VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE C MEDITATIE VOOR CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD Dinsdag en Vrijdag J and. Indië in nood DEN ZONDAG De besluiten liggen bij de Katholieken Gelijkheid voor allen 94 ti nt); f90; kool '46. 25; f5; f 80- vani 1 ij k aan- oe te 'gen- vare zal 'c. rs en jtnen zijn,. :hrif- n de tijd,, tijd vordt Niet laats» M- id. mbeit Voet- zijn ek is. as. slaam van '46- egens egen- rkin- egens ngen van- ;ns is- ri '48'. elftal innen, hun- klasse: in een- racht- waar— n 20. 4aats vac; resp. igvl- VRIJDAG 22 Nov. 1946 Prijs per kwartaal f 1,50 Losse nummers f 0,15 Advertentieprijs 130 mm 14 cent per mm. Elke mm daarboven 10 cent. Bij contract aanzienlijke korting OPBOUW Tweede jaargang - No. 55 Adres der redactie en Ad ministratie Voorstr. A 239 Postbus 14 Middelharnis Tel. No. 332 Commissie van Redactie: Ds W. Anker, N. v. d. Brugge, A. van Eek, C. Edewaard, Mr. J. Groeneveld, Ds. N. de Jong, C. P. Kijkuit. H. v. Rossum Jr., Ds. H. de Valk, C. M. Vogelaar. s De Indische kwestie werpt overal in den lande heel wat stof op en dat is waarlijk niet te verwonderen. Allereerst omdat alle Nederlanders, hoofd voor hoofd, of ze het begrijpen of niet, er ten zeerste bij betrokken zijn en voorts, omdat een niet gering deel van ons volk er direct bij geïnteresseerd is, doordat velen een man, zoon of verloofde in Indië hebben of er kans bestaat, dat zij voor de dienst in de tropen worden opgeroepen. Naast de buitenland- sche situatie en.de economisch-finan- ciëele toestand is het dan ook het Indische vraagstuk, dat in het brand punt der belangstelling staat. Over het algemeen begrijpt het groote publiek weinig van de be richten omtrent de onderhandelin gen, oie in Indië door de Commissie- generaal worden gevoerd. Het is hooge politiek, welker motieven zich voor een groot deel aan onze waar neming onttrekken, waarover zelfs de Staten Generaal niet volledig worden ingelicht. Uit alles blijkt, dat een zeer gering aantal regeerings- personen uit het Roomsch-Roode kamp de koers bepalen en onder leiding van Schermerhorn en Van Mook thans het KöTrinkrijk der Ne derlanden bezig zijn te liquideeren. Van meetaf heeft de Regeering de groote fout gemaakt, dat zij is gaan onderhandelen met revolutionairen, sedert kort zelfs met den collabora teur Soekarno. Zij heeft zich niet geplaatst op de grondslag van de bestaande constitutie, zooals de Ko ningin deed in haar bekende ver klaring van 7 December 1942, naar zij erkende al direct in feite de, ongrondwettige toestand in Indië. Dat heeft verleden jaar geleid tot het aftreden van de gouverneur- generaal Tjarda van Starkenborg Stachouwer, die het eenig juiste standpunt innam, dat eerst gezag en orde moesten worden hersteld en dat daarna kon worden gesproken over de staatsrechtelijke positie van Indonesië. Van een socialistische regeering als die van Ir. Schermer horn was inderdaad niet anders te verwachten, dan aat zij een slappe houding zou aannemen tegen de revolutionaire beweging op Java en Sumatra. Uit de tekst van de ontwerp overeenkomst blijkt afdoende, dat van het grondwettig Koninkrijk waartoe ook Oost-Indië behoort, weinig of niets zal overblijven. Men spreekt zelfs van een gezag der Koningin „in naam", dat tenslotte zou overblijven en men is naïef genoeg te gelooven, dat een der gelijke clausule in de practijk nog iets zal beteekenen. Zoo wordt wel bewust door de heeren Van Mook en Schermerhorn dat schitterende ei landenrijk, dat naar Multatuli's woor den zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd en zonder hetwelk Nederland zal afdalen tot een vierderangsmogendheid met ge ringe kansen zich tot een behoorlijk economisch-sociaa! peil op te werken uit de chaos en misère van de oorlog, O' losgemaakt van het land, dat bijna drie en een halve eeuw lang er de' leiding had over een bevolking, die zelfs thans nog niet in staat is, zich behoorlijk te regeeren. Die volken van de Archipel worden uitgeleverd aan een anti-N,ederlanclsche, pro- Russische socialistische en commu nistische kleine bovenlaag van intel- lectueelen, die veelal hier in Neder land de revolutietheorieën hebben geleerd en nu meenen te kunnen op treden als de representanten van 70 millioen Indonesiërs, van wie de overweldigende meerderheid geen flauw besef heeft van wat er voor hen op het spel staat, wanneer de Neder- landsche souvereiniteit over deze volken ophoudt te bestaan. Dit wil echter niet zeggen, dat het koloniale stelsel moet blijven bestaan. Dit is in deze tijd niet meer te verantwoorden, gezien ook de internationale verhoudingen. Maar