m
m m
m
mm
KORTE PREDICATIE
Tijdens een bomaanval van Engelsclie vliegers op Amersfoort
moest een dichtbevolkte woonwijk het ontgelden. Een woning
werd getroffen, waarbij vijf personen om het leven kwamen.
Bollen naast boonen. In verband met de ueperking van de
bloembollencultuur is een groot gedeelte van de bollenvelden
omgewerkt voor andere landbouwproducten. Boonen plukken
naast een veld gladiolen.
DE TREURENDEN.
Wij hebben er recht op te treuren en
gillen dit voorrecht behouden. „ZALIG
DIE TREUREN, WANT ZIJ ZULLEN
VERTROOST WORDEN".
Aan den troost kunnen wij zienj welk
treuren Jezus bedoelt. De Zaligsprekin
gen zijn de inzet van een geweldige pre
diking van het Koninkrijk Gods. Laten wij
de Bergrede toch niet versmallen tot een
reeks voorschriftenhoe men goed Leven
'moet. Hier klinkt een geluid, dat alleen
zij verstaan, die verlangen naar Gods
Rijk. Dat is nietwij uit de wereld weg
naar het Vaderhuis, maar de wereld het
Vaderhuis. In Israël wasstaande uit
drukking voor dit komende Messiasrijk
De Vertroosting. De treurenden van de
Zaligspreking zijn dus zij, die zich met
het Koninkrijk laten troosten, waar God
zal zijn alles in allen. Zalige, dat is ge
lukkige, treurenden zijn dus zij, die leed
dragen omdat God hier niet in allen alles
is, die iets zeer missenzij missen God.
Gelukkige treurenden. Wanneer ons
persoonlijk leed niet wordt opgeheven tot
dit treuren, dan blijft het zelfbeklag.
Wanneer ons leed om de wereld niet stijgt
tot dit treuren, dan blijft het opstandig
heid.
Wij hebben recht op dit treuren. Zoo
treurde Paulus, omdat hij hier nog zon
daar bleef„ik ellendig menscli...." Zoo
leed hij om zijn afvallig volk en wilde zelf
wel verloren gaan, kon hij daarmee zijn
volk maar redden. Doch als hij tot op het
Koninkrijk denkt, begint hij te lachen door
zijn tranen heen, omdat het komen zal.
Wie lijdt in deze bittere dagen, om
zichzelf en om de wereld, hoore Christus
zeggen Zalig zijt ge, want het Godsrijk
komtGelukkige treurenden, is het niet
dwaas Maar dank, Christus, voor die
dwaasheid, aan wijzen verborgen, aan
kinderen geopenbaard, van Uw Rijk,
waar de almachtige God, dm. alle tranen
te drogen, zal rondgaan met een zakdoek.
F.
Zeeuwsche Kroniek
I>E WESTKAPPELSOHEDIJK.
1540—1940.
ni (Slot).
Vooral in de waterbouwkunde is de on
dervinding de beste leermeesteres. In den
loop der tijden is er dan ook in de oever
verdediging van den Westkappelschen zee
dijk verandering gekomen. In 't vorige
artikel zagen wij, dat reeds zeer vroeg
rijsbeslag en krammatten werden gebruikt.
Van dit materiaal was er dus veel noodig.
Het polderbestuur stelde een dijkwachter
aan, die toezicht moest houden op het rijs
hout, stroo en ander materiaal, dat in
groote hoeveelheden was opgeslagen. De
dijkwachter werd te Westkapelle de
Roo-roo genoemd. Deze naam is afkomstig
van den naam Roode Roe. Feitelijk was
deze vóór de 19de eeuw een ambtenaar
van den Polder Walcheren, die voor de
veiligheid op 't platteland moest zorgen.
Vanwege de regelmatig terugkomende
hooge kosten werd het rijsbeslag ingekrom
pen en vervangen door steenglooiïng. Deze
was niet minder duur, maar wel duurzamer.
De overgang geschiedde echter langzaam.
Later, vooral na 1S82, werd de oude steen-
glooiing vervangen door bazaltglooiïng.
Ofschoon een groote verbetering, is het
nog geen afdoend middel. Bij stormweer
worden bazaltsteenen van een paar hon
derd kilo gewicht met gemak uit den dijk
geslagen.
In het begin dezer eeuw heeft men
proeven genomen met betonbedekking. Die
hebben niet voldaan, daar beton door de
met elk getij meegevoerde steenen te veel
afslijt. Het kunstmatig verharde beton
moet het afleggen tegen de natuurharde
bazalt. Daarom wordt tot heden toe bijna
elk jaar betonbedekking door bazalt
glooiïng vervangen.
