Twee Vlissingsche loodsen gingen op zoek naar hun vermiste kameraden. Een prachtig staaltje van moed en offerzin. Met een oude motorfiets acht dagen door het verwoeste Belgische en Fransche kustgebied gezworven. In dezen tijd komt meer dan ooit de schaduwzijde van het zeemanschap naar voren. Niet alleen voor de mannen die op zee hun werk vinden, doch ook voor hun verwanten die zij moeten achterlaten. In vele families heerscht thans angst en spanning over man of vader, zoon of toroer, die van huis gegaan zijn om hun plicht te vervullen en van wie taal noch teeken meer wordt gehoord. In Vlissingen bestaat deze onzekerheid niet in het minst in de kringen van liet loodswezen. Verschillende loodsvaartuigen waren ten tgde van den overhaasten af tocht van de Franschen in de vaart en sedertdien heeft men van vele loodsen en verdere bemanningen der schepen niets meer vernomen. "Wat is er van hen te recht gekomen? Waar bevinden zij zich? Zijn allen nog in goeden welstand? Zie daar de vragen die werden en nog worden gesteld. Aanvankelijk moest men het antwoord schuldig blijven. Doch geleide lijk is men van verschillenden iets te weten gekomen, terwijl enkele vermisten zelfs reeds in Vlissingen zijn terugge keerd. Twee kranige mannen. Dit laatste is zeker niet in het minst te danken aan twee kranige Vlissingsche loodsen. Deze zijn namelijk geheel op eigen risico en kosten, met inzet van hun leven, met een oude motorfiets acht da gen op zoek geweest in België en Frank rijk naar hun kameraden, teneinde te trachten aan de ondragelijke onzekerheid over het lot der talrijke vermisten, een einde te maken. Hun namen willen zjj bescheiden als echte zeelui meestal zijn beslist niet in de krant hebben. „Het doet niets ter zake, wie dat nu precies zijn", aldus hun motiveering. Een standpunt dat wij in dit geval dus niet anders dan eerbiedigen kunnen, al zijn wij ervan overtuigd, dat de meeste van onze Vlissingsche lezers wel weten wie deze koene mannen zijn. Bovendien zal iedereen na het lezen van het relaas van hun ervaringen en de resultaten van hun nasporingen, met, ons van rneening zijn, dat zij zeker verdienen dat hun op deze plaats in het openbaar een woord van lof voor hun menschlievend optreden wordt gebracht. Geen vcrgeefsche tocht. Het voornaamste voor deze beide man nen is en zij gaven hiervan met vol doening uiting dat zjj alle moeite en ontberingen niet voor niets hebben moe ten overwinnen, al hadden zij het resul taat van hun tocht nog grooter gewenscht. Na een zwerftocht van acht dagen zijn zij in Vlissingen teruggekeerd met drie gewonde leden van het loodspersoneel, waarvan zij er twee in deerniswekkenden toestand in een Fransch hospitaal aan troffen, terwijl de derde op de terugreis uit Oostburg werd meegebracht. Voorts vonden zij in een vluchtelingenkamp in Boulogne een Vlissingsche heer en dame. Zij hebben bevorderd, dat deze naar Ne derland konden terugkeeren en speelden het zelfs klaar dat hiervoor een auto be schikbaar gesteld werdBovendien brachten zij een groot aantal brieven van families uit de Belgische kustplaatsen mee, zoodat ook in vele huizen van de hier verblijvende Belgen eenige opluch ting is gebracht, na de weken van angst en ongerustheid over het lot van familie in. Oostende enz. Groot© medewerking van Duitsche en Nederlandsche autoriteiten. Van het geheele plan zou weinig te recht zijn gekomen, wanneer men niet groote medewerking had ontvangen van de Duitsche en Nederlandsche autoritei ten. Voordat de reis een aanvang kon ne men, moesten verschillende besprekingen worden gevoerd. De waarnemende Com missaris der Koningin, mr. P. Dieleman werd bezocht, gesproken werd met bur gemeester van Woelderen, de Ortskom- rnandanten te Vlissingen en Middelburg, den Commissaris van Politie enz. Het plan mocht de sympathie van deze heeren verwerven, zoodat de volle medewerking werd gegeven. Van den Ortskommandant te