N
VREDE!
O PBO U W
A. vijf jaren VREDE. Het is niet
te vefwerken, het is niet te gelooven.
De klauw van het beest oorlog had
zich plots in ons leven geslagen, de klauw
van den gehaten bezetter legde Zich langzaam
om ons heen. maar kneep zoo strak ten slotte,
dat wij er bijna murw vati waren, weerstands
loos. „Bijna"' want wij waren nïet-lam ge
knepen, nog niet 'dood gebeuld, want het
gezónde,' verzet bleef, werkte, streed voor
vrijheid, voorf récht; het gezonde verzet dat
Vpcht voor/'de ware vrijheid die luistert naar
G£>ds ivctjer.
fen fiu.ós die klauw afgehakt, zonder1 kracht.
ihéehs,V-ós. Ors ;ven staat plots in de ruimte,
we Ontspannen in al onze vezels, .tegelijk
komen hve op dé hoogste spanning, het is
kunnen het bijna niet hebben
een'schok. w«
VREDE!
VREDE 1 Wat is nu het eerste? Dank
aan God. want het is Zijn geschenk.
Wat is het tweede?-Leve de Koningin!,
die na de ir.cüi.ijfcste 'jaren -van- Haar levén,
omdat Haar volk ontzettend heeft gebloed,
coch wem eer, wij, hoewel geteisterd volk
mag zien. c-.oc geve Haar kracht voor. de
iwa.c regccnngsperiode die nu' vólgt, maar'
,vaa:::i c heerlijk hoopvolle én daarom de
groot., si- t..aarts aanwezig is; dat Nederland
r,u wetr v.-i .ehzelf kan wecken LEVE
-N NEDERLAND'.
■.Wat, is het derd el Hulde aan alien, die
in deze jar er. dc gedachte 'en daarmee Ook
de strijd voor een vrij Nederland niet heb
ben losgelaten of .opgegeven. Wij denken
vooral.aap dc endergrondsché verzetsacties,
in het bijzónder aan hen die voor de vrijheid
in dhoo/geve gebondenheid- hébben gestre
den. en, die Nederland niet weer aad niéuwe
erccrle! jke pv'.ncipes wijden.prijsgeven,-maar
wij denken ook aan allen die er door hun
levenshouding alleen reed® voor gewaakt
hebben da: liet Nederlandsche- volk niet dé
--.figuur1''kreeg, vah- het redeiooze dier dat wil
loos meeloopt aan een teugel.
En dan. - dank aait-onze bondgenooten,
-die onze Vaderlandsche' zaak in hun.'zaak
hebben betrokken en het jonge bloed van
hun natie - óók gegeven'hebben v.oor ö'ti-ze
bevrijding. Hier gaan onze gedachten in het
bijzonder naar onze Nederlandsche soldaten,
naar Prins Bern hard die niet in de orid.er-
g. ondsche maar in de openlijke strijd hebben
meege vochten aan de zijdei der geallieerden,
en wij denken nu ook weer terug aan hen
die gevallen zijn in de Meimaand van 1940,
wetende dat 'hun bloed toch niet tevergeefs
gevloeid is.
VREDEen het eerste; Dank aan God.
want deze vrede is één en al geschenk van
Hem. Wij hebben, er God orq gebeden in
kerken, in bidstonden, dag en nacht wij-
zullen er Hem ook voor danken, anders zou
ons bidden midden in het oordeel dat om
cfas woedde, nooit uit de goede gesteldheid
van ons hart zijn opgekomen, want alleen
uit egoïsme. „Uit de goede gesteldheid van
ons haf,t" want we zullen noo'it mogen ver
geten dat deze smartelijke jaren, met als
vruwelijk slot de winter 1944/'45, over ons
gekomen zijn omdat wij als volk en indivi
dueel, een verkeerd, dit is een God-onteerend
gebruik van onze vroegere vrijheid, vrede
en voorspoed hebben gemaakjt;
Wij danken, want de vrede is Zijn gave.
