OPBOUW 5 Vijf jaren Strijd. IN onze geschiedenis is het enkele keren voorgekomen, dat vreemde soldaten de bodem van Nederland betraden om dat gene aan het volk te ontnemen, wat haar dierbaar en heilig was n.l. haar vrijheid. We denken dan aan de 80-jarige oorlog toen da Spaanse soldaten naar ons land kwa men om de Nederlanders te dwingen zich te onderwerpen aan die maatregelen van den Spaansen vorst, die tegen recht en vrijheid in gingen. In die soms hopeloze strijd heeft ons volk de tanden op elkaar geklemd en aangevuurd door den groten Oranjeprins en zijn zonen, hebben wij een staat kunnen vestigen die gebaseerd is op vrijheid en recht. Deze overwinning is met veel offers gekocht en dit is gelukkig steeds door ons volk ge voeld en gewaardeerd. Ieder die de grond vesten van de staat der Nederlanden zou willen aantasten komt direct in botsing met het Nederlandse volk. Dit bleek duidelijk in het rampjaar 1672, toen de trotse koning Lodewijk XIV met zijn leger dat kleine kikkerlandje in één slag wilde veroveren. Al scheen de zaak hopeloos, toch konden de Nederlanders niet, zonder enige tegenstand prijs geven, waaraan ze zo gehecht waren. Na een bovenmenselijke worsteling onder den Prins van Oranje, Willem III, is de vrijheid behouden. In de Franse tijd heeft ons volk onder vonden, wat het betekent, vreemde heersers en vreemde soldaten in het land te hebben. Eerst hadden velen die soldaten met vreugde ingehaald, maar al spoedig wensten ze, een maal verlost te worden van die tirannie. Ook aan die overheersing en knechting is een einde gekomen. Weer heerste er vrijheid en recht in Nederland tot de dag van grote ramp 10 Mei 1940. Weer traden vreemde soldaten over onze grenzen. Ondanks tien tallen beloften van eerbiediging der grenzen, ja zelfs van vriendschapsbetuigingen, durfde de führer aller Nazi's de lafhartige opdracht te geven aan zijn leger om dat kleine landje in vuur en vlam te zetten. De Duitse leger leiding rekende op een strijd van hoogstens één dag. De spionnage en het verraad van sommige Nederlanders waren toch zodanig, dat zij alle zwakke plekken in de verdediging kende. Toch moesten zij vier dagen vechten. Waarom? Alleen omdat die Duitse leger leiding geen rekening had gehouden met de liefde van het Nederlandse volk voor de vrijheid. De Hollandse soldaten wilden en durfden te vechten voor hun land en voor hun geestelijke schatten. De Duitser zag zijn plannen in de war lopen en daarom zou, wat het ook kosten moest, dat volk buigen. Wat zij deden, ligt ons allen nog scherp in het geheugen, het vreselijke bombardement van Rotterdam. 14 Mei 1940 was voor ons allen een dag van opluchting, omdat de moeilijke strijd, die het bloed kostte van onze dierbare jongens geëindigd was. Ons leger, dat met al zijn gebreken zo dapper gestreden had, moest de wapens neerleggen. Tegen zo'n onmenselijke, niets ontziende strijd, konden we het niet volhouden, omdat wij allen, regering en volk diep voelden de grote verantwoordelijkheid voor ai die levens. De laarzen van vreemde soldaten betraden onze bodem, werden heersers van ons volk. De vrijheid zou ons afgenomen worden. Hoe- vele harten hebben niet gebonsd en hoevele vuisten zijn gebald van woede, haat, afkeer van dat „Herrnvolk". Het verdriet deed onze kelen kloppen, het was een dag van opluch ting, maar bovenal een dag van verdriet, verdriet over onze gesneuvelde vrienden, over onze verloren vrijheid. Toch konden we ons toen niet indenken, wat het betekende, door Duitsers, door de Nazi's overheerst te zijn. Hadden we geweten dat wij zo tot diep in onze nieren gekrenkt zouden worden, dan hadden velen onzer sol daten en ook velen, die geen militair waren, uitgeroepen en getoond wat Willem III zei: „Er blijft één middel om het land niet ver loren te zien: te sneuvelen op de laatste dijk". Ons land was overgegeven, maar nog niet de vrijheid, daarvoor moest een tweede strijd, een vijfjarige, gevoerd worden. Het plan van den führer was nog niet voltooid. Ook het Ned. volk moest veroverd, gewonnen worden voor de Nat. Soc. gedach te. Ook dit plan was reeds lang ontwikkeld en voorbereid. Direct na de overgave kwamen dan ook tal van Nat. Soc. voormannen om deze taak te volvoeren. Met behulp van N.S.B.-ers en landverraders zouden zij het Ned. volk moeten bewegen mee te werken aan het groot Europese plan, zoowel econo misch als militair. Dit werk moest met succes bekroond wor den, omdat dit één van de belangrijke factoren was om de wereldmacht te kunnen veroveren, om het Duitse volk of eigenlijk de Nat. Soc.