OPBOUW
No. 64. 24 December 1946
TWEEDE BLAD
Bericht!
Ring van J.V.'s der
Ger. Gemeente op Flakkee
Jaarvergadering
Nederl. Visschersbond
Het zoute bedrijf
Bemesting en bouwplan
STRIJD
In verband met de komende Feest
dagen zal ons blad volgende -week
alleen op DINSDAG voor
Nieuwjaar verschijnen
Willen Heren Adverteerders, Corres
pondenten en Agenten er voor zorgen
dat de copy Zaterdag a.s. in ons bezit is.
Op Woensdag 18 December mocht deze
Ring haar vierde Ringvergadering houden
in het kerkgebouw der Ger. Gem. te
Herkingen.
Ondanks de grote koude was het gebouw
geheel gevuld, toen de Voorzitter om 7 uur
met zingen, schriftlezing en gebed de verg.
opende.
De aanwezige verenigingen worden wel
kom geheten evenals de Kerkeraad en de
ouders. In dezen, aldus de Voorzitter strekt
Herkingen andere gemeenten tot een voor
beeld. Belangstelling van ouderen voor het
werk der jongeren is nodig en wordt ook
gewaardeerd.
Ook dhr. A. J. Kersten die na de pauze zal
spreken, wordt eenwelkom toegeroepen.
De notulen der vorige vergadering ge
houden te M'harnis, worden gelezen en
goedgekeurd.
Vr. A. de Korte van Herkingen leest nu
een inleiding over ,,Elia op de Karmel".
Hij beschrijft ons de toestand van het
volk van Israël in de dagen van Koning
Achab. Het volk was ver van den Heere
afgeweken en Elia was de enige profeet, die
meer in het openbaar optrad.
Er was door de grote droogte honger
snood in het land, evenvfel had Obadja, als
kamerling aan het hof van Achab, kans
gezien 100 profeten in het leven te behou
den. De geschiedenis op de berg Karmel
toont ons weer ten duidelijkste Gods
goedertierenheid met een afvallig volk,
maar ook, dat God zijn knechten, al staan
ze ook schijnbaar alleen> niet in de steek
laat. Elia toch bewijst klaar en duidelijk
tegenover vierhonderd vijftig Baaispriesters,
dat de Heere God is. Een uitgebreide
bespreking volgt, welke om tijdswil moet
worden afgebroken.
Na de pauze krijgt dhr. A. J. Kersten
van Rotterdam het woord.
Alhoewel met schuchterheid, zo begint
spr. heb ik toch met blijdschap het verzoek
van de vrienden op Flakkee, hier een woord
te komen spreken aanvaard.
Met deze verlegenheid is het niet beter
geworden nu hij gehoord heeft, het zwaar
en lichtgeschut van argumenten, waarmee
de inleider van deze avond, is ontvangen.
Maar ik heb - gaat spr. verder een woord
voor de jongeren, een woord van waar
schuwing.
Allerwegen trekt de wereld, overal wor
den bioscopen en schouwburgen geopend
en lokt en roept de wereld.
Hierin zoekt men de zin des levens te
ontvluchten, men is bang geworden om
te leven. Wat is nu eigenlijk de zin des
levens?
God heeft met ons, ja met ieders leven
een bedoeling.
Leeft daarom Uw leven in de kerk des
Heeren en niet in de gebouwen des satans.
In de laatste kan men wel leven, maar in
de eerste kan men voor leven en sterven
geborgen worden.
De mens heeft op de wereld een taak
gekregen. Het is een groot geluk als iemand
een huwelijk mag sluiten in de gunst des
Heeren.
In de kinderen die hij gewint, ziet de
mens zijn beeld terug.
Kinderen zijn een erfdeel des Heeren,
ook grote gezinnen worden uit 's Heeren
hand onderhouden.
Handelend over de taak der verenigingen
wijst spr. op het grote nut van het onderzoek
van Bijbel en Formulieren van Eenigheid.
Ook hun ontstaan, dat dikwijls met veel
strijd gepaard ging, dient eens behandeld te
worden. We weten zo weinig van de Kerk
geschiedenis. ook over b.v. de taak en dienst
der Engelen is onder ons zo weinig be
kendheid.
Maar het meeste is God te leren vrezen
en te dienen. God wil de van Hem afgeval
len mensen tot hem terugbrengen.
De Voorzitter dankt hierna alle aanwe
zigen voor hun opkomst, waarna dhr.
Kersten laat zingen Ps. 119 83 en eindigt
met dankgebed.
