In.V. CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD Dinsdag en Vrijdag VOOR GOEREE EN OVERF1AKKEE Behangselpapieren Ln) ring uur, lee te Hoe staan wij in de Hervormde Kerk? f MEDITATIE VOOR DEN ZONDAG Magazijn „De Overkant" A» J. Sitskoorn Rotterdam Zuid, Telef, 73140 W" m: ior *9- lor h> J bdt iur I Vak- tt in if t>oren. itrale tingen >jper- Iten! paren- g van J, be aten". >!ang- iering VRIJDAG 21 Maart 1947 Prijs per kwartaal f 1,50 Losse nummers f 0,15 Advertentieprijs 12 cent per mm. Bij contract aanzienlijke korting OPBOUW Tweede jaargang - No. 87 Adres der redactie en Ad ministratie Voorstr. A 239 Postbus 14 Middelharnis Tel. No. 332 Oommissie van Redacties Ds W. Anker, W. A. de Bakker, N. v. d, Brugge, A. van Eek, C. Edewaard, Mr. J. J, Groeneveld, Ds. N. de Jong, C. P. Kijkuit, C. M. Vogelaar. Wanneer deze vraag zoo gesteld wordt, hebben we met die „wij" vooral de men- schen van gereformeerde overtuiging op het oog. Het antwoord op deze vraag zal hoogstens primitief kunnen zijn, omdat wij als gereformeerd denkenden onze houding in de Herv. Kerk van vandaag nog niet hebben gevonden. Het ontbreekt zeker niet aan opvattingen en gedachten, welke we gereformeerd mogen noemen, maar wel ontbreekt ons het doortrekken van de groote, de Refor matorische lijn, van de Gereformeerde ge dachte' Geslachten lang werd verzuimd deze lijn door te trekken, zelfs werd die lijn geheel losgelaten in het leven der Kerk. En - daar er gemeenschap is in de schuld, hebben wij daarin onze ontrouw „en onzer Vaad'ren tevens" te belijden. Dit artikel moet - zooveel mogelijk - eenvoudig van toon blijven om door ieder belangstellende gevolgd te kunnen worden. Het is bekend genoeg, dat de Generale Synode tot taak heeft om de nieuwe Kerk orde voor te bereiden. Tevens dat zij al haar werk heeft te doen „In gehoorzaam heid aan de Heilige Schrift en op den bodem der Belijdenisgeschriften." We zullen het hier niet hebben over het werkelijk ontoereikende van deze formu leering. Ook dat kan ons bekend zijn. Aan de Synode wordt het verwijt ge daan, dat zij zich te weinig door Schrift en Belijdenis laat leiden en dat zij zich hier over ook niet duidelijk uitspreekt. De Her vormde Kerk noemt zich: „Christusbelij- dende Volkskerk". Wat beteekent dit? Waar liggen de grenzen van deze Kerk? Omvat die Kerk allen die de Belijdenis aan vaarden of omvat die Kerk den ganschen kring des Verbonds. Hoever strekt de kring des Verbonds zich uit? Deze vragen leven binnen haar boezem. En ieder geeft er op zijn wijze antwoord op. Tegelijk ontwikkelt de Herv. Kerk door Raden en Werkgroepen - naar buiten een verbazende activiteit. Men probeert de moderne vakbeweging geestelijk te beïn vloeden (infiltratie), de Openbare School moet gekerstend; in groot verband wordt allerlei sociaal werk, ontspannings- en op voedingswerk onder massajeugd en arbei ders in de industrie-centra aangevat; men bemoeit zich met sport en film en met velerlei actueele problemen die vandaag dringend om een oplossing roepen. Zoo hoopt men ons volk weer te kunnen grijpen in zijn breede laag en te herkerstenen. En de Synode dekt dit alles met haar gezag. Naar binnen is er de drang - krachtig bevorderd door Gemeenteopbouw, om over de diepste leergeschillen der richtingen heen, vanuit eigen geestelijke isie elkander te naderen. Om elkander zoo mogelijk te vinden op een door allen aanvaarde en er kende basis en te komen tot „opnieuw be lijden". Dat dit weinig vertrouwen wekt spreekt vanzelf. De verschillen zijn daarvoor te diep. Die worden niet door de eerste de beste formuleering overbrugd- En toch moet de Kerk zich hierop gaan bezinnen. Zij moet zich uitspreken - zal zij Christusbelijdende Kerk (Volkskerk nu daargelaten, omdat ik niet weet wat dit inhoudt) kunnen zijn. Dan moet zij Chris tus Woord handhaven binnen haar eigen grenzen en uitdragen naar buiten, om niet met twee tongen te spreken zooals bij de radio, de vakbeweging e.a. Maar, bezinnen we ons