De kas-opmaak In den kelder der Nederlandsclie Bank te Middelburg. Be taolsS® bus Tweede Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Woensdag 19 Juni 1940 Hoe het gebouw behouden bleefhet reddende water, de draaiende wind en.... de menschen. In de Gortstraat bevindt zich een ge bouw met strakke eenvoudige lijnen, een gebouw, dat het kantoor zou kunnen her bergen van een groote handelszaak of van een provincialen dienst. Maar het is iets anders, het is het agent schap van een instelling, weke voor de meesten onzer omhuld is door een myste rieus waas de Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank, waar in gewo ne omstandigheden het goud bewaard wordt van den staatwaarom in ons land bijkans het geheele economische leven di'aait. De Nederlandsche Bank, die geheimzin nige instelling, weke op zich neemt „aan toonder" alle Nederlandsche bankbiljetten te betalen, of zij van één of van duizend gulden zjjn. De Nederlandsche Bank, zonder welker hulp de Posterijen, de Gemeenten, de Pro vinciën practisch niet zouden kunnen werken. Het agentschap van deze instelling in Zeeland staat te Middelburg in de Gort straat, vlak bij de ruïne, waar eens onze Markt was. Links ervan, rechts ervan, vlakbij aan den voorkant en vlakbij aan den achterkant, in de Korte Geere, heeft het vuur gewoed. Hoe is dit gebouw behouden gebleven? Wat heeft men daar beleefd op den voor Middelburg zoo rampzaligen Vrijdag, en de dagen daarvoor? „WIJ WAKEN KLAAK". De agent van de Ned. Bank ,jhr. G. A. A. van Nispen, was zoo vriendelijk ons daar over het een en ander mede te deelen. Het groote voordeel was, aldus jhr. Van Nispen, dat wij „klaar" waren. Er was met alles rekening gehouden. Wjj hadden een heele regeling gemaakt voor de lucht bescherming. In geval van nood zou de bovenverdieping nat gehouden worden. Als de sirenes gingen, nam ieder een deel van het geld mee en dit werd ijlings in de kluis geborgen. We hadden dit eenige keeren gerepeteerd en alles verliep zoo vlot, dat binnen twee minuten na het alarm het geld veilig was opgeborgen en het perso neel met het aanwezige publiek zich in den schuilkelder bevond. Zoo ging het bj) de „repetities" en zoo ging het ook toen de sirenes in werkelijkheid gevaar aankon digden. „Maar voor ik U iets vertel, over wat bier gebeurd is, wil ik een woord van hai-- teljjke hulde brengen aan het geheele per soneel", aldus de directeur van het agent schap. „Allen bleven kalm. Allen gedroe gen zich voorbeeldig. Allen waren steeds op hun post. Allen hebben gewerkt en ge waakt op een wijze, welke stemt tot trots en dankbaarheid". En dan luisteren wij verder. Om vier uur 's ochtends van dien ramp- spoedigen lOden Mei wisten wij hier in Middelburg, dat het oorlog was, want toen daverden de eerste vliegtuigen over onze stad. Om half vjjf was het geheele perso neel op zjjn post En sindsdien is het gebouw geen oogen- blik verlaten geweest. Steeds zijn de kassen op de gewone uren open gebleven. En ook op ongewone uren, als het noodig was Want om 6 uur bijv. was de P.T.T. er al, de P.T.T., welke in die dagen schitterend werk heeft verricht. De wnd. directeur, de heer De Buisonjé, heeft zich de ware man op de ware plaats getoond. „Ik kende den heer De Buisonjé niet aldus jhr. Van Nispen maar in dien tijd heb ik hem leeren kennen en waardeeren" DE KAS IN DEN SCHUILKELDER. Maar ook voor het personeel van de Bank hier, heb ik, zooals ik reeds zei, de grootste (bewondering. De kas is geen oogenblik dicht geweest. Het belang daar van is duidelijk. Wij moesten doen wat wij konden om de rust onder de burgerij te handhaven, om een ineenstorting van het „burger-front" te voorkomen. In enkele plaatsen in Rotterdam en Apeldoorn bjjv. heeft men tijdelijk nood geld moeten uitgeven. Dat wekt bij de menschen onrust en wantrouwen. Het ver zwakt den goeden geest. In Zeeland is het gelukkig zoover niet gekomen. Wij hebben de P.T.T. de Provincie en de gemeenten terzijde gestaan waar wij konden. Wij heb ben uitbetaald waar er uibetaald moest worden, zonder eenige beperking, zonder eenige onregelmatigheid. Er was een wachtdienst ingesteld. Over dag werd er gewoon gewerkt en 's nachts werd er gewaakt. Iedere aflossing duurde vier uur. De aflossing was wel eens moei lijk, want des nachts mocht er niemand meer over straat. Dit leidde ertoe, dat ook de vrouwen van de beambten tenslotte des nachts naar de Gortstraat kwamen. Zij verbleven in het woonhuis van den direc teur. Het mooie hiervan is, dat dit geheel vrijwillig gebeurde. De kas is geen moment dicht geweest. Vele gemeenten konden geholpen worden, doordat de Posterijen zoo goed function- neerden. Als de P.T.T. in Zeeland niet zoo op haar post was geweest, dan had de Bank niet het werk kunnen doen, dat zij nu gedaan heeft. Ook op den Vrijdag van het bombardement was de kas geopend. Op het laatst werd het evenwel te erg, zoodat tenslotte de kas werd opgemaakt in den kelder VERBROKEN VERBINDINGEN. Niet alleen het personeel van het agent schap der Ned. Bank in de Gortstraat heeft zich goed gehouden, maar ook dat van de correspondentschappen heeft getoond den goeden geest te bezitten. De Bank heeft vijf correspondentschappen in Zeeland, nl. te Zierikzee, Vlissingen, Goes, Terneuzen en Oostburg, benevens een in Bergen op Zoom. Met deze correspondentschappen waren echter al gauw de meeste verbin dingen verbroken. Zooals men weet, hebben dé - correspon dentschappen in Zeeuwsch-Vlaarideren het nog een week langer vol moeten houden dan die in de rest der provincie. Zij verdie nen dan ook een extra woord van lof. Spe ciaal de correspondent te Terneuzen, de heer L. J. Geelhoed, heeft het niet gemak kelijk gehad. Terneuzen was geheel geëva cueerd, doch hij bleef op zijn post. Het ver dient hierbij de aandacht, dat de heer Geel hoed in April jl. reeds zijn 25-jarig jubi leum bij de Bank vierde. Op den beruchten Vrijdag 17 Mei braken dan overal in de stad de branden uit. Ook in de onmiddellijke omgeving van het bankgebouw sloegen links en rechts de vlammen ten hemel. Nu moest dan blijken of de voorberei dende maatregelen doeltreffend waren De zolder werd natgehouden. Langs alle mu ren droop het water. Het hielp Maar al minder en minder werd de druk op de wa terleiding. Dat was een schrik voor de koortsachtig werkende menschen. Zij ver saagden echter niet. Nu ging het met em mers. Mannetje naast mannetje gaf het redding brengende water door. Heel de Op tal van piaatsen langs de Maas liggen in België de verlaten stellingen van de geallieerde troepen Prikkeldraad en houten wegversperringen ter hoogte van Rivière stad scheen te branden. Dikke rookwolken stegen overal op. Het vuur vloog door de lucht. Een ware regen van vonken viel neer. Dat maakte het blusschen op vele plaatsen haast onmogelijk. In den tuin en op het dak van de bank kwamen brandende papieren neer van Rath en Doodeheefver