Vlissingen, den wnd. Commissaris der Koningin en den Commissaris van Politie werden papieren ontvangen, waarin het doel van de reis werd omschreven en ver zocht werd zooveel mogelijk steun en bij stand te verleenen. De Commissaris van Politie, de heer A. O. F. W. C. Gasinjet en de inspecteur van politie, de heer W. H. van Ballegooijen de Jongh verleenden bijzonder veel medewerking bij de voor bereidingen. Door deze heeren kregen zij de beschikking over een oude motorfiets, zoodat alles gereed was voor den aanvang van den tocht. De tocht begint. In den middag van Zondag 9 Juni werd gestart. De mannen hadden weinig hoop op succes, doch in het bezit van een dertigtal brieven, waarmee zij vele Vlis singsche en Belgische families een groot plezier konden doen en verzekerd van den moreelen steun van het loodsbestuur en enkele collega's, vertrokken zij toch met de wetenschap dat deze reis in ieder ge val haar nut zou kunnen hebben. Het eerste deel van den tocht verliep vlot, de motor draaide lustig, totdat in Merxem de eerste reparatie aan het oude beestje verricht moest worden. Nadat het euvel verholpen was ging het verder op Antwerpen aan. Onderweg werd nog een kleine inspectie verricht naar de pleister plaatsen van de rivierloodsen, waarvan er enkele helaas in puin lagen. In de Sinjo renstad werd overnacht in het gebouw van het Loodswezen. De medewerking van den Ortskommandant ter plaatse werd ingeroepen voor het repareeren van den motor en het verkrijgen van benzine, terwijl de papieren van de noodige stem pels voor de doorreis werden voorzien. Dat was bijna! Vol goeden moed gingen de mannen hierna weer op weg. Het heeft echter weinig gescheeld of de tocht had in. Ant werpen een ontijdig einde gevonden. De „machinist" zou den motor aanslaan, doch hierbij maakte het rijwiel zoo'n raren sprong dat het van een ponton af, half in het water schoot. Wonder boven won der werd alleen de lantaarn het slachtof fer. Doch dat was het ergste niet. Er zou nog wel meer komen! Na dit intermezzo werd vertrokken naar Sluis. De rit door het Vlaamsche land verliep goed en be houden arriveerde men aan het grens- plaatsje, waar aan den burgemeester een dankbetuiging van de loodsen werd af gegeven, die reeds in Vlissingen waren teruggekeerd. Den „afgezanten" viel hier een wanne ontvangst ten deel en met de medewerking van den Ortskommandant kon ook daar weer worden getankt. De motor kon weer draaien, dus vooruit ging het weer. Naar Oostburg. De twee eerst© vermisten gevonden. In het ziekenhuis aldaar troffen zij tot hun groote verwondering den machine- drijver Blind en den stoker Ripke aan. Toen van Vlissingen werd vertrokken, was hun hiervan nog niets bekend. De blijd schap van deze beide menschen, die hoe wel liefderijk verzorgd toch geheel al leen in den vreemde daar verbleven, was ontroerend bij het zien van twee bekenden. Alle moeiten waren nu reeds bü voor baat beloond. Het werk voor de vér- zorging der kameraden nam hier een aan vang. De loodsen stelden zich in verbin ding met een dame van het postkantoor te Oostburg, die op zich nam verder voor de beide gewonden te zorgen, een taak waarvan zij zich naar later zou blij ken reusachtig heeft gekweten. Aangemoedigd door dit eerste succes, gingen de loodsen weer op weg om het zoo zware, doch vrijwillig op hun schou ders genomen werk voort te zetten. Van Oostburg werd koers gezet naar de Bel gische kust. Eerst tegen middernacht arriveerden zij in Oostende, doordat on derweg de ketting van den motor was geloopen, hetgeen hen weer noodzaakte in Blankenberghe te gaan repareeren. In het zwaar beschadigde Oostende vonden zij een onderdak bij den Belgischen leger commandant. Naspeuringen in Oostende. Na van een welverdiende nachtrust te hebben genoten, werd des morgens het Belgische Loodswezen opgezocht. Daar werd vernomen dat ook de loodsdienst van onze Zuiderburen verscheidene le den vermiste. Geïnspireerd