Het staketwerk werd in de 18de eeuw
ook spaarzamer aangebracht, daar de palen
hevig te lijden kregen van de paalworm.
Omstreeks 1730 had dit bijzonder schade
lijk diertje zich aan onze kusten vertoond
en vernietigde in korten tijd de dure houten
zeewering. Door de palen te beslaan met
korte spijkers met groote platte koppen
kon men de paalwormen uit het hout hou
den. Dit was een buitengewoon duur middel,
dat tot in het laatste kwart der vorige
eeuw werd toegepast. Vanaf omstreeks
1885 is men begonnen de palen te creoso-
teeren, dat veel goedkooper en even af
doende is.
Dat het onderhoud van den dijk aan
het' polderbestuur geregeld groote offers
vraagt, is te begrijpen. De onderhouds
kosten bedroegen in den laatsten tijd ge
regeld ongeveer 75000 per jaar. Voor de
herstelling van stormschade werd jaarlijks
bovendien nog 25000 uitgetrokken. Dit
bedrag wordt bijna geregeld verbruikt.
Alzoo totaal een jaarlijksche uitgave van
ongeveer 100.000.
De volksmond, welke gaarne overdrijft,
zegt, dat met al de onderhoudskosten in
den loop der tijden een dijk van massief
zilver gelegd zou kunnen worden. Als wij
dit edele metaal verwisselen met koper,
dan zou het kunnen zijn, dat wij dichter bij
de waarheid komen.
De opzichters van den dijk hebben zich
altijd gehouden aan het oude principe om
„het wreet ende stuyr element met soetich-
heyt te leyden". Daarom werd de buiten
dijk meer dan eens overgehaald en de
buitenglooiïng flauwer gemaakt. Ten laat
ste werd alles één massale dijk, waarvan
Tuinboonen naar Ieders smaak
door
MARTINE WITTOP-KONING.
Het is met de tuinboonen zóó gesteld:
öf men is er dol op óf men teekent ver
zet aan tegen den sterk uitkomenden
smaak' en bepaalt zich' liever tot de dop
erwten of de capucijners, die in dit op
zicht minder gedecideerd naar voren ko
men.
Voor de echte liefhebbers geldt vooral
die bereidingswijze, waarbij de tuinboonen-
smaak ten volle uitkomt en niet over-
beerscht wordt door diverse toevoegsels:
vlug gaar gekookt en in de schaal ver
mengd met een klontje boter en wat fijn
gehakt boonenkruid, of wel, doorelkaar
geroerd met wat dobbelsteentjes gebak
ken spek en het daarbij behoorende spek
vet, zullen de tuinboonen dan het meest
voldoen.
In een gezin echter, waar de smaken
verdeeld zijn, doet de huisvrouw beter
met den boonensmaak te verzachten door
de groente op te dienen met een melk-
sausje en daardoor fijngesneden peterselie
te mengen inplaats van boonenkruid. Voor
vier personen zal voor dit sausje gebruikt
worden:
Vi 1. melk, 15 gr. (1}£ afgestreken
eetlepel) aardappelmeel, 10 gr.
afgestreken eetlepel) boter, 1 eet
lepel fijngesneden peterselie, snuifje
zout.
De melk wordt met het zout aan de
kook gebracht. Intusschen wordt het
aardappelmeel met een klein scheutje koud
water aangemengd en vervolgens onder
voort-durend roeren in dc kokende melk
gegoten; het sausje blijft even doorkoken
tot het voldoende gebonden is en wordt
afgemaakt met de boter en de peterselie.
Een bereidingswijze, die vooral met suc
ces kan worden toegepast op wat oudere
tuinboonen, bestaat uit het vermengen
van de gaai-gekookte boonen met een goed
gebonden kaassaus, waarvan dan het dub
bele wordt gerekend van de hoeveelheid,
die voor melksaus werd vooi-geschi-even,
Voor vier personen bestaat de saus dus
uit:
'41. melk, 30 gr. (3 afgestreken eet
lepels) aardappelmeel, 20 gr. (1 afge
streken eetlepel) boter, 100 gr. (1 ons)
jonge of belegen kaas, snuifje zout.