uit de Noordstraat, welk pand, zooals men weet, ook volkomen is uitgebrand. Als door een wonder bleef het bankge bouw echter gespaard. „De wind draaide", zei jhr. Van Nispen bescheiden. Inderdaad het leek een wonder. Maar h°t ws niet alleen een wonder, dat de wind bewerkstelligde Het water heeft het gedaan. Doch dit kwam ook niet vanzelf boven. Het is een wonder, geweest, dat de menschen gewrocht hebben, met hun on versaagd doorwerken, hun niet opgeven onder de gevaarlijkste omstandigheden. Zoo bleef de bank behouden. Duizenden en duizenden gaan hief 'iederen dag om. Ook in de angstvolle dagen van 10 tot 17 Mei. En geen beambte heeft zich ook maar een cent vergist. Er is geea enkel kasver- schil geweest, ook niet hét-geringste. Gelukkig zjjn er geen slachtoffers te be treuren. Hoewel het wel herhaaldelijk erg „warm" was. Op de gelijkvloersche ver dieping vloog bijv. op een gegeven oogen blik een granaatscherf door een ruit, vlak langs het hoofd van een beambte. Onver stoord ging men door. De geest bleef goed. Aldus bracht het personeel van de Ned. Bank in Middelburg de gevaarvolle dagen van den oorlog door onverstoord tot het einde. Zoo leidde de directeur van het agent schap steeds weer het gesprek op de goe de, plichtsvolle houding van het personeel. Laten wij verklappen, namens het per soneel, dat de directeur zelf het goede voorbeeld heeft gegeven, haast niet uit de kleeren kwam en ieder oogenblik van den dag en den nacht op zijn post was Zooals men weet, hebben wij eenige weken geleden reeds uitvoerig de gebeur tenissen op het P.T.T.-kantoor alhier be sproken, waarbij wij ook gelegenheid had den om het moedige en juiste gedrag van den heer De Buisonjé naar voren te bren- N.S.B.-leden verlaten de Prov. Staten van Noord-Holland. .Voor hen is het parlementaire, stelsel verdwenen. De Provinciale Staten van Noord-Hol land zijn gisteren bijeen gekomen onder leiding van den Commissaris der Koningin mr. dr. A. Baron Roëll, die in zijn ope ningsrede een beroep deed op aller mede werking om de beraadslagingen te voeren met waardigheid en in den geest van sa menwerking, welke bovenal noodig zijn in de tegenwoordige omstandigheden. Na deze rede kreeg de heer Vlekke (N.S.B.) het woord. Hij verklaarde, dat het toeval was, dat deze vergadering gehouden kon worden en dat de N.S.B.-leden haar konden bijwonen. Het had- ook kunnen zijn, dat de vooi'zit- ter ook de vier N.S.B.-leden had kumien herdenken, aangezien tijdens de dagen een golf van terreur tegen de nationaal-socia- listen is ontketend. De heer Vlekke zeide voorts, er aan gedacht te hebben, hoe men zrjn intrede moest doen in een gezelschap, waai-van de leden behooren tot het poli tieke verbond der democratie, dat moord aanslagen gepleegd heeft op nationaal-so- cialisten. De voorzitter verzocht den heer Vlekke, thans geen politiek debat te houden. De heer Vlekke voortgaande, zeide, dat de N.S.B.-ers op 10 Mei als tuchthuisboeven zijn behandeld en dat het sadisme op hen werd bot gevierd, ook in de provincie Noord-Holland (geroep op de publieke tri bune „schande"). De voorzitter: „Uw verklaring heeft met de provinciale zaken niets te maken. Als U zoo doorgaat, moet ik U het woord ont nemen." De heer Vlekke: „Laat U mij toch spre ken. U verwekt zelf incidenten. Mannen en vrouwen zijn uit him gezinnen wegge haald, waardoor kinderen aan hun lot werden overgelaten." De voorzitter: „U moet nu uitscheiden". De heer