daarop, is de Kerk, zijn wij daar rijp voor? Dat is de groote vraag. Zonder daarop vooruit te loopen wordt even aan het gewicht hiervan getild. Wie moeten daarover meespreken, de Gereformeerd Hervormden, die in eigen boezem wroeten en onderling zoo verdeeld zijn? En de Confessioneelen en de ande ren Sommigen onzer zijn overtuigd, dat de Kerk niet op publiek terrein moet treden Hoogstens moet zij geestelijk leiding geven' door haar onderricht, aan die krachten en organen die werk als bovengenoemd kunnen ter hand nemen. Anderen zeggen: Deze dingen zijn geen kerkewerk en daarom moet de Kerk zich daarvan onthouden. Op haar weg ligt de rechte verkondiging des Woords en de handhaving der tucht. Het eerste bezwaar geldt allereerst de wijze waarop; het tweede dat de Kerk het doet. Dit laatste vloeit voort uit een eigen theologische instelling, waarbij een schei ding tusschen natuur en genade niet denk beeldig ié. Een ander bezwaar wordt geacht dat deze dingen weinig of in 't geheel niet wortelen in het leven der gemeente. Maar hierbij mag minstens ook gedacht worden aan groote geestelijke traagheid in de ge meente zelf. Een zeker niet klein te achten bezwaar is dat de Generale Synode te veel gewerkt heeft buiten de grondvergaderingen der Kerk om, d.w.z. die der Classes. Immers, wanneer de Synode zich uitspreekt over de wettigheid van de doodstraf, over vak beweging e.d., is het er nog ver vandaan dat „de Kerk" spreekt, zooals dat vandaag heet. Het moet er zeker van komen dat kerke lijke vragen ook in den kerkelijken weg worden behandeld. Gezonde en gegronde critiek op het werk der Synode is dus allerminst misplaatst. Toch mag dit ons niet weerhouden om mee verantwoordelijkheid te dragen, des noods door op de voorposten te staan. Het is wel het gemakkelijkste ons daaraan te onttrekken, maar ik geloof niet dat dit de Biibelsche weg is. Veel critiek hebben en zich dan aan de verantwoordelijkheid ont trekken, lijkt mij ongeoorloofd toe. Ten eerste geeft God ons de profetische roeping om te profeteeren, zelfs tegen dorre doods beenderen. We hebben dien weg zeker nog niet tot het einde bewandeld. Welk einde dit zal zijn? Hiervan geldt alleen: „Heere, Gij weet het." Wij isoleeren ons zoo gemakkelijk. Zijn soms al tamelijk tevreden wanneer in eigen gemeente en omgeving het kerkelijk leven in „behoorlijke" banen geleid wordt. Maar hoe staat het buiten onzen kring, met het geheele lichaam, het groote geheel der Her vormde Kerk, met dat zoo zieke lichaam, waarvan wij toch ook deel uitmaken? i Of is het voor ons zoo dat wij in de „Hotelkerk" leven, waarin elke gast zijn eigen onderdak heeft en waar men zich met de andere „gasten" niet behoeft tè be moeien Ik geloof dat meerderen onder ons van deze gedachte uitgaan. En dan kan de Kerk wel ophouden bij het laatste huis van ons dorp! Dan deert het mij niet, dat Noord-Hol land wordt ontkerkelijkt, zoomin als andere streken van ons land. Dat kan dan trouwens rustig op rekening van de vrijzinnigen e.a. worden afgeschoven. Wanneer we die las tige elementen kwijt zijn is het klaar, i (Vevolg pag. 3, 4c kolom) JEZUS, ONZE BORG Wees Gij mijn borg Jes. 38 14. Eeuwen geleden heeft David, door schuldbesef getroffen en verslagen, zijn diepe schuld voor den Heere beleden. Ziende op zijn schuld was er nergens ver troosting, maar al wenende heeft God hem deze troost gegeven: De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet ver achten (Psalm 51). Dit is inderdaad een grote troost, dat God een God is, die zondaren hun zonden i vergeeft. Een man, die gaarne iets geeft, is blij als er iemand bij hem komt, dien hij hij kan weldoen. God is een gaarne ver gevend God en daarom is het Zijn heer lijkheid om zonden te vergeven. Schuldbesef, zelfveroordeling is evenwel een zaak, die door de mensen weinig be geerd wordt. Het is ons veel gemakkelijker om de nek te verharden en te doen alsof er niets gebeurd is. Schuldbesef tegenover mensen is al zeldzaam; schuldbesef