DE MECHANISCHE VOGEL. Het grote avontuur van Li Ping Pong. Annecdoten Raadsels, DE PRUIK VAN KONING PHILIPS. Koning Philips V van Spanje was. na een ernstige ziekte kaal geworden en de dok toren raadden hem aan een pruik te dra gen, om geen kou te vatten. Toen de hofpruikenmaker echter met een uitgebreide collectie voor den koning ver scheen, scheelde het niet veel of de toorni ge vorst had hem met al zijn pruiken naar Afrika verbannen. Waarom de vorst opeens zo driftig werd? Wel, het bleek dat het haar, waar uit de pruiken waren vervaardigd, op het hoofd van gewone stervelingen was ge groeid en zulk haar wilde de komng in geen geval op zijn kale kruin dulden. Gelukkig had de pruikenmaker de tegen woordigheid van geest om te beloven een pruik te maken, enkel van het haar van edellieden, en toen was de koning tevreden gesteld. DE VOETBALWEDSTRIJD. De onderwijzer had als onderwerp voor het opstel „een voetbalwedstrijd" geko zen, tot grote teleurstelling van Jan, die in lange tijd geen voetbalwedstrijd had gezien. Na enig nadenken wist hij toch in één regel een juist beeld te geven van het verloop van de aangekondigde wedstrijd tussen de thuisclub A.B.C. en D.E.P. Hoe luidde die regel? "0—law 1UUY 'O'e'V •uautoiiagdo iaiu '^nspa S u t s s 0 1 d o Twee vaders en twee zoons gingen op jacht en schoten tezamen drie konijnen. Toch ging ieder met een konijn naar huis. Hoe kan dat? •lipuf do. toSuiS uooz tta aapUA '.iapnAj.oo.TO S in s s 0 t d o „WIE KOMT DAAR?'' ZIJ WAS TE DEFTIG OM MET ANDERE HONDEN TE SPELEN. Wanneer je betovergrootmoeder een der lievelingshondjes van de keizerin van China is geweest, dan heb je toch wel een stamboom, waar geen enkele rashond te genop kan. Dat vond Li Ping Pong ten minste en daardoor was ze zo deftig ge worden, dat zij zich lange dagen keurig op haar mooie kussen in de vensterbank zat te vervelen en de prachtige strik om haar halsje onaangeroerd liet, hoewel ze er maar wat graag in gebeten had om het lastige ding kwijt te raken. Elke morgen schreed zij met statige ...dribbelpasjes, haar mooie pluimstaart als een vlag boven haar deftig kopje, naar haar meesteres en nam gehoorzaam plaats op de uitgespreide doek om zich met een fijne kam de overtollige losse haartjes uit de vacht te laten kammen. Li Ping Pong was een voorbeeldig hondje en de mensen in het huis waar zij woonde, waren erg trots op haar en ver wenden haar met allerhande kleine lek kere hapjes. Dat was juist naar Li Ping Pong's smaak, want ze at maar heel weinig om slank te blijven. Eigenlijk was ze dol op klontjes suiker en chocolaadjes, maar sinds het vrouwtje had gezegd, dat ze daar zo dik van zou worden, dat ze meer op een rolmops op pootjes dan op een aardig pekingeesje zou lijken, had zij niets meer van die snoeperij willen eten. Zo'n ijdel klein beestje was die Li Ping Pong! Nu was Li Ping Pong al bijna een jaar oud en nog steeds zat zij dagelijks op haar kussentje voor het raam, keek naar de voorbijgangers, dommelde een beetje en verveelde zich hoe langer hoe meer. Het was weer zo'n mooie zonnige dag, toen er iets gebeurde dat de oorzaak werd van Li Ping Pong's grote avontuur. Het was lekker weer daarbuiten en er waren veel honden op straat om te spelen. Op Li Ping Pong's vensterruit scheen vrolijk het zonnetje. Dat was warm! Li Ping Pong kreeg er slaap van. Langzaam kneep zij haar ronde oogjes toe, gaapte eens erUBleef dan behageïijk op het kussen ineengerold liggen soezen. Zij ging een uiltje knappen en wilde niet langer kij ken naar die gewone straathonden daar buiten. Juist toen ze op het punt stond in te dommelen, hoorde zij opgewonden hon- denstemmen vlak voor het venster. „En ik zeg je" baste een grote hond, die evenveel weg had van een herdershond als van een kees, „dat dat kleine mormel niét echt is, maar opgezet". „Niet waar, niet waar!" kefte een kleine terrier opgewonden. „Ik heb haar