Ds* Steur in Ouddorp bevestigd Bij zijn intrede was de kerk zo vol, dat de steunpilaren van de galerij, scheurden en deze dreigde in te storten, waardoor even paniek ontstond. DUIVENRIIBRIEK Ongeloof is positief verzet tegen God. Wij zijn geneigd het ongeloof onschuldig voor te stellen, wij zeggen het geloof moet ons van boven gegeven worden, maar ook is waar dat het ongeloof bewuste vijandschap tegen God is. Het is het ongeloof van een spottenden Multatuli, die zei: „O God", er is geen God maar het is ook het ongeloof van den braven burger. Wat moest een ongelovig volk in Kanaan doen? Zonder geloof kan God U in zijne werkplaats niet gebruiken. Als gij geloof hebt, kunt gij een arbeider in Gods konin krijk zijn. Gemeente, de dingen moeten scherp gezegd worden, want het Woord Gods is scherp als een tweesnijdend zwaard, ook voor het onschuldige ongeloof. Vraagt gij: ..Waarom stierven de Isra ëlieten als straf op hun ongeloof, ierwijl de hedendaagse ongelovigen niet worden ver dorven". Geliefden, God heeft het volk Israël ten voorbeeld gesteld. Judas schrijft hier aan de Joden die Christen zijn geworden. Deze Joden konden de geschiedenis zoals ze vroeger gebeurd was en hij zegt hen slechts even: „Ik wil U in dachtigmaken" „Ik wil U er nogmaals op duiden dat de Heere niet met zich laat spotten". Geliefden, ik zou U ook kunnen vragen, waarom hebt U mij laten roepen? Ik weet dit niet. Ik weet alleen dat God mij ge roepen heeft om -U indachtig te maken, de twee wegen: geloof en ongeloof. Gemeente, wanneer gij werkelijk be gerig zult worden naar het Woord, dan pas zal her iedere keer voor U nieuw zijn. De toestanden zijn ernstig, omdat het ongeloof „ook in onze kerk zo toeneemt". Wij zijn al gewoon dat men ons zegt in de Bijbel moet men Gods Woord zoeken in plaats van de Bijbel is Gods Woord. Men moet het ongeloof niet alleen zoe ken in de kroeg of in de danszaal maar ook op de plaatsen waar Gods Woord wordt verkondigd. Gemeente, van Dirksland zijt gij nog een ongelovige, ik neem aan dat gij geen god loochenaars zijt, maar er is nog een ander ongeloof, waarmee men zelfs de prediking kan keuren, maar waarbij het hart zich niet buigt naar God. Rijst bij U de vraag, hoe kan ik geloven, als God het niet geeft. O, als die vraag rijst, houdt U dan aan Zijn belofte, omdat God zich houdt aan zijn belofte en aan Zijn Woord. Voor Gods volk is er de rust, maar die niet gelooft zal verdorven worden. In dat grote geloof alleen zult gij zalig zijn, tot lof en prijs van Zijnen Naam tot in der eeuwigheid. Amen. Gezongen wordt nu Ps. 27 7, waarna dankgebed en slotzang van Ps 73 14. Ds. Koele richt zich dan tot de burg. overheid die ook aanwezig is en hoopt dat haar regering mag gericht zijn tegen het rijk der duisternis. Hij dankt vervolgens Ds. Harkema voor de bevestiging en Ds. Vermaas voor de aan Ds.'gezin geschonken gastvrijheid. Hij hoopt op een gezegende tijd, tezamen ar beidende in Gods wijngaard. Aan de collega's van de Masses en Ring vraagt Ds. steun bij eventuele moeilijk heden. Het mede-vertegenwoordigde kerkge nootschap van de Ger. Gem. van Dirksland dankt Ds. voor de aanwezigheid. Mogen wij tezamen arbeiden voor enen Heiland. De broeders van het kiescollege betuigt hij ook zijn hartelijke dank. .Broeders van de kerkeraad, wij kennen elkaar nog maar weinig, mogen wij alleen tot doel hebben om in alles Gode alleen de eer te geven". Ds. Koele dankt de kerkvoogdij voor de zeer hartelijke wijze waarmede hij en zijn gezin werd ontvangen. Tot de organist: „Dat