Twee Vlissingsche loodsen gingen op
zoek naar hun vermiste kameraden.
Een prachtig staaltje van moed en offerzin.
Met een oude motorfiets acht dagen door het verwoeste
Belgische en Fransche kustgebied gezworven.
In dezen tijd komt meer dan ooit de
schaduwzijde van het zeemanschap naar
voren. Niet alleen voor de mannen die op
zee hun werk vinden, doch ook voor hun
verwanten die zij moeten achterlaten. In
vele families heerscht thans angst en
spanning over man of vader, zoon of
toroer, die van huis gegaan zijn om hun
plicht te vervullen en van wie taal noch
teeken meer wordt gehoord.
In Vlissingen bestaat deze onzekerheid
niet in het minst in de kringen van liet
loodswezen. Verschillende loodsvaartuigen
waren ten tgde van den overhaasten af
tocht van de Franschen in de vaart en
sedertdien heeft men van vele loodsen en
verdere bemanningen der schepen niets
meer vernomen. "Wat is er van hen te
recht gekomen? Waar bevinden zij zich?
Zijn allen nog in goeden welstand? Zie
daar de vragen die werden en nog worden
gesteld. Aanvankelijk moest men het
antwoord schuldig blijven. Doch geleide
lijk is men van verschillenden iets te
weten gekomen, terwijl enkele vermisten
zelfs reeds in Vlissingen zijn terugge
keerd.
Twee kranige mannen.
Dit laatste is zeker niet in het minst
te danken aan twee kranige Vlissingsche
loodsen. Deze zijn namelijk geheel op
eigen risico en kosten, met inzet van hun
leven, met een oude motorfiets acht da
gen op zoek geweest in België en Frank
rijk naar hun kameraden, teneinde te
trachten aan de ondragelijke onzekerheid
over het lot der talrijke vermisten, een
einde te maken. Hun namen willen zjj
bescheiden als echte zeelui meestal
zijn beslist niet in de krant hebben.
„Het doet niets ter zake, wie dat nu
precies zijn", aldus hun motiveering. Een
standpunt dat wij in dit geval dus niet
anders dan eerbiedigen kunnen, al zijn
wij ervan overtuigd, dat de meeste van
onze Vlissingsche lezers wel weten wie
deze koene mannen zijn. Bovendien zal
iedereen na het lezen van het relaas van
hun ervaringen en de resultaten van hun
nasporingen, met, ons van rneening zijn,
dat zij zeker verdienen dat hun op deze
plaats in het openbaar een woord van lof
voor hun menschlievend optreden wordt
gebracht.
Geen vcrgeefsche tocht.
Het voornaamste voor deze beide man
nen is en zij gaven hiervan met vol
doening uiting dat zjj alle moeite en
ontberingen niet voor niets hebben moe
ten overwinnen, al hadden zij het resul
taat van hun tocht nog grooter gewenscht.
Na een zwerftocht van acht dagen zijn
zij in Vlissingen teruggekeerd met drie
gewonde leden van het loodspersoneel,
waarvan zij er twee in deerniswekkenden
toestand in een Fransch hospitaal aan
troffen, terwijl de derde op de terugreis
uit Oostburg werd meegebracht. Voorts
vonden zij in een vluchtelingenkamp in
Boulogne een Vlissingsche heer en dame.
Zij hebben bevorderd, dat deze naar Ne
derland konden terugkeeren en speelden
het zelfs klaar dat hiervoor een auto be
schikbaar gesteld werdBovendien
brachten zij een groot aantal brieven van
families uit de Belgische kustplaatsen
mee, zoodat ook in vele huizen van de
hier verblijvende Belgen eenige opluch
ting is gebracht, na de weken van angst
en ongerustheid over het lot van familie
in. Oostende enz.
Groot© medewerking van Duitsche
en Nederlandsche autoriteiten.