- kliek een zorgeloos heersersleven te waar borgen. Men begreep dat met bruut geweld het beoogde doel niet bereikt zou worden en daarom trachtten de handige Duitse woord voerders ons te overtuigen, dat zij hier ge komen waren om de belangen der Nederlan ders te behartigen. Verschillende gunsten werden vriendschappelijk ons toegeworpen, o.a. de vrijlating van alle krijgsgevangenen, maar het venijn stak achter iedere vriend schapsbetuiging. Dr. Seys Inquart beloofde zich te houden aan alle regels van het Volkerenrecht. De schending van dat recht liet echter niet lang op zich wachten. Reeds de eerste maanden vergrepen zij zich aan de rechten van ons volk. Dit volk liet zich echter geen zand in de ogen strooien. Ondanks enkele zeer nuttige maatregelen en veranderingen voelde zij de eigenlijke bedoeling van al die handelingen. Het zou nu gaan om onze vrijheid en zouden we die eenmaal duur gekochte schat zonder slag of stoot afstaan. In veler harten trilden de woorden: „Dat Nooit", liever vechten, strijden, dan zich weerloos in het hart te laten krenken. Het ondergrondse verzet, de vijfjarige strijd om de vrijheid, was begonnen. De pioniers, de eersten van dit vrijwilligersleger, begonnen hun werk. Uit alle kringen, rangen en leef tijden vonden zij elkaar, de mannen en de vrouwen, die alles wilden offeren om ons volk te beschermen tegen het Duitse vergif. Door iedere maatregel, die tegen onze belangen en rechten ingingen, werden zij geprikkeld zich te verzetten. Het begin was zeer moeilijk, vooral omdat de tegenstander berekend was op zo'n verzet. In alle snelheid werd dan ook het Gestapo- apparaat in werking gesteld. De stukken van beide partijen werden uitgezet en nu zou het er op aan komen, wie deze worsteling zou winnen. Het doel der vrijheidsstrijders was echter niet winnen, zij wisten dat ze de strijd zonder hulp van God, zonder hulp van bevriende naties niet konden winnen. Zij streden alleen omdat zij niet konden dulden dat het recht met voeten getreden werd en al zou er niets te winnen zijn geweest, toch zouden ze strijden. Het werk van deze pioniers was nog niet groots, dat kon ook niet, zij moesten de fun dering leggen van het grootse werk. Lang hebben zij niet mogen werken, want reeds het eerste oorlogsjaar waren velen van hun verstrikt geraakt in de valstrikken der Gestapo- honden. Dit eerste schijnbare succes van de vijand hadden zij te danken aan de lafhartige Neder landers, die zich er voor wilden lenen ver raad te plegen tegen eigen vaderlanders. Het vonnis was zwaar. Achttien jonge man nen moesten het leven laten. Zij gingen echter heen in het besef eerlijk te zijn ge weest in hun strijd. Eén van hun schreef aan zijn moeder„Vergeef het de Duitsers, maar blijft strijden voor ons heilig recht." Het effect van deze woorden was echter anders dan de Duitsers verwacht hadden. Toen de straffen van deze mannen der Geuzenbende bekend werden gemaakt ging er een gloed van verontwaardiging en verzet door onze harten. Zij sneuvelden, anderen verdwenen naar tuchthuizen en kampen, maar velen namen hun plaatsen in. Het ver zet was begonnen en nooit, neen nooit zou het opgegeven worden. Ook hier gold het gezegde„Het bloed der martelaren is het zaad der kerk." Honderden mannen meldden zich vrijwillig aan om mee te helpen afbreuk te doen aan de Nat. Soc. macht. Dat deze offers niet gebracht werden door enkele mannen en dat de meesten, zoals de Duitsers zo dikwijls ons wilden wijsmaken, niet geronseld waren door communistische lieden, blijkt wel hieruit, dat in bijna iedere stad of dorp zo'n groep vrijwilligers zich organiseerden. De eerste maanden stonden zij los van elkaar, maar al spoedig werden de contacten gelegd en uitgebreid. Zo ontstond een orga nisatie van strijders die zijn medewerkers had in alle steden, dorpen en gehuchten. Op zo'n verzet had de Duitser niet gerekend en daarom werd hij steeds vinniger en on barmhartiger in zijn straffen. Het werd ten slotte een woedende wraak, omdat hij met al zijn wapens deze strijd moest verliezen. Wat hij ook verzon, om dit leger te be strijden, steeds vonden de verzetsmannen een tegenwapen. Het werk wat deze mannen te verrichten hadden was velerlei, n.l. verzorging van de pers, het scheppen van de mogelijkheid voor iederen flinken Nederlander om zich te ont trekken aan elke maatregel of verordening, waaraan hij zich volgens zijn principe niet kon onderwerpen en ten slotte de sabotage en spionnage. Zoals voor Mei 1940 iedere politieke en godsdienstige richting zijn eigen krant had

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1947 | | pagina 14