De saus wordt op dezelfde wijze als
de melksaus bereid: ze wordt echter, zoo
dra ze voldoende gebonden is, vermengd
met de intusschen geraspte kaas. die in
de warme saus nog even gelegenheid krijgt
om te smelten. De saus wordt verder "af
gemaakt met de boter en als het voor
den smaak noodig is wat zout.
Wat voedingswaarde betreft, kunnen de
volgens het laatste recept bereide tuin
boonen de toevoeging van de bij deze
groente vaak gegeven ham best missen.
de helling naar zee zóó angzaam is, dat
men waant zich op een groot weiland te
bevinden. Het gezicht der paalhoofden en
het hooren der bruischende zee helpen ons
echter spoedig uit den droom. Men zegt
wel, dat het denkbeeld van den tegen-
woordigen aanleg verschuldigd moet zijn
aan een oud dijkwerker.
Vroeger lag de rijweg overal beneden
den dijk. Reeds vele jaren is er op de
breede dijkhuizen een goed onderhouden
schelpweg.
De geheele dijk is thans ongeveer 4000 m.
lang en ligt 5,25 m. boven de hoogwater-
lijn.
Bij de plattelandsbevolking van Wal
cheren, die zich de dijk zeer hoog en de
ligging van Middelburg zeer laag dacht, is
de meening geweest, dat de kruin van den
dijk even hoog lag als de (voormalige)
wijzerplaten van den Langen Jan. Een
dergelijke verkeerde gedachte heb ik
vroeger wel eens in Zeeuwsch-Vlaanderen
gehoord van den toren van 't laag liggende
Groede en den drempel van het stadhuis te
Oostburg.
De Westkappelsche dijk is een voormuur
van Walcheren en een sprekende getuigenis
van overleg en volharding van het voor
geslacht.
Ruim 200 Westkappelaars verdienen
thans geregeld hun brood aan den dijk.
Het aantal ingeschrevenen als dijkwerker
is echter veel grooter. Het recht om aan
den dijk te mogen werken is overgegaan
van vader op zoon. Alle ingeschrevenen
hebben aanspraak op werk. Hoe lang zij
er aan kunnen werken hangt af van het
aantal personen, die zich aanmelden en van
de grootte der werkzaamheden. Vele inge
schrevenen zoeken eerst elders werk. Kun
nen zij dit niet meer vinden, dan gaan zij
naar den dijk.
Hoe meer werk er aan den dijk is, hoe
beter voor den Westkappelaars. Hij ver
heugt zich daarom, als het eens goed
stormt. Niet zelden moet moeder de vrouw
voor dat blij vooruitzicht maar eens koeken
bakken.
Het dijkwerk is den Wèstkappelaar wel
toevertrouwd. Van zijn jeugd af is hij er
in geoefend.
Toch geeft de dijk aan al de ingeschreven
dijkwerkers niet voldoende werk. Velen
zoeken daarom elders hun brood te ver
dienen. Zij keeren echter 's avonds naar
huis terug. Zij zijn te veel aan hun dorp
gehecht.
Door hun tongval, zeden en gewoonten
en zelfs door hun kleeding en gelaats
trekken onderscheiden de Westkappelaars
zich van de overige Walchersche bevolking.
In het midden dér vorige eeuw, toen er
ongeveer 400 personen uitsluitend van den
dijk moesten leven, was er vaak armoede,
vooral als er weinig schade aan den dijk
was. 's Winters, als er ook geen landwerk
was, was het gebrek groot. Noode werden
de kinderen uitgezonden om in de om
liggende dorpen te gaan bedelen. De
diaconie was niet in staat voldoende te
helpen. Volgens de verantwoorde giften in
de Middelburgsche Courant lieten vooral
vele Middelburgers zich niet onbetuigd.
In 1838 werd door de firma Salomon
Co. een calicotweverij opgericht. Hier Werd
door een aantal jongens en meisjes een
tamelijk weekgeld verdiend. Toen in 1869
de fabriek gesloten werd,, was Westkapelle
weder armer dan ooit. Vooral in den winter
van 1886 op 1887 moet er veel ellende ge
leden zijn.
Gelukkig is Westkapelle thans niet
minder welvarend dan de andere Wal
chersche dorpen.
R. B; J. d. M.
Bevelan'se brieven.
Den Baes is 't bokje.