Van het geheele plan zou weinig te
recht zijn gekomen, wanneer men niet
groote medewerking had ontvangen van
de Duitsche en Nederlandsche autoritei
ten. Voordat de reis een aanvang kon ne
men, moesten verschillende besprekingen
worden gevoerd. De waarnemende Com
missaris der Koningin, mr. P. Dieleman
werd bezocht, gesproken werd met bur
gemeester van Woelderen, de Ortskom-
rnandanten te Vlissingen en Middelburg,
den Commissaris van Politie enz. Het
plan mocht de sympathie van deze heeren
verwerven, zoodat de volle medewerking
werd gegeven. Van den Ortskommandant
te Vlissingen, den wnd. Commissaris der
Koningin en den Commissaris van Politie
werden papieren ontvangen, waarin het
doel van de reis werd omschreven en ver
zocht werd zooveel mogelijk steun en bij
stand te verleenen. De Commissaris van
Politie, de heer A. O. F. W. C. Gasinjet
en de inspecteur van politie, de heer W.
H. van Ballegooijen de Jongh verleenden
bijzonder veel medewerking bij de voor
bereidingen. Door deze heeren kregen zij
de beschikking over een oude motorfiets,
zoodat alles gereed was voor den aanvang
van den tocht.
De tocht begint.
In den middag van Zondag 9 Juni werd
gestart. De mannen hadden weinig hoop
op succes, doch in het bezit van een
dertigtal brieven, waarmee zij vele Vlis
singsche en Belgische families een groot
plezier konden doen en verzekerd van den
moreelen steun van het loodsbestuur en
enkele collega's, vertrokken zij toch met
de wetenschap dat deze reis in ieder ge
val haar nut zou kunnen hebben.
Het eerste deel van den tocht verliep
vlot, de motor draaide lustig, totdat in
Merxem de eerste reparatie aan het oude
beestje verricht moest worden. Nadat het
euvel verholpen was ging het verder op
Antwerpen aan. Onderweg werd nog een
kleine inspectie verricht naar de pleister
plaatsen van de rivierloodsen, waarvan er
enkele helaas in puin lagen. In de Sinjo
renstad werd overnacht in het gebouw
van het Loodswezen. De medewerking
van den Ortskommandant ter plaatse
werd ingeroepen voor het repareeren van
den motor en het verkrijgen van benzine,
terwijl de papieren van de noodige stem
pels voor de doorreis werden voorzien.
Dat was bijna!
Vol goeden moed gingen de mannen
hierna weer op weg. Het heeft echter
weinig gescheeld of de tocht had in. Ant
werpen een ontijdig einde gevonden. De
„machinist" zou den motor aanslaan, doch
hierbij maakte het rijwiel zoo'n raren
sprong dat het van een ponton af, half
in het water schoot. Wonder boven won
der werd alleen de lantaarn het slachtof
fer. Doch dat was het ergste niet. Er zou
nog wel meer komen! Na dit intermezzo
werd vertrokken naar Sluis. De rit door
het Vlaamsche land verliep goed en be
houden arriveerde men aan het grens-
plaatsje, waar aan den burgemeester een
dankbetuiging van de loodsen werd af
gegeven, die reeds in Vlissingen waren
teruggekeerd. Den „afgezanten" viel hier
een wanne ontvangst ten deel en met de
medewerking van den Ortskommandant
kon ook daar weer worden getankt. De
motor kon weer draaien, dus vooruit
ging het weer. Naar Oostburg.
De twee eerst© vermisten gevonden.
In het ziekenhuis aldaar troffen zij tot
hun groote verwondering den machine-
drijver Blind en den stoker Ripke aan.
Toen van Vlissingen werd vertrokken, was
hun hiervan nog niets bekend. De blijd
schap van deze beide menschen, die hoe
wel liefderijk verzorgd toch geheel al
leen in den vreemde daar verbleven, was
ontroerend bij het zien van twee bekenden.
Alle moeiten waren nu reeds bü voor
baat beloond. Het werk voor de vér-
zorging der kameraden nam hier een aan
vang. De loodsen stelden zich in verbin
ding met een dame van het postkantoor
te Oostburg, die op zich nam verder voor
de beide gewonden te zorgen, een taak
waarvan zij zich naar later zou blij
ken reusachtig heeft gekweten.