Dat is aan allés duidelijk, want is het niet
heel opvallend dat die vrede nu komt en
niet eerder kwam, -dat God als het ware
tastbaar zegt: „Nu, is het Mijn tijd, nü ver
hoor Ik".
Wie denkt- dan niet' aan de September
maand 1944. De legers onzer bondgenooten
stormden naar het noorden.-België was zóó
gepasseerd. De Duitschers in een panische
vlucht, ook volkomen in de war ten noorden
van onze groote rivieren. De laffë N.S.B.
pakte reeds in. Wij juichten en vlagden;
„Zé hebben maar even door te loopen,
Flakkee bijna zonder bezetting!" We hadden
het èl keurig uitgerekend. God zeide„Halt,
voorloopig niet verder," en toen kwamen
de dkgen van régen 'en mist, waarvan de
trotséhe luchtmachten yoikomen afhankelijk
waren Gods regen en Gods mist Hoe
moest hét Zeeuwsche niet voetje voor voetje
in zware modder worden bevrijd. God sprak:
„Nog een winter voor Holland, de zwaarste
van den oorlog het was de winter van
de beestachtige razzia's, van de gruwelijke
honger, alles werkte tegen God vond
dat neodig
Deze vrede isGods geschenk, en zóó
hebben we dezen dag te aanvaarden zoo
alleen en dat bepaalt ook verder de heele
wijze waarop' wij de nieuwe toekomst tegen
gaan 1
Ieder geschenk brengt verantwoordelijkheid
met ziph, ieder Godsgeschenk brengt de hoog
ste verantwoordelijkheid mee.
- Ho e zullen wij dezen vrede nemen?
Met'gebrul, met de borrel, met dronken
schap? Nooit! r~ dat is geen dankbaarheid,
dat is hét beest, en daarvoor hebben we een
groote verachting N voor eën mensch die
zich tot beest maakt en minder.
Merivl'aggentooi, met oranje, met de drie
kleur? Natuurlijk, onze straten zullen Hol-
landsch zijn, zullen dé heerlijke kleuren hebben
van onze natie, van ons Oranjehuis, zullen
wegdoen alles wat aap die bezetting herin
nert.
Maar als wij dankbaar-blijde door de straten
gaan in groote optocht, dan komen we langs
huizen waarin menschen zijn die den vrede
nog niet kunnen némen, vaders en moeders
die denken aan hun zonen,vrouwen die in
gedachten bij hun mannen zijn, die zij nog
niet thüis hebben, van wie zij maanden niets
hebben, gehoorde ouders die bang zijn nog,
dat de i^ouwstreep door hun vrede zal worden
gehaald,; omdat hun kinderen in gebieden
wareh, jwaarover juist de laatste maanden
de oorjogswals in volle zwaarte is heengerold.
God geve spoedig hun kinderen en mannen
aan hen terug, Hollanders die eens in "een
menschenroof, recht tegen alle oorlogsrecht
in, over onze grenzen zijn gesleept om tegen
het eigen land te werken, gedwongen in
alle gevaren zichzelf den strop om te doen.
We komen ook langs huizen waarin niet
meer gehoopt wordt, maar waarin deze jaren
onherstelbare slagen hebben aangebracht,
waarin verliezen zijn die hiér niet meer aan
te vullen zijn. Kinderen verloren in den
vreemde door ziekte die niet verzorgd werd,
of doodgerammeld zooals men een hond nog
niet ombrengt, of in bombardementen ge
bleven; familieleden gefusilleerd, vaak onder
löuter willekeur, zoo maar als represaille op
strafat gegrepen of uit de gevangenissen ge
sleurd. We weten van menschen die in
concentratiekampen zijn -doodgemarteld na
mishandeling tot onherkenbaarheid toe. We
weten van velen dié gevallen zijn in dienst
van het „illegale" werk. Hun aller gedachte
nis is bij ons,-en daarom zal ook dit alles
onze vreugde „bepalen".