Dat gieng nie goed in dat uusouwen
toen a Louw wee tuns 'ekomme was,
-mee z'n vrouwe. Het viel nie mee, voe
'um nie en voe 'eur nie, om wee heiast
te worren. naeda' ze jaerenlank d'r eigen
baes 'ewist En Jewanna, z'n vrouwe,
die begon mee te zeggen ,,a je dèt
nie edaen dan waere me nooit zövarre
'ekomme", mae dat duurden nie lank, of
ze zei ,,'t is joe schuld. Was bie je werk
'ebleve je te vee 'ooi op je vurke neemt,
dan bréékt 'n".
Zó ga et het allicht. As een mens
wat anpakt om een cent te verdienen, of
om veruut te kommen in de waereld, en
het lokt, dan wordt 'n 'epreze, dan is 'n
een vent. mae, lopt het mis. dan bin der
gin woorden te slecht voe z'n.
Louw was op de centen dat weet je
die nie gauw genoegt. Ie een klein
bedrief en ie 'ieuw uutstekend boek van
Meie toet Meie. OuwerwetSe mensen zegge
wel is-: "„dat möje nie doé-e, wan' dan
ku' j'er nooit komme".,Het was waer k
Louw z'n kasboek ofsloot; en ie trok de
uutgaven van de ontvangsten of, dan zak
ten z'n luppe op 't derde knóopsgat. En
het gebeurden ok mèer as êens, dat 'n 't
andersom most doe de ontvangsten van
d' uutgaeven oftrokke.
Ie begon te prakkezeeren en te zoeken
om der wat bie te verdienen; ie zocht
annex mee een groote bêesteköoper uut
Olland of Brabant dat doet er niet
toe en Louw die wier commissionnair
en soms koopman voe z'n eigen. In 't
èeste geval den zelft nie de minste risi
co alleeneg z'n commissie op te strieken
en in 't widde wou het toeval, dat 'n oltied
stik gelokkig was. Ie was zodoende nogè.
vee op de baene en dae knapten z'n
memeur ok van op. Een vertrouwde
knecht tuus, daer a ten oalles gerust an
kon overlaete wien doe je wat?
Op den duur was 'n zövarre gevorderd,
dat 'n, voe 't vervoer van die bêesten,
een vrachtauto an-'eschaft en een
knecht derbie, om mee dien auto te rieën.
Dat was 't toppunt van z'n voorspoed,
en zö-a dikkels 't geval is het begun,
eigeluk de öorzaeke, van z'n ondergank.
Op een slechten ochtend most 'n nae'
de mart in Rotterdam. Eêr k ten wiggieng,
gaf 'n tuus z'n instructie's.
Den ouwe knecht en den nieuwen, die
moste nae de Poel om een paer beestjes.
En, ie zei uutdrukkelik „mee paerd en
waegen, 'öor niet mee den auto dat is
nie vertrouwd".
Ie dae zö'n apart hêestewaegentje
voe. Mae toen k ie góed en wel uut 't
zicht was, zei die nieuwe knecht„bè je
gelt, me neme den auto, 'óor". En - dat
baatten den anderen nie, oe k ten dat ok al
ofraaiden „jongen, wees wiesder, doet
het nie. Je kun nog mae pas saffêere. 't Is
liek ten zeit't is nie vertrouwd". Die
jongen lachten der om, ie kroop achter
't stuur, ie ree' den auto buten en ja toen
most den ouwen van ermoe ok wel in-
stappe.
Het gieng best 'öor de beestjes liete
d'r eigen makkelik vange, ze liepe zonder
vee tegenspartelen in den auto en dae
ree-e de êeren wee naer uus toe. Plezierig
en wel.
Maer oe kwaeme ze tuus
Eêl en ongeschonde 'öor. Zö voe 't óoge
was ter niks gebeux-d. Mae ze keke ofdè.
ze een gêest 'ezien ze stienge te beven
op d'r bêenen en kuste agauw gin woord
uutbrienge. Dat k ze onderwegt achter-
'elaeten d, één bloed oaJ, dat zweefden
oalmae voe d'r óogen. Dat kuste ze nie
kwietraeke. Den ouwen Kees dröogden 't
zwêet van z'n veur-'öod„jongen, jongen"
zeit 'n, „wat je noe toch op je geweten
de döod van een méns kaerel-lieve toch,
wat een toestand". En Pauw, die kust z'n
eigen niet mi goed-'ouwe ie begon te
schreeuwen as een kind.
Ze die man nie zömae laete ligge, dae
waere andere ménsen vlakbie an 't werk,
die wazze der dadelik bie 'ekomme van
selft één om den dokter, één om de
vel'-wachter en één nae z'n uus mee de
wete. Ja, 't was effenof de wete. Ze
'aelden den dokter, mae nie omdat er nog
'ope op beterschap was. De man was uut
den tied dat kon een ieder zie-e.