Aangemoedigd door dit eerste succes,
gingen de loodsen weer op weg om het
zoo zware, doch vrijwillig op hun schou
ders genomen werk voort te zetten. Van
Oostburg werd koers gezet naar de Bel
gische kust. Eerst tegen middernacht
arriveerden zij in Oostende, doordat on
derweg de ketting van den motor was
geloopen, hetgeen hen weer noodzaakte in
Blankenberghe te gaan repareeren. In het
zwaar beschadigde Oostende vonden zij
een onderdak bij den Belgischen leger
commandant.
Naspeuringen in Oostende.
Na van een welverdiende nachtrust te
hebben genoten, werd des morgens het
Belgische Loodswezen opgezocht. Daar
werd vernomen dat ook de loodsdienst
van onze Zuiderburen verscheidene le
den vermiste. Geïnspireerd door het ini
tiatief van onze Vlissingers, besloot ook
de Belgische schipper P. Broecke op on
derzoek uit te gaan naar zijn kameraden.
Onze landgenooten bezorgden hem hier
voor de noodige papieren van den Orts
kommandant en het Belgische leger-
commando. Deze zaak kwam in orde; dat
was hun wel toevertrouwd! De Belgische
loods C. Daenen werd aangesteld tot brie
venbesteller er was immers een pak
correspondentie uit Vlissingen meegebracht
terwijl dezelfde man er voor moest
zorgen, dat bij den terugkeer naar Neder
land nieuws en brieven klaar lagen. In
het loodsengebouw en een café van den
vroegeren kastelein van de Belgische so
ciëteit werd het doel van den tocht der
Vlissingers op een bord geschreven, dit
met het oog op de vermiste loodsbooten
en de bemanning. Bij vele families wer
den onze mannen hartelijk ontvangen,
veel nieuws werd er van families en ver
wanten vernomen, terwijl het natuurlijk
aan opdrachten bij de thuiskomst niet
ontbrak.
Naar de Fransche grens.
Nadat de Ortskommandant in Oostende
zijn onmisbare hulp had verleend voor
het verkrijgen van benzine, trokken de
nietversagende Vlissingers verder. Het
volgende doel was de aan de Fran
sche grens gelegen badplaats de Panne.
Onderweg werd een oude bekende ont
moet: het Belgische lichtschip Wandelaar,
een van de trouwe wachters in de Noord
zee, die den zeeman den veiligen weg
naar den Scheldemond aangaf. Thans lag
het echter stil cn verlaten ergens op het
strand
In de Panne, de in de laatste jaren
bijzonder floreerende Belgische badplaats
die ook zwaar geleden had van den strijd,
werd een gastvrij onderkomen gevonden
bij de in Vlissingen niet onbekende familie
Blondé, terwijl ook hier weer verschil
lende families met uit Vlissingen meege
nomen brieven gelukkig werden gemaakt.
De volgende dag was gewijd aan het doen
van nasporingen naar de loodsen. Op het
strand werd een kijkje genomen bij de
beide kilometerlange pieren, gevormd door
duizenden auto's waarlangs het Brltsche
expeditie leger heeft trachten te vluchten.
Hier en daar werden inlichtingen inge
wonnen, doch zonder resultaat. Dus er zat
niets anders op dan weer maar verder te
rijden.
Duinkerken: één ruïne.
Naarmate de Fransche grens dichterbij
kwam, deden zich ook steeds meer de
gevolgen van den oorlog gelden. De we
gen waren op vele plaatsen vernield en
overal lag het achtergelaten materiaal
over en langs de wegen. Voordat Duin
kerken was bereikt, maakten dc motor
rijders nog op minder aangename wijze
kennis met Moeder Aarde, doordat de mo
tor plotseling slipte en onderuit schoot.
