I
10 MEI 1940!
m
UIT OUDE PAPIEREN
WIST U...
Ons Flakkeesch
VERZET1
Koopt als regel»
een Nationale Hulpzegel
Volks!
grout ongeveer 165Ü ha. zal mogen worden
uitgevoerd. In het protocol van 1 Maart '46,
waarin deze uitzaai officieel is geregeld,
staat o.m. als voorwaarde vermeld, dat het
stroovlas in Nederland moet worden afge-
repeld. Tegen export van ongerepeld vlas
echter bestaan geen bezwaren mits terug
levering van het lijnzaad tegen Nederland
sehen prijs, ofwel dat toestemming wordt
verkregen tot het aankoopen van lijnzaad
of andere oliehoudende zaden in België,
waarbij de Belgen een heffing zullen moeten
betalen ter dekking van den in België te
hoog te betalen prijs.
Uit het protocol blijkt duidelijk, dat men
van Belgische zijde geen rechten kan laten
gelden ten aanzien van het lijnzaad en het
zou wel zeer onjuist zijn, dat Nederland, nu
het tegemoet gekomen is aan het Belgische
verlangen ongerepeld te mogen uitvoeren,
den belangrijk hoogeren Belgischen prijs
voor terugkoop van lijnzaad zou moeten
betalen.
Welke gedachten worden bij het lezen
van dien datum in ons opgewekt? Immers,
deze dag was voor velen van ons zulk een
ontzettende ontnuchtering. Door echte
moffenmanieren werd ons heerlijk, vrij en
gelukkig Nederland plotseling in het ruwe
geweld van den oorlog geplaatst. Niemand
kende toen de harde werkelijkheid, totdat
het ons op dien bewusten dag klaar en
duidelijk voor oogen werd gesteld. Geen
mensch wist wat de gevolgen zouden zijn.
Niemand dacht toen aan razzia's, deputatie,
evacuatie en aan concentratiekampen.
Wei toonden we ons goede Vaderlanders,
door op de graven van onze gesneuvelden
bloemen te leggen en hen in oogenblikken
van eerbiedige stilte te herdenken. We gin
gen naar de hospitalen, waar onze gewonde
soldaten lagen en trachtten hun leed te
verzachten, door hen wat op te beuren en
gaven hen fruit. We beseften maar al te
goed, waarom zij dat groote offer brachten
en voelden ons gelukkig dat we, zij het op
bescheiden wijze, iets voor hen konden doen.
Ongemaakt maakten we her een groote
fout, want als we onze dooden herdachten'
dachten we alleen maar aan hen die vielen,
maar niet aan de vrouwen en kinderen cue
deze dooden nalieten. Bezochten we onze
gewonden, dan zagen we alleen die gewun-
en niet menschen die na hun herstel weer
in het burgerleven moesten worden opge-
numen. Wat was daarvan het gevolg? Ons
medeleven en onze belangstelling ver
flauwde, zelfs zoodanig, dat we hen thans
geheel vergeten zijn.
Of komt het omdat we veronderstellen,
dat alles zoodanig geregeld is, dat zij onze
hulp niet meer noodig hebben? We zullen
trachten U duidelijk te maken hoe de
werkelijkheid is en 0 zult het met ons eens
zijn, dat het noodig is, dat op dit punt meer
licht wordt geworpen.
Vooral op ons eiland, dat gelukkig voor
oorlogshandelingen gespaard is gebleven,
zijn weinig militairen het slachtoffer ge
worden. Daardoor heerscht er hier, wat de
ware stand van zaken betreft, groote
onwetendheid, en zal het goed zijn, U over
deze militaire oorlogsslachtoffers en hun
ervaringen iets nader in te lichten. Wij hopen
hierop een volgend maal terug te komen.
Onzen hartelijken dank aan de Redactie,
die voor dit doel zeer welwillend de plaats
ruimte beschikbaar stelt.
J. DEKKER.
XIII.
Moeilijkheden in Augustus 1809
in Middelharnis (7).
Den 15den September ontving de kwar
tierdrost Besier een missive van het Ministe
rie van Eerediensten Binnenlandsche Zaken,
waarin hem opgedragen werd een nauw
gezet onderzoek in te stellen naar alle
gebeurtenissen, welke zich op 4 Augustus
afgespeeld hadden binnen de gemeente
Middelharnis. In dit bericht kreeg hij ook
order om goedgezinden te beloonen en daar
tegenover „dien te straffen, Welke (zich) aan
wangedrag en weigering hebben schuldig
gemaakt met bepaling, dat de schuldigen
zullen moeten worden gearresteerd".
De kwartierdrost ging onmiddellijk naar
Middelharnis waar hij den heer Kolff op
zocht, wicn hij verzocht een vergadering
van het gemeentebestuur samen te roepen.
Deze voldeed aan die wensch en op die
Vrijdagmiddag vergaderden de vroede vade
ren Weer met in hun midden de heer Besier.