tegen over God is nog zeldzamer. Ongelovigen Zullen het beslist verwerpen, maar hoeveel godsdienstigen zijn er niet, die zich zeer godsdienstig achten, maar van schuld en schuldbesef niet willen weten. Dit is geen wonder. Waarom niet? Wel, dauw daalt neer (juister: stijgt op) in stille nachten, de natte dauw des Geestes, de droefheid naar God, daalt ook neer als het stil is en we alleen staan tegenover God. Als geen valse spiegel van eigen inbeel ding ons misleidt, maar de naakte, zuivere spiegel van Gods heilige eisen voor ons staat en ons, ontdaan van elk vernis, tot schuldigen maakt. Dan is er geen andere weg tot behoud, dan de weg, die God ons aanbiedt in Christus. Hiskia was ziek, tot stervens toe. God had hem ook gezegd: Gij zult sterven en niet leven. Toen kwam Hiskia te liggen, geheel alleen tegenover God. Feesten, maaltijden, vrienden, huisgenoten, nie mand en niets kon hem troosten. Slechts één ding kon troost geven, n.l. als hij wist dat al zijn zonden vergeven, uitgedelgd waren. In die nood heeft Hiskia gebeden: HEERE, ik word onderdrukt, wees Gij mijn borg. Hiskia was een kind van God; deelde dus in de vergeving der zonden; waarom was dan die bede nog nodig? De vergeving der zonden is een schat, die alleen vers genoten kan worden. Groenten M kunnen wij eten uit hetjzout, uit het blik, enz., maar de vergeving der zonden moet vers zijn, d.w.z. die moet dagelijks ver verst worden, doordat wij met een levend geloof die zegen genieten. Gods kinderen kennen geen bravour, geen overmoed tegenover God; die kennen geen lichtvaardigheid die hen doet huppe len; die weten zich dagelijks schuldenaren tegenover God; die hebben ook dagelijks vergeving nodig. Lezer, als dit u vreemd in de oren klinkt,-dan komt dat waarschijnlijk omdat gij geen vergeving kent. Dit is het geheim der kinderen, die het leven met God ken nen. Dagelijks schuldig, dagelijks verzoe ning nodig. Die verzoening is er in Christus. Gods Zoon heeft de zwaarste weg bewandeld, die ooit iemand te gaan had. Hij moest de gehele zondeschuld der wereld dragen, opdat God Zijn kinderen vergeving zou schenken. Aan Hem is vervuld: Al Uw golven en al Uw baren zijn over Mij heengegaan (Psalm 42). Hij droeg de schuld der zonde; daarom ontvangen wij door het geloof, in Hem volledige vrijspraak. Daarom is de naam borg ook zo treffend juist. Borg zijn is een onvoordelig werk, maar het is een barmhartig, zelfver- loochend werk. Een mens maakt de schuld, na lang tobben kan hij het niet meer hou den; de zaak wordt reddeloos, hij kan het niet meer uithouden. En wie is er dan goed voor? De borg. Jaren geleden heeft hij zijn naam gegeven, jaren misschien niets van den nu-gedupeerden gehoord en nu in eens, kan hij in de bres springen en alles betalen. Wat zal menige borg dan mop perend en zuchtend zijn werk volbrengen. Van Christus mogen wij betere dingen verwachten. Hij heeft ook eenmaal Zijn naam gegeven voor Zijn kinderen - die van nature vijandig zijn - Hij heeft Zijn borg stelling gegeven aan het kruis en verzegeld met Zijn woord: Het is volbracht, en daar door weten wij het met onuitroeibare zekerheid: Hij zal den nooddruftige red- dèn, die daar roept, mitsgaders den ellen dige en die geen helper heeft (Psalm 72). Zolang wij leven, leven wij onder de „hemelkoepel", zolang wij leven, leven wij onder het schijnsel der zon; daar kunnen wij nooit onderuit. Gelovigen, zolang wij leven, leven wij onder deze borgstelling Gods in Zijn Zoon, den Heere Jezus Chris tus. Daar kunnen wij het nooit zonder. Buiten Hem is geen leven, maar een eeuwig verderf. In Hem is het leven en de vrede, de verzoening met God in de ver geving der misdaden. Kampen. Ds. BLOK. Enorme sorteering behangselpapieren vanaf 90 cent per rol Zuiver wollen tafelkleeden vanaf 28,63 Cocosdeurmatten6,85 1-pers. Stalen Slaapkamer compleet 128,25 Strijenschestraat hoek Polderlaan bij Tramhalte Hillesluis

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1947 | | pagina 1