Gelukkig liep het met weinig schade af,
zoodat onze loodsen veilig en wel in Duin
kerken konden komen. Daar werd eerst een
bezoek gebracht aan den Ortskomman
dant teneinde inlichtingen in te winnen
omtrent de loodsbooten met de bemannin
gen. Deze wist hun echter niets bijzonders
te vertellen. Met den motor reden zij toen
naar den kop van de pier en telden daar
naast verschillende nog in tact zijnde
schepen, niet minder dan 28 wrakken.
Van een loodsboot was echter niets te
bespeuren. Een bezoek aan een hospitaal
maakte hen ook niet veel wijzer. Er waren
geen Vlissingers onder de gewonden.
Duinkerken lieten zij daarom maar spoe
dig achter zich liggen. Van Duinkerken
kan eigenlijk niet meer worden gespro
ken. Men kan beter zeggen: de puinhoo-
pen van wat eens Duinkerken was. Er is
niet één huis onbeschadigd gebleven. Zelfs
niet het huis waar de Ortskommandant
gevestigd was. Er zaten daar ook geen
ramen of deuren meer in! Wat nijvere
handen in lange jaren moeizaam hadden
opgebouwd, was daar evenals in zoovele
andere plaatsen, in slechts enkele dagen
vrijwel geheel vernietigd.
Vreeselijke toestanden in een
hospitaal.
Nu kwamen onze mannen eerst recht te
midden van de vreeselijke ellende die den
oorlog teweeg heeft gebracht. Zij gingen
informeeren naar het hospitaal Z. Cöte.
Hun werden de lijsten van7000 na
men der gewonden voorgelegd. Eén voor
één werden alle lijsten nagezien, doch alle
moeite was tevergcefsch. Er werden geen
bekende namen gevonden. Nog gaven zij
het niet op. Zij gingen de zalen met ge
wonden bezoeken. De ellende die zij daar
gezien hebben, zullen de mannen van
hun leven nooit meer vergeten. In ver
vuilden toestand lagen daar de zwaarge
wonden, velen worstelend met den dood.
En bij al hun lijden kregen de arme
slachtoffers nog slechts weinig en bijna
niet te nuttigen sten. Bovendien floten af
en toe de granaten boven hun hoofd.
Nee, onbeschrijfelijk is de toestand waarin
de menschen in dit Fransche hospitaal
verkeerden!
Terug naar Duinkerken.
Wel terneergeslagen doch niet ontmoe
digd trokken onze loodsen terug naar
Duinkerken, waar zij trachtten in verbin
ding te komen met een Franschen collega.
Ook thans strandden hun pogingen. Na
overleg besloten zij toen via Gravellnes
en Calais naar Boulogne door te gaan; een
tocht door berg en dal die de grootste
krachtsinspanning vergde. Vooral ook
omdat de motor steeds meer zjjn ouder
domsgebreken ging vertoonen. Minder
prettige gewaarwordingen deden de man
nen in dit moeilijke terrein op met de
duo, doordat de zitplaats maar met
touwtjes en rjzerdraad was bevestigd.
Doch de moeilijkheden zijn er om over
wonnen te worden en ook hierin slaagden
onze mannen.
Vlissingsch echtpaar in een vluch
telingenkamp gevonden.
In Boulogne was het eerste werk weer
in een hospitaal de gewondenljjst nazien,
hetgeen echter niets opleverde. Een be
zoek aan een vluchtelingenkamp gaf be
tere resultaten. Tusschen de vele honder
den troffen zij daar een Vlissingsch echt
paar aan. Welk een blijdschap zich van
deze menschen meester maakte, een
paar stadgenooten te ontmoeten, laat
zich natuurlijk begrijpen. Direct gingen
onze bemiddelaars-bij-uitstek er op uit om
den behouden terugkeer van deze men
schen te verzekeren en de noodige pa
pieren vast te krijgen. Dat zij het voor
elkaar wisten te spelen, zouden wjj nu zoo
langzamerhand „vanzelfsprekend" kunnen
noemen.
Speurderstalenten geopenbaard.