En dan is er nog ietsNederlandsch Indië,
daar woont een stuk Holland dat nog kreunt
onder den hiel van den Japanner. Daar.wordt
nog een stuk leven van Nederland en van
Nederlandsch kolonisatiearbeid* stelselmatig
gewurgd. Daar wacht ook het Indische volk
zelf op oze hulp, op onze krachtsinspanning,
op Hollandsch vloot en leger en luchtmacht.
Daar wacht christelijk Indië, het heele zen
dingswerk op het gebed van christelijk Neder
land opdat het God gevalle ook voor onze
overzeesche gewesten te spreken: „Nu is
het ook Mijn tijd voor den vrede van Indië",
Dit alles zal onze vredesjubel ditigeeren
Hoe meer het tot 'ons doordringt, dester
meer doordringt het onsWe staan op het
belangrijkste punt in de geschiedenis van het
Nederlandsche volk!
Als we terugzien huiveren we; als we
vooruit zien hopen we, en beven we
j We zien niet graag terug, maar we moeten
het doen - het behoeft niet te lang, als we
het maar krachtig doen en met een scherpen
blik want we moeten schoonschip maken,
kort maar radicaal, .opdat ons rechtsgevoel
bevredigd zal worden bevredigd zal wor
den, laten we dat toch boven alles vast
houden dat ons rechtsgevoel bevredigd
zal worden dat wij het niet zelf zullen
bevredigen, niet zelf 'ons recht zoeken, niet
zelf onze wr'a,ak zoeken, niet zelf ondoordacht-
pnze daden doen, opdat wij niet aan onze
verkeerde hartstochten toegeven, ook wij
onszelf niet tot het dier verlagen laten wij
er niet dezelfde chaos van maken, die de Duit-
scher nu vijf jaar oiïder ons heeft aangericht.
Wat moet, er' gebeuren met hen die ons
land hebben uitgeleverd in 1940, en die er
mee doorgegaan zijn tot 1945? Wat-moet
er gebeuren met hen dié niet alleen lid zijn
geweest van de N.S.B., een lidmaatschap
dat niets minder is dan een permanent lands-
verraad, maar ook met hen die dienst genomen
hebben in het vijandelijke leger als Holland-
sche S.S., W.A., landwacht enz.?
Wat moet er gebeuren met hen die eigen
volksgenooten hebben afgemarteld in de kam
pen, met hen die midden onder ons levend,
het gewóne burgerlijke leven tot een leven
op een vulcaan hebben gemaakt, door hun
sluw verraad en heimelijke uitlevering aan den
vijand? Wat moet er gebeuren met hen'die
buiten alle partijverband zichzelf verrijkt heb
ben in dezen oorlog ten koste van arme en
hongerende Nederlanders, met zwarthande
laars en dergelijke gewetenlooze individuen
Al deze schurken moeten opgepakt, vol
gens de nauwkeurige lijsten die zijn aange
legd, en moeten uitgeleverd aan de instanties
die hen zullen berechten en waar de kogel
verdiend is daar moet de kogel gegeven,
waar andere straffen op hun plaats zijn
moeten die worden toegepast. Het schuim
onzer natie moet van Nederland worden
afgeschept. Wij eischen een strenge regeering
ons
rech
indi'
kijkt
M
soo/l
en
ningl
gevil
indil
wij
keni
die i
en
ons
N
zien'-
we,
G
hou
met
onz
Na:
lijkt I
heb
èesel
veril
ben{'
zien
onzi
het
het
naa
losvl
bod
in -e
de
bete
dat I
Chr
war
wer
van
geb
L
ten I
E
zuil:
chr
strin
mer,1
tijei
aan
wij!|
alle!
aan
een
in |fl
het I
vol) I
nu
vol
wij
AL
ER
Bil
BL
y
en
J