gij met Uw orgel mee moogt werken om in de dienst des Heeren de Gemeentezang waardig te begeleiden. Tot de koster: God zegt, dat alle dingen in de dienst des Heren met orde moeten geschieden. Dat gij een waar dorpelwachter voor zijn Huis moogt zijn. Tot de verenigingen: Jeugd van Dirksland, het gaat erom dat wij tegen de anti-christ de kracht en steun van Christus hebben, om de slagen van buiten te weerstaan. Gemeente van Dirksland: Of gij kerkelijk meelevend zijt of niet, wij hebben aan U Gods Woord te brengen, welk Woord is als een tweesnijdend zwaard. Maar ge liefden dit Woord moet U brengen in het allerheiligste geloof, opdat dit Woord zal worden als balsem op Uw wonden. Ook in Dirksland is de tijdgeest, doorgedrongen, steeds meerdere zullen afvallen van Gods Woord, maar wij zuilen toch een ieder dit Woord brengen; want er staat geschre ven: „Het Woord zal nooit ledig weder keren". De Pastorie zal altijd voor de gemeente open staan. Ds. W. Anker Collega Koele: Het is voor de gemeente Dirksland een feestdag, maar ook voor de classes Brielle en de Ring Sommelsdijk. Wij hebben thans een tamelijk homogene ring voor zo ver onze visie op verschillende problemen uiteen loopt, is dat juist genoeg om onder de zegen des Heren elkander op te kunnen bouwen. Ieder predikant heeft in zijn gemeente zijn eigen strijd, die hij persoonlijk heeft uit te strijden, maar daarom juist is ook het bestaan van onze ring zo nuttig. Als wij b.v. over het gehele eiland zien, hoe diep som mige dwalingen zijn ingeworteld dan is het heel goed dat wij als predikanten daar samen eens over spreken; orn onder Gods Woord de bestrijdingsmiddelen hiertegen te vinden. Het is ook goed dat wij in ons ringverband elkaar eens critisch, doch in liefde onder de ogen aankijken en dat wij daar in het bewustzijn van de verschuldigde gehoorzaamheid, aan Christus, onze ge zamenlijke onbekwaamheid ervaren. Collega, het verheugt ons, dat U in onze kring komt, opdat wij ook van U kunnen leren, zoals U gezegd hebt dat gij het van ons wilt doen. Ds. v. d. Wal. Collega Koele, Het is in deze maand juist 19 jaar geleden dat ik met Dirksland ver bonden werd. Daarom was ik zo blij, dat ik de intrede van Ds. Vermaas mocht mee maken en thans de uwe. Ik gevoel'me als een kapitein, die op een andere schip is overgegaan, maar die nu nog eens een kleine proeftocht mee mag maken op dit schip. Gij hebt deze gemeente vanmiddag zeer sterk geplaatst voor de verantwoorde lijkheid die zij heeft t.o.v. de prediking van het Woord Gods. Uw tekstwoorden wijzen op de richting waarin het schip zal worden gedreven. Ik weet dat er in de gemeente zijn, die uitzien naar Gods Woord. Nu heeft de Gemeente een Paulus en een Apollos. Ik hoop niet dat de één Paulus boven Appollus of andersom zal verkiezen, maar dat de collega's tezamen als ambts dragers door de gemeente worden aanvaard. Burgemeester Ottink riep Ds. Koele een welkom toe in de ge meente Dirksland. Spr. stelt er prijs op te zeggen dat hij hier aanwezig is, niet alleen ambtelijk, maar ook omdat hij voelt dat de Overheid dienaresse Gods is. Hij hoopt dat cte nieuwe herder zich met zijn gezin spoedig in de gemeente thuis zal gevoelen. De Heer v. 