Verordening van den Rijkscommissaris
inzake het verduisteren
Hoe veel en Eoe duur
c de tnsAmmum
Zaterdag is een Verordening van den Rijks-
'commissaris betreffende het verduisteren ver
schenen en onmiddellijk in werking getreden.
Zij luidt als volgt:
Het verduisteren geschiedt ten behoeve van
'de verdediging van het land en van de be
scherming van het leven en het eigendom der
burgerbevolking tegen luchtaanvallen voor den
duur van den oorlog.
De eigenaar is in beginsel verantwoordelijk
!voor het verduisteren.
Hij. die de te verduisteren zaak, inrichting,
woning en dergelijk daadwerkelijk in zijn bezit
heeft (bijv. bezitter, huurder enz.) is in plaats
Van den eigenaar verantwoordelijk.
De eigenaar van die zaak, inrichting enz.,
'die verduisterd moet worden, moet iederen
maatregelen mogen geweven stoffen alleen
dulden, die voor de uitvoering van de verduis
tering noodig is.
De kosten van het verduisteren worden gedra
gen door dengene, die verantwoordelijk is voor
bet verduisteren, tenzij uit wettelijke bepalingen
of uit contractueele verplichtingen iets anders
Volgt.
Voor de uitvoering van de verduisterings
maatregelen mogen geweweven stoffen alleen
gebruikt worden in het geval, dat met andere
Verduisteringsmiddelen (verduisteringpapier, af
sluiten van vensters enz.) een daadwerkelijke
en duurzame uitvoering van de verduisterings-
jnaatregelen niet mogelijk is.
Er moet dagelijks tusschen zonsondergang en
Zonsopgang verduisterd worden.
De verduistering ten behoeve van de lucht
bescherming moet worden toegepast op alle
zaken, inrichtingen, gebouwen, verkeersmidde
len en lichtbronnen, voor zoover door deze of
uit deze licht naar buiten kan dringen.
Alle gebouwen en woningen moeten zoo ver
duisterd worden, dat er geen licht naar buiten
dringt.
Alle lichtbronnen, welke gemist kunnen wor
den, moeten buiten werking gesteld worden.
Elke lichtreclame en verlichting van uitstalkas
ten moet uitgeschakeld worden. Voor zoover
uitwendige verlichting dringend vereischt is,
moet deze zoo verduisterd worden, dat van
500 meter hoogte in loodrechte en schuine rich
ting geen lichtschijnsel meer waargenomen kan
worden.
VERKEERSMIDDELEN.
Bij alle verkeersmiddelen (motorrijtuigen,
spoortreinen, trams, schepen, enz.) moet de in
wendige verlichting volkomen worden afge
schermd, opdat geen lichtschijnsel naar buiten
valt.
Alle verkeersmiddelen (met inbegrip van
fietsen) moeten van afgeschermde verlichting
worden voorzien, en wel
1. De voorlampen der voertuigen moeten zoo
worden afgeschermd, dat slechts een horizon
tale opening van 5—8 cm lengte en 1 cm hoog
te in het midden het licht naar buiten laat
schijnen.
2. De voorlampen van fietsen moeten zoo
worden afgeschermd, dat slechts een horizon
tale opening van 3.5 cm lengte en 1 cm hoog
te in de onderste helft het licht naar buiten laat
schijnen.
3. De achter- en stoplichten moeten bij alle
voertuigen, met inbegrip van fietsen, naar bo
ven afgeschermd blijven branden.
4. Richtingaanwijzers mogen worden gebruikt.
5. Motorrijtuigen rijden op open straatwegen
met afgedekte voorlampen en zoeklicht. Bij ver
keer van tegengestelde richting en in bebouwde
kommen moeten de stadslichten aangestoken
worden. Het rijden met parkeerlichten is ver
boden.
6. Parkeerende voertuigen moeten naar voren
en naar achteren door afgeschermde lichten
zichtbaar zijn.
7. Voor de voorverlichting van voertuigen
met inbegrip van fietsen, mag alleen wit of geel
licl^ gebruikt wordenlicht van andere kleur
(blauw, rood, groen, enz.) is verboden. Als
achterlicht mag rood licht gebruikt blijven wor
den.