Deze nam spoedig het woord en deed mede-
deeling van 's konings ongenoegen bij het
vernemen van de ongeregeldheden in begin
Augustus. Hij verzocht spoedig een uit
gebreid verslag over de ongeregeldheden te
mogen ontvangen. De secretaris beloofde
dit te zullen samenstellen en begon daarna
verschillende gedeelten uit de gehouden
notulen van vergaderingen in die spannende
dagen voor te lezen. Besier had echter nog
meer pijlen op zijn boog, want hij eischte
ook een nader onderzoek naar het vervoer
van levensmiddelen naar de Engelschen 1).
Bij zijn vertrek wees hij er nogmaals op
dat hij spoedig in het bezit wenschte te
komen van het gevraagde verslag.
Dit stuk werd op 18 September naar
Dirskland gezonden. De heeren pleitten
zich natuurlijk zooveel mogelijk vrij.
De heer Besier beperkte zich echter niet
tot een onderzoek naar de onlusten bij de
leidende functionarissen, maar hij stelde
De rover en het kruisbeeld
Veie jaren geleden bestonden er nog
rovers. Geen rovers, die op een zogenaamde
nette manier van iemand stalen, maar
rovers, die wild en woest waren, die de
mensen gerust doodsloegen. Van zo'n rover
vertel ik jullie wat.
Het is al laat in de avond. Donker wordt
het, pikdonker. Toch loopt er nog^iemand
op de woeste, eenzame weg. „Gauw", denkt
hij „ik moet er nog op tijd zijn. Komt hij
niet, dan zal ik de hele avond en de ganse
nacht wel wachten. Maar hebben zal ik
hem.
Ha, wat zal dat een prachtbuit zijn. Een
heieboel geld. In één keer schatrijk".
Hij klemt zijn geweer in z'n handen.
Zwaargeladen is dat geweer. O, de kogels,
ze zullen het eruit fluiten, ze zullen het hart
doorboren van de man, die op reis is naar
huis. Die man is een koopman. Hij heeft
een heel lange reis gemaakt naar een vreemd
land. Maanden en maanden lang heeft hij
zaken gedaan. Hij heeft veel verdiend. Al
zijn geld heeft hij bij zich. Maar hij weet het,
dicht bij huis daar is die eenzame streek,
daar zijn de rovers.
Toch is hij niet bang, want hij weet, wie
hem alleen maar bewaren kan voor alle
gevaren.
Loerend en spiedend gaat de rover verder.
Daar komt hij bij een kruispunt van wegen.
Ha, hier is hij meer geweest. Hoog tegen de
lucht tekent zich een groot kruisbeeld al.
In dit land zijn bijna alle mensen Rooms.
Ze hebben juist hier dat beeld gezel omdat
de weg zo gevaarlijk is vanwege de rovers.
De rover verstopt zich achter dat kruis.
De sterren schitteren aan de lucht.
Dat zijn de enige lichtbronnen in de ganse
omgeving. Maar de rover kan goed zien in
het donker. Langs dié weg moet de koop
man komen. Zijn geweer legt hij klaar.
Ha, straks zal hij de man neerschieten.
Straks zal hij al dat rinkelende geld en ai
die kostbaarheden in zijn handen hebben.
En dan dan zal hij vluchten. Och, niemand
ziet het hier in 't donker, niemand hoort
het. 't is doodstil rondom hem heen,
,i Plotseling, wat hoort hij daar? Waar komt
dat geluid vandaan? 't Zijn kinderstemmen,
de iets zeggen. De rover luistert scherp.
Ja, heldere kinderstemmen, kinderen, die
'bidden. Twee flinke jongens en een meisje
't Zijn de kinderen van den koopman. O, die
hartjes, ze beven van bangheid, van angst.
Nu zal hun vader zo dicht bij zijn. Als er
nu maar niet een rover komt, die 4ader
vermoordt.
„Onze Vader", bidt de grootste jongen,
„Gij zorgt zo goed voor ons. U hebt vader
over de grote zee gebracht. O, laat hem nu
ook veilig door de woeste, eenzame streek
mogen komen. Laat hij niet verdwalen, laat
zijn paard niet struikelen. Geeft Gij de
rovers, die hier rond dwalen een huis om
in te wonen, mensen die voor hen zorgen.
O, als ik wist. dat hier een rover was, ik
zou hem mijn gouden horloge geven en mijn
warme jas en hem smeken. Hier heb je
alles, alles, als je mijn vader maar geen
kwaad doet.
Heere, bewaar hem. Amen.
De oren van den rover luisteren scherp.
Diep in zijn hart doet het pijn. Maar neen,
hij wil niet luisteren naar die kinderstem
metjes. Doodschieten zal hij die vader.
Hoor, in de verte klinkt paardengetrappel
op de weg en geknars van wagenwielen.
Heel langzaam en voorzichtig pakt de rover
zijn geweer. Hij richt liet. Nog even en de
schoten zullen door de lucht knallen.
„Heere, Heere", smeken de kinderen bij
het kruisbeeld, „bescherm toch onze vader.
Laat er toch geen kogels van rovers komen,
die hem doden!"