aan de andere kant zal een totale breuk of een band, die nog slechts op papier bestaat, zoowel voor Neder land als Indië catastrophale gevolgen hebben. Wij kunnen hier niet uit eenzetten, wat Indië economisch, financieel, sociaal en politiek voor Nederland beteekende, niet in die zin, dat In.dië werd uitgebuit, maar dat Nederlands deelname aan be stuur en economie de welvaart van Indië, de rust onder de bevolking en de stabiliteit der verhoudingen in vele opzichten zeer sterk bevorderde. Het is een bewuste onwaarheid, dat de Indonesiërs de laatste tientallen jaren als koloniale onderhoorigen werden behandeld. Beide landen waren op elkaar aangewezen. Hun geheele economie was gedurende 3 eeuwen ineengevlochten en die van Indië nam onder Nederlandsch be stuur een hooge vlucht, zoodat dit bewind aan de top stond van alle koloniale regeeringen en alom in de wereld geprezen werd. Ais men weet hoe Engeland koloniseerde en Frank rijk en België, om van de koloni satie-methoden van anderen maar te zwijgen, dan moet gezegd worden, dat de Indonesiërs, althans de laatste 40 jaar, niet te klagen hebben gehad, uitgenomen de revolutionaire intel lectuelen, die in het Diqoel-kamp terechtkwamen en die thans de lei ders zijn van de nationalistische be weging, met wie Schermerhorn en Van Mook dineeren en confereeren. Het lijdt geen twijfel, dat Indië, wanneer het uitgeleverd wordt aan deze menschen, een bolwerk van Oostersch communisme zal wor-den en dat al spoedig van eenige band met het oude moederland, waaraan het zoo ontzaglijk veel te danken heeft, geen sprake meer zal zijn. V. HET VALLEND BLAD „Wij allen vallen af als een bla d" Jesaja 64 6m. Droef zingt ten herfsttij de de schepping in het vallend blad en de. verwelkende zomerweelde, het lied der vergankelijkheid. Er vaart in den herfsttijd zulk een aan grijpende prediking door bosch en beemd, langs veld en park. Wat kan dat ééne dorre blad, dat gij achteloos afschudt en terzijde schuift, u al niet leeren! Van Oosterzee heeft van zulk een afvallend blad, dat in zijn venster woei, zoo juist en zoo treffend „De dood heeft mij een brief geschreven, Ik las hem op het dorrend blad, Dat, door den stormwind voortgedreven, Op 't vensterglas had post gevat". Wij allen vallen af als een blad. Als een blad. D.w.z. soms reeds geel van den ouderdo'm, soms na lang afsterven, na lang verdorren; soms ook nog groen, afgevallen na een nachtvorst, afgevallen misschien in den zomer, misschien in de lente. Nu zijn we nog groen en frisch, maar één felle nachtvorst van ziekte en.als gehavende, dorre bladeren hangen we nog met een enkel vezeltje aan het leven. Een kleine rukwind en weg zijn we. De blade ren der boómen, geschud door de ijzeren vuist van den herfstwind, vallen ter aarde en wij, door den stormwind des doods losgerukt van den boom van het leven, zinken weer in de eeuwigheid ais een blad. En hoevelen vallen reeds in de kracht van het leven, ja reeds in de lente des levens af als een blad. Het leven is zoo kort, de dood wenkt ieder uur. Oud zijnde moe ten wij sterven, jong zijnde kunnen wij sterven. De sterkste is enkel ijdelheid. En nu, o mensch, wat is 't dat gij verwacht Staat reeds uw hoop op God alleen? „Wij allen vallen af als een blad", zoo legt Jesaja het den ballingen van Babels stroomeh op de lippen. Maar aan die klaagzang der vergankelijkheid gaat vooraf de ooetezang van het schuldbesef: „Wij allen zijn als een onreine, en al onze ge rechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad en onze misdaden voeren ons weg als een wind". Er is dus verband tusschen de zonde en de verdorring. Ware de zonde niet gekomen, het schoonste blad, dat ooit de Schepper heeft geformeerd, de mensch, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zou nooit gevallen zijn. Het zou in oorspronkelijke schoonheid en kracht gebleven zijn, prij kend in Gods paradijs, den Schepper tot lof en glorie. Maar helaas, de zonde kwam. En nu, wij vallen, wij sterven om onze zonde wil. Wij allen zijn nu als een onreine, me- laatsch van het hoofd tot de voetzool toe. Als wij nu afvallen, hoe vreeselijk zal het dan zijn te vallen in de handen van den levenden God. Waar de Kerk des levenden Gods dat leert verstaan, dat liggen midden in den dood en naar recht niet anders te hebben verdiend dan den eeuwigen dood, daar wordt zij met die schuldbelijdenis tot den Heere uitgedreven en in de benauwenis bidt zij: O Heer, ontdek mijn levenseind aan mij; Mijn dagen zijn bij U geteld; Ai, leer mij hoe vergankelijk ik zij; Een handbreed is mijn tijd gesteld: Ja, die is niets want schoon de mensch zich vleit, De