Mee de vel-'wachter was dat wat anders.
Dat wier een pelisiezaak: onderzoek, ge-
tugever'oor,- Pauw most vóórkommc en
wier veroordêeld.
SCHAKEN
REDACTEUR J. M. MULLIfi.
N.V. Uitgeversmaatschappij „De Tijd
stroom" te Lochern zond ons de eerste
aflevering toe, van een vertaling door
rar. G. C. A. Oskam, van een verzameling
partijen van dl-. A. Aljechin, ooi-spronkelijk
in het Engelsch verschenen onder den
titel „My best games" n (19241937).
Wie van de partijen van den wereld
kampioen houdt, en wij durven beweren,
dat dit met iederen schaker het geval is,
zal zeer verheugd zijn met deze uitgaaf.
Partijen welke men tot heden in Duitsche,
Engelsche of Fransche uitgaven moest
zoeken, zijn thans binnen het bereik van
eiken Nederlandschen schaker.
De uitgaaf geschiedt in afleveringen.
In totaal zullen er zoo 21 afleveringen
verschijnen. Men is dan in het bezit
van 120 partijen van Aljechin, door hem
zelf voorzien van glasheldere analyses.
Na ontvangst van verdere afleveringen
hopen wij op dit werk nog terug te ko
men.
Thans een partij uit dit eerste deeltje
Wit R. Réti. Zwartdr. A. Aljechin.
Koningsfianchetto.
Wedstrijd te Baden-Baden 1925.
I. g2g3 e7e5 2. Pgl—f3. Een ex
periment, dat Réti na deze partij nooit
herhaald heeft.
2eö—e4 3. Pf3—d4 d7— d5.
Zwart is tevreden met een vrije ontwik
keling van zijn stukken en ongeveer ge
lijke vooruitzichten voor het middenspel.
Maar hij had meer kunnen hebben, door
3c5. 4. Pb3 c4. 5. Pd4 Lc5. 6. c3
Pc6 waarmee wit's „ontwikkeling" ad
absurdum geleid zou zijn.
4. d2—d3 e4Xd3 5. DdlX<13 PgS—f6
6. Lflg2 Lf8b4+ Om tot eiken prijs
zoo snel mogelijk alle stukken in actie te
brengen. Maa. heden ten dage zou ik
meer gedacht hebben aan de beveiliging
van de zwarte velden in mijn stelling, en
daarom den nu volgenden ruil der raads-
heeren hebben vermeden.
7. Lel—d2 Lb4Xd2+ 8. PblXd2 0—0
9. c2c4 afgezien van zijn excentrieken
eersten zet, speelt Réti de opening zeer
goed zwart zou er ganschelijk geen voor
deel by hebben 9c5 te spelen, we
gens 10. Pb3 dreigende zoowel 11. Pc5
als 11. cd5
9Pb8a6 10. c4Xd5 Pa6—b4
II. Dd3—c4 Pb4Xd5 12. Pd2b3 c7—c6
13. 0—0 Tf8e8 14. Tfl—dl Lc8—g4
15. Tdld2 Dd8—c8 16. Pb3—c5 Lg4—h3
17. Lg2f3 Lh3—g4 18. Lf3—g2 Lg4—h3
19. Lg2f; Lh3—g4 20. Lf3—hl h7—h5
om door ruil van dezen pion het veld
g3 te verzwakken.
21. b2b4 a7a6 22. Tal—cl h5—h4
23. a2—a4 h4Xg3 24. h2Xg3 Dc8—c7
25. b4b5 consequent, maar zeer ge
waagd om het zacht uit te drukken. Door
25. e4 Pb6 26. Db3 Pbd7 etc. te spelen,
kon wit de oogenblikkelijke dreigingen
tegen zijn koning het hoofd bieden, maai
de verstopping van de raadsheerdiagonaal
zou tegelijk een eind maken.aan zijn ver-
Dae zou 't noe mee uut kunne weze,
mae nêe-e voe Louw begön 't noe.
Die weduwe -bleef mee d'r twi kinders
nie onverzurgd achter, wan' d'r man die
z'n leven verzekerdik mêene bie 't
Rijk. Dat was een bedrag van 'êel wat
duzende guldens, dat k ze uut-'ekeerd
kreeg. Mae toen gienge ze dat is uutpluze
'oe is die man an z'n einde 'ekomme Wat
is de öorzaeke en wien?
