VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE
stikt,
loten.
Ontbinding en binding
K
57
nis
C MEDITATIE VOOR
DEN ZONDAG J
ver-
de
Juni
ifzon-
Deze
Gerrit
:sland
ivinus
Het
zoo
een
wo r-
:erke-
meen-
:bouw
van
jkheid
neente
■legen-
escho--
itebe-
OPBOUW
VRIJDAG 11 OCT. 1946
Prijs per kwartaal f 1,50
Losse nummers f 0,15
Advertentieprijs 1—30 mm
14 cent per mm. Elke mm
contract aanzienlijke korting CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD
Tweede Jaargang - No. 43
"Adres der redactie en Ad
ministratie Voorstr. A 239
Postbus 14 4
Middelharnis Tel. No. 332
Dit blad verschijnt iedere
Dinsdag en Vrijdag
Commissie van Redactie: Ds W. Anker, N. v. d. Brugge, A. van Eek, C. Edewaard, Mr. J. J. Groeneveld, Ds. N. de Jong, C. P. Kijkuit.
H. v. Rossum Jr., Ds. H. de Valk, C. M. Vogelaar.!
>lgd).
aan'
;rland,
jaren
it, dus
Dzn»
lel. 21.
>EEen
Het zevende gebod
9
Dat het zedelijk peil van ons volksleven
op ontstellende wijze is gedaald, is voor
ieder duidelijk te zien. Als we het in breeden
zin nemen; het bewustzijn van goed en
kwaad, minachting van ouders en over-
hedtn, aanranding van iemands goeden
naam, het begrip van mijn en dijn - het
is alles wel heel diep uitgesleten.
Nemen we het zedelijk bewustzijn in
engeren zin, dan staan we voor het droevige
feit dat de zedelijke verwildering, vooral
onder de jeugd, schrikwekkende vormen
aanneemt. De geestelijke ontaarding heeft
een zedelijke verwording voortgebracht,
die eenvoudig alle remmen en weerstanden
schaamteloos doorbreekt.
Te erger is dit, zoo men bovendien ook
de oorzaak hiervan zoekt, louter in de
omstandigheden, die - uitwendig - aanlei
ding tot dit zedelijk verval waren, dit
tenminste sterk hebben bevorderd, b.v.
de oorlog, jarenlange bezetting en zooveel
meer. Maar dat het zedelijk kwaad zoo diep
kon doorvreten in ons volksleven komt
allereerst daarvan, dat ons volk in breede
lagen innerlijk is losgeweekt van het gebod
Gods: gij zolt niet echtbrekenOns volk, on je
jeugd, is bezig dten eenigen norm, dien
eenigen maatstaf te verliezen.
Zeker is het waar dat de bezetters ook
hieraan groote schuld hebben. Dat de
omstandigheden - horiger en gebrek - in
vele gevallen het kwaad in de hand werkten.
Het is zoo, maar ook- zonder honger en
schrijnend gebrek zijn er genoeg jongeren
- ongehuwd,engehuwd! - die zichzelf ver
slingeren en waarlijk niet alleen aan de
vijanden.
De oorzaak van deze ontbinding ligt in ons
zondig hart. In het hart van jongens en
meisjes en helaas - van zoovele mannen en
vrouwen, welke zich in steeds sneller tempo
los worstelen van de levenstucht die hen
tot-nog-toe in bedwang hield, en exessen
voorkwam.
Die tucht is de tucht van het Goddelijk
gebod, dat zich in zijn algemeenheid be
schermend over het zedelijk leven uitbreidt.
Het schaamtegevoel, vrees voor de gevolgen,
ook voor de publieke opinie en zooveel
meer, bleek vaak een sterke prikkel te zijn
tot zelfbedwang.
Wat hebben wij als volk daaraan veel
verloren.
De diepste oorzaak- van alie zedelijke
ontaarding wortelt in de zonde. De zonde
is de ontbinding. Nergens treedt die ont
binding naakter op, dat juist op dit terrein.
Het gebod Gods is ten levenl Wel heel duide
lijk geldt dit van het zevende gebod: Gij
zult niet echtbreken! Het wrikken en
breken aan dit gebod brengt de totale
verwildering en ontreddering, brengt de
ondergang van gezin, familie en volk!
De Bijbei toont ons de uiterste conse
quentie in Sodom en Gomorra. Het oude
Rome, het wereldrijk - is tegronde gegaan
aan de innerlijke verwekelijking en ont
zenuwing, doordat het alle grenzen van
eerbaarheid en zedelijkheid schaamteloos
doorbrak.
