Nederlands financieele en economische 'positie. De laatste Cms Tweede Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Dinsdag 25 Juni 1940 Mogelijkheden voor het toekomstige effecten-verkeer. Menigeen zal zich de vraag stellen, of Jiet effectenverkeer zich na eventueele heropening van de beurs langs dezelfde lijnen zal kunnen voltrekken als in het verleden het geval is geweest. De om standigheid, dat het effectenbezit hier te lande zeer omvangrijk is en dat als ge volg daarvan de effectenhandel zich ook ,tot een hooge graad heeft kunnen ont wikkelen, houdt natuurlijk ten nauwste verband met de geheele economische po sitie van Nederland. Door de eeuwen heen hebben wij in den internationalen handel een belangrijke rol gespeeld. Wij danken daaraan voor een niet onbelangrijk deel de vorming van de rijkdommen hier te lande, terwijl tevens de zeer intensieve bodemproductie, die per H.A. nog hooger is dan die in Duitschland, en verder het groote succes van belangrijke Indische cultures tot de kapitaalvorming in Neder land hebben bijgedragen. In het buiten land hebben wij dan ook steeds de naam van „rjjke Hollanders" gehad, een betite ling, die onder de gewijzigde omstandig heden van de laatste jaren voor een land, dat met een groote werkloosheid had te kampen aan velen wellicht minder juist zal zijn toegeschenen, maar die toch bij een vergelijking met het levenspeil in andere landen wel een zekeren grond van waarheid had. In het Nederlandsche scheepvaartbedrijf zijn belangrijke kapi talen geïnvensteerd, hetzelfde is het geval met de intensieve bodemcultuur en den huizenbouw in de dicht bevolkte steden. Verder zijn er groote bedragen in de Indische cuitures geïnvesteerd en alles bijeengenomen veroorloofden al die in komsten tezamen aan Nederland om een boog levenspeil te handhaven. Een begeleidend verschijnsel van het' veelsoortige bezit, vooral in de periode toen de naamlooze vennootschap steeds een belangrijker plaats in het bedrijfs leven begon in te nemen, was dé onder- nemingsvox-m, waarbij het eigendom over een groot aantal houders was verdeeld. Zoo ontstond het aandeelenbezit als be leggingsvorm, dat by het Nederlandsche publiek steeds zeer gewild is geweest Tengevolge van de besparingen was het mogelijk ook in belangrijke mate kapita len te beleggen buiten Nederland en Indië. Indien men de prijscourant overziet, dan wordt een zeer belangrüke plaats inge ruimd aan buitenlandsche effecten. Er zjjn jaren geweest, dat de inkomsten uit dit bezit voor ons land zeer loonend zijn geweest, doch sinds den wereldoorlog volgde de eene slag op den anderen en van dit belangrüke actief is dan ook on getwijfeld een groot deel verloren gegaan. Omvangrijke kapitalen werden voorts be legd in overheidsfondsen en de daax-Voor- beschikbaar gekomen middelen kwamen voor een niet onbelangrijk deel van de verzekeringsmaatschappijen, daar deze bij de besparingen van onze bevolking een steeds grootere plaats innemen. De taak van de overheid heeft zich in den loop van jaren aanzienlek uitgebreid en een begeleidend verschijnsel daarbij was na tuurlek een grootere behoefte aan geld middelen en de dekking van uitgaven, die niet altyd onmiddellijk uit belastingen konden worden bestreden- Wij hebben hier in korte trekken de verschillende gebieden aangestipt, waarop de belegging van Nederlandsch kapitaal zich heeft gericht. Onnoodig te zeggen, dat het toekomstige lot van deze beleg gingen en van dit bezit in sterke mate afhankeiyk is van de vraag, welke positie ons land in de komende jaren zal innemen bij de nieuwe constellatie, die