door het ini tiatief van onze Vlissingers, besloot ook de Belgische schipper P. Broecke op on derzoek uit te gaan naar zijn kameraden. Onze landgenooten bezorgden hem hier voor de noodige papieren van den Orts kommandant en het Belgische leger- commando. Deze zaak kwam in orde; dat was hun wel toevertrouwd! De Belgische loods C. Daenen werd aangesteld tot brie venbesteller er was immers een pak correspondentie uit Vlissingen meegebracht terwijl dezelfde man er voor moest zorgen, dat bij den terugkeer naar Neder land nieuws en brieven klaar lagen. In het loodsengebouw en een café van den vroegeren kastelein van de Belgische so ciëteit werd het doel van den tocht der Vlissingers op een bord geschreven, dit met het oog op de vermiste loodsbooten en de bemanning. Bij vele families wer den onze mannen hartelijk ontvangen, veel nieuws werd er van families en ver wanten vernomen, terwijl het natuurlijk aan opdrachten bij de thuiskomst niet ontbrak. Naar de Fransche grens. Nadat de Ortskommandant in Oostende zijn onmisbare hulp had verleend voor het verkrijgen van benzine, trokken de nietversagende Vlissingers verder. Het volgende doel was de aan de Fran sche grens gelegen badplaats de Panne. Onderweg werd een oude bekende ont moet: het Belgische lichtschip Wandelaar, een van de trouwe wachters in de Noord zee, die den zeeman den veiligen weg naar den Scheldemond aangaf. Thans lag het echter stil cn verlaten ergens op het strand In de Panne, de in de laatste jaren bijzonder floreerende Belgische badplaats die ook zwaar geleden had van den strijd, werd een gastvrij onderkomen gevonden bij de in Vlissingen niet onbekende familie Blondé, terwijl ook hier weer verschil lende families met uit Vlissingen meege nomen brieven gelukkig werden gemaakt. De volgende dag was gewijd aan het doen van nasporingen naar de loodsen. Op het strand werd een kijkje genomen bij de beide kilometerlange pieren, gevormd door duizenden auto's waarlangs het Brltsche expeditie leger heeft trachten te vluchten. Hier en daar werden inlichtingen inge wonnen, doch zonder resultaat. Dus er zat niets anders op dan weer maar verder te rijden. Duinkerken: één ruïne. Naarmate de Fransche grens dichterbij kwam, deden zich ook steeds meer de gevolgen van den oorlog gelden. De we gen waren op vele plaatsen vernield en overal lag het achtergelaten materiaal over en langs de wegen. Voordat Duin kerken was bereikt, maakten dc motor rijders nog op minder aangename wijze kennis met Moeder Aarde, doordat de mo tor plotseling slipte en onderuit schoot. Gelukkig liep het met weinig schade af, zoodat onze loodsen veilig en wel in Duin kerken konden komen. Daar werd eerst een bezoek gebracht aan den Ortskomman dant teneinde inlichtingen in te winnen omtrent de loodsbooten met de bemannin gen. Deze wist hun echter niets bijzonders te vertellen. Met den motor reden zij toen naar den kop van de pier en telden daar naast verschillende nog in tact zijnde schepen, niet minder dan 28 wrakken. Van een loodsboot was echter niets te bespeuren. Een bezoek aan een hospitaal maakte hen ook niet veel wijzer. Er waren geen Vlissingers onder de gewonden. Duinkerken lieten zij daarom maar spoe dig achter zich liggen. Van Duinkerken kan eigenlijk niet meer worden gespro ken. Men kan beter zeggen: de puinhoo- pen van wat eens Duinkerken was. Er is niet één huis onbeschadigd gebleven. Zelfs niet het huis waar de Ortskommandant gevestigd was. Er zaten daar ook geen ramen of deuren meer in! Wat nijvere handen in lange jaren moeizaam hadden opgebouwd, was daar evenals in zoovele andere plaatsen, in slechts enkele dagen vrijwel geheel vernietigd. Vreeselijke toestanden in een hospitaal. Nu kwamen onze mannen eerst recht te midden van de vreeselijke ellende die den oorlog teweeg heeft gebracht. Zij gingen informeeren naar het hospitaal Z. Cöte. Hun werden de lijsten van7000 na men der gewonden