mg OPBOUW 25 N.V. No. 91. 4 April 1947 TWEEDE BLAD Over propaganda gesproken Het Paasei STRIJD :ker ezi g ngzaken nt ancy linsdag's 20-221 iarcis :enen 'erken bij den Jaart, C 38, Jagenten r* V. iijk Uw [in ver- ig der lension. )EDE Na de bevrijding herkregen wij onze vrijheid als vaderland niet alleen terug, maar als één der vruchten hiervan mochten wij ook weer vrij onze mening over een en ander uiten. Vóór de oorlog vonden wij dit heel gewoon, wij wisten niet beter of het behoorde zo. Maar spoedig was ons land bezet, of met strenge hand werd de vrije meningsuiting aan banden gelegden mocht men alleen zeggen of schrijven, wat de bezetter goedkeurde. En al deed men zijn best, dan moest men nóg niet vreemd kijken, als men door de heren op het matje werd geroepen. Alles werd van bovenaf ge decreteerd, wilde men in het openbaar schrijven, dan moest van elk artikel een bewijsnummer aan de heren van het Pers gilde ter controle worden toegezonden. Wilde men vergaderen, dan eerst toestem ming vragen en de agenda toesturen. Wilde men op de scholen boeken gebruiken, dan alleen die boeken, die waren „gezuiverd". Zo bestond geen vrije meningsuiting meer, maar was alleen toelaatbaar, wat de Nazi goedkeurde. Het gevolg hiervan was, dat men zijn krant, als men er nog één las, in enige ogen blikken had doorgezien. De ziel was er uit Geen wonder, dat de goede Nederlander elk blaadje en krantje van de illegale pers verslond, omdat in deze geschriften de vrije meningsuiting tot haar recht kwam. Zo gezien heeft het ons verheugd, dat na de bevrijding de oude dagbladen, die of vrijwillig of gedwongen tijdens de bezet ting niet waren verschenen, weer konden verschijnen. Maar ook heeft het ons ver heugd, dat die bladen, die tijdens de be zettingstijd illegaal waren verschenen, ook na de bevrijding ons bleven voorlichten. Zij immers hebben ons volk gesterkt, toen men het volk trachtte lam te slaan door de vergiftigde Nazi-propaganda. Zij deden het niet uit winstbejag, men wilde alleen strijden voor de vrijheden van ons volk. Daarvoor streed men en bracht men zo nodig het offer van het leven. Deze pers behoeft nu niet meer illegaal te verschijnen, neen, er is weer gelegenheid tot vrije meningsuiting Vanzelfsprekend kan men het commer- ciële gedeelte nu niet meer verwaarlozen, al mag het nooit zo worden dat men om zijn krant in stand te houden,, een offer mag brengen aan het beginsel. Nu zovele bladen weer verschijnen, doet elk blad weer zijn best om het lezersaantal op te voeren, daar is op zichzelf niets op tegen. Maar laat men zich nimmer laten verleiden tot oneerlijke concurrentie. En dit nu, is helaas ook weer begonnen. Hoe wel wij als streekcourant u niet een bepaald dagblad willen opdringen, al zullen wij als Chr. Streekcourant ook onze lezers telkens weer willen wijzen op de plicht van den Christen om een uitgesproken Christelijke krant te lezen, toch willen wij in dit artikel signaleren de leugenachtige laster, die men het dagblad Trouw in de schoenen schuift. Allerminst is het onze bedoeling om pro paganda te maken voor dit blad, want even zeer hebben wij b.v. respect voor de voor beeldige houding van het dagblad „De Rot terdammer", dat tijdens de bezetting wei gerde te verschijnen met artikelen, die door den bezetter waren gedecreteerd. Beide bladen hebben recht van bestaan en recht op onze verdediging tegen onware critiek. Zoals gezegd, elk blad heeft propagan disten, ja zelfs betaalde propagandisten. Ook ons eiland krijgt bezoek van deze heren. Met