VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE f MEDITATIE VOOR DEN ZONDAG J ZITTING VAN HET TRIBUNAAL TE MIDDELHARNIS De commissie=generaal benoemd Armenzorg OPBOUW contract aanzienlijke korting CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD VRIJDAG 13 SEPT. 1946 Prijs per kwartaal f 1,50 Losse nummers f 0,15 Advertentieprijs 130 mm 14 cent per mm. Elke mm daarboven 10 cent. Bij Tweede jaargang - No. 35 Adres der redactie en Ad ministratie Voorstr. A 239 Postbus 14 Middelharnis Tel. No. 332 Dit blad verschijnt iedere Dinsdag en Vrijdag Bij K.B. van 10 September zijn benoemd tot Commissarissen-Generaal voor Ned.- Indië: F. de Boer, oud-waarnemend burge meestervan Amsterdam; M. J. M. van.Poll, lid van de Tweede Kamer en Prof. Ir. W. Schermerhorn, lid van de Tweede Kamer en oud-Minister-president. Tot voorzitter is Prof. Schermerhorn benoemd. Deze commissie, aangevuld met Dr. van Mook, heeft de taak inzake het Indisch# vraagstuk een oplossing te vinden. A.s. Za terdag zal de Commissie-Generaal naar tndië vertrekken. De politiek van Prof. Schermerhorn mag bekend geacht wordenOnder zijn Ministerie heeft de situatie in Indië zich ontwikkeld tot wat deze nu helaas is. De verrader Soekarno heeft zijn kans onder de regering Schermerhorn gehad, waardoor thans de Hollandse soldaten hun leven moeten inzetten om orde en rust te herstellen. Weinigen in Nederland zullen terug verlangen naar de koloniale politiek van de vorige eeuw. Er is ook wel geen politieke partij, die daar naar streeft. Wel hééft Nederland een taak in Indië n.l. een recht staat te scheppen, de rechten van alle bevolkingsgroepen te waarborgen, waardoor de gehele Indische bevolking in vrijheid en rust kan leven. Dit is i?ts anders dan Soekar no, die de Indonesiërs en Nederland aan Japan verried, practisch te erkennen als hoofd van de door hem geproclameerde ..Republiek Indonesia". Het doel moet zijn, het algeheel herstel van Indië en gelijkwaar digheid van Indië in het Koninkrijk der Nederlanden. Zij. die het behoud van Indië voorstaan, omdat daarin economisch voordeel voor Nederland gelegen is, moeten zonder meer veroordeeld worden. Het gaat niet om Nederland, maar om Indië. Het moederland moet daarom een politiek voeren, die in het waarachtig belang van dc Indische bevolking is. Losmaking van de band tussen Nederland en Indië, waarop de politiek van Prof. Schermerhorn aanstuurt, heeft tot gevolg, dat een kleine groep de meerderheid der bevolking zal overheersen en onderdrukken. Daarom mag Nederland Indië niet aan zijn lot overlaten. Het zou misdaad zijn aan onze landgenoten overzee. God heeft het zo bestuurd, dat Nederland het gezag in Indië verkreeg, dat Nederland de voogd werd over het Indische volk. De voogd mag zich niet terugtrekken aleer de onder voogdij staande in staat is zelfstandig te staan. Daarom zal verder gewerkt moeten worden om de Indische bevolking tot die staat van ontwikkeling te brengen, waardoor ont voogding mogelijk wordt. Dit moet als de grootse van God opgelegde taak worden beschouwd, een taak waarover desnoods Nederland zich opofferingen zal moeten getroosten en druk van buitenland zal moeten weerstaan. Dat Prof. Schermerhorn deel uit maakt van de Commissie-Generaal, zal voor velen een reden zijn met bezorgdheid het werk van de C.-G. gade te slaan. Daarentegen wordt de heer van Poll beschouwd als een tegen stander van de politiek van Prof. Schermer horn, terwijl de heer de Boer, door de éér een voorstander en door de ander een tegenstander wordt genoemd- Voor de heer Steenberghe, die eerst aangezocht is en waarvoor de heer Van der Poll in de plaats gekomen is, zou Prof. Schermerhorn een onoverkomelijke hinderpaal geweest zijn. Terecht is door de oppositie in de Staten- Generaal aangevoerd, dat het ondemocra tisch geacht moet worden de volksvertegen woordiging en daarmede dus het volk niet te kennen in de benoeming van de Commisj sit-Generaal en in de samenstelling van de instructie volgens welke dc C.