voorgelegd. Eén voor één werden alle lijsten nagezien, doch alle moeite was tevergcefsch. Er werden geen bekende namen gevonden. Nog gaven zij het niet op. Zij gingen de zalen met ge wonden bezoeken. De ellende die zij daar gezien hebben, zullen de mannen van hun leven nooit meer vergeten. In ver vuilden toestand lagen daar de zwaarge wonden, velen worstelend met den dood. En bij al hun lijden kregen de arme slachtoffers nog slechts weinig en bijna niet te nuttigen sten. Bovendien floten af en toe de granaten boven hun hoofd. Nee, onbeschrijfelijk is de toestand waarin de menschen in dit Fransche hospitaal verkeerden! Terug naar Duinkerken. Wel terneergeslagen doch niet ontmoe digd trokken onze loodsen terug naar Duinkerken, waar zij trachtten in verbin ding te komen met een Franschen collega. Ook thans strandden hun pogingen. Na overleg besloten zij toen via Gravellnes en Calais naar Boulogne door te gaan; een tocht door berg en dal die de grootste krachtsinspanning vergde. Vooral ook omdat de motor steeds meer zjjn ouder domsgebreken ging vertoonen. Minder prettige gewaarwordingen deden de man nen in dit moeilijke terrein op met de duo, doordat de zitplaats maar met touwtjes en rjzerdraad was bevestigd. Doch de moeilijkheden zijn er om over wonnen te worden en ook hierin slaagden onze mannen. Vlissingsch echtpaar in een vluch telingenkamp gevonden. In Boulogne was het eerste werk weer in een hospitaal de gewondenljjst nazien, hetgeen echter niets opleverde. Een be zoek aan een vluchtelingenkamp gaf be tere resultaten. Tusschen de vele honder den troffen zij daar een Vlissingsch echt paar aan. Welk een blijdschap zich van deze menschen meester maakte, een paar stadgenooten te ontmoeten, laat zich natuurlijk begrijpen. Direct gingen onze bemiddelaars-bij-uitstek er op uit om den behouden terugkeer van deze men schen te verzekeren en de noodige pa pieren vast te krijgen. Dat zij het voor elkaar wisten te spelen, zouden wjj nu zoo langzamerhand „vanzelfsprekend" kunnen noemen. Speurderstalenten geopenbaard. Het was voor de loodsen een voldoe ning weer twee landgenooten te hebben bijgestaan, doch het hoofddoel van hun tocht: het opsporen van hun kameraden, was nog niet bereikt. Op den afgeleef- den motor werd verder getuft, nu naar Paris Plage waar ook verschillende hospitalen gevestigd waren. Hospitaal in, hospitaal uit, vele gewonden, doch niet één van de eigen menschen gezien. In een hotel „Carlton" genaamd, moesten er ook nog gewonden zijn. Dus ook daar even kijken. Zij kregen de lijsten ter in zage; alles nagekeken, maar geen beken de namen. Totdat een van de twee lood sen bij toeval het oog liet vallen op den naam „Caboutkam". „Hé, dat kon Cor Boutkan wel eens zijn", zoo opperde hij. Zij gingen de gewonden opzoeken en in derdaad bleek dit het geval. Geheel ver vuild had men den armen kerel daar ach tergelaten. Ontroerend was ook hier het weerzien. Onmiddellijk namen de mannen de noodige maatregelen om hun ka meraden uit deze hel te verlossen. Toen dit geregeld was en zij het hospitaal ver lieten, was de motorfiets verdwenen! Wat nu te beginnen? Voor onze loodsen was deze impasse nu niet bepaald zoo vreeselijk moeilijk; zij hadden reeds voor heeter vuren gestaan. Zij togen naar den Ortskommandant, zetten de situatie uit een, lieten hun verschillende papieren zien, en evenals op zoovele andere plaat sen, was ook deze Duitsche officier hun weer te wille en Kwam hun te hulp. Zij kregen notabene een auto met chauffeur te hunner beschikking. Onderweg naar Arras zagen zij toen plotseling hun dier baar geworden karretje terug, waarop twee vliegeniers zich vermaakten. Dus dat zaakje was ook weer gezond, al was aan den motor beschadigd wat er nog van heel was. Over Montrieul ging het daar op naar Berck Plage waar zij vier groote en mooie hospitalen bezochten. In hotel de France troffen zij een gewonden zoon en dochter van de familie