erkenning van al de eerlijke propa- ganda-middelen, nemen we stelling tegen de door h'en gevolgde volgende propa- ganda-methode: Propagandist: Mevrouw, heeft u een zoon in Indië of hebt u er één, die naar Indië moet? Mevrouw: Ja, mijnheer! Propagandist: Is u abonné van Trouw? Mevrouw: Ja, mijnheer! Propagandist: Weet u, dat het de schuld van Trouw is, dat uw jongen naar Indië moest, want dit blad maakt daar propaganda voor. Dit blad is de spreekbuis van Schou ten en Tilanus, het kan niets anders dan kankeren en afbrekende critiek laten horen. Mevrouw: Maar Trouw heeft dan toch maar tijdens de bezetting voor onze vrij heden gestreden. Propagandist: Och, mevrouw, als u eens wist, hoe het in werkelijkheid was. Wist u, dat er geen gevaar was 'voor de Trouw- medewerkers, want dat er tussen de mede werkers van Trouw en zekere Duitse in stanties een overeenkomst was, waardoor Trouw zonder gevaar kon verschijnen. Ziet u, lezers, daar protesteren we ten sterkste tegen, omdat dit niet alleen laster en bedrog is, maar omdat de vele graven van onze Trouw-jongens en -koeriersters andere taal spreken. Helaas, is er al te veel laster gegaan over de hoofden van die ondergrondse helden en heldinnen, zodat het soms lijkt of het een stelletje schurken is geweest. We nemen dit nu eens niet! Wat immers is de waarheid? Ie. De Duitsers hebben met behulp van landverraders kans gezien om tientallen van de Trouw-medewerkers te arresteren, waar van velen na grote martelingen, om ze tot verraad van hun vrienden te dwingen, wer den gefusilleerd. 2e. Weer anderen werden direct na hun arrestatie doodgeschoten. 3e. Toen een groot aantal Trouw- jongens was gearresteerd, werden ze voor de keus gesteld: Probeer uw leiding te be wegen met de uitgave van Trouw te doen ophouden en u bent vrij. Zo niet, dan wordt u gefusilleerd. Als u toen de angstige wor steling had meegemaakt, immers het ging om het leven van zovele jonge levens en de beste illegalen. Wist u, dat toen de leiding van Trouw stond voor de beklemmende keuze: Het offer brengen óf de strijd staken? Wist u, dat toen de meesten der gevangen Trouw-jongens zelf adviseerde aan de lei ding: Wij wisten, toen wij de strijd begon nen, dat dit met inzet van ons leven zou gaan. Leiding, ga door! Trouw tot in den dood! Enige dagen later knalden de schoten en de bloem der natie viel. Wat durft iemand om een abonné van 20 cent te winnen, dan deze helden be smeuren. Wij protesteren en zullen niet dralen om bij herhaling van deze laffe pro paganda deze „heren!" met naam en toe naam te noemen. Wat betreft de andere feiten kunnen we kort zijn: Dat de inhoud van onze rechtse bladen t.o.v. Indië een ander geluid laat horen dan hun bladen en of dat nu de mening van A.R., C.H., S.G.P. of P.v.d.V. is laten wij in 't midden, maar wij wensen nu eenmaal ook in onze bladen onze mening voor onze mensen te uiten. Of deze bladen partijbladen of Chr. Nationale dagbladen zijn, doet niet hier ter zake. Wij wensen en strijden voor de vrije meningsuiting ook in de Chr. pers. Heren Propagandisten, ijvert voor uw krant, maar blijft af van onze gevallen helden M'nis. C. P. K. Ofschoon onze pluimveestapel tijdens de bezetting bijna werd uitgeroeid, door krachtige hervatting van de broedbedrijven is het gelukt om onze voorraad kippen weer op een zodanig peil te krijgen dat met Pasen iedereen zijn gebruikelijke paasei kan eten. In de tijden van overvloed meende men in ons land het Paasfeest te moeten vieren door een overmatig gebruik van eieren, welke