is te ver wachten. Al laat het zich aanzien dat na het sluiten van den vrede de angst voor moge- ïyke politieke complicaties, die de laatste jaren het effectenverkeer in zoo sterke mate heeft beïnvloed, zal zün verdwenen, dan nog moet ten stei'kste worden be twijfeld of de omstandigheden van dien aard zullen zjjn, dat Nederland zü'n kapi taalexport in den noi'malen zin van het wooi'd (dus geen kapitaalvlucht) weer zal kunnen hervatten. Ook hier te lande is tengevolge van de gebeurtenissen een verarming ingetreden en de inkomsten uit vele bronnen, die op het oogenblik geheel stilstaan, zullen in de toekomst waar- schrjnlijk minder ruim vloeien dan voor den oorlog het geval was. Bovendien is er hier te lande heel wat te herstellen, waarvoor veel kapitaal noodig zal zijn, zoodat de beschikbare middelen zich wel geheel op -het binnenland zullen moeten richten. Een belangrijke vi-aag is echter of de bestaande buitenlandsche beleggin gen geheel of grootendeels in tact zullen kunnen blijven. Die vraag is niet met zekerheid te beantwoorden, zoolang het niet zeker is welke positie Nederland in het toekomstige handelsverkeer zal kun nen innemen, en of de inkomsten uit het zoo belangrüke scheepvaai-tverkeer zich weder zullen kunnen herstellen. Is dit laatste niet of in onvoldoende mate het geval dan is het niet onwaarschijnlyk, dat een deel van het buitenlandsche effecten bezit door Nedei'land zal moeten worden verkocht. Voor zoover het Amerikaansche fondsen betreft, stelt de sterke goudpo sitie van de Ver. Staten dit land ongetwij feld in staat om dit bezit van Europee- sche houders over te nemen. Met een groot deel van het Engelsche en Fransche bezit is dit ti-ouwens reeds het geval ge weest. De beleggingen in Nederland en Indië zullen echter waarschijnlijk wel voor het overgroote deel hun waarde be houden, al is het natuurlijk niet uitge sloten, dat er hier en daar belangi-ijke verschuivingen, wat betreft de functies van de verschillende ondernemingen, zul len optreden. De toekomst voor de Indische producten lijkt op het eerste gezicht niet ongunstig, daar aangenomen mag worden, dat de vooi-raden in Centraal Europa na den oor log zullen moeten worden aangevuld, ook al is de toestand op het oogenblik van dien aard, dat verschillende Indische maatschappijen haar dividend hebben moeten verlagen of de betaling daarvan hebben moeten uitstellen. Er is geen reden om ten aanzien van de belegging in cul tuur- en handelmaatschappijen bepaald pessimistisch te zijn. Ook over de beleg ging in staatsfondsen en andere over- heïdsleeningen schynt men zich niet ongerust te behoeven te maken, daar de rentebetalingen regelmatig voortgang vinden. De dood van Overste Mussert. TWEE OFFICIEREN IN ARREST GESTELD. Naar wij van bevoegde zijde vernemen, zyn twee officieren in arx-est gesteld en naar den Kiljgsraad verwezen, daar zij vei'dacht worden betrokken te zijn bij den dood van luit.-kolonel J. Mussert. Naar men ons mededeelt zyn de vele verhalen, welke in omloop zijn omtrent den dood van dezen officier, als zouden daarbij ver schillende militaii-en en burgers tegen woordig zijn geweest, volkomen uit de lucht gegrepen. Behalve de beide gearres- teerden waren hierbij nog slechts drie andere officieren aanwezig, die bij de be handeling van deze zaak als getuige zullen worden gehooi'd. Nog verschillende klachten omtrent aan slagen op personen tydens de oorlogsdagen zijn in onderzoek, evenals eischen tot schadevergoeding wegens geleden oorlogs schade bij intemeering en huiszoeking. Frankrijk zoekt begrip in de