Hamelink uit Axel aan. Zooals 'wij reeds gemeld heb ben, is de echtgenoote van den heer Ha melink, een Statenlid, door een granaat gedood, terwijl hijzelf met een anderen zoon naar zijn woonplaats is teruggekeerd, nadat hij zijn zoon en dochter die thans in dit hotel gewond lagen, was kwijtge raakt. In ditzelfde hotel bleken zich nog verschillende andere Nederlanders te be vinden, die allen min of meer gewond wa ren. Aan allen brachten zy een bezoek. Er waren o.m. de Vlissingsche familie Rog geband en de zoon van den Nederlahd- schen gezantschapssecretaris te Brussel. Ook hier zochten de mannen weer een Nederlandsche familie op die voor de slachtoffers zou zorgen en vonden hiertoe de daar verblijvende familie Regout uit Maastricht bereid. In hetzelfde hotel waar deze Hollandsche familie vertoefde sliepen onze loodsen, voorzoover er tenminste van slapen sprake was, daar verschillende nachtelijke bomaanvallen werden uitge voerd. De terugreis wordt aangevangen. Daar de weg naar Dieppe niet begaan baar was en de kans om hun collega's verderop te vinden, om verschillende rede nen, gering was, besloten de loodsen daar om maar terug te keeren. Over Montrieul reden zij naar Paris Plage. Na Bout kan nog eens opgezocht te hebben en een onderhoud te hebben gehad met den Fran schen legercommandant over de verpleging en het vervoer van hun kameraad, gingen zij weer terug naar Boulogne waar zij het Vlissingsch echtpaar de verlangde papieren om naar huis te kunnen vertrekken, be zorgden. Terwijl zij door de zwaar geha vende stad reden, voorbjj de rijen auto's die daar stonden verspreid, ontdekten zij opeens een wagen met een Zeeuwsch num merbord. Daar moesten zij meer van we ten. Een nader onderzoek wees uit dat het de auto van den heer Polderman uit Vlis singen was. Om den eigenaar bij thuis komst hiervan het overtuigend bewijs te leveren, namen zij het knopje van de claxon mee. Een modderfestyn. Na alle wederwaardigheden die onze loodsen reeds meegemaakt hadden, bleven zij toch liet groote doel van hun tocht voor oogen houden en trokken opnieuw er op uit om naar hun collega's te gaan zoelten. Hiertoe reden zij weer maar eens naar Calais. Het zou vreemd zijn, als zij onderweg niets bijzonders hadden meegemaakt. Tijdens den rit langs de moeilijk begaan bare weg'en was het thans het voorspat bord waarmee zij last kregen, totdat zij het ding heelemaal verloren. Dat was niet zoo'n groot bezwaar geweest het voor naamste was dat de motor nog draaide wanneer het niet was gaan regenen. De toch al in slechten staat verkeerende we gen werden ware modderpoelen, hetgeen tot gevolg had dat de bestuurder totaal onherkenbaar was door de opspattende modder. Doch niets kon de mannen deren, onversaagd trokken zij verder. Over Duin kerken reden zij naar de Panne waar bij de familie Blondé werd geslapen. Met ver schillende brieven op zak keerden zij den volgenden dag terug naar Duinkerken, waar de motorfiets weer zoo goed en zoo kwaad als het ging, werd opgeknapt. "VVeer een gewonde opgespoord. Hoewel zij reeds een bezoek aan de ver schillende hospitalen te Z. Cóte hadden ge bracht en toen teleurgesteld werden daar er geen beleenden onder de gewonden waren, gingen zij nogmaals navraag doen. En tot hun groote blijdschap werd hun aanhouden beloond, want bij het tweede bezoek von den zij daar den stoker van het loodswe zen, P. Tromp. In deerniswekkenden toe stand troffen zij hem daar aan geheel vervuild en verwaarloosd en bovendien half uitgehongerd. Het verdere deel van den dag hebben onze loodsen toen in dit hospi taal doorgebracht. Zij deden wat zij kon den, deelden alle sigaretten uit die zij in hun zak hadden en spraken vele gewonden een bemoedigend woord toe. Ook hier za gen zjj weer de verschrikkelijke uitwerkin gen van den oorlog. Wat zich daar voor hun oogen afspeelde, zullen wij den lezers maar niet vertellen. Laten wij alleen dit zeggen het was alles