sterkst'is enkel ijdelheid. O, als we nu eens niets anders wisten dan het troostelooze lied der vergankelijkheid dat de herfst ons voorzingt! Maar Gode zij dank voor Zijne onuit sprekelijke genade, wij weten wat anders en beters. Met hef oor des geloofs beluisteren we boven de tonen van het lied der ver gankelijkheid den machtigen zang: „Jezus Christus is gisteren en heden de Zelfde en in der eeuwigheid". Hij heeft het leven en de onverderfeiijk- heid aan het licht gebracht, voor allen, die in Hem gelooven. Jezus Christus is de Boom des levens, wiens bladeren niet af vallen, wiens schoonheid eeuwig straalt. Zalig wie met den boetezang van het schuldbesef: -wij allen zijn als een onreine en met den klaagzang der vergankelijkheid: „wij allen vallen af als een blad" in het hart en op de lippen als een schuldige, ontdekte zondaar aan de voeten van dien gezegenden Heere Jezus nederzonk. Zalig, die door den Heiligen Geest gedreven, de toevlucht leert nemen tot dien Levensboom. Valle dan wat valt, verdorre wat verdort, verweike wat verwe.kt, de gunst des Heeren zal over die Hem vreezen, in eeuwigheid altoos dezelfde wezen. Het herfstlied moge dan somber begin nen, het zingt óók van het „nochtans" des geloofs, om straks te eindigen in den jubel der onverstoorbare lente: 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen! En daar geen herfst meer met vallende bladeren, maar een eeuwige lente in onver- welkelijke en onverderfelijke schoonheid. M. DE JONG. Art. 1 van de grondwet luidt: „Het Koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied Nederland, Nederlands-Indië, Suriname en Curacau." Het zal ieder, die de tekst van de ont- werp-overeenkomst tussen Nederland en de republiek gelezen heeft duidelijk zijn, dat als dit ontwerp wordt aanvaard, het Konin krijk der Nederlanden opgehouden heeft te bestaart. Immers in art. 6 staat, dat het Koninkrijk der Nederlanden zal omvatten: Nederland, Suriname en Curacau. Neder lands-Indië dus niet meer. Er zal een Unie komen bestaande uit enerzijds het Konin krijk der Nederlanden in zijn nieuwe vorm en de Verenigde Staten van Indonesië anderzijds. Aan het hoofd dier Unie staat de Koningin in wier naam de besluiten en decreten genomen worden. Ze worden niet genomen door de Koningin, maar door de organen der Unie. In -naam is de Koningin hoofd der Unie. De organen der Unie, samengesteld door de twee partijen, hebben het voor het zeggen. Als er tussen de twee partijen meningsverschil ontstaat, wie beslist dan? Op een conferentie van de Kath. Volks partij kwam men tot de conclusie, dat het Koninkrijk als staatkundige eenheid onder het huis van Oranje als hoofd gehandhaafd moet worden; dat het Nederlandse Volk behoort te worden gekend in de voorbe reiding van nieuwe staatkundige vormen voor de verhouding tussen Nederland en de Overzeese gebiedsdelen; dat geen be slissingen behoren genomen te worden dan met instemming van het parlement. De Katholieken zullen moeilijk kunnen ontkennen, dat het ontwerp de staatkun dige eenheid niet uiteen scheurt. Zij zijn instaat de liquidatie politiek van Scher merhorn c.s. te torpoderen. Mogen zij bij de komende historische beslissingen de strijd tegen de revolutie durven aanvaarden. Nieuwe Tonge bezit geen Kleuterschool. De Kerkeraad der Ned. Herv. Kerk beraam de plannen om tot oprichting van een school over te gaan. Zij vroeg daarom de hulp- school te mogen huren. Hier was dus de mogelijkheid zonder Overheidssteun het kleuteronderwijs te bevorderen. De Gemeenteraad wees met 4 tegen 3 stemmen het verzoek af en besloot tot oprichting van een gemeentelijke kleuter school. Alleen aan meubilairen leermiddelen is een bedrag begroot van 5.092,80. We zouden tot de meerderheid in den Raad willen .zeggen het bekende woord: „Het is gemakkelijk riemen snijden van een andermans leer". Alle burgers zullen aan deze schoolstich ting moeten mede betalen, terwijl de voor standers van Christelijk onderwijs daarnaast nog htm eigen school krijgen te onderhouden. Wij hebben geen enkel bezwaar wanneer ouders, die neutraal onderwijs verlangen, ook zelf een schoolvereeniging stichten. Dat is hun goed recht. Thans neemt men een besluit tot de stichting van een school en verlamt liet initiatief, dat de ouders aan den dag behoo- ren te leggen. Onderwijs is taak van de ouders en de Overheid steunc op voet van gelijkheid hct< particulier initiatief. Ons dunkt dat Oed. Staten van Zuid- Holland deze schoolstichting nog eens ernstig moeten bekijken en overwegen moete of goedkeuring kan worden verleend.

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1946 | | pagina 1