Het doen ophouden van de openbare electri-
citeits- en gasvoorzienïng ten behoeve der ver
duistering is verboden.
CONTROLE EN SANCTIES.
De controle op het verduisteren geschiedt
door de bevoegde Nederlandsche politie-orga-
nen. Aan mogelijke directe instructies van
Duitsche politie-organen moet ook dan gevolg
gegeven worden, wanneer deze in strijd zijn met
instructies van de op zichzelf bevoegde Neder
landsche politie-organen.
Hij, die in strijd handelt met bepalingen van
deze verordening, wordt gestraft met een geld
boete van ten hoogste 150 gulden of met hech
tenis van ten hoogste 4 weken.
Het in strijd handelen als bedoeld in de vo
rige alinea moet als een overtreding worden
beschouwd.
Alle in Nederland uitgevaardigde voorschrif
ten en regelingen betreffende het verduisteren
treden buiten werking, voorzoover zij in strijd
zijn met de bepalingen van deze verordening
hiervan zijn uitgezonderd de bijzondere bepalin
gen voor de Duitsche weermacht.
BRIEVEN UIT VLAANDEREN.
Een stedeke van
barmhartigheid.
In Geel, de nederige Kempenstede, wo
nen nog „heele volksstammen" die niets
van den oorlog weten. Zij leven er zonder
zorgen, met zon in 't hart. Het onder
scheid tusschen vreugde en leed is hun
vreemd en wellicht daarom is hun gelaat
als een masker van den eeuwigen glim
lach. Ge moogt hun zeggen, dat de oorlog
zoo goed als gedaan is, dat het nu spoedig
heter worden zal, ge moogt hun zeggen
wat ge wiltzij zullen u dwaas aansta
ren, onophoudelijk glimlachend en gy
zult denken „Hoe heb ik het nou met
die lui?" Gij hebt het verkeerd, want
„die lui" hebben het goed en vragen niet
om béter, zij denken niet en lijden niet,
wijl het een en het ander hun onmogelijk
Geel ligt te midden van de nog onge
schonden Kempische heide, nabij Turn
hout. Het is een van de oudste gemeenten
der Kempen en haar ontstaan verliest zich
in den nacht der tijden. Tegen het einde
der Vl-de eeuw kwam prinses Dymphna,
dochter van een Ierschen koning, zich te
Geel vestigen, om te ontkomen aan de
vervolgingen van haar vader, die met haar
een zedelijk ongeoorloofde verbintenis aan
wou gaan. De koning ontdekte de schuil
plaats van zijn dochter, liet een ouden
priester, die haar vergezelde, door zijn
soldaten ter dood brengen en bracht zelf,
na haar afgrijselijk gefolterd te hebben,
zijn dochter om den hals. Uit deze daad van
een krankzinnige heeft de huidige dorps
aaneensluiting van 9 gehuchten met bijna
20.000 inwoners, waaruit Geel gevormd
is, haar wording te danken. Reeds in de
VII-de eeuw kwamen er pelgrims bidden
op het graf van „Sinte-Dymphna". Onder
die pelgrims waren veel zielszieken, toen
tertijd „bezetenen" genoemd. Het eerste
asyl voor zielszieken te Geel was aan de
kerk gebouwd. Daarin werden de woelige
patiënten tijdens de godsdienstoefeningen
gn soms ook voor goed ondergebracht.
Ongeneeslijken werden liefdadig door de
bevolking opgenomen. Zoo ontwikkelde
zich daar primitief de eerste gezinsver
pleging voor krankzinnigen, die in onze
dagen gemoderniseerd voortgezet wordt
met een aantal van meer dan drieduizend
patiënten. Vroeger kende men ten opzich
te van zielszieken (of krankzinnigen) het
woord „verpleging" niet. Zij werden een
voudig behandeld als gevangenen en de
dwangmiddelen die tot dat doel gebruikt
werden waren legio. Langzaam kwam er
eenige verbetering. Op vele plaatsen wer
den de gevangenis-achtige hooge muren,
die de krankzinnigengestichten omringden,
neergehaald. Ook de zoo heilzame gezins
verpleging kwam meer en meer in zwang.