Het was voor de loodsen een voldoe
ning weer twee landgenooten te hebben
bijgestaan, doch het hoofddoel van hun
tocht: het opsporen van hun kameraden,
was nog niet bereikt. Op den afgeleef-
den motor werd verder getuft, nu
naar Paris Plage waar ook verschillende
hospitalen gevestigd waren. Hospitaal in,
hospitaal uit, vele gewonden, doch niet
één van de eigen menschen gezien.
In een hotel „Carlton" genaamd, moesten
er ook nog gewonden zijn. Dus ook daar
even kijken. Zij kregen de lijsten ter in
zage; alles nagekeken, maar geen beken
de namen. Totdat een van de twee lood
sen bij toeval het oog liet vallen op den
naam „Caboutkam". „Hé, dat kon Cor
Boutkan wel eens zijn", zoo opperde hij.
Zij gingen de gewonden opzoeken en in
derdaad bleek dit het geval. Geheel ver
vuild had men den armen kerel daar ach
tergelaten. Ontroerend was ook hier het
weerzien. Onmiddellijk namen de mannen
de noodige maatregelen om hun ka
meraden uit deze hel te verlossen. Toen
dit geregeld was en zij het hospitaal ver
lieten, was de motorfiets verdwenen!
Wat nu te beginnen? Voor onze loodsen
was deze impasse nu niet bepaald zoo
vreeselijk moeilijk; zij hadden reeds voor
heeter vuren gestaan. Zij togen naar den
Ortskommandant, zetten de situatie uit
een, lieten hun verschillende papieren
zien, en evenals op zoovele andere plaat
sen, was ook deze Duitsche officier hun
weer te wille en Kwam hun te hulp. Zij
kregen notabene een auto met chauffeur
te hunner beschikking. Onderweg naar
Arras zagen zij toen plotseling hun dier
baar geworden karretje terug, waarop
twee vliegeniers zich vermaakten. Dus dat
zaakje was ook weer gezond, al was aan
den motor beschadigd wat er nog van
heel was. Over Montrieul ging het daar
op naar Berck Plage waar zij vier groote
en mooie hospitalen bezochten. In hotel
de France troffen zij een gewonden zoon
en dochter van de familie Hamelink uit
Axel aan. Zooals 'wij reeds gemeld heb
ben, is de echtgenoote van den heer Ha
melink, een Statenlid, door een granaat
gedood, terwijl hijzelf met een anderen
zoon naar zijn woonplaats is teruggekeerd,
nadat hij zijn zoon en dochter die thans
in dit hotel gewond lagen, was kwijtge
raakt. In ditzelfde hotel bleken zich nog
verschillende andere Nederlanders te be
vinden, die allen min of meer gewond wa
ren. Aan allen brachten zy een bezoek. Er
waren o.m. de Vlissingsche familie Rog
geband en de zoon van den Nederlahd-
schen gezantschapssecretaris te Brussel.
Ook hier zochten de mannen weer een
Nederlandsche familie op die voor de
slachtoffers zou zorgen en vonden hiertoe
de daar verblijvende familie Regout uit
Maastricht bereid. In hetzelfde hotel waar
deze Hollandsche familie vertoefde sliepen
onze loodsen, voorzoover er tenminste
van slapen sprake was, daar verschillende
nachtelijke bomaanvallen werden uitge
voerd.
De terugreis wordt aangevangen.
Daar de weg naar Dieppe niet begaan
baar was en de kans om hun collega's
verderop te vinden, om verschillende rede
nen, gering was, besloten de loodsen daar
om maar terug te keeren. Over Montrieul
reden zij naar Paris Plage. Na Bout
kan nog eens opgezocht te hebben en een
onderhoud te hebben gehad met den Fran
schen legercommandant over de verpleging
en het vervoer van hun kameraad, gingen
zij weer terug naar Boulogne waar zij het
Vlissingsch echtpaar de verlangde papieren
om naar huis te kunnen vertrekken, be
zorgden. Terwijl zij door de zwaar geha
vende stad reden, voorbjj de rijen auto's
die daar stonden verspreid, ontdekten zij
opeens een wagen met een Zeeuwsch num
merbord. Daar moesten zij meer van we
ten. Een nader onderzoek wees uit dat het
de auto van den heer Polderman uit Vlis
singen was. Om den eigenaar bij thuis
komst hiervan het overtuigend bewijs te
leveren, namen zij het knopje van de
claxon mee.