Wij oogsten hier en nu de vruchten van
wat jarenlang met kwistige hand op alle
mogelijke wijze is gezaaid. Denkt slechts
aan de propaganda voor de kunstmatige
beperking der geboorten, - het rechtstreeks
wrikken aan Gods scheppingsordenantie
uit het grofste egoïsme, denk aan sommige,
altijd terugkeerende advertentie's in zekere
bladen, welke een fatsoenlijk vader of
moeder zijn kinderen niet kan laten lezen;
denk aan de propaganda voor de „vrije
liefde", d.w.z. voor het zich uitleven; aan
realistische films, waarin de zonde tegen
het zevende gebod in een aantrekkelijk
gewaad Wordt getooverd; aan zoovele
boeken en geschriften, geladen met ver-
derfelijken inhoud Welke de zielen van vele
jongeren en ouderen vergiftigen!
Het gestrooide zaad geeft een oogst die
ons beangstigt, waar we geen raad mee
weten.
De tuchteloosheid neemt hand over hand
toe, omdat zoovele vaders en moeders hun
kinderen niet weten te leiden, of eenvoudig
aan zichzelf overlaten. De gevolgen op
zedelijk gebied zijn ontstellend. Tal van
jongens en meisjes - vaak kinderen nog
- zoeken omgang met elkaar, een omgang
die in vele gevallen niet onschuldig mag
heeten, waarbij niet gevraagd wordt of
men ook geestelijk één is, zelfs lang niet
altijd of natuurlijke liefde het saambindend
cement is. Het vuur dat in veie jonge har
ten gloeit is dikwijls het vuur van den
hartstocht. Is dit eenmaal uitgebrand, dan
blijft er niets over dan de doode sintels.
Het huwelijk komt in veie gevaiien nood
gedwongen tot stand en daarbij Wordt de
genegenheid voor elkander al dadelijk op
de zwaarste proef gesteld. Wee als men
elkaar dan alleen begeert om het lichame
lijke. Dan komt het dierlijke in het men-
schenhart, dat zich losworsteit van Gods
gebod, openbaar. Het groot getal echt
scheidingen - ai te gemakkelijk uitgespro
ken, omdat ook in de wetgeving de ont
binding doorsijpelt - de veie wrak geslagen
levens, komen de zedelijke verwildering
vergrooten. Dan zwijgen we nog van de
kinderen, in deze „sfeer" geboren en op
groeiende; van de „ouders" welke geen
besef hebben van hun misdaad aan elkaar
aan hun gezin, aan God gepleegd.
Dat is de ontworteling, de ontbinding,
het losmaken van den band, welke ons
leven bindt aan de Goddelijke wet, aan God
zelf.
Och, daar is aanleiding te over, om het
zedelijk kwaad te bevorderen. Daar is
de kleeding, door God gegeven tot bedekking
die vaak bloot schijnt te willen geven wat
bedekt moest blijvendaar is de dansvloer,
met de moderne dans en de prikkelende
muziek, beide aangelegd om de sluimerende
begeerte, om de verborgen, de diepste en
onheiligste instincten op te wekken.
Daar is - het gebod Gods is zeer wijd - de
booze gedachte, de onreine blik, het gebaar
en het Woord en al wat den mensch daar
toe trekken kan", zooals Zondag 41 van
den catechismus het zegt.
Veie jonge menschen leven welbewust in
deze sfeer en zeggen openlijk met het
vefleden te hebben afgerekend.
Als we de oorzaak van de ontbinding
hebben aangetoond, moet ook de bron
aangewezen worden, waaruit genezing vloeit.
Die genezing ligt in den terugkeer tot God,
in de binding van het leven aan Zijn orde
ningen voor het zedelijke leven.
Men kan dat weglachen, wegdartelen,
maar niemand kan zich atraffeloos aan dit
gebod bezondigen. De overtreding van dit
gebod brengt juist de vloek in eigen leven
mee. Zie het aan de vele jonge levens
geknakt in den eersten bloei, die zonder
uitzicht en zonder levensmoed een verwelkt
en verflenst bestaan voortsleepen, of zelfs
te gronde gingen omdat zij dien vloek moes
ten meedragen. Met vlammend schrift staat
het soms voor ons besef, in tastbare duide
lijkheid; „dat alle onkuischheid van God
vervloekt is!
De moderne mensch meent daarom te
kunnen lachen, maar hij moet het op
schrikkelijke wijze ervaren dat God zich
niet laat bespotten. Zoo wat de mensch
zaait, dat zal hij ook maaien.