't Geloof. Geachte dominee Koele, Namens de kerkeraad der Geref. Gem. wensen wij u en uw werk Gods onmisbaren zegen toe, opdat Gods Koninkrijk in deze gemeente wordt uitgebreid en u moogt arbeiden tot eer Zijns Naams. Wij wensen ook dat de verhouding tussen onze gemeen te mag blijven zoals deze is geweest bij uw voorgaande collega Ds. v. d. Wal. Ds. J. Vermaas. Geachte collega Koele, Namens mij en mijn zuster wens ik, dat u tot zegen zult zijn in deze gemeente. Moge er in de eerste plaats in de pastorie tussen ons vrede en aangename rust heer sen - een noodzakelijke voorwaarde voor de vrede in de Gemeente. I Namens de kerkvoogdij, die ons be schaamd heeft door haar welwillendheid, roep ik u een welkom toe; eveneens namens het kiescollege, de kerkeraad en de ver schillende verenigingen. Dat v/ij tezamen mogen strijden in dienst en ter ere van God. Ook mag ik spreken namens de gemeente; Zij heeft om u gebeden collega en gebed en dank horen bijeen, daarom kan zij nu ook Gode dank geven. Wij hopen dat het gebed niet zal verstommen voor u. Ds. Vermaas verzoekt de gemeente Ds. Koele toe te zingen Ps. 20 1. Na het dankgebed spreekt Ds. Koele den zegen uit. WONDERBARE NATUUR. Eert woord aan liefhebbers en niet- liefhebbers. Wanneer een duivenliefhebber een niet- duivenmelker wil overtuigen van de aan trekkelijkheid in onze sport, dan roemt hij de duif om de lange afstanden, die zij kan afleggen met een snelheid van 80, 90 en 100 km per uur, zonder het gebruik van een landkaart of wegwijzer. Het is inder daad verbazend wat een duif kan en wij, die ons bezig houden met de ontwikkeling en de veredeling van het duivenras, mogen trots zijtvop de prestaties, die wij van onze duiven gedaan krijgen en ons verheugen over dit grote „wonder der natuur". In deze natuur liet de Schepper het voor ons men sen, van wonderen krioelen. Zie toch b.v. de kleine kolibri. Hij komt, na 12 dagen broeden, uit een ei niet groter dan een duivenboon en binnen de twee maanden is hij ver genoeg ontwikkeld om afstanden af te leggen van méér dan duizend kilo meter. Een duivenliefhebber is vaak een natuur- vriend en hij kijkt meer dan anderen, met verbazing, maar ook mét vreugde naar de wonderen en geheimzinnigheden der na- tuur. Aan duivensport beleeft men slechts het ware genoegen wanneer men deze sport beoefent als liefhebberij. Het is alleen jam mer dat niet allen deze sport zo opvatten, j Bij de één kan het de eer zijn, bij de ander het geld, die hun de sport in onjuiste rich- ting doet drijven. Vanzelfsprekend komt men op deze basis tot allerhande onprettige methoden. Een der misselijkste is zeer zeker wel het opvangen van een andermans duif, om haar door het ontdoen van de ring voor j de eigenaar onvindbaar te maken. Voorts gaat door verschillende afmattende speel- j methoden veel moois van deze sport ver loren. Niet-liefhebbers zullen zeker onze duiven niet neerschieten, maar onze lief- hebberij steunen, als de melker zelf hen een voorbeeld geeft als duivenvriend en als zij de duif bezien in het licht der wonder bare natuur. G. (Nu het vliegseizoen is aangebroken en nu de melker niet meer door guur weder gedwongen, achter de vuurhaard, zit, maar nu hij in de openlucht van zijn liefhebberij kan genieten, zetten wij onze duivenrubriek stop, totdat het vluchtseizoen voorbij is.''Red.) Zondag 27 April j.l. was voor de Her vormde Gemeente van Ouddorp een blijde dag. Na een betrekkelijk korte vacature sedert het vertrek van Ds. Hovius naar Hoogeveen mócht de nieuwe predikant Ds. R. W. Steur van Oldebroek zijn intrede doen. De kerk was in de ochtenddienst tot in de uiterste hoeken gevuld, zelfs tot in de paden toe. De regeling was zo, dat ongeveer vijf minuten voor de aanvang van de dienst alle mensen op hun plaatsen zaten. Aangevangen werd met het zingen van Ps. 43 3 en 4, lezen van de Wet en Jesaja 40 tot