duidelijk zien gapen. Neen, zy is echt hoor en wat ziet ze er snoezig uit." „Ach, dat arme schepseltje" blafte een gezellig dik hondje medelijdend „wat naar als je toegetakeld met zo'n vervelende strik om je hals altijd door op je kussen moet blijven zitten. Zeg, zou ze ooit wel eens een botje van den slager krijgen om op te knagen." Li Ping Pöng- hoorde met groeiende ver bazing dat gesprek aan. Stel je voor! Zij een botje van den slager als een doodge wone hond', inplaats van haar schoteltje fijngesneden vlees. Hoewelhet zou misschien best smaken! Eigenlijk kwam het water haar in het bekje bij de gedach te aan zo'n lekker groot been vol vette velletjes en vleesvezeltjes. Maar zij liet niets merken en hield zich slapend om nog meer op te vangen van dat hondengesprek. ,,Ja, eigenlijk moesten wij medelijden met haar hebben" gaf een latmager mormel op kromme poten toe, „je ziet haar nooit buiten. De katten wandelen in haar tuin of zij daar de baas zijn en ze durft ze niet eens op te jagen vanwege de deftigheid." „Het is wel erg" blafte het dikkerdje weer „maar het ergste van alles vind ik toch dat rare gezichtje van haar. Ut denk, d ze daarom niet buiten durft te komen." Nu werd Li Ping Pong toch echt boos. -Nijdig blafte ze met een schel stemmetje „Lelijke straathonden, wat heb je aan te merken op mijn mooie kopje. In mijn stam boom staan drie voorouders opgete kend die een eerste prijs kregen op de hondenschoonheidstentoonstelling. Mis schien word ik het volgend jaar wel schoon heidskoningin miss 1941." Maar inplaats dat de honden daarbui ten nu eerbiedig naar haar luisterden, lach ten ze, met hun rode tongen uit de bek. „Ha, ha, ha! schoonheidskoningin met zo'n verfrommeld snuitje? Hé, M! Zeg, hoe kom je er aan? Heb je misschien per ongeluk de deur tegen je neus gekregen en is die daardoor zo plat geworden." „Neen", gierde het brutale mopshondje, dat zulke korte pootjes had> dat zijn buik je bijna de grond raakte, „neen zij heeft jiet zo lang haar deftig neusje voor ons opgehaald tot de rimpeltjes erin bleven en nu kan ze geen gewoon hondengezicht meer zetten." Dat was teveel voor Lï Ping Pong. Boos ■keffend sprong ze tegen de ven sterruit op, bleef van boosheid met haar nageltjes hangen in de mooie kanten gordijnen en maakte er lelijke scheuren in. En hoewel zij zich anders zeker ge schaamd had over zoveel onhandigheid, merkte ze het nu ternauwernood. „Wat durfden die gewone honden van haar, LI Ping Pong, allemaal te vertellen. Dat kon zij zich niet laten welgevallen. Zij moest hun vertellen van de keizerin van China, die haar betovergrootmoeder in haar paleis liet wonen en heel de geschie denis van hun roemrijk pekingeezenge- slacht. „Ritss", roestste zij de tuindeuren uit en stoof luid keffend op de troep toe. „Daar doe je goed aan, kleine Chinees, om bij ons te komen inplaats van je daar op dat kussen te vervelen" baste de her dershond goedig en hij lette er niet eens op, hoe boos Li Ping Pong eigenlijk was. „Ga mee, op gindse hoek woont een slager, die altijd de overgeschoten velletjes ham en worst voor ons bewaart. Als je meegaat, krijg je je deel hoor!" Stukjes worst! Die kreeg Li Ping Pong nooit en ham nog minder, want daar werd zij te dik van, zei het vrouwtje. Zij vergat haar boosheid en ging mee, een klein juf fershondje tussen al die grote, wilde straat honden. De slager gaf haar de lekkerste brokjes en Li Ping Pong bedankte met beleefd pootjesgeven en een vriendelijk zwaaien van haar fraaie staart. „Kijk, wat een lelijke kleine vrijster. Die bedelt de beste brokjes met haar lieve maniertjes weg", kefte de terrier kwaad, „oef wat een aanstelster!" „Laat nu maar, laat toch, ze krijgt im mers nooit zo iets lekkers. Ach, kijk het haar eens smaken!" En werkelijk, Li Ping Pong at veel meer dan zij ooit gedaan had. Ach, wat smaak te dat lekker. Toen alles op was, sprong ze weer vro