-G. moet handelen. Bij een hoogst gewichtige zaak, een van de .zwaarste beslissingen, waarvoor de Ned. Regering gesteld wordt, worden de vertegenwoordigers van het volk vrijwel terzijde gesteld. t* Blijkens het verslag ontstond er op de gemeenteraadsvergadering te Den Bommel een discussie over steun van het Burgerlijk Armbestuur aan twee gezusters, die thans tengevolge van de evacuatie nog in Rotter dam vertoeven. Het is niet onze bedoeling dit geval te bespreken of op te merken dat het Burgerlijk Armbestuur in dit geval zijn WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1946. President: Mr. C. Jonker; Adj.-Secr.: Mr. J. M. Hovenkamp; Leden: A. Ris en M. Zoeteman. Uitspraken: M. Verbiest, Sommelsdijk Ontzetting uit actief en passief kiesrecht.; Internering yoor 1 jaar en 4 mnd., eindigende op 11 September 1946. W. de Boed, Stad a/h Haringvliet. Inter nering tot 11 September 1946.; Ontzetting uit de kiesrechten voorzover wegens ver lies van Nederlanderschap uitvoerbaar. P, K. Nagtegaal te Middelharnis. Beschul diging bewezen, uitgezonderd het feit, dat beschuldigde als aanklager bij de rechts zitting is opgetreden.; Internering 1 jaar en 6 mnd., tot 11 November 1946.; Ont houding van openbare functies en ont zetting uit beide kiesrechten. Zaak I. Hartog aangehouden voor nauw keuriger onderzoek. Op dpze „zitting der onschuld" zijn niet verschenen Kommertje Koert, dochter van J. Koert en Hester Bakelaar echtgenote van Nolbartus de Gast, resp. wegens ziekte en bewakingsomstandigheden Zaak tegen J. C. Melissant, oud 42 jaar wonende te Herkingen. De ten laste legging luidt als volgt: 1. Hulp en steunverlening aan den vijand door jonge mensen o.a. H. v. d. Mast, E. Goedegebuur en in samenwerking met A. Riedijk zijn zwagers, aan te sporen tot dienstname in het Duitse leger. 2. Lidmaatschap N.V.D. 3. Blijk van Nat. Soc. gezindheid door: a. vrijwillige collecte voor W.H.N.; b. .uitlating over Koningin en Regering: „Die ouwe rotzooi moet maar nooit terug komen en in Engeland blijven". c. tegenstanders van zijn zienswijze, te dreigen aan te brengen bij de D.W. 4. Voordeel te trekken van de vijand door te trachten een plaats als boer in de Oekraïne te krijgen. Moest het met zijn pro-Engels meisje uitmaken Mr. Jonker: Is dit juist, wat men U ten laste legt? M.: Neen, in het geheel niet. Ik beken dat ik in de eerste jaren van de bezetting een pro-Duitse houding heb ingenomen, maar ik heb nooit jongens aangespoord om [iienst te nemen bij het Duitse leger. President: Liegen dan al deze mensen die tegen U getuigen? M.: Och, misschien heb ik wel eens in die geest gesproken, maar het is ontzettend aangedikt. De President leest daarop een verklaring voor van zijn zwager Lambr. Riedijk, waar in deze zegt: Hij sprak altijd over politiek, hij was een echte doordrijver. Ik had een meisje dat pro-Engels was, maar M. heeft zolang gestookt, tot ik het'uitmaakte. M.: Al deze verklaringen heeft Piet Riedijk hem in de inond gegeven. Het zijn vuile verklaringen, die geef ik niet toe. plicht verzaakt heeft. Ons ontbreken de gegevens om dit te kunnen beoordelen. Wel geeft het ons aanleiding te wijzen op de taak van het Burgerlijk Armbestuur in het algemeen. Wij zijn van mening, dat niet het Burgerlijk Armbestuur in de eerste plaats aangewezen is hen die bijstand behoeven te ondersteunen. Bloedverwanten, Kerken of particulieren hebben eerst een taak en dan komt pas de overheids-armen- zorg. Het kan voorkomen dat de bloedver wanten of de kerken in gebreke blijven of dat er geen bloedverwanten zijn en geen kerk de taak op zich kan nemen, omdat degene die steun behoeft geen lid vari een kerk is, dan heeft het Burgerlijk Armbestuur zeker de plicht te steunen. Het is niet overbodig er op te wijzen, dat die steun dan ook voldoende moet zijn. Blijft het Burgerlijk Armbestuur in gebreke, dan kan het geen kwaad als de Raad daarop wijst. In Den Bommel waren enkele leden van mening dat