Op dit laatste gebied onderscheidt men
het Geelsche, het Scliotsche en het Neder-
landsch-Duitsche stelsel. Het Geelsche is
het oudste en was door de eeuwen heen
op godsdienstigen grondslag geschoeid,
waardoor het een geheel bijzonder karak
ter draagt. Als zoodanig is het eenig ter
wereld en wordt het, niet ten onrechte,
de bakermat der gezinsverpleging ge
noemd. Door de bedevaarten naar het
genade-oord van Sinte-Dymphna kwamen
de krankzinnige lijders van heinde en ver
naar Geel en zoo werden de inwoners er
al spoedig aan gewend zielszieken te huis
vesten en te verplegen. De op deze wijze
ontstane kolonie van krankzinnigen werd
in 1851 een gemeentelijke instelling onder
staatstoezicht. Er worden te Geel Vlamin
gen en Walen, maar ook veel Nederlan
ders, voornamelijk lieden uit Noord-Bra
bant en Limburg, verpleegd. Bijna alle
huisgezinnen te Geel bergen twee of drie
patiënten. Zij leven er als leden van het
gezin, werken zoo zij kunnen.mee en be
wegen zich vrij op straat. Alvorens over
de kolonie verspreid te worden, .ondergaan
de nieuw aangekomen patiënten in de
Centrale Verplegingsinrichting een obser
vatie. Tevens worden daar de z.g. „onrus-
tigen", die het hun „kostgevers" lastig
maken, tijdelijk opgenomen. Gelijk gezegd
is het meerendeel der verpleegden te Geel
ondergebracht bij particulieren. Deze laat-
sten worden „kostgevers" genoemd en be
handelen de verpleegden geheel als de
andere leden van het gezin. Zij wennen
de patiënten aan orde en plicht en bevor
deren hun lust tot den arbeid, die hun een
heilzame afleiding bezorgt. Zoo passen de
„kostgevers" dikwijls onbewust, de in de
verpleging van krankzinnigen zoo nood
zakelijke arbeids-thrapie toe, waardoor
dikwijls de algeheele genezing bewerkt
wordt. Ook het volgehouden contact met
de maatschappij dat bij den gestichts-
verpleegde verbroken is uit zich bij
den gezinsverpleegde in een geneeskrach-
tigen invloed op zijn zielsziekte. Be
schouwd in het licht van haar verheven
roeping vervult de Geelsche bevolking,
armen rijk, tegenover de ongelukkigen die
er rust komen zoeken, een schoon werk
van naastenliefde. Nooit hebben de mede
lijdende oogen van die goedaardige Kem
penbewoners het wreede schouwspel van
geboeide en gekluisterde zielszieken kun
nen verdragen en de Voorzienigheid heeft
hun, in plaats van de eertijds in gebruik
zijnde Ijzeren marteltuigen, een pijnloos
middel aan de hand gedaan om de woelige
verpleegden tot rust te brengen, het mid
del van de christelijke barmhartigheid.
(Nadruk verboden.)
Roosevelt en de Monroeleer.
DE VERDEELING VAN BEZIT
TINGEN DER OVERWONNEN
NATIES.
Het D.N.B. meldt uit New YorkRoosevelt
heeft door zijn secretaris Early op een pers
conferentie het voorstel gedaan, Europa en Azië
het principe van de Monroeleer als „gulden
middenweg" te laten aannemen, teneinde tot een
overeenkomst betreffende de verdeeling van de
territoriale bezittingen der overwonnen naties te
geraken. Roosevelt neemt, naar Early verklaar
de. het standpunt in, dat de Europeesche, Azia
tische en Amerikaansche naties voor het waar
borgen van haar belangen- en invloedssferen
bijeen moeten komen, teneinde haar vraagstuk
ken betreffende de territoriale bezittingen onder
elkaar op te lossen, „inplaats van den overwin
naar te veroorloven, deze beslissingen te ne
men". Roosevelt stemt in met de interpretatie
van Huil van de Monroeleer, dat de Vereenig-
de Staten, indien Duitschiand rechtaanspraken
op Fransche, Engelsche of Nederlandsche ter
ritoriale bezittingen op het Westelijk halfrond
zou laten gelden, geen aanstalten zouden maken
deze gebieden te annexeeren.