vers 17. Daarna sprak de bevestiger Ds. Mulder van Rijssen het votum uit en ging voor in gebed. Na het zingen van Ps. 122 2 bepaalde Ds. Muider zijn gehoor bij de hoge ernst van het predikambt, wat men vindt uitgebeeld in de roeping van den profeet Jesaje Jes. 6). Hij achtte zich er onbekwaam toe, een man van onreine lippen. Hij dacht niet groot van zichzelf. De Heere kwam hem in te winnen voor dat werk, hij maakte hem gewillig, zodat, wanneer de Heere vraagt: Wien zal ik zenden? hij antwoordt, zendt mij henen. Dat wordt niet op de Hoogeschool, maar op Jezus' school geleerd. Nu hebben al de geroepen knechten des Heeren een boodschap te brengen. Bij zulk een boodschap wil Ds. de gemeente be palen en neemt tot tekst: Handel. 8 35: „En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus." Hij stond stil bij de volgende punten: 1. het verband van dat woord; 2. de inhoud van die prediking, en 3. het vruchtgevolg van die prediking. 1. Op bevel des IJeeren wordt Filippus gezonden naar de weg die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. In de woestenij ontmoet hij de Moorsche Kamer ling, een machtig heer van Candacé, zit tende op zijn wagen, lezende de profeet Jesaja. Door den Geest des Heeren gedreven voegt hij zich bij de wagen en vraagt: Verstaat gij ook hetgeen gij leest? En het .antwoord is: Hoe zou ik, zo niet iemand mij onderricht? Hij had nodig de leiding des Geestes. Zoals die leiding van den H. Geest nodig is in de prediking, om het gehoorde toe te passen. 2. De Schriftuurplaats die de Kamer ling las, was deze: „Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid". Beginnende van die plaats verkondigde Filippus hem Jezus. Wat een rijke inhoudWat zal hij zijn woor den hebben kwijtgekund! Over den lijden den Borg, de Man van Smarten, die al zijn schuld en zonde plaatsvervangend had weg genomen Ds. hoopte dat de nieuwe Leraar ook hier zou mogen staan als Filippus, om Jezus voor Ie stellen in al Zijn dierbaarheid en gepastheid en ook, om daarvoor onder de hoorders te ontvangen een ontvankelijk oor, opdat ongetroosten zouden worden getroost, onbekeerd en bekeerd, ja dat er als een brandhout uit het vuur zouden worden gerukt. 3. Het vruchtgevolg van die prediking is ongetwijfeld geweest, dat de Kamerling over dien enigen Naam, die balsem was voor zijn ziel, gesproken heeft. De vrucht is niet uitgebleven, 's Heeren Woord keert niet ledig weer. Al lijkt het, dat de Leraars op rotsen ploegen, dat ze soms in twijfel neerzitten, er is een machtig God, die Zijn Woord laat verklaren en toepassen. Al is het donker voor land, volk en kerk, de Heere gaat door. Hij brengt de Zijnen toe. Daarna las de bevestiger het formulier en klonk het plechtige woord van Ds. Steur. „Ja ik, van ganser harte". De gemeente zong Ps. 20 1. Op zeer hartelijke en vrien delijke wijze werd de nieuwe leraar door Ds. Mulder bij de aanvaarding van zijn moeilijk maar voortrèffelijk werk toegespro ken. De weg naar Gaza mag een woeste weg schijnen, maar werp uw brood uit op het water en gij zult het vinden na vele dagen. De slotzang was Ps. 75 1. Mede aanwezig was de Consulent Ds. v. Asch uit Sommelsdijk en vele.familieleden en vrienden van Ds. en Mevr. Steur ook uit vorige standplaatsen. De Intrede. 