het B.A. te kort geschoten was en bespraken dit. Het is goed dat dit geschiedt. Wel was het wellicht beter geweest als men dit geval in geheime zitting had besproken. Het lijkt ons toe, dat bij het hespreken van dergelijke vingen de nodige discretie moet worden betracht. Mijn zwager is zeer onbetrouwbaar in zijn verklaringen; hij heeft eerst een gunstige verklaring voor mij afgelegd. De President leest vervolgens een ver klaring voor waa rin M. alle arbeiders die bij Warnaer werkten heeft aangespoord in het Duitse leger te gaan. M.: Begrijpt niet dat het juist arbeiders zijn van andere plaatsen die hem aanklagen van zijn eigen dorp niemand. Hij heeft geweldige spijt van zijn Duitse houding in de eerste oorlogsjaren. In 1942 heeft hij zijn fout ingezien. Om in het Duitse leger te gaan, daartoe heeft hij niemand aangespoord President: U ^yas ook lid van de N.V.D. M.: Ja, doch slechts 3 maanden. President: Die uitlatingen over Regering en Koningin zijn helemaal afkeurings- waardig. M.: Van de Koningin heb ik nooit iets gezegd, van de regering misschien wei, maar het woord „rotzooi" heb ik niet gebruikt, ik zou dan toch wel een vreemde propagan dist geweest zijn, ik was niet eens lid van de N.S.B. Ik was pro-Duits, maar anti-N.S.B. Vqn mijn schooljaren af ben ik al Duits-ge zind geweest, maar na de Duitse gruwelen ben ik van mening veranderd. President: Dus U ontkent Uw mooie woorden over onze Koningin en Regering? M.: ja van de regering, dat weet ik niet, maar van de Koningin heb ik nooit iets gezegd, daar ben ik een voorstander van President met stemverheffing. Dat heb ik gemerkt. Wij hebben gezien hoe een goed Nederlander dat U was; U nam toch mensen in Uw huis die bij d D.W. waren. Hebt U ook gecolporteerd voor Winterhulp? M.: Eenmaal, dat beken ik. President: Leidens verklaart, da^ U hebt gezegd: „Over drie weken hebben ze Rus land", toen hij het tegensprak hebt U hem gedreigd bij de Duitse commandant aan te geven als hij zijn mond niet hield. M.: Dit heb ik misschien in een driftbui gezegd, ik zou het nooit gedaan hebben. President: U wilde toch ook naar de Oekraïne? M.: Ik heb inlichtingen gevraagd in een bevlieging maar ik ben er dadelijk op terug gekomen. Jurylid Zoeteman merkt op, dat het begrijpelijk is dat M„ niet door arbeiders van Herkingenjs aangeklaagd. Het over grote gedeelte "was daar sterk pro-Duits. M. houdt vol datfhij met 60 van Herkin gen gewerkt heeft waarbij mensen van allerlei pluimage. Niemand heb ik tot lid van de N.S.B. bewerkt. Op een vraag van de President deelt de echtgenote van be klaagde mee dat ze thans leeft op uitkering van het Ned. Beheers Instituut. De meube len zijn tijdens de evacuatie gedeeltelijk gestolen. Mr. Maastricht toont in zijn pleitrede aan dat de uitlatingen van Meüssant zijn voort gekomen uit anti-communistische over wegingen. Deze uitlatingen zijn vaak scherp geweest. Dit kwam veelal omdat men wist dat M. pro-Duits was. Men trachtte hem dan uit zijn tent te lokken. M. wond zich op en zei wel eens Vat teveel. Aansporingen voor dienstname bij de D.W. mag ik dit niet noemen. De verklaringen van zijn zwagers zijn ook vaag. P. Riedijk heeft het horen zeggen van L. Riedijk. L. Riedijk heeft eerst een gun stige verklaring over M. afgelegd^en nu bezwarende verklaringen. Heeft hij dat niet gedaan om zijn paadje schoon te vegen. De vader van deze jongens heeft' ze zelf aangespoord toen een zoon in Rusland sneuvelde, hing hij zich uit wroeging op, wat kan de invloed van deze man dan van belang geweest zijn. Lid N.V.D. vind pleiter helemaal niet zo belangrijk. Goede burgemeesters aan vaardden het voorzitterschap van de W.H. N., N.V.D. enz. Het is voorts niet bewezen dat hij in zijn uitlatingen de Koningin bedoeld heeft Het geval Oekraïne heeft hij slechts overwogen, het inwinnen van inlichtingen noem ik nog geen pogingen daartoe. Deze man had nu eenmaal wel eens een bevlieging. In '39, '40, 41 en "42 was hij pro-Duits. Daarna is hij niet