Alle Amerikaansche naties zouden veeleer op
geroepen worden om te beslissen, of dergelijke
bezittingen onder een mandaat gesteld of onder
een soort bescherming genomen zouden moeten
worden, tot het tijdstip .waarop zij aan de
„rechtmatige" bezitters teruggegeven zouden
kunnen worden. Roosevelt is van meening, dat
de volken van Europa en Azië een regeling
moeten treffen.
De Engelsche lucht
aanvallen op ons land.
In de persconferentie van gisteren heeft
de Duitsche Pressedezernent, dr. W. Janke,
uitgaande van het gezegde „Der Mohr hat
seine Schuldigkeit getan, der Mohr kann
gehen" een korte recapitulatie gegeven van
het gedrag van de Engelschen jegens hun
vroegere bondgenooten.
Hg herinnerde eraan, dat de Engelschen
achtereenvolgens niet alleen al hun bondge
nooten in den steek gelaten, maar hun ver
volgens ook nog een trap achterna gegeven
hebben. Dit is wel op bijzonder drastische
wijze geschied 'ten aanzien van Frankrijk,
getuige het zeegevecht bij Oran, waar de
Engelsche vloot zich heeft gekeerd tegen
zich in een toestand van demobilisatie be
vindende slechts ten deele bemande Fran
sche oorlogsschepen.
In eenigszins gewgzigden vorm heeft zich
iets dergelijks in Nederland voorgedaan bij
de luchtaanvallen, die de Engelschen op
Nederlandsch gebied hebben ondernomen. In
strgd met het volkenrecht en de moraal
hebben Engelsche vliegers in tal van geval
len zware schade toegebracht aan eigen
dommen van Nederlandsche ingezetenen.
Hierbij zgn ook tal van slachtoffers geval
len aan dooden en min of meer ernstig ge
wonden. Om een denkbeeld van den omvang
dezer schade te geven noodigde dr. Janke
den op de conferentie aanwezigen Duitschen
kapitein Schoenleven uit, een overzicht van
het resultaat der Engelsche bomaanvallen
te geven.
Een overzicht.
Uit het in antwoord hierop door kapitein
Schoenleven verstrekte overzicht bleek het
volgende
In de periode van 1 Juni5 Juli zijn er
191 Engelsche luchtaanvallen op Neder
landsch gebied voorgekomen, waax-bij het
uitsluitend gemunt was op civiele doelen
zonder eenige militair" beteekenis. In 90
pet. van de getroffen steden, dorpen en
streken kwamen dergelijke objecten in het
geheel niet voor.
Bij de genoemde aanvallen zgn in totaal
103 personen gedood, 98 zwaar en 49 licht
gewond. Men kan aannemen, dat er buiten
dien nog een aantal personen is g'eweest, die
lichte verwondingen hebben opgeloopen,
waarvan niets is gebleken, zoodat er bij de
opgaven geen rekening mee gehouden kan
worden.
Vele Hollandsche families zgn door de
aanvallen dakloos geworden 38 woningen
zijn geheel verwoest, 176 zwaar beschadigd,
van verscheidene honderden andere wonin
gen zijn daken en vensters beschadigd. On
der de vernielde gebouwen zgn 2 scholen, 3
ziekenhuizen en 1 krankzinnigengesticht.
Zwaar beschadigd werden 2 kerken en 2
kerkhoven. In meer dan honderd gevallen
zijn de uitgeworpen projectielen terecht ge
komen op weiden, bosschen of op het strand,
waarbij 12 koeien en 41 paarden zijn ge
dood.
In 7 gevallen hebben laagvliegende En
gelsche toestellen met bommen en mitrail
leurs rijdende treinen aangevallen, waarin
zich uitsluitend burgers bevonden.
In 8 gevallen is door Engelsche luchtaan
vallen beschadiging van gas-, water- en
electriciteitsinstallaties ingetreden.
Vele broeikassen en vruchtboomen zgn
door de Engelsche aanvallen onbruikbaar
geworden, verschillende veerbooten ver
nield, ook een voetbalveld en een oefenter
rein voor zweefvliegers zgn het doel van
Engelsche luchtaanvallen geweest.