Vlekke: „Ik wil U ons besluit mededeelen en desnoods de argumenteering daarvan weglaten." De voorzitter ontnam echter den heer Vlekke hierna het woord en stelde het volgende punt van de agenda aan de orde. De heer Vlekke vroeg wederom het woord, hetgeen de voorzitter niet toestond. Nadat van de tribune allerlei uitroepen weerklonken, schorste de voorzitter de ver gadering en gaf order aan het publiek op de tribune deze te verlaten. Aanvankelijk werd hieraan geen gevolg gegeven, doch op een wenk van den heer Vlekke gingen alle bezoekers op een na weg. Een bode verzocht dezen bezoeker ook heen te gaan, doch hij kreeg een weigerend antwoord. De voorzitter liet daarna politie-assistentie inroepen. Toen twee agenten verschenen, vei-liet ook de laatste bezoeker de pu blieke tribune. Vervolgens bracht mr. Bruch rapport uit over het onderzoek der geloofsbrieven van vier nieuw benoemde leden. De ver gadering besloot tot toelating der leden. De heer Vlekke vroeg nu opnieuw het woord, hetgeen door den voorzitter gewei gerd werd. De heer Vlekke: „U ontneemt mij mijn recht als Statenlid". De voorzitter: ,,Ik heb U alle gelegen heid gegeven een verklaring af te leggen, maar daarvan hebt u misbruik gemaakt. Wilt U thans het woord over de toelating van de nieuwe leden?" De heer Vlekke antwoordde bevestigend en verklaarde, dat het thans niet meer noodig is de Provinciale Staten in hun tegenwoordige samenstelling te continu- eeren. Daarom is ook het vervangen van afgetreden leden overbodig. Voor de natio- naal-socialisten is na 10 Mei het parle mentaire stelsel verdwenen. Zij erkennen dus deze vergadering der Staten niet en zullen hem verlaten om er in een andere hoedanigheid in terug te keeren. De vier N.S.B.-leden, die o.a. hun zwart hemd en een koppelriem droegen, verlieten hierna de zaal. Nadat nog eenige mededeelingen waren gedaan en benoemingen waren geschied, werd besloten dat de Staten weer bijeen zullen komen op 2 Juli a.s. Geen order te groot Geen order te klein Vraagt prijsopgave Drukkerij Van de Velde Door CECIL FREEMAN CREGG. 19), HOOFDSTUK XII, Waarin de jonge dame terugkomt. „Vindt u het erg, hier even te wachten, terwjjl ik de Yard opbel?" „Ga je gang maar, Higgins, stoor je maar niet aan mij", antwoordde de dokter, met de stem van een martelaar voor de goede zaak. Tien minuten later keerde Higgins te rug, nadat hij de noodige maatregelen ge troffen had om een fotograaf naar het huis te laten gaan en een permanente wacht in de straat te plaatsen. „Maar we moeten zeker wachten tot die wacht komt, niet Higgins?" „Neen, want ik heb een agent buiten." „Een bof, dat je er een vond, is het niet?" „Niet precies...... hij vond mij. Het feit, dat ik juist uit een schijnbaar onbewoond huis te voorschijn kwam, scheen aan zijn aandacht ontsnapt te zijn, maar het feit, dat ik een auto onbewaakt had laten staan, die het verkeer blokkeerde, bracht hem er toe naar mijn naam en adres te informee- ren. Ik dacht, dat je er een chauffeur op na hield, dokter?" „Dat doe ik ook, maar wanneer ik mid den in den nacht eruit gebeld wordt, rijd ik zelf en dan pikt mijn mannetje mij vroeg in den ochtend op, zooals gisteren in de busgarage. Ik verwacht dan ook al half en half, dat hij nu op weg is naar mijn patiënt van daarstraks, maar aan gezien ik daar niet gezegd heb, waar ik naar toe ging, zal hij wel naar huis terug gaan. Kan ik je ergens afzetten?" „Heel vriendelijk van je dokter." Beide