Ver. Staten. Het D.N.B. meldt uit I?e\v York: Een niet genoemd lid van het Fransche kabinet heeft gisteren via de Amerikaan sche correspondenten in Bordeaux een be roep gedaan tot de Ver. Staten, om. be grip voor Frankryks besluiten. De zeven pagina's lange verklaring- constateert, dat Frankrijks besluit om met de almogend heden vrede te sluiten volkomen onaf hankelijk en vrywillig is geschied. De ver klaring keert zich, volgens Associated Press, tegen de huidige houding van En geland en zegt, dat Engelands gewy- zigde houding deels te wijten is aan den vroegeren Franschen minister van binnen- landsche zaken, Mandei," die Engeland verzocht erop te staan, dat Frankrijk in alle omstandigheden moet doorvechten. De verklai-ing maakt zich los van alle gevluchte leden der regeering en ver zoekt de Franschen in het belang van de nationale eenheid het verzet niet door vorming van een rompregcering in Lon den voort te zetten. De Fransche regee ring verzoekt haar Amerikaansche vrien den de bittere smart van Frankryk te begrijpen. Zij betreurt de ongerechtvaar digde critiek van bepaalde Britsche minis ters, die beter hun eigen geweten kon den onderzoeken. Voor het uitbreken van den oorlog heeft Engeland beloofd in de eerste oorlogsmaand 26 divisies naar Frankrijk te sturen, maar toen Frankrijk reeds 48-jarigen onder de wapenen had, had Engeland nog niet eens zijn 28-jarige mannen gemobiliseerd. Eén in Maart naar Engeland gezonden Fx-ansche delegatie journalisten heeft zich van de onvolmaakt heid der Engelsche oorlogsvoorbereidin- dingen overtuigd, en nog op den voor avond van het groote Duitsche offensief heeft Engeland met een half millioen wei-kloozen en in vertrouwen op zijn vloot een politiek "an „business as usual" (za ken doen als gewoonlyk) gevoerd. Churchills houding jegens Frankrijk. Van semi-officieele Duitsche zijde wordt gemeld Engeland heeft op het oogenblik van het hoogste gevaar een minister-president die zijn politiek op waandenkbeelden opbouwt, zoo verklaart men in politieke kringen te Berlijn ten opzichte van het streven van Churchill om zich zelf in te genstelling tot de regeering van Frank ryk, uit te geven voor den legitiemen ver tegenwoordiger van den Franschen staat. Deze poging, zoo zegt men te Berlijn, zal evenals Churchill's recente voorstel van een Fransch-Engelsche unie in de ge schiedenis opgeteekend worden als een politieke harlequinade. Twee dingen, aldus de meening in poli tieke kringen te Bellijn, hebben Churchill en zijn kliek reeds altijd gekenmerkt 1. het waarlijk schaamtelooze egoïsme, waarmede zij besloten hebben vreemde volkeren tot den laatsten man voor hun belangen op te offeren - 2. de hulpelpQze vervreemdheid van de 'werkelijkheid, waarmede, zij sinas jaren den loop der Europeesche ontwikkeling trachten te stuiten. Dit toont hun geheele politiek sedert het weer opkomen van Duitschland als groote mogendheid, zoowel in de Oosten- ryksche kwestie als in die der Sudeten- duitschers, in de Tsjechoslowaaksche kwestie, zoowel als in de Poolsche, etc. Churchill de avontui-ier, de militaire en politieke dilettant, ziet volkomen over het hoofd, dat het Frankryk, dat hü nog ti-acht op te roepen ter bescherming van Engeland, nog slechts bestaat uit eenige emigranten, maar overigens uitsluitend in zijn fantasie, terwijl het werkelüke Frankrijk, dat voor het overwegende deel thans in handen is van de Duitsche weer macht, juist tengevolge van de houding van Churchill begint in te zien, hoe on scrupuleus het door Engeland misbruikt werd. Wanneer Churchill nog steeds niet fes- grepen