Als voorbeeld van een geheel ongemoti-
veerden, maar noodlottigen aanval, noemde
kapitein Schoenleven het geval van een
laagvliegend Engelsch toestel, dat met mi-
trailleurvuur een ouden man en 2 kinderen
heeft gedood. Als een dergelijk geval van
recenten 'datum kan de aanval op visschers-
schepen, die zich voor de Scheveningsche
kust heeft afgespeeld, gelden.
In verband met het vorenstaande noemde
dr. Janke het onbegrijpelijk, dat er in Ne
derland blijkbaar nog altijd menschen zgn,
die in hun hart met Engeland heulen en des
te onbegrijpelijker is dit, zoo zij de Engel
sche actie bevorderen door spionnage, daar
zg dan mede verantwoordelijk worden voor
het verlies van de levens van burgers, die
bij de Engelsche aanvallen verloren gaan en
voor de schade, die deze aanvallen aan bur
gerlijke eigendommen toebrengen.
Met het oog hierop verdient de gisteren
verschenen bekendmaking van den opper
bevelhebber der Duitsche bezettingstroepen
in ons land, de nauwkeurigste aandacht. Zg
doet zien, dat niet alleen degenen, die de
Engelsche aanvallers bg hun aanvallen be
hulpzaam zijn, gestraft, zullen worden vol
gens het Duitsche oorlogsrecht, maar dat
dezelfde straffen ook hen kunnen treffen,
die een dergelijke verstandhouding op eeni-
gerlei wijze begunstigen, bijvoorbeeld in
dezen vorm, dat zij er van op de hoogte zgn,
maar nalaten haar- ter kennis van de be
voegde autoriteiten te brengen.
De nederlaag van Frankrijk.
Het A.N.P. meldt uit Rome De bekende
Fransche journalist Ernest Givet heeft aan het
Zwitsersche blad „Bund" een brief ter beschik
king gesteld over de? nederlaag van Frankrijk.
Aan dezen brief is het volgende ontleend
„Na de gebeurtenissen, die het hart van iede
ren Franschman drukken, plaats ik mij vastbe
sloten achter generaal Pétain, den ridder zonder
vrees of blaam die thans als eenige in staat is
in het ernstigste ongeluk het geheele Fransche
leger en de natie te leiden. Op een oogenblik,
waarin verdere strijd slechts het leven der na
tie twijfelachtig maakt, is het beginsel hem te
gehoorzamen en de wapens neer te leggen de
eerste voorwaarde der wedergeboorte, waaraan
wij niet twijfelen. Vloek dengenen die gelooven
de uitgebuite natie door bedriegelijke beloften
te kunnen meesleepen. Ik mag thans herinneren
aan den langen strijd, dien ik in de jaren 1905
tot 1914 gevoerd heb tegen de entente met En
geland, waarin ik beweerde, dat Frankrijk aan
dit land werd uitgeleverd, zoodat wij den ge-
heelen last van een Duitschen inval in ons land
zouden moeten dragen. Ik legde er den nadruk
op dat een bondgenootschap (inplaats van een
eenvoudige overeenstemming) niet aanvaard
baar was en thans heeft een dergelijk bondge
nootschap ons een doodelijke teleurstelling be
reid. Het bondgenootschap heeft slechts waar
de, wanneer het alle krachten en hulpmiddelen
van alle kanten aaneensluit".
Een aanschouwelijke vergelijking tusschen
verschillende brandstofsoorten voor
automobielen.
De algemeene belangstelling voor het pro
bleem der vervangingsbrandstoffen komt
onder meer tot uiting in de veelvuldig ge
stelde vraag, hoe de vergelijking uitvalt der
brandstofhoeveellxeden, waarmee de auto-
mobielmotor evenveel arbeidsvermogen kan
ontwikkelen als op een gegeven kwantum
benzine. En wat dan voor die vergelijkbare
hoeveelheden moet worden betaald
Liever dan door een dood rijtje cijfers on
der elkaar te zetten, heeft de K.N.A.G. ge
tracht, het antwoord op deze vraag aan
schouwelijk te geven in een teekening, wel
ke de, qua motor-energie aan 1 liter benzine
gelijkwaardige hoeveelheden hout, anthra-
ciet, houtskool en lichtgas in onderling juis
te afmetingsverhoudingen voorstelt. De
eerstgenoemde drie brandstoffen worden
uiteraard in een gasgenerator aan boord
van den wagen verstooktby lichtgas is
onderscheid gemaakt tusschen hooggecom-
primeerd gas in een stalen flesch, en gas
onder slechts een fractie meer dan atmosfe-
rischen druk in een ballon, omdat de gewel
dige volumeverschillen daarbij duidelijk aan
den dag treden. Dat de gaszak boven op een
auto in werkelijkheid niet den bolvorm zal
hebben, die ze op de teekening wèl heeft,
doet aan de aanschouwelijkheid der volume-
en dus plaatsruimte-verschillen uiteraard
niets af.