God de Heere, roept ons als vader,
moeder, jongen en meisje, tot een hoog en
heilig bestaan. Hij wil uw frissche en jonge
levenskracht en is niet tevreden met de
schamele resten van een uitgebluscht leven,
dat zichzelf verteerde in dienst der zonde.
Hij zegt: Uw lichaam is een tempel, die Ik
heb gebouwd, waarin Ik wonen Wil. De
Heilige Geest kan niet wonen in een hart,
waarin de vleeschelijke onreinheid woelt.
EEN GOED ANTWOORD?
,,En Zacheus stond, en zeide tot
den Heere: Zie de helft van mijne
goederen, Heeregeef ik den armen;
en indien ik ienfand iets door bedrog
ontvreemd heb, dat geef ik vierd bbel
weder".
Als we dit antwoord van Zacheus op de
genadeweldaad van Christus wat opper
vlakkig lezen, zijn we teleurgesteld. Had
deze man nu niets anders te zeggen?
Waarom spreekt hij alleen maar over Wat
hij zelf zal doen? Het was toch heel wat
zuiverder geweest, als hij wat soberder Was
gebleven in' zijn beloften? Had hij nu niet
beter na zijn schuldbelijdenis kunnen uit
spreken, dat hij zich alleen meer vastklemde
aan de genade des Heeren? Hadden Wij
niet veel eerder uit zijn mond de toilenaars-
bede verwacht: O, Heere, Wees mij arme
zondaar genadig? Was dat niet een veel
duidelijker bewijs geweest, dat hij de genade
des Heeren begrepen had?
En als hij dan persé wilde spreken over
wat hij zelf van plan was te doen, had hij
dit dan niet in een wat bescheidener vorm
kunnen gieten? B.v. ik wil zo graag, Heere,
maar helpt Gij mij, anders bezwijk ik.
Is zijn schuldbesef niet veel te ondiep?
Hij spreekt over teruggeven van geld.
Maar dacht hij nu werkelijk, dat hij met
wat geld zou kunnen wegnemen, dat
ontzaglijke leed, dat hij veel mensen door
zijn afperiferijen had aangedaan?
Trouwens laat hij God niet teveel buiten
beschouwing? Hij schijnt helemaal niet
te voelen, dat zijn zonde in de eerste plaats
een zonde Was tegenover God. Dan Was
David toch verder gekomen. Die erkent na
zijn zonde met' Bathseba: Tegen U, U alleen
heb ik misdreven en gedaan, Wat kwaad
v/as in Uw ogen. Dat ziet hij als 't ergste
van zijn zonde, dat hij zijn hemelsen Vader
er zo'n verdriet mee gedaan heeft. En als
hij dan spreekt over zijn verlangen naar een
nieuw leven, verwacht hij het alleen van j
den Heere: Herschep Gij mijn hart!
Zacheus zou er niet best afkomen, als
wij hem naar onze maatstaven moesten
beoordelen. We zouden hem tamelijk
Remonstrants vinden, dat hij nog zoveel
vertrouwen heeft in zichzelf.
Nu moeten we toch even Wachten, want
j Christus spreekt straks heel anders: Heden
i is dezen huize zaligheid geschied! Hij
waardeert kU arblijkelijk anders dan wij.
Christus doorgrondt Zacheus tot op de
bodem van zijn hart, en Hij hoort in deze
woorden niet de zelfgenoegzaamheid, maar
de kreet van een ziel, die snakt naar een
nieuw leven.
En nu Weet Christus wel, dat er formeel
nog veel aan deze belijdenis ontbreekt.
Zacheus springt te sne! over de ellende en
verlossing heen in de dankbaarheid. Toch
maakt Christus er hem op dit ogenblik
geen verwijt van, want in de kern is het
bij Zacheus in orde. En Zacheus zal het
zelf spoedig genoeg bemerken, dat hij nog
veel moet leren. Hij zal het straks aan den
lijve ondervinden, dat het heus niet
gemakkelijk is om een nieuw leven te
begipnen. En als hij dan zijn slachtoffers
langs zal gaan, zal hij het bemerken dat
de gevolgen van zijn afperserijen vaak
onherstelbaar zijn en dan zal hij Wel op
zijn knieën vallen en het uit snikken:
Vader, ik wist niet, dat het zo erg was;
wees mij arme zondaar genadig!
Eén ding heeft Zacheus goed begrepen
Een mens die door Christus gegrepen is,
kan niet gewoon verder gaan met zijn
oude leventje. Zonden, die vroeger met lief
de gekoesterd Werden, worden nu ten bloede
toe bestreden. Christus maakt alle dingen
nieuw.
