22. Tal—cl h5—h4 23. a2—a4 h4Xg3 24. h2Xg3 Dc8—c7 25. b4b5 consequent, maar zeer ge waagd om het zacht uit te drukken. Door 25. e4 Pb6 26. Db3 Pbd7 etc. te spelen, kon wit de oogenblikkelijke dreigingen tegen zijn koning het hoofd bieden, maai de verstopping van de raadsheerdiagonaal zou tegelijk een eind maken.aan zijn ver- Dae zou 't noe mee uut kunne weze, mae nêe-e voe Louw begön 't noe. Die weduwe -bleef mee d'r twi kinders nie onverzurgd achter, wan' d'r man die z'n leven verzekerdik mêene bie 't Rijk. Dat was een bedrag van 'êel wat duzende guldens, dat k ze uut-'ekeerd kreeg. Mae toen gienge ze dat is uutpluze 'oe is die man an z'n einde 'ekomme Wat is de öorzaeke en wien? Pauw was de schuld en dae wier 'n voe 'estraft. Mae 't was gebeurd in z'n werk- tied in en deur z'n dienst voe Louw en een baes is verantwoordelik voe oal dat z'n werkvolk doet twint k 't in z'n dienst is. Louw wier an-'esproke voe dat bedrag en ofdat 'n noe 'óoge sprong of laege ie most betael". Dae gieng z'n leste cent mee è.n 'êel z'n moederlik erfdêel. Z'n boel wier verkocht en ie zat op de straete. Fi guurlijk gespmke. Ie weunden in een klein burger-uus en ie gin inkomsten. Mae dat 'k vlie weke k verteld. H. C. H. wachtingen op den anderen vleugel. 25a6X.b5 26. a4Xb5 Te8—eS De toren kan niet genomen worden we gens 27 Dg3 gevolgd door 28 Pe3 en wint ook moet wit iets doen tegen de dreiging 27 Tg3 27. Pd4f3 deze zet verliest geforceerd, zooals uit het vervolg blijkt. 27c6 X bö 28. Dc4Xb5 Pd5—c3 29. Db5Xb7 Dc7Xb7 30. Pc5Xb7 Pc3Xe2+ 31 Kglh2 zie diagram Stelling na 31 Kglh2. H p p P#|l i i is m n i® 1 a bede fgh 31 Pf6e4 Het zwarte kasteel kan nog steeds niet genomen worden, daar 32 fe3:? Pd2:! de kwaliteit zou winnen. 32. Telc4 betrekkelijk de beste verdedi ging. 32Pe4Xf2 33. Lhl—g2 Lg4—e6 34. Tc4c2 Pf2—g4+ 35. Kh2—h3 niet 35 Khl wegens 35 Tal-f- 35Pg4— e5+. 36. Kh3h2 Te3Xf3! 37.Td2Xe2 Pe5—g4+' 3 Kil2h.3 Pg4e3-j- 39. Kh3—h2 Ee3Xc2 40.Lg2Xf3 Pc2—d4 indien nu 41. Te3 of Tf2 dan 41 Pf3:+ 42. Tf3: Ld5.f (de pointe) met winst van een stuk. Zwart geeft op. We konden de analyses slechts gedeelte lijk geven met het oog op de plaatsruimte. UIT DEN ZUIVELHOEK. Moderne Sparfcanensoep. Hoewel een stevige soep gewoonlijk 's winters meer aftrek vindt dan 's zomers, kan een dergelijk gerecht zoo af en toe bijv. op een koelen dag toch ook in dit jaargetijde wel eens te pas komen. Voor den hoofdmaaltijd bereiden we de soep bij voorkeur van versche ingrediënten, terwijl een rest aardappelen en groente van den vorigen dag een lekker bordje soep ter aanvulling van den broodmaaltijd kan opleveren. We laten een recept volgen van voed zame groentesoep, die als maaltijd voor 4 personen kan dienst doen: Moderne spartanensoep (voor 4 personen) 1/2 kg. aardappelen, wat selderij of peterselie, 50 gr. (|/2 ons) boter, 1 pond worteltjes, 1 1. water, 200 gr. (2 ons) heiegen kaas, /2 pond uien of andere groente, 1. melk, 1 eetlepel zout. Maak de worteltjes en de uien schoon en snijd ze fijn. Laat de uien met de boter in een gesloten pan 10 min. zachtjes smoren. Doe er de worteltjes bij, de schoon geboende, doorgesneden aardappelen en de helft van het water. Laat dit aan de kook komen en zachtjes doorkoken tot de aardappelen gaar zijn. Stamp ze dan fijn en voeg het zout toe. Verdun de puree met de mellc en de rest van het water. Laat de soep nog even doorkoken en voeg dan fijn gehakte selderij of peterselie toe. Meng er vè.n het vuur de tevoren ge raspte kaas door. N.B. Voor het schoonboenen van aard appelen kan men uitstekend een panne spons gebruiken. LUCHTVERKEER NAAR NOORWEGEN WORDT HERVAT. Naar de Duitsche Lufthansa meedeelt, zal het luchtverkeer naar Noorwegen op 29 Juli hervat worden. De toestellen vlie gen op werkdagen in beide richtingen met tusschenlandingen te Kopenhagen,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 10