Ten aanzien van de aequivalent gestelde
brandstofhoeveelheden, uitgedrukt in de
voor elke brandstof gebruikelijke maat-een-
heid, moet men goed in aanmerking nemen,
dat de gegeven cijfers noodzakelijkerwijs
gemiddelden zijn, omdat de kwaliteit van de
brandstof, het type en de constructie van de
installatie, motor incluis, mitsgaders de
aard van het bedrijf, een belangrijke rol
kunnen spelen. In bepaalde gevallen zijn
dus niet onaanzienlijke afwijkingen, meestal
naar den ongunstigen kant toe, mogelijk. In
nóg sterker mate geldt dit voor de aange
geven kostprijzen van elk dier hoeveelheden,
zulks in de eerste plaats, omdat voor de
meeste der bewuste brandstoffen geen vaste
marktprijs bestaat. De K.N.A.C. heeft dan
ook geen enkelvoudige bedragen willen ver
melden, en een prijsgebied genoemd, teekent
daarbij echter aan, dat zelfs de aangegeven
grenzen nog niet altijd de uitersten zijn.
Plaatselijke omstandigheden, de inkoop-
wijze en -hoeveelheden, de bedrijfspolitiek,
indien het om gasfabrieken gaat deze en
nog andere factoren oefenen op de prijs
kwestie een belangrijken invloed uit. In het
bijzonder de kostprijs van hout varieert zoo
enorm met de soort en de plaats, dat hier
voor nauwelijks een bedrag, waaraan men
een greintje houvast heeft, kan worden ge
geven. De ongelijkheid der kosten voor ge
lijkwaardige hoeveelheden lichtgas in fles-
schen en lichtgas, in ballons berust op den
factor compressiekosten, waarvan de groot
te alweer in aanmerkelijke mate van de
omstandigheden afhangt.
Tenslotte zij nog vermeld, wellicht ten
overvloede, dat de prijscijfers die der zuivere
brandstofkosten zijn, en afschrijvingen of
onderhoudskosten van de installaties op den
wagen er dus niet in werden verwerkt.
Daarvoor zouden trouwens geen gegevens
genoeg bestaan.
Landbouw
DE BEWARING VAN VROEG GEROOID
POOTGOED.
In de onlangs verschenen berichten van
den Plantenziektenkundigen Dienst „Wat
moet men doen om goed pootgoed te ver
krijgen" en „Een ernstige raad aan alle
aardappelverbouwers is in verband met
de pootgoedvoorziening in 1941 gewezen
op het nut van de selectie en het vroeg
rooien van gezonde planten. Aangeraden
is om reeds tot rooien over te gaan, zoo
dra de planten een matige hoeveelheid
pootbare knollen zouden hebben voortge
bracht.
Nu is het vroeg gerooide pootgoed niet
zoo gemakkelijk houdbaar als het laatge-
rooide, wegens het gemakkelijke optreden
van ontvellingen, het spoediger slap wor
den en het sterker kiemen. Het vroeg ge
rooide pootgoed moet daai'om met zeer
veel zoi'g behandeld worden. Het rooien
moet met de noodige voorzichtigheid ge
schieden en ook na het rooien „mishan-
dele" men het pootgoed niet Het beste
is de aardappelen, die men vroeg rooit,
direct in zoogenaamde aardappelkiem-
bakkeix te brengen, zoodat zij verder geen
behandeling meer behoeven te ondergaan.