meer fout geweest. Uit Zeerijp waarheen hij is ge- evacueerd, zijn zeer gunstige verklaringen van hem gekomen, o.a. van de N.S.B., van de dominee. Beschuldigde is al zwaar getroffenals we zien hoe volgens de'nieuwe richtlijnen alle mogelijke mensen in vrijheid gesteld worden, laat ik het Tribunaal dan mogen verzoeken om er naar te streven eenheid in de rechts- wording te verkrijgen en deze man met een zachte strafmaat te straffen. Een mooi stelletje zwagers. Bekl., voegt hier nog aan toe: Edelachtbare, de getuigenverklaringen van Mevr. Warnaer, waar ik 16 jaar heb gewerkt, zeggén die U niets? Zwager J. RiecUjk is in vreemde krijgs dienst gegaan voor wij er iets van wisten. Zwager T. Riedijk verklaart dit, zonder mijn aandrang te hebben gedaan. Zwager A. Riedijk, die in Rusland is ge sneuveld, wou niet meer in het land werken en is daarom weggegaan, alleen zwager L. Riedijk getuigt tegen mij, omdat zwager P. Riedijk hem dit heeft voorgekauwd. De President maakt aan dit gezwager een einde door de uitspraak te bepalen op 25 September 1946. Zaak tegen Nolbartus de Gast, te Dirksland Invalide, oud 52 jaar. Ten laste legging: 1. Symp. lid van de N.S.B., het voeren van propaganda en het betalen van contri butie. 2. Blijk van Nat. Soc. gezindheid door het dragen van een N.S.B.-speldje en het ophangen van Mussert's portret in de kamer. Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer', en tot de kennis Gods, meer dan tot brandoffers. Hosea 6 6. Wij weten uit de Bijbei, dat het offer bij Israël een groote plaats innam. Allerlei soorten offers moesten gebracht worden in de tempel te Jeruzalem. Zoo beval het de Heere. In tegenstelling met de heidensche offers, hadden zij echter geen magische kracht. Zij hadden zinnebeeldige beteeken is en hadden slechts waarde voor God, als zij het teeken waren van de innerlijke gezind heid van den offeraar. Dit nu werd door het volk niet verstaan. Men meende, dat God al tevreden gesteld was, als de offers en ceremonieën plaats hadden, en dat het er verder niet toe deed hoe men leefde. God zegt het door Hosea, zijn volk echter aan ik heb geen lust tot offer en tot brand offers; ze hebben voor mij geen waarde, als het hart niet recht is voor Mij. Hij heeft alleen lust tot weldadigheid, of beter vertaald: liefde, vroomheid en tot de kennis Gods. Alleen dan als innige Godsvrucht leeft in 't hart en op 't altaar des harten brandt de zuivere vlam der liefde tot den Heere en den naaste en Hij dagelijks gekend wordt, heeft de lieele tempeldienst zin. Anders is het niet anders dan dood ceremonieel en ledige vormendienst, waaruit het levend geloof is weggevloeid. Is het onnoodig, dat dit ook ons wordt voorgehouden? is ons gebed steeds een uitstorten van het hart voor Gods aange zicht, en is ons bijbellezen heilbegeerig en gaat onze kerkgang steeds gepaard met de rechte behoefte? We weten beter! Juist de „christen' dreigt het doodelijke gevaar, dat zijn godsdienstige handelingen louter uit wendig worden en dat hij meent, dat God daarmee tevreden is. Alsof Hij niet zou letten op ons hart en ons leven! De Heere ziet het hart aan, of daarin woont de liefde en de kennis Gods en Hij Iet er op öf in ons gewone leven ons doen bepaald wordt door de beginselen van barmhartigheid en recht vaardigheid en eerst dan heeft Hij lust aan 't offer. En ons hart is Hem dan alleen welbehagclijk, als het zich in diep schuld besef buigt voor den hoogen God, ook voor deze door Hosea aangeduide zonde. Immers: Gods offers zijn een ganscli verbroken geest, Door schuldbesef getroffen en verslagen; Dit'offer kan uw heilig oog behagen; 't Is nooit, o God, van U veracht geweest. Zoo'n offer neemt God aan; zoo'n geest ontvangt -vergeving om het eenige offer, dat volmaakt, was: het offer van Jezus Christus. Zijn»offcr is gebracht uit liefde tot God eu mensch en omdat dc wil des Vaders zijn spijze was. S. a/h H. J. V. i

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1946 | | pagina 1