lijk mee in de grote troep honden, blij dat de zon lekker op haar vachtje scheen cn zij vrij rónd mocht lopen, zonder lijntje. Uren liep zij zo mee. Eerst bly en uit gelaten, toen tevreden en eindelijk alleen maar moe, erg moe! Het werd al avond, de zon kroop weg, het ging regenen. „Wat denk je, zullen we maar onder gindse brug gaan slapen?" „Onder die brug?" vroeg Li Ping Pong ongelovig. „Daar kan je toch niet slapen". „O, best hoor" blaften de andere hon den en zij legden zich rustig neer op de natte modderige grond. Li Ping Pong stond er bedroefd by te kijken. De regen had haar zijdeachtig haar klam tegen haar lijfje geplakt. Ze rilde van kou en akeligheid, maar wilde toch niet in de modder, warm tussen de andere honden in gaan liggen. Zij dacht aan haar zachte kussentje en het schoteltje warme melk, dat zij van het vrouwtje kreeg voor het slapen gaan en huilde met een zielig klein hondenstem metje. „Wat la-ijgen we nu, Chineesje?" vroeg de herder goedig. „Ik ben zo koud en zo moe; het is hier zo nat en (zo vies", hield zij nog juist bijtijds in, zij wilde de andere honden niet boos maken.) „Ik, huh, wil naar huis, ik word vast ziek als ilc nog langer blijf." „Ach Chineesje, je huis is zo ver en het is wat de mensen echt hondenweer noe men, hoewel geen hond van zulk weer houdt." „Huh, liuh, ik weet mijn huis niet eens meer te vinden", huilde Li Ping Pong troosteloos. „Was ik maar op mijn kus sentje bij het vrouwtje gebleven." Toen kreeg de herder toch medelyden. De andere honden keken spottend naar dat nufje, dat niet eens tegen de vrijheid bestand bleek. Maar de herder baste. „Kom maar hier kleintje; dan mag je op mijn voorpoten liggen. Dan lig je niet in de modder. Ik zal myn kop over je heenbuigen, dan word je gauw warm. „Vertel ons dan eens die geschiedenis van die betovergrootmoeder van je en hoe zulke fijne hondjes als jullie hier in Holland terecht gekomen zijn. Misschien houdt de regen intussen op en dan bréng ik je weer veilig thuis. Dat troostte de kleine Li Ping Pong. Zij vleide zich zacht en warm op de voor poten van haar grote vriend en vertelde de troep nieuwsgierig toeluisterende hon- den: „Lang geleden was Chir.a in oorlog niet Engeland. Dat was in de goede oude tijd, toen de keizerin, dié een lieve, deftige dame was, nog in haar mooie paleis in Peking woonde. Zij hield erg veel van ons soort hondjes en wij mochten by baar wo nen, en in de grote paleistuin spelen. We werden verwend en geliefkoosd. De men sen noemden ons eerbiedig „de hondjes van de keizerin" en niemand was ooit onvriendelijk of ruw tegen ons. Toen werd opeens alles anders. De kei zerin moest vluchten. Het grote paleis werd eenzaam achtergelaten. Ook de bedienden vluchten en dachten niet aan ons, hoewel de keizerin uitdruk kelijk bevel had gegeven ons mee te nomen. Blanke mensen drongen in het paleis binnen. Wij keften wat wij konden tegen die vreemdelingen. Maar zy lachten er om, en zeiden tot elkaar, dat hun vrouwen en kinderen ons zeker lief zouden vinden. Daarom stopten ze ons in mandjes, ver zorgden ons goed en brachten ons mee naar Engeland. Ach, daar wenden we ook wel gauw, want de menschen waren erg lief voor ons. Zij schijnen ons nogal grappig te vinden. geen voortgang vinden. Doch nu ontwaakte ook in andere lan den, o.a. in Amerika, Engeland en Duits land de belangstelling voor het vliegen weer. Overal werden proeven genomen. Aanvankelijk probeerde men nog uitslui tend te zweven. Als een -der eerste pioniers van dit zweefvliegen moeten we Liliënthal vermel den, een Duitser die in 1848 te Anklam werd geboren. Reeds als jongen van dertien jaar hoopte hij eens te kunnen vliegen en nauwelijks zestien jaar geworden deed hij zijn eerste proefnemingen. Het zou nog tot 1891 duren, eer hem zijn eerste zweefvlucht (over een afstand van 15 meter) gelukte. Hiertoe zette hij zich met zijn toestel van een heuvel