heeft, zoo verklaart men te Ber lijn, dat het Engelsche vastelandsysteem ineengestort is, dan is dat slechts een der teekenen er voor. dat hij alle waarborgen biedt om als vertegenwoordiger van En geland het passende instrument van deze historische omwenteling te zyn. DE BESCHERMING VAN HET ENGELSCHE KONINGSPAAR. De Londensche correspondent van Afton- bladet meldt aan zijn blad het volgende over de veiligheidsmaatregelen, die geno men zy'n ter bescherming van het Britsche koningspaar voor het geval van een lucht aanval op Londen. Bij een bomaanval wordt in het Bucking ham Palace het bevel door een speciale be schermingsorganisatie aanvaard. Deze be staat uit uitgelezen leden der paleiswacht. De koning en koningin zijn vex-plicht te ge hoorzamen aan de bevelen van deze orga nisatie. De bomvrije schuilplaats onder het paleis x.ordt iederen dag geïnspecteex-d en voorzien van versch water. In de schuilplaats is een haard aange legd voor het bex-eiden van thee en spijzen. In de slaapkamer vaix den koning en de koningin worden iederen dag gasmaskers en warme kleeren gereed gelegd, zoodat zij zich snel kunnen aankleeden en in enkele minuten in den schuilkelder zijn. Hier staan een tafel en stoelen, benevens een telefoon voor den konixxg, terwyl voor de koningin steeds een handwerkje gex-eed ligt. Ook staat er een radiotoestel. De kel der is groot genoeg onx alle bewoners van het paleis te kunnen bex-gexx. Eens per week wordt de kelder grondig gelucht, opdat hij niet vochtig wordt erx oudere personen geen verkoudheid zullen oploopen. Voorbereiding van deii aanval op Engeland. GROOTADMIRAAL DR. RAEDER BEZOCHT TER INSPECTIE O.M. NEDERLAND. Het D.N.B. xxxeldt uit Berly'n De opper bevelhebber van de oorlogsmarine, Groot admiraal Dr. H. C. Raeder, heeft tusschen 17 en 22 Juni de eenheden van de ooiiogs- mai-ine en de stellingen der marine bezocht aan de Nederlandsche, Belgi sche en Noord-Fransche kust, teneinde zich te overtuigen van de paraatheid dezer een heden in den strijd tegen Engeland. Spaansche waardeering voor Koning Leopold. Het blad „ABC" wy'st er op, dat koning Leopold van België tijdens de capitulatie van Belgiëë in de Spaansche bladen een ridderlijke beoordeeling van zijn gedrag- heeft gevonden, terwijl de Engelsche en Fransche bladen den moedigen koning met modder hebben besmeurd. Met dezelfde rid derlijkheid ontvangt Spaxxje thans de kixx- dereix van den Koxxing, die door het ongeluk aan het ouderlijk huis ontrukt zijn. Door CECIL FREEMAN CREGG. 24) Indien de eigenaar van dit huis van plan was, zyn bezoek te negeeren, zou hij van zijn kant op geen enkele beleefd heid van de zijde vaix den inspecteur be hoeven te rekenen. Higgins had zijn pijp gestopt en stond juist op het punt, die aan te steken, toen een zachte, beleefde en beschaafde stem, vlak achter hem, zich liet hooren. „Daar hebt u gelyk in, inspecteur. Maak het u gemakkelijk." Met een ruk draaide Higgins zich in zy'n- stoel oxxx. Op hoogstens twee pas achter hem stond, vxlendelijk glimlachend, in zijn handen wi-ijvend, de grootste man, dien de inspecteur ooit gezien had. Higgins was geschrokken, niet zoozeer om de aanwezigheid van den man, als wel om het feit, dat hij hem de .kamér niet had hooren binnenkomen. Dat een zoo zware man zich zoo geruischloos kon bewegen, scheen onmogelijk. Hij sprong overeind. „Goeden middag. Ik kwam om mynheer Raymond te spreken. Het schijnt niét noodig te zijn mijn kaartje af te geven." „Neen, inspecteur. Wyeh... heb ben van u gehoord, hoewel ik, wat xxxij betreft, nooit het genoegen gehad heb, u al eerder