krachtproef meestal nadelig werkte op de spijsverteringsorganen. He laas dit oude gebruik schijnt diep ingewor teld te zijn. Bij naspeuringen hierover vonden wij het volgende opgetekend: Het gebruik om op de laatste dag der grote Vasten eieren ten geschenke aan te bieden heeft zijn ontstaan te danken aan de omstandigheid dat men vroeger gedu rende de Veertiendaagse Vasten zich vol strekt van het nuttigen van eieren onthield. Het gevolg was natuurlijk, dat men de eieren, die men niet eten of verkopen mocht, bewaren moest. Ze werden dus zorgvuldig opgeborgen, om ze op Pasen aan verwanten, vrienden en kennissen te schenken. Van daar het gebruik dat men op Pasen veel tijds eieren eet of ten geschenke geeft. De oorsprong van dit gebruik klimt echter tot een veel verdere oudheid. Sommigen menen de oorsprong der Paaseieren te moeten zoeken in de natuurdienst der Egyptenaren en Perzen, bij wie het ei over het algemeen gold als een zinnebeeld voor het heelal. Volgens Hutchinson be schouwden de eersten het ei als een sym bool van de vernieuwing der mensheid na de zondvloed. Pasen en Nieuwjaar werden gelijkelijk geëerd. De Perzen merken Nieuwjaar* aan als het tijdstip van de ver nieuwing aller dingen, als de triomf van de zon der natuur, zoals Pasen bij ons Christenen geldt voor de triomf van de Zonne der Gerechtigheid. De Bruyn's Voyages leren ons, dat de Perzen op hun Nieuwjaarsfeest elkander gekleurde eieren gaven. Nieuwjaar, weleer gevierd bij gelegenheid der dag- en nacht evening in de lente (21-22 Maart) en sedert de verplaatsing van Nieuwjaar naar den winterzonnestilstandsdagen (1 Januari) bleef onder Christenen het gebruik van eieren schenken alleen op Pasen bewaard. De oude Germanen vierden op het gezegde tijdstip in Maart hun lente, hun joel- of Jubelfeest, ter ere der lentegodin Ostara; vandaar dat Pasen bij de Duitsers Ostern heet. Aan dit lentefeest herinnerden de paasbossen, heuvels en vuren der latere Christeneeuw, en herinnert nog der Chris tenen gewoonte om hun Pasen op de eerste Zondag na de eerste volle maan sedert de lente dag (21-22 Maart) te vieren. I De Joden gebruikten eieren ter herinne- i ring aan de uittocht uit Egypte omdat toen uit Abraham's Jacob's en jözef's nakroost als het ware een nieuw volk verrees. Op hun Paasfeest werden ze tegelijk met het Paaslam opgedist en wel roodgekleurd, want het Paaslam was een bloedig offer. Hierin nu volgden de Christenen hen na. Deze brachten het ei in nauw verband met Jezus opstanding: gelijk het kieken de kluisters der eierschaal verbreekt, alzo ver brak de Heiland bij Zijn herleving de kluis ters des doods. Het ei werd oorspronkelijk rood gekleurd en later wisselde men dit rood met andere kleuren af. Tijdens Cyprianus, bisschop van Carthago bevond Zich in de kerk dezer Afrikaanse stad een geschilderd tafereel van 's Heren opstan ding, bestaande uit een ei, liggend op gras grond (lentegroen) waarboven een stralend spreidende zon (de Zonne der Gerechtig heid). In Duitsland gaf men somsinplaats van eieren zinnebeeldige prenten ten ge schenke. Een daarvan wordt in het Brits museum bewaard: drie hennen houden een mand op, waarin drie eieren liggen, met voorstellingen der opstanding versierd; op het middelste deel de Agnus Dei (Lam Gods), met een kelk het geloof voorstellend, terwijl de andere eieren met de zinnebeel den van Hoop en Liefde beschilderd zijn. Uit het bovenstaande blijkt, dat het fees telijk gebruik van eieren én als eigen spijs én als geschenk van de Perzen en Egypte naren