nabij Stollen (bij Neustadt) af om in zweefvlucht naar beneden te glijden. Meer dan 1000 vluchten heeft Liliënthal op zijn naam staan. Zelfs bracht hij het tot een horizontale vlucht van plm. 300 meter, wat in die dagen als een bijzondere presta tie gold. Nu volgden velen hem na. De zweef- vliegkunst was geboren Het waren echter de Amerikaansche broeders Wright, die tenslotte het motor vliegtuig uitvonden. Ook zij begonnen aan vankelijk als zweefvliegers. Op het gebied van het zweefvliegen brachten zij aanzienlijke verbeteringen te weeg. Hadden Liliënthal en zijn voorgan gers a.h.w. aan schouders en armen aan hun toestellen gehangen, terwijl zij hun benen als stuur gebruikten, deze Amerika nen vonden een stuurinrichting uit, die hun veroorloofde, languit in het toestel te lig gen inplaats van tussen de vleugels te moeten hangen. Het was omstreeks 1902, dat de beide broers hun verbeterde zweefvluchten uit voerden. Een jaar later, in 1903 probeer den zij voor het eerst een motor in het vliegtuig" aan te brengen. Hun eerste proefneming slaagde wonderwel, maar toen zij daarna triomfantelijk de pers uitnodig den om bij hun succes tegenwoordig te zijn, mislukte die demonstratie jammerlijk en lachte het publiek de beide uitvinders uit. Na die teleurstelling gingen zij met dub bele ijver aan het werk, en de eerste vier jaar lieten zij niemand meer iets van hun vorderingen weten. Eerst in 1907 hoort men weer van hen, toen zij voor een half millioen frank een toestel in Frankrijk verkochten, na er eerst met succes 50 kilo meter mee gevlogen te hebben en zelfs een passagier op die vlucht mede te hebben genomen. Nu waren zij op de goede weg. Steeds langer duurden hun vluchten beliep de eerste vlucht slechts 1 minuut, nu breid den zij hun records binnen de tijd van een jaar tot 39 minuten uit. Ook in Italië en Engeland lieten de gebroeders Wright de mensen verbaasd staan door hun kunnen, om tenslotte naar Amerika terug te keren; twee bei'oemde mannen die alle teleurstel lingen ten spijt hun doel bereikten. Kindetbi'maegsel oan de Vrou. Zeeiosehe Courant Wij zyn de achterkleinkinderen van die mooie paleishondjes en opdat we Chinese hondjes zyn hebben we zulke eigenaardige kopjes, die de mensen toch erg lief en menselijk vinden, voegde Li Ping Pong er niet zonder trots aan toe. Nu de honden haar geschiedenis ken den, dachten zij heel anders over Li Ping Pong. Zy vonden het een mooi verhaal en zuchtten zacht van bewondering. De regen was opgehouden. Daarom stond de herdershond op en zei: „Nu kleintje, breng ik je gauw even thuis. Als het weer mooi weer is, denk dan nog eens aan ons. Maar we zullen je nooit meer zo ver en zo lang meenemen. Dat is niets voor tere hondjes zoals jij". En toen draaide de kleine Li Ping Pong blij naast haar groote vriend naar huis, blafte uitgelaten om binnengelaten te worden, en werd met grote blijdschap door haar huisgenoten die erg over haar in angst gezeten hadden, ingehaald. Oude kleederdrachten. Een. lansknecht uit 1550 W etenswaardigs EIGENAARDIGHEDEN VAN BEROEMDE PERSONEN. De verstrooide Newton. De wiskundige Newton was zo ver strooid dat hij, als hy met een vraagstuk bezig was, niet alleen vergat te eten, maar zelfs het miauwen van zijn kat, die uitge laten wilde worden, niet hoorde. Nadat het dier ten einde raad enige ma len zyn behoefte in Newton's studeerka mer had gedaan, zaagde de geleerde in de deur een gat uit, zodat de kat altijd naar buiten Icon als zij dat wilde. Richelieu atspinnen. De staatsman Richelieu had een voor keur voor een „lekkeray", die weinigen met hem zullen delen. Hij at spinnen en had altijd een doosje bij zich om de spin nen, die hij onderweg ving, in te bewaren. Kunstenaars aan het werk. Eigenaardig was de manier, waarop ver schillende dichters en componisten werk ten. Auber componeerde het gemakkelijkste als hij paard reed, terwyï Bilderdijk, voor