mannen daalden de trappen af, welke naar den kelder voerden. „Je hoed verloren, Higgins?" „Ja", antwoordde de inspecteur, kortaf. Higgins sloot de kelderdeur; dokter Pape was het steenen trapje reeds opgeloopen en de inspecteur volgde hem, toen zjjn voet tegen iets aanstiet, dat een rinkelend geluid maakte. Hij zou er waarschijnlijk niet verder over nagedacht hebben, indien hij het voorwerp dat hij geraakt had, niet juist in het oog had gekregen. Het was een ouderwetsche deursleutel. Higgins raapte den sleutel op en bemerkte, dat, hoewel het bovenstuk flink roestig was, het deel, dat gewoonlijk in het slot steekt, er niet half zoo verweerd uitzag. Hij liep terug naar de kelderdeur en probeerde den sleutel. Die paste niet. Eenige oogen- blikken bleef hjj in diep nadenken ver zonken, terwijl hij peinzend naar boven keek. „Zeg luister eens, dokter. Veronderstel, dat die jongen zich zelf in die zolder kamer opsloot en den sleutel door het zolderraam naar buiten wierp, waar zou die dan terecht komen, denk je?" De dokter staarde ook naar boven en scheen eenige berekeningen te maken. „Ik zou zeggen.-, precies hier, Higgins." „Juist, goed geraden! Een griffel en een bank vooruit, dokter!" Er volgde een nieuw oponthoud van vjjf minuten, terwijl de inspecteur weer naar boven klom, en toen hij terug kwam, lag er een ernstige uitdrukking op zijn gelaat. De sleutel paste in het slot van de inge trapte deur van den zolder. Zij namen plaats in den auto van den dokter. Een vroege vuilnisman had een hoopje blaren en straatvuil bij elkaar ge veegd en daarbovenop rustte een zwaar beschadigde bolhoed. Dokter Pape wees erop. „Dat is wat voor jou, Higgins, mjjn jongen. Pik-in dien hoed. De een of an dere dronken fuiver vraagt zich nu waar schijnlijk af, waar hij zijn hoed gelaten heeft." Dokter Pape reed weg en omzichtig sturend, slaagde hij erin, met zijn eene voorwiel dwars over den hoed te rijden, aldus de vernieling vervolmakend. Hij scheen er een jongensachtig plezier in te hebben. Higgins had zjjn hoed echter reeds-totaal afgeschreven. Inspecteur Higgins ging naar huis, nam een stevig maal (in verband met den tijd van den dag „ontbijt" genaamd) en ging daarna naar bed, daar hij door die twee drukke nachten aardig uitgeput was. Den volgenden morgen was de inspec teur weer vroeg bij de hand, heelemaal op geknapt, na een slaap van bijna twintig uur. Zijn hoofd deed hem echter nog tame lijk pijn, toen hij probeerde zjjn besten bol hoed op te zetten, en het veroorzaakte niet weinig verrassing en opwinding, toen hij een uur later op Scotland Yard verscheen met een pet op. Hjj verloor daardoor wer kelijk iets van zjjn reputatie als de best ge- kleede man van de Yard. Gedurende zijn afwezigheid was den vo- rigen dag het onderzoek krachtig voortge zet. Brigadier Mercier's lijst van „twijfel achtige personen" langs de busroute was nauwkeurig onderzocht. De meesten hun ner hadden onloochenbare alibi's, terwjjl er een, die de ondervraging aan iets anders toeschreef, een kleiner misdrjjf bekend had, in den loop van den bewusten nacht door hem bedreven. Higgins grinnikte vol sympathie. Sommige van die kleine mis- dadigertjes hadden toch maar pech! Zijn eigen zaak was er echter niet veel verder door gekomen, daar hij slechts negatieve resultaten had te boeken. Hjj belde briga dier Mercier en een paar minuten later stond deze al in zjjn opgewektheid voor hem. „Die busmoord, Mercier", zei