tot de Joden én van deze laatsten tot de Christenen zich overplantte en alleen de vastknoping van de Christelijke kerken ermee verzoenen de invoering of voort zetting ervan in haar midden te doen billijken en wettigen. Zenden de Grieken en de Russen elkaar eieren op Pasen, de Russen bezoeken op deze hoogtijdag hun vrienden met de groet „Jezus Christus is opgestaan", hetgeen denken doet aan de Paasgroet der Middeleeuwen: „Geloofd zij Jezus Christus" - beantwoord door: „In eeuwigheid". Omdat Nieuwjaar eertijds omstreeks Pasen viel, kan de onsterfelijk heidsidee der Christelijke Paasgebeurtenis de geboorte heben aangegeven van de wens: Een gelukkig Nieuwjaar". Veevoedernörmen voor de periode van 13 April tot 10 Mei 1947. Het Bedrijfschap voor Veevoeder heeft voor de periode van 13 April tot 10 Mei 1947 voor stieren, paarden, varkens en pluimvee dezelfde normen voor veevoeder vastgesteld als in de aan 13 April vooraf gaande periode. De veevoedernormen voor koeien zijn verhoogd en zijn thans 25 of 40 kg., afhankelijk van de oppervlakte bouwland. Ten behoeve van kalveren kunnen de vee houders desgewenscht in de nieuwe peri ode in plaats van rundveevoeder kalver- meel betrekken tot een maximum van een vierde gedeelte van de toewijzing. De vee houders, die kalvermeel wenschen te ont vangen, dienen er wel aan te denken, dat zij hun leverancier van mengvoeder hierom tijdig vragen. Aan schapen van alle cate gorieën zal in deze periode geen voeder worden verstrekt. Voor dekbokken, aan wezig op bedrijven met 0 tot 4 ha bouwland, wordt 10 kg voeder verstrekt. Voor alle andere categorieën geiten wordt geen voe der beschikbaar gesteld. De toewijzingen worden met inacht neming van de beperkende bepalingen uit geschreven, waarbij het aantal stuks vee wordt gerekend naar de registratie van 23 Februari 1947, Op de bonnen mag reeds worden gekocht. VERVOLGVERHAAL door v. d. AKKER 16 j Het is een belangrijke vergadering, die de volgende avond bij Dijkstra gehouden j wordt. Niet omdat de huiskamer propvol j mensen zit, die mee luisteren en mee be- 1 spreken: slechts vier personen zitten lui in een luie stoel nl. Dijkstra, Mevrouw Dijk- 1 stra, Bert en de bijzondere gast de heer de Lange. Mevrouw Dijkstra neemt niet aan de besprekingen deel, zij luistert en onderwijl zijn haar handen nuttig bezig. Zij luistert met aandacht, want ze leeft intens mee met het werk van haar man. Het is werk dat ook zij liefheeft, werk waarvan zij overtuigd is, dat het dringend gebeuren moet. Zij houdt haar man niet van dit werk, dat zo erg gevaarlijk voor hem is, af. Zij is een steun voor hem, groter dan zij zelf vermoedt. Haar rustige, goed keurende aanmoedigende blik doet Dijkstra met steeds grotere activiteit het werk, dat hij met anderen op zich genomen heeft, voortzetten. Zij kent beter dan iemand anders het gevaar waarin haar man verkeert. Zij weet dat hij zich dat gevaar ook vol komen realiseert, dat hij er niet onver schillig tegenover staat. Zij kent zijn gebed om kracht om rust temidden van de drei gingen, die soms zo angstwekkend zijn, die al maar groter zullen worden, die zullen overgaan tot een storm, een orkaan van geweld, die vele van Neerlands zonen zal ontwortelen, zal doen vallen op een gruwelijke, afschuwwekkende wijze. Zij beseft dit alles heel duidelijk. Daarom wil zij haar man tot steun zijn, indien het nodig mocht zijn, zal zij ook een deel van het werk zelf, op zich nemen. De Lange, die een groot gedeelte van de avond aan het woord is, wijst erop hoe overal