Een modderfestyn.
Na alle wederwaardigheden die onze
loodsen reeds meegemaakt hadden, bleven
zij toch liet groote doel van hun tocht voor
oogen houden en trokken opnieuw er op
uit om naar hun collega's te gaan zoelten.
Hiertoe reden zij weer maar eens naar
Calais.
Het zou vreemd zijn, als zij onderweg
niets bijzonders hadden meegemaakt.
Tijdens den rit langs de moeilijk begaan
bare weg'en was het thans het voorspat
bord waarmee zij last kregen, totdat zij het
ding heelemaal verloren. Dat was niet
zoo'n groot bezwaar geweest het voor
naamste was dat de motor nog draaide
wanneer het niet was gaan regenen. De
toch al in slechten staat verkeerende we
gen werden ware modderpoelen, hetgeen
tot gevolg had dat de bestuurder totaal
onherkenbaar was door de opspattende
modder. Doch niets kon de mannen deren,
onversaagd trokken zij verder. Over Duin
kerken reden zij naar de Panne waar bij
de familie Blondé werd geslapen. Met ver
schillende brieven op zak keerden zij den
volgenden dag terug naar Duinkerken,
waar de motorfiets weer zoo goed en zoo
kwaad als het ging, werd opgeknapt.
"VVeer een gewonde opgespoord.
Hoewel zij reeds een bezoek aan de ver
schillende hospitalen te Z. Cóte hadden ge
bracht en toen teleurgesteld werden daar er
geen beleenden onder de gewonden waren,
gingen zij nogmaals navraag doen. En tot
hun groote blijdschap werd hun aanhouden
beloond, want bij het tweede bezoek von
den zij daar den stoker van het loodswe
zen, P. Tromp. In deerniswekkenden toe
stand troffen zij hem daar aan geheel
vervuild en verwaarloosd en bovendien half
uitgehongerd. Het verdere deel van den
dag hebben onze loodsen toen in dit hospi
taal doorgebracht. Zij deden wat zij kon
den, deelden alle sigaretten uit die zij in
hun zak hadden en spraken vele gewonden
een bemoedigend woord toe. Ook hier za
gen zjj weer de verschrikkelijke uitwerkin
gen van den oorlog. Wat zich daar voor
hun oogen afspeelde, zullen wij den lezers
maar niet vertellen. Laten wij alleen dit
zeggen het was alles diep ellendig. Bij
het aanschouwen van dit lijden, begrepen
onze Vlissingers natuurlijk direct dat alles
gedaan moest worden om hun kameraad
zoo snel mogelijk uit dit vreeselijke oord
weg te halen. Zij' zorgden voor een zieken
auto en wisten van den Ortskommandant
te Brenduine de begeleidende papieren te
verkrijgen.
„God bless you".
Toen dit alles gereed was, moesten zij
vertrekken, de gewonden waarmee z\j
door hun gesprekken reeds goede vrienden
waren geworden, achterlatend in hun
ellende. Met den veelzeggenden wensch
„God bless you" (God zegene U) van een
gewonden Engelschen soldaat vertrokken
de mannen, om hun menschlievend werk
voort te zetten. Het was inmiddels avond
geworden en de vermoeide -lichamen vroe
gen om rust. In Duinkerken betrokken zij
toen maar de ruïne van een hotel. In een
slaapkamer terecht gekomen, wierpen zjj
het neergevallen puin met de sprei op den
vloer, zoodat zjj nog betrekkelijk goed
konden slapen, hoewel er deuren noch ra
men meer in de kamer zaten en het plafond
geheel gebroken was. Den volgenden mor
gen ging het toen met den ziekenauto met
den heer Tromp, die zü bij hun vertrek
uit Z. Cóte hadden meegenomen, ln de
richting van de Belgische grens naar de
Panne. De wanorde op den weg was toen
nog grooter geworden. Het stonk van de
lijken en overal werden groote colonnes
krijgsgevangenen ontmoet. Vernielde en
verbrande auto's, wapens en munitie ver
sperden hun den weg.