Pauw was de schuld en dae wier 'n voe
'estraft. Mae 't was gebeurd in z'n werk-
tied in en deur z'n dienst voe Louw en
een baes is verantwoordelik voe oal dat
z'n werkvolk doet twint k 't in z'n dienst
is.
Louw wier an-'esproke voe dat bedrag
en ofdat 'n noe 'óoge sprong of laege ie
most betael". Dae gieng z'n leste cent mee
è.n 'êel z'n moederlik erfdêel. Z'n boel
wier verkocht en ie zat op de straete. Fi
guurlijk gespmke. Ie weunden in een klein
burger-uus en ie gin inkomsten. Mae dat
'k vlie weke k verteld.
H. C. H.
wachtingen op den anderen vleugel.
25a6X.b5 26. a4Xb5 Te8—eS
De toren kan niet genomen worden we
gens 27 Dg3 gevolgd door 28
Pe3 en wint ook moet wit iets doen
tegen de dreiging 27 Tg3
27. Pd4f3 deze zet verliest geforceerd,
zooals uit het vervolg blijkt.
27c6 X bö 28. Dc4Xb5 Pd5—c3
29. Db5Xb7 Dc7Xb7
30. Pc5Xb7 Pc3Xe2+
31 Kglh2 zie diagram
Stelling na 31 Kglh2.
H
p p
P#|l
i i
is m
n i®
1
a bede fgh
31 Pf6e4 Het zwarte kasteel kan
nog steeds niet genomen worden, daar
32 fe3:? Pd2:! de kwaliteit zou winnen.
32. Telc4 betrekkelijk de beste verdedi
ging.
32Pe4Xf2 33. Lhl—g2 Lg4—e6
34. Tc4c2 Pf2—g4+ 35. Kh2—h3 niet 35
Khl wegens 35 Tal-f-
35Pg4— e5+.
36. Kh3h2 Te3Xf3!
37.Td2Xe2 Pe5—g4+'
3 Kil2h.3 Pg4e3-j-
39. Kh3—h2 Ee3Xc2 40.Lg2Xf3 Pc2—d4
indien nu 41. Te3 of Tf2 dan 41
Pf3:+ 42. Tf3: Ld5.f (de pointe) met winst
van een stuk.
Zwart geeft op.
We konden de analyses slechts gedeelte
lijk geven met het oog op de plaatsruimte.
UIT DEN ZUIVELHOEK.
Moderne Sparfcanensoep.
Hoewel een stevige soep gewoonlijk
's winters meer aftrek vindt dan 's zomers,
kan een dergelijk gerecht zoo af en toe
bijv. op een koelen dag toch ook
in dit jaargetijde wel eens te pas komen.
Voor den hoofdmaaltijd bereiden we de
soep bij voorkeur van versche ingrediënten,
terwijl een rest aardappelen en groente van
den vorigen dag een lekker bordje soep
ter aanvulling van den broodmaaltijd kan
opleveren.
We laten een recept volgen van voed
zame groentesoep, die als maaltijd voor
4 personen kan dienst doen:
Moderne spartanensoep (voor 4 personen)
1/2 kg. aardappelen, wat selderij of
peterselie, 50 gr. (|/2 ons) boter, 1 pond
worteltjes, 1 1. water, 200 gr. (2 ons)
heiegen kaas, /2 pond uien of andere
groente, 1. melk, 1 eetlepel zout.
Maak de worteltjes en de uien schoon
en snijd ze fijn. Laat de uien met de
boter in een gesloten pan 10 min. zachtjes
smoren. Doe er de worteltjes bij, de schoon
geboende, doorgesneden aardappelen en de
helft van het water. Laat dit aan de
kook komen en zachtjes doorkoken tot de
aardappelen gaar zijn. Stamp ze dan fijn
en voeg het zout toe. Verdun de puree
met de mellc en de rest van het water.
Laat de soep nog even doorkoken en voeg
dan fijn gehakte selderij of peterselie toe.
Meng er vè.n het vuur de tevoren ge
raspte kaas door.
N.B. Voor het schoonboenen van aard
appelen kan men uitstekend een panne
spons gebruiken.
LUCHTVERKEER NAAR NOORWEGEN
WORDT HERVAT.
Naar de Duitsche Lufthansa meedeelt,
zal het luchtverkeer naar Noorwegen op
29 Juli hervat worden. De toestellen vlie
gen op werkdagen in beide richtingen met
tusschenlandingen te Kopenhagen,