Zaterdag j.l. werd in Den Haag de eerste
Bondsvergadering na de bevrijding gehou
den van de Ned. Visschersbond onder
leiding van de Voorzitter dhr. Stevenson
van Den Helder. Aanwezig waren vertegen
woordigers van de 13 af deelingen der
Kustvisschers vanaf Termunten tot Goeree,
benevens Drs. Van Dijk als afgevaardigde
van den Minister van Landbouw en Vis-
scherij, Drs. Hildebrandt, chef van de afd.
Visscherij van het Landbouw-Economisch
Instituut, dhr. Vriens, directeur van het
Verkoopkantoor voor Garnalen, benevens
Mr. J. A. de Wilde, oud-Minister, namens
de A.-R. Tweede kamerfractie en Jkvr.
Wittewaal van Stoetwegen voor de C.-H.
fractie.
De Voorzitter hield een uitvoerige ope
ningsrede, waarin hij de toestand der Kust-
visscherij beschreef en op vele onbillijkheden
wees. Er zijn wel maximum, - maar geen
minimumprijzen voor de visschers. De
visch is niet duur door de prijzen, die de
visschers ontvangen, maar door de te hooge.
handelsmarges. De vraag is, of de kust-
visscherij wel rendabel zal blijven. Spr
wees op de langzame werking der overheids
instanties en op de misstand, dat er onvol
doende hulp geboden wordt aan hen, wier
vaartuigen door de Duitschers zijn gevor
derd en niet teruggekeerd. Bij de bespreking
werden door de visschers allerlei verlangens
naar voren gebracht.
Daarna hield Prof. Dr. Baerends van
Groningen een causerie over de noodzake
lijkheid van een maaswijdte van 8 cm. voor.
de kust visscherij, gelijk die op de Londen-
sche conferentie dit voorjaar werd aange
nomen. Met lichtbeelden/in de vorm van
grafieken illustreerde hij, dat het voor het
behoud van de vischstand in de Noordzee
beslist noodig is, dat deze wordt beschermd
tegen overbevissching en voornamelijk tegen
het vangen van ondermaatsche visch. Hij
betoogde, dat de visschers het belang hier
van moeten inzien, want het is hun eigen
belang. Bovendien meende hij op grond
van eigen onderzoekingen, dat zij niet*
minder, doch meer zullen vangen, althans
van bepaalde soorten, wat de opbrengst
betreft. Wegens het vergevorderde uur
kon hierop geen bespreking meer worden
gegeven, maar niet alle visschers bleken het
met hem eens te zijn, want meerderen
debatteerden nog een poos persoonlijk met
hem na!
In de middagvergadering, die huishoude
lijk was, werd een voorstel aangenomen om
het mogelijk, te maken, den voorzitter
wederom voor een jaar als vrijgestelde voor
de visschers te doen werken. Het bonds
orgaan „de Kustvisschers" moet worden
opgeheven door te weinig abonne's, maar
in „De Visscherijwerela" zal de Bond een
rubriek krijgen en gaan dan de abonne's daar
op over. Medegedeeld wordt, dat het
medeleven van de visschers nog lang niet
voldoende is, en dat velen nog weinig oog
ervoor hebben, dat een sterke organisatie
vooral voor de kustvisschers in de toekomst
een levensbelang is. De Visschersvereeni-.
ging van Urk is ook toegetreden tot de Bond
Het Hoofdbestuur bestaat thans uit de
volgende personen: Stevenson, Vooia»,
Lont namens Wieringen, Hofman namens
Zoutkamp en omstreken, Post namens Den
Helder en Texel en A. van Eek van Stellen
dam namens Goeree Ouddorp en Stellen
dam. De functies zullen verder onderling
nog worden verdeeld.
VIII.
Vlas.
Hoe gevoelig vlas voor een minder goede
structuur is, heeft het afgeloopen oogstjaar
wel zéér in het oog loopend laten zien.
De oude ervaring van de practijk, dat voor
vlas een mooi fijn gelijkmatig zaaibed voor
het welslagen niet kan worden ontbeerd, is
volledig bevestigd. Niettemin vertoonde dit
voorjaar de practijk een bijzondere bej
langstelling voor vlas. Zelfs mag opgemerkt
worden, dat het „zoute" land bijna een
magische kracht op de vlastelers uitoefende.