diep ellendig. Bij het aanschouwen van dit lijden, begrepen onze Vlissingers natuurlijk direct dat alles gedaan moest worden om hun kameraad zoo snel mogelijk uit dit vreeselijke oord weg te halen. Zij' zorgden voor een zieken auto en wisten van den Ortskommandant te Brenduine de begeleidende papieren te verkrijgen. „God bless you". Toen dit alles gereed was, moesten zij vertrekken, de gewonden waarmee z\j door hun gesprekken reeds goede vrienden waren geworden, achterlatend in hun ellende. Met den veelzeggenden wensch „God bless you" (God zegene U) van een gewonden Engelschen soldaat vertrokken de mannen, om hun menschlievend werk voort te zetten. Het was inmiddels avond geworden en de vermoeide -lichamen vroe gen om rust. In Duinkerken betrokken zij toen maar de ruïne van een hotel. In een slaapkamer terecht gekomen, wierpen zjj het neergevallen puin met de sprei op den vloer, zoodat zjj nog betrekkelijk goed konden slapen, hoewel er deuren noch ra men meer in de kamer zaten en het plafond geheel gebroken was. Den volgenden mor gen ging het toen met den ziekenauto met den heer Tromp, die zü bij hun vertrek uit Z. Cóte hadden meegenomen, ln de richting van de Belgische grens naar de Panne. De wanorde op den weg was toen nog grooter geworden. Het stonk van de lijken en overal werden groote colonnes krijgsgevangenen ontmoet. Vernielde en verbrande auto's, wapens en munitie ver sperden hun den weg. Trots alle moeilijkheden kon zonder on gelukken Oostende bereikt worden. Daar werden eerst maatregelen genomen voor den gewonden Tromp. Het beste werd ge acht den ziekenauto door te sturen naar Oostburg om den gewonde daar in het zie kenhuis te laten opnemen. Zoo gezegd, zoo gedaan. De „nieuwtjesjager" Iiad zjjn best gedaan. In de dagen na het vertrek uit Oostende van de beide loodsen op de heenreis, had de loods Daenen die voor brieven en nieuwtjes zou zorgen, goed zjjn best ge daan. Br lagen niet minder dan 58 brieven voor Vlissingsche families te wachten ter wijl loods Daenen een berg belangrijke nieuwtjes had verzameld. Het oponthoud moest ook hier weer benut worden om en kele reparaties aan de motorfiets te ver richten, die steeds meer het aanzien van een aftandsch vehikel ging krijgen. Naar Nederland terug. Op de afgesproken plaats ontmoetten zij den volgenden dag de Vlissingsche familie en Boutkan, die met een Franschen auto naar daar waren gereden. In vrij snel tem po ging het toen over Knoeke en Sluis naar Oostburg, waar overnacht werd. Den volgenden dag werd tenslotte gestart voor het laatste traject van den veelbewogen tocht. Stoker Ripke die nog steeds in het St. Antoniusziekenhuis aldaar werd ver pleegd, werd ook meegenomen, zoodat de stoet bestond uit Tromp, geheel in het gips, Boutkan en Ripke in den ziekenauto, het echtpaar in den particulieren auto en de loodsen op hun motorfiets er voor of achter. Een ontroerend weerzien. Blij en opgewekt weer in eigen land te zijn en met het vooruitzicht spoedig thuis te zijn, ging de stoet door Zeeuwsch-Vlaan deren. Er deden zich geen bijzonderheden voor totdat men in Axel Kwam. Hier be leefde Tromp bij al zjjn lijden, een van de heerlijkste oogenblikken van zijn leven. Terwijl de stoet door het stadje reed, riep hij eensklaps uit„Stoppen, stoppen, mijn kind!" Temidden van de menschen die het transport op straat gadesloegen, had hij zijn dochtertje gezien. Een oogenblik later verschenen ook zijn vrouw en zijn schoon moeder. Is het niet te begrijpen dat het een roerend weerzien werd? Den vorjgen dag nog in de diepste ellende, was dit ge zin opeens weer bij toeval hereenigd. Er was nu geen sprake meer van scheiden. De echtgenoote van Tromp en zijn dochtertje stapten in en vol geluk over het succes van dezen tocht snorde men in de richting van Antwerpen. Daar vonden allen een gastvrij onthaal bij den Commissaris van het Loodswezen. Nadat verschillende brie ven waren afgegeven