te ontmoeten." Van zyn supe rieure hoogte ct aarde de groote man op Higgins neer. „My'nheer Raymdnd is niet langer in ons midden." „Dood?" „Ut ben bang, dat ik me slecht uitdruk te. Ik bedoelde te zeggen, dat mynheer Raymondehhier niet meer woont." „Ik dacht, dat ik hem daar juist in de hall hoorde spreken." „Dat? Neen, dat was mijnheer Raymond beslist niet. O neen." Hy lachte een on aangenaam lachje. „Dat was my'nheer maar zijn naanx doet er niet toe. Hü is nu boven, by mynheer Gladde, onzen waardigen butler. U xxxoet niet te veel waarde hechten aan het gepr-aat van den Gladde, hoor. Hy' zegt niet altijd de waarheid. Het is een feithoewel dat hier niets mee te maken heeft, dat mijn heer Gladde zelfs wel eens het inwendige van een gevangenis heeft leeren kennen." „Dat weet ik maar al te goed. Ik heb heixx er zelf ingedraaid." „Neen tochl Kijk eens aan!" Een stilte volgde, gedurende welke de inspecteur een vaag, onaangenaam gevoel had, dat er nog ieixxand anders in de kamer was behalve die groote man en hijzelf. Automatisch stak hij zün pijp aan en tenvyl hij nonchalant de eerste rook wolkjes omhoog scheen te blazen, onder zocht hij nauwkeurig het plafond. Niets te zien. Hij boog zich over den haard en klopte zijn püp wat uit op een van de yzeren staven eromheen. Nieixxand aan den linkerkant van de kamer. Vlug draai de hy zich onx, schynbaar om het kussen in zyn rug wat recht te trekkenen een flauwe beweging van een van de gor dijnen naby' de deur trok zy'n aandacht en daax-na ging hü weer op zün gemak zitten. „Ja", beantwoordde hü de onuitgespro ken informatie van den ander, „Daarom kwam ik hieroxxx u te waarschuwen voor den Gladde, maar daar u al op de hoogte schynt te zy'n van de fouten uit zijn verleden, nuHy' haalde de schou- ders op, stond op en liep vlug door de kamer in de richting van de gordijnen. „Sta stil!" Van achter iet gordy'n vandaan trad een gemaskerde man de kamer binnen, in zijn rechterhand een revolver, terwijl zijn lin ker het gordijn vast hield. „Handen om hoog!" Inspecteur Higgins gehoorzaamde lang zaam, maar het verbaasde hem te zien, hoe de groote man naast hem hetzelfde deed. Toen vermoedde hij iets. Dat de groote' man ook aan het korte, bevel gehoor zaamde, was natuurlijk een truc. Die twee waren het natuurlyk gloeiend eens samen, maar hem zouden ze met dit spelletje niet vangen. Hü" vergistte zich echter, want de gemaskerde zei direct daarop: „Ja juist, Sanderson. Ik bedoel alle twee. Steek ze omhoog en houd ze omhoog." De stem kwam hem bekend voor en ter wijl Higgins voorzichtig om zich heen gluurde en naar een middel zocht om aan deze onhoudbare positie een einde te ma ken, probeerde hy tegelük den man thuis te brengen. Plotseling vond hy' het arit- woord. De stem had den eigenaar ont maskerd. Het was de jonge Thomas Ham- per, die door de gezamenlijke politieixxacht zoo ijverig gezocht werd. Hij heeft dus iets uit te staan xxxet deze menschen, dacht Higgins. Hy' keek naar deix kinderarm van den jongeix en kon nog net het witte verband om den pols zien. Zou hy de wetenschap voor zichzelf houden, of zou hy' het twee tal laten zien, dat hy. ondanks het mas ker, den indx-inger herkend had? In ieder geval was hij leelijk in het nadeel. Hij stond aan het verkeerde eind van den loop van de revolver! Naast de zware ovex-gordy'nen hing een gekleurd koord af en met zyn geblesseer den arm maakte de jongeman dit moei zaam los. „Hier, pak aan", beval hü, naar Hig gins wenkend. De inspecteur was gedwon gen te gehoorzamen. „En jij", vervolgde hij tegen den ander, „loop jy eens