Vooral op Schouwen-Duiveland, in mindere
mate eveneens op Goeree/Overflakkee, was
dit het geval. Op Tholen en St. Philipsland
was de belangstelling voor het vlas direct
veel geringer. Bij oude overleveringen van
vroegere inundaties leefde bij de practijk
de opvatting, dat gronden, die met zout
water overstroomd waren, zich bijzonder
goed zouden leenen voor vlas als eerste
gewas. Het tweede jaar, na wederom in
cultuur te zijn gebracht, zouden zij voor
vlasteelt evenwel niet deügen! In het raam
van de toenmalige bedrijfsomstandigheden
laat zich dit ook wel verklaren. In het eerste
cultuurjaar was de grond bij de toenmalige
ontwatering slechts onvolledig ontzilt. De
(schijn) structuur dienovereenkomstig op
vallend goed, het zaaibed fijn en gelijkmatig
en uitnemend geschikt voor vlas. Het twee
de jaar daarentegen was de grond ontzilt.
Structuurverval trad op en het land was
voor vlasteelt ongeschikt. Bij onze huidige
meer geperfectioneerde ontwatering wordt
eigenlijk het eerste (vlas)jaar overgeslagen.
Reeds na één winter bleken onze gronden
op Schouwen/Duiveland en Goeree/Over
flakkee zóó ver ontzilt, dat structuurverval
algemeen zijn intrede had gedaan. Wanneer
wij daarbij bedenken dat bovendien het
vlas in het afgeloopen voorjaar ernstig leed
onder de gevolgen van een langdurige
droogte, behoeft het ons niet te verwonde
ren dat de resultaten geen bevrediging
hebben geschonken. Wij prijzen ons daarom,
gelukkig de teelt van vlas dn het algemeen
te hebben ontraden en ons alleen accoord
te hebben verklaard met het bouwplan,
waarop het gewas voor lichten grond werd
voorgesteld.
Voor het oogstjaar 1947 dient de „zoute"
boer ook bij de teelt van vlas te beseffen, dat
het uitzaaien van dit gewas met tal van
risico's gepaard gaat. Alleen lichte grond
waarop zorgvuldig gips werd gestrooid en
waarvan de structuur niets te wenschen
overlaat, kan voor vlasteélt in aanmerking
komen.
De Rijkslandbouwconsulent voor
N.-Zeeland en Goereel Over flakkee,
Ir. C. W. C. VAN BEEKOM-.
Frans' Putten uit de Put.
Ook Frankrijk heeft zijn Putten. Nadat
Parijs in 1944 was bevrij d, overvielen Duitse
bloedhonden een klein Frans gehucht, ge
naamd Maillé. Zij doodden 124 van de 480
inwoners en verbrandden 52 van de 150
huizen, enkel en alleen omdat ze vermoed
den, dat er zich een. Amerikaanse piloot ia
het dorp schuil hield.
De Amerikaan Girald Flale en zijn echt
genote Kathleen, de rijke bezitters van
8.000 H.A. Californisch gebied, hebben
thans dit vreselijk geteisterde dorp ge
adopteerd, Reeds drie schepen met goederen
zijn onder de overgeblevenen gedistribu
eerd en er komt nog meer.
V ERVOLGVERHAAL
door W. v. d. AKKER~|
5
Nadat de buren vertrokken zijn, gaat ook
Bert naar huis. Hij zegt geen woord over de
rede van Winkelman. Hij ziet, dat Gerrit
niet twijfelt. Hij wij, hij kan er niet over
spreken. Hij kan uit Gerrits mond nog niet
horen, dat het voorbij is.
In de koele, kalme zomernacht rijde hij
naar huis. In zijn ziel stormt het. Buiten
het dorp gekomen ziet hij dat in tegenstel
ling met vorige avonden, in Rotterdam en
omgeving lichten branden. Dat komt over
een met wat de omroeper zeide: de lichten
moesten ontstoken worden ten teken, dat
de oorlog geëindigd is. Weer licht, geen
verduistering meer nodig. De lichten in de
omtrek maken het donkerder dan ooit in
Bert. Meer dan Winkeimans woorden doet
hun dit de waarheid beseffen. Nederland,
zijn land, niet meer vrij, maar bezet door
de verradelijke buurstaat.
Thuis vertelt hij het zijn vader en moeder.
Getroffen zien ze zijn vreemd gespannen
gezicht. Zij proberen hem te troosten met
het verhaaltje van de valse berichten.
Bert antwoordt niet. Stil gaat hij naar
zijn kamer. Strak staart hij, in zijn bed lig
gend, in de donkerte van de kamer. Hard
staat zijn gezicht. Zijn ziel schreit, schreit
om de machteloosheid... schreit om zijn
vernederd land.
HOOFDSTUK II.