in het land de vijand wordt weder- staan, hoe reeds vele Nederlanders zich verzetten, maar dat er nog te weinig samen werking is, en het zal binnenkort hard nodig zijn, dat er samenwerking komt willen de moeilijkheden, waarvoor men zal worden geplaatst, overwonnen kunnen wor den. De jongens die weigeren naar de Ar beidsdienst en naar Duitsland te gaan, zullen in grote getale geholpen moeten worden. Als er goede samenwerking is kunnen de jongens om gewissel dworden met jongens uit een andere streek van het land. Zonodig zouden de Groningers naar Zuid-Holland kunnen gaan en de Hollan ders naar Groningen. Door samenbunde ling van alle beschikbare krachten zullen wellicht alle voorkomende kwesties kunnen worden opgelost. Zowel Dijkstra als Bert juichen lande lijke samenwerking toe. Zij nemen op zich in hun streek nog het nodige te organiseren, wat vermoedelijk niet veel problemen zal opwerpen, daar zij in elke plaats al con tacten hebben, die „De Vrije Courant" verspreiden. Het moeilijkste zal misschien Zijn gezinnen te vinden, die een jongen in huis willen nemen, die weigert aan de oproep van den vijand gehoor te geven. En toch zal dat moeten. Die jongens moe ten geholpen worden. Het gevaar wordt bij het zoeken naar goede plaatsen voor de jongens aanmerkelijk groter. Want als men bij een gezin om hulp aanklopt en dat gezin weigert hulp te verlenen, zal het dan zwij gen? Het gevaar dat het bestaan van een organisatie ontdekt wordt, is dan heel reëel. Breedvoerig wordt dit alles bespro ken. Ook over Paul wordt gesproken. De Lange kan hem door bemiddeling van anderen, als alles volgens plan verloopt, in Engeland krijgen. Bert zal dit met zijn ouders, zijn broer en Paul bespreken. Daarna zal de Lange hem mededelen wat er gebeuren moet. HOOFDSTUK VIII Twee dingen moeten er deze dag ge beuren. 's Middags zal Bert Paul weg brengen en 's avonds zullen Dijkstra en hij bij een paar boeren proberen jongens, die weigeren naar de arbeidsdienst te gaan en voor wie het onmogelijk is thuis te blijven, te plaatsen. Paul zou weggaan. Na lang praten was men tot dit besluit gekomen, hoewel het gevaar voor ontdekking veel kleiner is dan in de eerste maanden. Paul vlucht de laatste tijd zijn schuilplaats heel wat minder in dan toen, want aan zijn gezicht is niet te zien, dat hij een Engelsman is en als hem door een vreemde wat gevraagd wordt, dan verstaat hij dat precies en in goed Hollands weet hij te antwoorden. Alleen een scherpe opmerker hoort een enigszins vreemde tongval. Niet zo angstvallig als in 't begin blijft hij in huis. Meermalen gaat hij met Bert het land in en als hij bij Piet is, werkt hij dikwijls mee in de kassen. Komt er dan plotseling iemand, dan werkt hij gewoon door. Een paar keer is het voor gekomen, dat men vroeg wie hij was. Hij was toen voorgesteld als neef Paul uit Friesland. Men had daaraan niet getwijfeld. De Vries had immers familie in Friesland wonen. Het herbergen van Paul was nu heel wat minder riskant als het eerste half jaar. Maar het bleef natuurlijk gevaarlijk. Bo vendien, at had Paul het best naar zijn zin, zijn ideaal bleef in een vliegtuig aan de strijd deelnemen. Daar de reis niet onge vaarlijk zou zijn had men Paul de beslis sing gelaten. Zo zal dan Paul vanmiddag de moeilijke en misschien wekenlange weg naaar Enge land aanvangen, een weg die voor hctn geheel onbekend is, maar die hij in ver trouwen op zijn gidsen zal trachten tot het einde toe te gaan. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1947 | | pagina 5