hy schrijven ging, midden op de dag de gordijnen sloot en het licht aanstak. Buffon, die een der eersten was, die uit voerig over het leven der dieren schreef, kleedde zich altijd in de puntjes, eer hij aan zijn schrijftafel plaats nam. Swift, de schrijver van „Gullivers rei zen", hield veel van lange voettochten en las dan, terwijl hy wandelde. Nooit heeft hij een ongeluk gehad, wel een bewijs dat het verkeer in die tijd niet bijster druk was. De oude Plinius, een geleerde Romein, meende dat men-geen minuut van zyn le ven mocht verzuimen om kennis te verga ren. Altijd, als hij wandelde, of een bad nam, of at, stond er een secretaris naast hem, die hem uit een studieboek voorlas. EEN BEROEMDE SCHILDPAD. De beroemde ontdekkingsreiziger James Cook kreeg tijdens zijn verblyf op de Ton ga-eilanden in de Stille Zuidzee, een schild pad ten geschenke. Hy liet het dier achter toen hy weer zee koos om zijn ontdekkings tochten voort te zetten. Hoewel James Cook meer dan 150 jaar geleden gestorven is, leeft de oude schild pad nog. De eilanders die hem naar zyn meester „de hoofdman" noemen, zorgen uitstekend voor hem. Dagelijks vliegen de stalen vogels hoog over ons heen de grijze wieken glinsteren als zilver in de zon en verdwijnen pijlsnel in het blauw van de lentehemel. Hoevelen kijken hen na, zoals een gene ratie voor ons de witte bollende zeilen of later de rookpluimen der zeeschepen na tuurde, stil verlangend eens mee te gaan, de onbekende verte tegemoet. Hoe kort zijn de afstanden geworden, nu de metalen vogels zo snel vliegen, dat In- dië nog slechts enkele dagen van ons ver wijderd ligtweldra wordt ook een vaste verbinding tot stand gebracht tussen Ame rika en ons land. Vele van onze jongens zullen zich in la ter jaren van dat technische wonder bedie nen, verre landen bezoeken in een reis van enkele uren, wellicht eens zelf de stuur- knuppel hanteren. Wij kunnen dit nu doen zonder al te grote gevaren te riskeren. De machines zyn hecht gebouwd en bijna- technisch vol maakt. Hoe anders zagen de vliegtuigen eruit, waarin zich de eerste vliegeniers waagden. Zij droomden voor het eerst die vermetele droom, te vliegen, los van de aarde Maar de droom alleen was hun niet ge noeg. Zy probeerden hem te verwezenlijken met gevaar voor eigen leven en geen offer was te groot om het doel te bei-eiken. De vliegmachine kwam er Haar danken we het, dat de afstanden niet meer tellen. Zij gunt den mensen een blik in gebieden die vroeger slechts door enkelingen aan schouwd werden. Geïsoleerd levende volken kregen bezoek van de wondervogel, het contact met de beschaafde wereld was tot stand gebracht. Heel die grote vooruitgang danken wij aan de moedige eerste pogingen van een handjevol dappere mannen, die voortdu rend hun leven waagden in een vliegtuig, dat de gebruikelijke naam „kist" veel meer verdiende dan de moderne toestellen. Reeds in het midden der achttiende eeuw trachtte men te vliegen. Veel succes boek ten deze eerste pogingen niet. Haast al die vliegtuigen verongelukten en dat ontmoe digde hun bezitters zo, dat zij hun dromen lieten varen en hun gedachten naar de vei lige begane grond lieten terugkeeren. Er moest nog meer dan een eeuw overheen gaan eer de mensheid het ideaal langza merhand zou benaderen. Een der eersten die een bruikbaar toe stel uitvond, was de Fransman Ader. Zijn vliegtuig bezat een tweetal grote vleer muisvlerken, waarop hij in 1896 werkelijk 300 meter voortzeilde. Jammer dat het mooie toestel in een rukwind verloren ging. Nu was de uitvinder van zijn kostbaar vliegtuig beroofd. Het had een half millioen Franse franks gekost en de Franse rege ring, die de bouw had bekostigd, wilde niet nog eens zo'n grote som voor een nieuw toestel uitgeven. De proefnemingen konden TOEN DE VLIEGSPORT IN DE KINDERSCHOENEN STOND.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1940 | | pagina 7