1 Was de kerk des morgens geheel gevuld, i des middags was de toeloop nog groter, j Gangpaden, galerijen, het zat alles eivol, i Vooraf het volgende: j Er deed zich een klein incident voor, dat betrekkelijk goed is afgelopen. Een der j galerijen dreigde door te zware belasting t te bezwijken. Langs een der steunpilaren I zag men de zoldering weg scheuren. De I onderwijzer de heer J. Klein, die het als een van de eerste opmerkte, ging ijlings de koster waarschuwen, om de galerij te ontruimen. De dienst was intussen begon nen waar het kraken en scheuren verder ging, stormden de mensen die daar zaten de kerk uit. Dit gaf enige consternatie, doch toen de galerij was ontruimd en de rust was weergekeerd kon de dienst doorgaan. Gelukkig dat het tijdig bemerkt werd, want had er een instorting plaats gehad, dan waren er grote ongelukken gebeurd. De dienst werd aangevangen met het Zingen van Ps. 36 2. Lezen van J Cor. 2, waarna door den zich aan de gemeente ver bindenden Leraar, voor het eerst de zegen op de gemeente werd gelegd. In zijn voorwoord wees Ds. Steur aan stonds terug op het magistrale woord van Zijn beYestiger in het morgenuur. Wanneer gij en ik, leraar- en waarheidlievende ge meente, aldus spr„ die woorden beluisterd hebt, wat zal ik, in mijzelf ongelukkig en onbekwaam man, dan voortbrengen? Ik, die iedere week den kansel moet beklim men, terwijl de gemeente wacht op een kruimke van 's Heeren tafel? Was er niet die ernstige roeping: Hij die u roept is getrouw, dan waren wij ziende op het Zwaarwichtige werk, liever geen Dienaar des Woords. Maar nu is er een innige be geerte om als een gering middel in dienst gesteld te worden van den levenden God, kon en mocht het zijn, tot bekering al was het maar van één zondaar. Wat zal ik pre diken? Ik zal, wil het goed zijn, moeten Zijn een Boanerges, een zoon des donders, maar ook een Barnabas, een zoon der ver troosting. Tweeërlei weg, dood en leven, Zegen en vloek, (geen tussenweg) zal ik u moeten voorstellen. Daartoe heb ik u mijn lastbrief, naar de grondwet van het Konink rijk Gods te ontvouwen en wel naar aan leiding van I Cor. 2:2: „Want ik heb niet voorgenomen iets te welen onder u, dan Jezus Christus en dien gekruisigd". Ds. staat stil bij twee punten: 1. de rijke inhoud, en 2. de zalige troost van die lastbrief. Met deze woorden sluit spr. zich direct aan bij hetgeen zijn bevestiger heeft voor gehouden: de prediking van dien aller dier baarsten Heere Jezus, voor doemschuldige Zondaren. Spr. begint met uiteen te zetten voor wie de weg geopend wordt, aan wie de Heere Jezus zich wil openbaren en ver heerlijken. Voor een doemwaardig, ongeluk kig volk in zichzelf. Een volk, dat aan de weet gekomen is, tegen Wien ze gezondigd hebben. Daartoe en daarvoor is God zo goedertieren om Zijn knechten te zenden, dit te laten prediken en te laten voorstellen. In Zijn allerdierbaarheid en beminnelijk heid. Dien lastbrief heeft hij te ontrollen. Een moeilijk maar ook een heerlijk werk. Moeilijk, omdat er alles tegen inkomt, satan, vlees en bloed, een strijd, waaraan het volk des Heeren niet vreemd is. Bij ogenblikken mag spr. geloven, dat de Heere hem hier gebracht heeft. Eenmaal zal hij van zijn werk verantwoording moeten doen. De Heere beware ons, dat we niet ter linker, noch ter rechterzijde afwijken. Het zal hem een voorrecht zijn het levend gemaakte volk te ontmoeten. Groot is het dat er in Ouddorp zoveel opgang is naar Gods huis. Genoeg is het niet, maar het is de weg der middelen. de M deelt in Iv en 21 gymt Zater geget helaa conce comn moge zegd gegev het p: Als Navet Uit Schut landst Schot De lijke v Nie dat d< len bt voord Hei vol Vi liefhe reeds doch doorg in dec de de courat donate gegevt R.H.B

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1947 | | pagina 2