en enkele personen waren verwittigd van voor hen belangrijk nieuws, werd naar Vlissingen vertrokken, dat zonder verdere moeilijkheden werd be reikt. De gewonden werden naar het zie kenhuis „Bethesda" overgebracht, den di recteur van het Loodswezen werd een voor- loopig rapport uitgebracht en tenslotte zorgden dc loodsen nog dat dc particu liere' auto onder dak kwam. En ja, hier mee was onze tocht van acht dagen teneinde, zoo merkten de loodsen ons een voudig op. De volgende dagen werden de brieven gedistribueerd en hoe deze dien sten van de twee dappere mannen op prijs gesteld werden, vertolken de vele bloemstukken die zij in hun woning moch ten ontvangen. Een tweede reis. Een paar dagen later hebben beide loodsen opnieuw de reis aangevangen om te trach ten hun collega's te vinden. Ditmaal waf-en zij echter beter uitgerust. Inplaats van op het deerlijk afgetakelde motortje, ging het nu per auto, via Bres- kens naar de Panne, om vandaar weer de zelfde tocht langs de Belgische kust naar Frankrijk te maken. In Montrieul, waar zij gedacht hadden de stuurman van de loods boot no. 1 te vinden, bleek dat deze juist per auto naar Vlissingen was vertrokken. Ook de Vlissingsche familie Roggeband, die zij op hun eerste reis hadden ontmoet, bleek intusschen naar Brussel te zijn ver trokken. In Montrieul en Boulogne hebben beide?mannen opnieuw alle hospitalen af gezocht, echter zonder een landgenoot aan te treffen. Vermoedelijk zijn allen weer verder vervoerd. Blijdschap in veel Belgische families. Vanuit Vlissingen waren weer een flink aantal brieven meegenomen voor Belgische families, welke brieven weer de noodige blijdschap brachten. Trouwens onze beide koeriers hebben op hun reis nog meer vreugde en geruststelling gebracht, voor namelijk bij hun terugkeer in Oostende. In Dieppe troffen zij nl. niet minder dan 11 Belgische treilers en 2 tilburybooten allen onbeschadigd aan. De bemanningen van deze schepen, allen afkomstig uit Oosten de, waren niet meer aan boord, daar Dieppe geheel was geëvacueerd. Naar de mannen in Dieppe van de Duitsche autori teiten vernamen, moeten allen echter in goeden welstand verlteeren. In dezelfde ha ven lagen oolc nog eenige andere schepen, doch geen enkel Nederlandsch schip. Al leen in Duinkerken zagen zij de Mok I en de vier sleepbooten van Letzer. Ook op deze reis hebben onze loodsen alle mogelijke medewerking van de Duit sche militairen ondervonden. Overal wer den zij met de meeste voorkomendheid ont vangen en in Dieppe, dat, zooals hierboven reeds vex-meld, geheel was geëvacueerd, waren ze gasten van den Duitschen com mandant. Zü hebben daar geslapen in de Duitsche Kommandantur, kregen de beste kamers en een prima verzorging. Daarover hebben beide mannen niets dan lof. Helaas heeft deze twee-Ie reis niet ge bracht wat er van verwacht werd, doch is alleen de zekerheid verkregen, dat de nog vermisten, zich. ergens anders moeten bevinden. Er worden thans nog ongeveer 80 leden van het loodspersoneel hier ter stede ver mist. Deze zijn ongetwijfeld naar Engeland overgestoken. Er wordt thans getracht om via het in ternationale Roode Kruis in Zwitserland Iets naders over hen te vernemen. De uitbreiding van de Amerikaansche verdediging. Havas meldt uit Washington Het Ame rikaansche Huis van Afgevaardigden heeft gisteren met algemeene stemmen het groote programma tot uitbreiding van de Ameri kaansche vloot aangenomen. Het program ma beoogt den bouw van een vloot ter ver dediging van den Stillen Oceaan. Deze vloot is niet slechts berekend op de verdediging van de Vereenigde Staten, doch van het ge heel e westelijke halfrond. Dit groot opge zette programma omvat 200 oorlogsschepen met een totale tonnage van 335.000 ton. Behalve de vloot wordt ook de luchtmacht vergroot. Het aantal vliegtuigen der Ver eenigde Staten zal van 10.000 op 15.000 worden gebracht,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 6