Trots alle moeilijkheden kon zonder on
gelukken Oostende bereikt worden. Daar
werden eerst maatregelen genomen voor
den gewonden Tromp. Het beste werd ge
acht den ziekenauto door te sturen naar
Oostburg om den gewonde daar in het zie
kenhuis te laten opnemen. Zoo gezegd, zoo
gedaan.
De „nieuwtjesjager" Iiad zjjn
best gedaan.
In de dagen na het vertrek uit Oostende
van de beide loodsen op de heenreis, had
de loods Daenen die voor brieven en
nieuwtjes zou zorgen, goed zjjn best ge
daan. Br lagen niet minder dan 58 brieven
voor Vlissingsche families te wachten ter
wijl loods Daenen een berg belangrijke
nieuwtjes had verzameld. Het oponthoud
moest ook hier weer benut worden om en
kele reparaties aan de motorfiets te ver
richten, die steeds meer het aanzien van
een aftandsch vehikel ging krijgen.
Naar Nederland terug.
Op de afgesproken plaats ontmoetten zij
den volgenden dag de Vlissingsche familie
en Boutkan, die met een Franschen auto
naar daar waren gereden. In vrij snel tem
po ging het toen over Knoeke en Sluis
naar Oostburg, waar overnacht werd. Den
volgenden dag werd tenslotte gestart voor
het laatste traject van den veelbewogen
tocht. Stoker Ripke die nog steeds in het
St. Antoniusziekenhuis aldaar werd ver
pleegd, werd ook meegenomen, zoodat de
stoet bestond uit Tromp, geheel in het
gips, Boutkan en Ripke in den ziekenauto,
het echtpaar in den particulieren auto en
de loodsen op hun motorfiets er voor of
achter.
Een ontroerend weerzien.
Blij en opgewekt weer in eigen land te
zijn en met het vooruitzicht spoedig thuis
te zijn, ging de stoet door Zeeuwsch-Vlaan
deren. Er deden zich geen bijzonderheden
voor totdat men in Axel Kwam. Hier be
leefde Tromp bij al zjjn lijden, een van de
heerlijkste oogenblikken van zijn leven.
Terwijl de stoet door het stadje reed, riep
hij eensklaps uit„Stoppen, stoppen, mijn
kind!" Temidden van de menschen die het
transport op straat gadesloegen, had hij
zijn dochtertje gezien. Een oogenblik later
verschenen ook zijn vrouw en zijn schoon
moeder. Is het niet te begrijpen dat het
een roerend weerzien werd? Den vorjgen
dag nog in de diepste ellende, was dit ge
zin opeens weer bij toeval hereenigd. Er
was nu geen sprake meer van scheiden. De
echtgenoote van Tromp en zijn dochtertje
stapten in en vol geluk over het succes
van dezen tocht snorde men in de richting
van Antwerpen. Daar vonden allen een
gastvrij onthaal bij den Commissaris van
het Loodswezen. Nadat verschillende brie
ven waren afgegeven en enkele personen
waren verwittigd van voor hen belangrijk
nieuws, werd naar Vlissingen vertrokken,
dat zonder verdere moeilijkheden werd be
reikt. De gewonden werden naar het zie
kenhuis „Bethesda" overgebracht, den di
recteur van het Loodswezen werd een voor-
loopig rapport uitgebracht en tenslotte
zorgden dc loodsen nog dat dc particu
liere' auto onder dak kwam. En ja, hier
mee was onze tocht van acht dagen
teneinde, zoo merkten de loodsen ons een
voudig op. De volgende dagen werden de
brieven gedistribueerd en hoe deze dien
sten van de twee dappere mannen op
prijs gesteld werden, vertolken de vele
bloemstukken die zij in hun woning moch
ten ontvangen.