Hoewel de aanschaffing van kiembakken
xiitgaven met zich brengt meenen wij toch
aan hen die niet over zulke bakken be
schikken den raad te moeten geven ze
alsnog aan te schaffen. De bakken worden
voox-loopig in een luchtige bewaarplaats
opgebox-gen. De koestal zal veelal voor dit
doel zeer geschikt zijn. Tegen den winter
worden zij op een vorstvx'ije plaats ge
bracht, waarbij er zooveel mogelijk voor
wordt gezorgd, dat het licht tot de aard
appelen kan toetreden. Bewaring in het
licht houdt n.l. de kieming tegen en be
vordert het vormen van korte, stevige kie
men. Wanneer men de beschikking heeft
over een glazen poterbewaax'plaats, brengt
de bewaring van vroeg gerooid pootgoed
zeker geen bezwaren met zich.
Beschikt men niet over kiembakken,
dan zullen de vroeggerooide aardappelen
öf op een hoop op een vorstvrijc plaats
öf in kuilen bewaard moeten worden. Men
zorge et dan vooral voor, dat de aax-dappe-
len niet te dik komen te liggen,
dan zullen de vroeg gerooide aardappelen
gex-ooide aardappelen mag deze niet te
breed zgn. Hoe smaller de aardappelhoop,
hoe beter. Men bedekke de hoopen nimmer
me.t aardappelloof, ook niet tijdelijk, met
het oog op het gevaar voor optreden van
de aardappelziekte of Alternaria. De be
dekking van de hoop kan bestaan uit een
dunne laag stroo of riet, die met wat
grond wordt vastgelegd. Het winterdek
wordt zoo laat mogelijk aangebracht. Het
volgend voorjaar moet nagegaan worden
hoe het met het spmiten der aldus be
waarde aardappelen gesteld is. Indien mo-
.Voor
EEN PRACTISCHE TOEPASSING VAN
TOMATEN.
Eeix frisch en voedzaam hapje bij de kof
fietafel, waarvan de bereiding niet veel tyd
vx-aagt van de huisvrouw, zal bij velen wel
kom zijn.
Ook als hors d'oeuvre bij den middag
maaltijd kan hetzelfde gerechtje gegeven
worden.
Het recept luidt
Koude gevulde tomaten.
2 groote of 4 kleine tomaten.
100 gram (1 ons) geraspte kaas.
20 gram (1 afgestreken eetlepel) boter.
1 hardgekookt ei.
takje selderij, stukje ui, wat peper, zout
en aroma.
Wrijf, het hardgekookte ei fijn met een
vork vermeng het met de kaas en de boter
en maak het mengsel op smaak af met fijn
gesnipperde seldex-ij, geraspte ui, peper, zoxxt
en aroma. Halveer de tomaten (of snijd er
een kapje af, als ze klein zijn) hol ze uit
en bestrooi den binnenkant met wat peper
en zout. Vul ze daarna met het eimengsel,
zoodat er een kop op komt. Zorg dat het
randje van de vrucht vx-ij blijft en garneer
het bergje met een puntje tomaat of een
klein blaadje selderij. Zet ze vervolgens op
een met sla bedekten schotel.
gelijk brenge men ze dan op een vorst-
vrije plaats in het licht, waar ze dun
worden uitgespreid.
Bij het vroegrooien krijgt nxen natuur
lijk ïxxinder opbrengst. Waar het in dit ge
val ech'ter alleen onx pootgoed gaat, dus
om het aantal pootbare knollen, speelt
deze verlaging in opbx-engst geen rol.
Hierbij komt, dat zonder bezwaar de ge
heele opbx-engst, met uitzondering van het
kriel, voor pootgoed gebruikt kan worden.
Men beperke dit dus niet tot de poters
alleen. De groote knollen kunnen nl. ge
sneden worden, wat het best geschiedt
enkele weken voor het poten.
De aardappelen worden van kop naar
naveleind gesneden exx wel zoo, dat de
helften bij lxet naveleind nog iets aan el
kaar blijven zitten. Even voor of tijdens
het poten worden de helften van elkaar
gebroken. Een eerste vereisclxte is, dat de
gesneden aardappelen luchtig bewaard
worden, daar anders kans op rotting be
staat.
Nadere inlichtingen worden verschaft
door den Plantenziektenkundigen Dienst
te Wageningen, de bij dezen dienst werk
zame ambtenaren buiten Wageningen, als
mede door de x-ijksland- en tuinbouw-
consulenten.