Higgins, terwijl de brigadier in de houding voor zijn bureau stond. „Je hebt zeker foto's van het slachtoffer?" „Zeker, mijnheer. In het lijkenhuis geno men. Ik heb ze vergeleken met de foto's van de als vermist opgegeven heeren, maar daar klopt er geen een van. Ik be- grjjp niet, waar al die vermiste menschen uithangen", vervolgde hjj peinzend. Inspecteur Higgins keek hem even aan en zei dan: „De meesten hunner hebben het land verlaten met een andermans vrouw of een andermans geld. Onze bus man is dus nog niet als vermist opge geven, hè? H'm. Dat is zonderling. Die kerel moet toch ergens wonen en dan mag je verwachten, dat men hem mist". Onder het praten opende hij een blanco enve loppe, welke een foto bleek te bevatten van een sterk vergrooten duimafdruk. Op den achterkant stond geschreven: Buiten ste deurknop, eerste verdieping, Horton Road 79. „Deze al gehad?" informeerde Higgins, terwijl hij de foto aan den brigadier liet zien. „Ja, mijnheer, en ook zonder resultaat." „Mooi, dank je." Mercier boog plechtig en verliet het kan toor van den inspecteur. Higgins keek hem glimlachend na. Mercier was een ty pe, maar een kracht van beteekenis. Opnieuw greep Higgins naar de tele foon en ditmaal met een sterk schuldbe sef, want hjj had den agenten Goldfinch en Smart wel opgedragen om Thomas Hamper in het oog te blijven houden, maar hij had geen maatregelen genomen, dat zij zouden worden afgelost. Zij zouden toch ze ker wel zoo snugger geweest zjjn, daarvoor naai' do Yard te telefoneeren Neen, bleek het, geen van beiden had gebeld. Nog niet, tenminste. „O, een minuutje, mijnheer." Een pauze volgde, gedurende welke Higgins stem- mengemompel aan het andere einde van den draad kon waarnemen, hetwelk - niet voor zjjn ooren bestemd was. Het amu seerde hem. „Waarom kon je me dat niet eerder vertellen, idioot?" hoorde hij. „Nou zit ik den ouwen Higgins daar wijs te ma ken, dat ze niet gebeld hebben, teiwl je al dien t^dMan, je maakt me ziek." De stem zweeg, om dan na eenige oogen- blikken, nu veel luider en ook op beleefder toon, te vervolgen: „Hallo, mjjnheei-. Spijt me vreeselijk, dat ik u even moest laten wachten, maar mjjn collega hier deelt me juist mede, dat agent Smart een paar mi nuten geleden opgebeld heeft. Zrj hebben gezien, dat de man Hamper naar bed is gegaan en zjjn toen samen weggegaan. Zij belden om te zeggen, dat zij hun wacht weer opnamen, in plaats van direct naar de Yard te komen." „O, is het toch waar? Merci. Ik hoop nu maar, dat ze over een paar minuten niet weer opbellen." Daarin zou hij echter teleurgesteld wor den, want drie minuten later rapporteerde Goldfinch, dat zij, toen zrj de wacht voor Thomas Hamper's huis weer hadden op gevat, ontdekt hadden, dat de man tijdens, den nacht met onbekende bestemming was verdwenen. Inspecteur Higgins vloekte zachtjes, ter wijl Goldfinch zich uitputte in excuses. Er werd aan de deur geklopt en een bode deel de hem mede, dat er een dame was om hem te spreken. „Laat binnenkomen, alsjeblieft." De mspecteur, ooit een mensch, voelde aan zjjn das en boord, toen mejuffrouw Jill Crawford werd binnengelaten. Plechtig wandelde zij op zijn bureau toe, waarna zij een hoopje zilver- en kopergeld neerlegde met de woorden: „Vriendelijk bedankt", waarop zij de kamer weer had willen ver laten, indien Higgins haar niet had tegen gehouden. [(Wordt vervolgd,)]

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 5