Een tweede reis.
Een paar dagen later hebben beide loodsen
opnieuw de reis aangevangen om te trach
ten hun collega's te vinden.
Ditmaal waf-en zij echter beter uitgerust.
Inplaats van op het deerlijk afgetakelde
motortje, ging het nu per auto, via Bres-
kens naar de Panne, om vandaar weer de
zelfde tocht langs de Belgische kust naar
Frankrijk te maken. In Montrieul, waar zij
gedacht hadden de stuurman van de loods
boot no. 1 te vinden, bleek dat deze juist
per auto naar Vlissingen was vertrokken.
Ook de Vlissingsche familie Roggeband, die
zij op hun eerste reis hadden ontmoet,
bleek intusschen naar Brussel te zijn ver
trokken. In Montrieul en Boulogne hebben
beide?mannen opnieuw alle hospitalen af
gezocht, echter zonder een landgenoot aan
te treffen. Vermoedelijk zijn allen weer
verder vervoerd.
Blijdschap in veel Belgische
families.
Vanuit Vlissingen waren weer een flink
aantal brieven meegenomen voor Belgische
families, welke brieven weer de noodige
blijdschap brachten. Trouwens onze beide
koeriers hebben op hun reis nog meer
vreugde en geruststelling gebracht, voor
namelijk bij hun terugkeer in Oostende. In
Dieppe troffen zij nl. niet minder dan 11
Belgische treilers en 2 tilburybooten allen
onbeschadigd aan. De bemanningen van
deze schepen, allen afkomstig uit Oosten
de, waren niet meer aan boord, daar
Dieppe geheel was geëvacueerd. Naar de
mannen in Dieppe van de Duitsche autori
teiten vernamen, moeten allen echter in
goeden welstand verlteeren. In dezelfde ha
ven lagen oolc nog eenige andere schepen,
doch geen enkel Nederlandsch schip. Al
leen in Duinkerken zagen zij de Mok I en
de vier sleepbooten van Letzer.
Ook op deze reis hebben onze loodsen
alle mogelijke medewerking van de Duit
sche militairen ondervonden. Overal wer
den zij met de meeste voorkomendheid ont
vangen en in Dieppe, dat, zooals hierboven
reeds vex-meld, geheel was geëvacueerd,
waren ze gasten van den Duitschen com
mandant. Zü hebben daar geslapen in de
Duitsche Kommandantur, kregen de beste
kamers en een prima verzorging. Daarover
hebben beide mannen niets dan lof.
Helaas heeft deze twee-Ie reis niet ge
bracht wat er van verwacht werd, doch
is alleen de zekerheid verkregen, dat de
nog vermisten, zich. ergens anders moeten
bevinden.
Er worden thans nog ongeveer 80 leden
van het loodspersoneel hier ter stede ver
mist. Deze zijn ongetwijfeld naar Engeland
overgestoken.
Er wordt thans getracht om via het in
ternationale Roode Kruis in Zwitserland
Iets naders over hen te vernemen.
De uitbreiding van de
Amerikaansche verdediging.
Havas meldt uit Washington Het Ame
rikaansche Huis van Afgevaardigden heeft
gisteren met algemeene stemmen het groote
programma tot uitbreiding van de Ameri
kaansche vloot aangenomen. Het program
ma beoogt den bouw van een vloot ter ver
dediging van den Stillen Oceaan. Deze vloot
is niet slechts berekend op de verdediging
van de Vereenigde Staten, doch van het ge
heel e westelijke halfrond. Dit groot opge
zette programma omvat 200 oorlogsschepen
met een totale tonnage van 335.000 ton.
Behalve de vloot wordt ook de luchtmacht
vergroot. Het aantal vliegtuigen der Ver
eenigde Staten zal van 10.000 op 15.000
worden gebracht,