netjes naar dien stoel en ga daar zitten." Er lag een moordzuchtige blik in San- derson's oogen, terwül hü langzaam deed zooals bevolen was. Hy verkeerde even eens in de veronderstelling, dat beide andex-en onder één hoedje speelden, en kon deze nieuwe politienxethode maar niet begrüpen. „Bind hem nu stevig vast." Maar al te gaarne volvoerde inspec teur Higgins deze opdracht, hoewel nog steeds hoogely'k verbaasd. Het was heixx allenxxinst duidelijk, wat ïxu de jonge Hamper eigenlijk wilde, maar nu die groo te xxxan daar zoo stevig vastgebonden zat, kreeg Higgins het gevoel, dat die jonge Hamper de kwaadste nog niet was. Met de uiterste zorg bond hü de armen van den man om de leuning van den stoel te zamen, Daarna kwamen de beenen aan de beurt Sanderson's schoenen deden lxexxx rillen. Het waren puntige lakschoenen met lakensche kappen en ze waren hopeloos vulgair. Hij stond op. Haixxper's oogen keken hem komiek aan door de spleetjes in het mas ker. Eén ervan sloot zich langzaam. „U kimt hem beter ook maar ineens kneve len!" Higgins was het er volkomen mee eens. Hij vroeg zich verwonderd af, waar om de groote man al niet eerder ge schreeuwd had, maar een blik op diens gelaat leerde hem de waarheid. De man was doodèlyk beangst. „Sluit nu de deur." „Zeker", Inspecteur Higgins stapte op de deur 'toe. Dit was te mooi om waar te zijn! Het eenige, wat hij te doen had om aan deze zonderlinge betoovering een ein de te maken, was de deur open te rukken en haastig uit de kamer te glippen. Aan de andere zijde van de deur zouden hem na tuurlijk weer andere moeilijkheden kunnen wachten, maarwie dan leeftTer wijl hij op de deur toestapte, overwoog hij zijn kansen. De deur ging naar binnen open, dat was een strop. Maar de sleutel stak niet aan de binnenzijde in het slot, een goed excuus om de deur open te ma ken. Het was natuurly'k mogelijk, dat de jongemanniet zou schieten, wanneer hij een ren naar buiten zou wagen, maar jon ge menschen met grieven zün erg onbe rekenbaar en zien er allerminst tegenop om dwaze dingen te doenAh! Hier zijn we er. Vooruit nu ermee! Hy' keek om zich heen. Hamper's blikken waren op hem gericht en de revolver wees in zy'n richting. Inspecteur Higgins greep den deurknop, verzamelde al zijn moeden trok. De deur gaf echter niet mee; zij was afgesloten! Het gelaat van den inspecteur weerspie gelde zijn verbazing. „Wat is er aan de hand, mijnheer?" Haixxper's stem drukte onrust uit. Het woordje „mijnheer" vermaakte Higgins, daar het hem onthulde, dat de jongen te genover henx geen kwaad in den zin had. „Afgesloten!" „Dan kunnen we moeilijkheden verwach tenGroote moeilijkheden". Het waren niet zoozeer de woorden, als wel de maniex-, waarop ze werden uitge sproken, welke indruk maakte op den in specteur. „Dan moeten we zorgen, dat we er uit komen, zonder dat ze ons zien", merkte hy opgewekt op. „Geef mij je revolver. Ilc ben waarschijnlijk meer gewend er mee om te gaan dan jij „Daar heb u niet veel aan, mijnheer. Het ding is niet geladen." „Nou, jij hebt moed, dat moe ik zeg gen!" merkte Higgins bewonderend op. Het gelaat van den jongen onder het masker bloosde bij het vernemen van dit compliment en de schooljongen in lxenx (nog niet zoo heel lang dood, wat liet aan tal jaren betreft) kwam naar voren, ter wyl hy' op den onnxachtigen Sanderson wees. „Dat kan hy' niet zeggen, mijnheer." Dat was nxaar al te waar. Het gezicht van den man was bleek, bijna spookachtig', en zweetdruppels stonden op zijn voor hoofd. Hij was ban? (Wordt vervolgd.).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 5