Dit alles mag ons bemoedigen. Wij den
ken vaak van ons zelf, dat het nog maar
niets is. En dan zijn We jaloers op anderen,
die zoveel doorgemaakt hebben. Maar dan
komt Christus ons tegemoet met de troost
rijke Woorden: Mijn kind, ik vraag van U
niet veel. Ik vraag alleen van U, dat gij
mishagen hebt aan uzelf vanwege uw zon
den en dat ge uw zaligheid Wenst te zoeken
buiten uzelf in mijn volbrachte Middelaars-
werk. Dan zal er aanvankelijk nog wei veel
aan een geloofsbelijdenis ontbreken. Maar
mijn Heilige Geest zal U alles indachtig
maken, zodat ge groeit in het geloof.
Maar deze tekst moet ons ook waar
schuwen. Als Wij zeggen dat Wij in het licht
leven, dan moeten wij ook in het licht
wandelen. Een iegelijk, die de naam van
Christus noemt, sta af van ongerechtigheid!
Maar dacht je nu werkelijk, dat Christus
die machtig was om Zacheus uit zijn
tollenaarszonde los te maken, niet in staat
zou zijn, om ook U van Uw boezemzonde
te bevrijden als gij dat met heel uW ziel
van Hem smeekt?
Jonge menschen zoekt vriendschap zóó,
dat je samen aan God kunt denken, over
Hem spreken en samen kunt bidden! Dat
geeft de echte bindingl
God onthoudt je niets Wat je leven mooi
en rijk maken kan. Hij heeft ook ons lichaam
schoon en harmonisch geschapen. Daarom
is dat lichamelijke" zelf ook niet zondig,
omdat het van Hem is. In het huwelijk heeft
God de eenheid van man en vrouw geknoopt
tot in het lichamelijke toe. Maar dan dit
lichamelijke met onzen geest gebonden onder
het heilig bedwang van Zijn wet, waardoor
onze begeerten betoomd, geadeld, geheiligd
worden. Dan begint in ons gebroken men
schen bestaan iets te gloren van die eenheid,
Welke God heeft gewild en die de afspiege
ling is van den band, Welke Christus en
Zijn gemeente bindt. Daarin ligt dc gene
zing van ons leven, bij den Wortel af. Voor
onszelf, ons gezin, ons geslacht, onze
gemeenschap, ons volk.
Het is dan zelfs wel mogelijk om geluk
kig te zijn, als 't moet zonder een mooi
huis, zonder mooie meubelen en allerlei
aantrekkelijks, zelfs'in een sober bestaan.
Ouders, uw jongen, uw meisje moeten
van ons eerbied kunnen leeren voor dit
gebod Gods en ons leven moet hen tot
voorbeeld kunnen dienen. Zij hebben een
vader en moeder noodig, die hen raden
en leiden kunnen, die hoe gebrekkig - dc
liefdé tot God en uw kind wijst u den weg
- ook met hen en voor hen tot God bidt.
En verder alles doet, om uw kind thuis
werkelijk een thuis te geven, waar ze nooit
te veel zijn! Als het gezinsleven eenmaal
kapot is, gaat uw kind heel gemakkelijk
den verkeerden weg op. Dan valt een van
de sterkste remmen en weerstanden Weg.
Jonge menschen, Welke vriend of vrien
din ge ook zoekt, zoekt toch vooral den
Eenen Crooten Vriend, die Uw Leidsman
wil wezen..Die u verstaat in uw moeilijk
heden, in uw strijd, ais het jeugdig bloed
driftig in de aderen klopt. En die helpen
kan en wil, om u op den goeden Weg te
brengen en te houden.
Christus buigt Zich zóó diep dat Hij uw
Vriend wil zijn. „Hij is het, Die ons Zijne
vriendschap biedt". Als gedoopte jeugd hebt
gij Gods heilige verzekering, dat Hij alles
voor u zijn wil. Er is geen nood zoo groot,
geen strijd zoo zwaar, of Hij kan daarin u
te hulp komen.
Hij leidt uw jonge leven nu, straks leidt
Hij u als man en vrouw, in den eenigen
goeden weg, onder de binding van uw heele
bestaan aan Zijn Goddelijke gebod en daar
in zult gij altijd vrede hebben. Waarlijk
vrede hebben, zelfs in dezen ontzettenden
tijd en in deze verschrikkelijke wereld.
Want, - „die Uwe wet beminnen, hebben
grooten vrede".