14 Mei 1940, een van de donkerste blad
zijden in het geschiedenisboek van het
Nederlandse volk. De dag waarop Neder
land capituleert voor de militaire overmacht
der Duitsers, de dag waarop het Nederland
se volk zijn vrijheid verliest, de dag ook
waarop de Duitsers in de gelegenheid zijn
met volle kracht hun heidense ideologie te
propageren en desnoods te trachten met
geweld in-te voeren.
Wie peilt ten volle wat dat zeggen* wil?
Leeft er in velen niet de'hoop, dat het nog
wat mee zal vallen? Hoevelen denken dat
aangezien men toch met mensen te doen
heeft, de onmenselijke verhalen, die over
hen verteld worden, gelogenstraft zullen
worden door een menselijk optreden in het
door hen bezette gebied? Zijn er die zich
realiseren, dat op 10 Mei achter de militaire
macht het gehele apparaat van de Nationaal -
Socialistische propaganda aanrolde, dat
tegelijk met de bezetting zal beginnen de
infiltratie van het Nationaal-Socialisme?
Weinigen zullen zich dat helder voor de
geest stellen, maar velen voelen toch dat
de Duitse bezetting meer zal betekenen dan
alleen het verlies van de nationale vrijheid,
dat ook de geestelijke vrijheid zal worden
beknot en aangerand en dat evenals dat in
de historie het gevoel geweest is, men op
de bres zal moeten staan voor de heerlijkste
goederen, die God aan Nederland schonk.
Bert de Vries verwacht niet veel goeds
van de Duitsers. Hij doorziet het Nazidom.
Alsof hij een zware last torst, zo loopt hij
de dagen na de capatulatie rond. Zijn hoofd
berst bijkans van de vele gedachten die
hem bestormen. Hij kan zich niet neerleg
gen bij de werkelijkheid, die hij maar al te
goed kent.
Als hij ziet dat de klok thuis op de Duitse
tijd gezet is, dan haalt hij zonder iets te
zeggen de klok van de schoorsteen en zet
haar weer veertig minuten terug. Moet
men maar direct doen wat dat herrenvolk
/wil? Hij denkt er niet over.
Woedend valt hij uit als hij hoort dat
sommigen door de woorden van Seys
Inuuart gerustgesteld zijn, die in zijn eerste
redevoering beweerde, dat zij niet gekomen
waren om het Nederlandse volkskarakter
te onderdrukken of het de Nationaal-Socia^
listische wereldbeschouwing op te dringen.
Moet men die kerel, die zijn eigen volk
verried, geloven. Hij kan daar niet bij.
Kortzichtig, onbegrijpelijk kortzichtig,
noemt men hen.
Op aandrang van hem heeft zijn vader
een radio gekocht. Je moet weten hoe 'de
strijd verloopt en op de kranten kun je niet
meer aan. Hij slaat geen nieuwsuitzending
over en met de hoop in het hart, dat
Duitsland zich in Frankrijk te pletter zal
lopen, zit hij steeds weer te luisteren. Maar
de Duitsers gaan door. Binnen enkele
weken zijn ook België en Frankrijk ge
capituleerd en beleeft Engeland zijn Duin
kerken.
Berts aandacht is zo bij zijn radio, dal hij
het „volk-geroep" aan de achterdeur niet
hoort. Pas als de kamerdeur opengaat,
wendt hij zich om en ziet Dijkstra, een boer
uit het zelfde dorp van zijn broer, binnen
stappen.-
„Zo de Vries", zegt deze, „je bent be
trapt man. Je weet toch zeker dat het ver
boden is naar de Engelse zender te luiste
ren?"
„Ze kunnen nog meer vertellen", ant
woordt Bert. Ze moeten zich maar met hun
eigen zaken bemoeien."
„Daar ben ik het van harte mee eens,
de Vries. Toch zullen we met het verbod
in zoverre rekening moeten houden, dat
we voortaan voorzichtiger moeten worden.
We leven in een rare tijd."
Dijkstra neemt de stoel, welke Bert hem
aanbiedt en vraagt naar Berts vader. Bert
vertelt hem, dat zijn vader en moeder bij
zijn broer zijn. Deze is pas thuis uit
krijgsgevangenschap. Hij vertelt Piets be
levenissen en komt er zonder er bij na te
denken toe aan Dijkstra, die belangstellend
naar hem luistert, zijn strijd van de laatste
weken te vertellen. Nu en dan glimlachend
hoort Dijkstra hem aan. Als Bert klaar is,
denkt .hij even na. (Wordt vervolgd).