De pijn diep in het hart van den rover
wordt groter en groter. G, die pijn, die
knaagt, die klemt zijn keel toe. Hij ziet de
smekende kinderen daar liggen. Hij denkt
aan zijn eigen kind heel veel jaren terug.
„Nee, nee", schreit het in zijn hart, „niet
doen!"
De vader komt aanrijden. Geen kogels
fluiten door de lucht. Geen moordend lood
/.inkt er in het hart van den koopman.
De vader drukt zijn kinderen aan zijn borst.
Niemand ziet er een rover en veilig komen
ze thuis.
Later vond men alleen maar een zwaar
geladen geweer achter het grote kruisbeeld.
TANTE MAR.
zich ook in verbinding met personen die oog
getuige geweest waren van hetgeen zich
dien 4den Augustus afgespeeld had. in de
eerste plaats moesten verschillende stuur
lieden gehoord worden.
Nu heb ik mij tot rui toe gehouden aan
de officieele lezing, die het gemeentebestuur
gegeven had 8) en thans moet ik dus recht
doen aan de andere partij.
De stuurlieden deelden mede, dat de op
dracht van luitenant Schoorn was om buiten
de haven van Goedereede goederen in te
nemen, die met kleine vaartuigen uit de
haven aangevoerd zouden wordm en na
overgeladen ie zijn naar Hellevoetsluis ver
scheept moesten worden. De stuurlieden
hadden den officier op het omslachtige van
een derg. handelwijze gewezen en enkele
hadden aangeboden als schipper van de
kleinere vaartuigen de goederen direct naar
Hellevoetsluis te transporteeren. Zij zouden,
indien zij volk konden krijgen, om 10 uur
dien avond ouder zeil gaan. De grootste
moeilijkheid vormde echter de betaling,
want het Rijk was geen vlugge betaal
meester, terwijl ook de proviandeering last
zou bezorgen. Enkele stuurlieden ontmoet
ten den president van het gemeentebestuur
en verzochten dezen hoe of het met de
regeling dezer zaken moest. Hij verwees
hen naar den heer Kolff. Toen zij zich bij
dezen vervoegden zei deze, dat zij voor
proviand nooit bij hem kwamen, dat dus zij
zich ook nu maar moesten begeven naar hun
leveranciers, die hen van alles voorzagen
als zij ter visschcrij uitzeilden. De stuur
lieden zeiden, dat dit iets anders was, want
dan kregen zij de leveranties op crediet en
zij betaalden daarna met geld, dat zij door
de vischvangst verdienden. Nu ontvingen
zij echter voorloopig geen geld. Zij ver
zochten den schout burg te staan voor de
uitgaven, hetgeen deze bruut weigerde. De
stuurlieden vertrokken en verzochten luite
nant Schoorn hun belangen te bepleiten.
Deze officier was bij de bewoners van
Middelharnis geen onbekende, want hij was
geruime tijd in die gemeente ingekwartierd
geweest. Hij had zich echter gedurende die
periode meer vijanden dan vrienden ge
maakt. Hij had op besliste wijze geweigerd
loopjongen voor visscherslui te willen zijn
en had een korporaal naar het dorpshuis
gezonden, hetgeen natuurlijk zonder eenig
resultaat was gebleven. De gaffelschuiten
werden echter zeilvaardig gemaakt en circa
half vier begon luitenant Schoorn een
inspectietocht langs de gerequireerde vaar
tuigen. Verschillende schepen Waren gereed
maar op enkele, o.a. op dat van Abram
Bree was nog niemand aanwezig. In het
rapport der stuurlieden lezen wij daarover:
„waarop voorm. Schoorn zeer onvergenoegd
en als razende heen en weder liep en den
voorn. Stuurman A. Bree ontmoetende,
hem vragende waarom hij met al zijn volk
niet aan boord was en waarop A. Bree hem
ten antwoord gaf dat hij zijn volk niet wist
en ook nog in geen vijf uuren vaaren konden
Dat Schoorn hem met seer onbetamelijke
woorden dreigende handen en voeten te
binden en hem alzoo aan boord te brengen,
werd gem. A. Bree zeer driftig, trok zijn
rok uit en vraagde aan Schoorn wat hij doen
zoude als hij, Bree eens niet wilde", waarna
zij handgemeen geworden waren. Bree was
in gezelschap van Buurveld naar het ge
meentehuis gegaan, waar beiden in de raad
zaal ontvangen waren. De laatste vroeg
onmiddellijk aan den heer Kolff of hij een
derg. ontwikkeling niet voorzien had toen
hij weigerde zich garant te stellen voor een
daggeld- Die weigering had natuurlijk ten
gevolge gehad, dat het volk der visschers-
■schepen niet kwam. Hij stelde daarom aan
het Gemeentebestuur voor een matig dag
geld voor twee dagen uit te keeren aan de
uitvarenden. De bisschers hadden toch reeds
weinig verdiensten en nu konden zij op het
veld iets verdienen, maar door die requi-
sitie werden ook die verdiensten weer aan
de menschen ontnomen. De schout stelde
voor, dat de boekhouders dit dan maar
moesten voorschieten, m.a.w. de rceders
moesten dit bedrag uitbetalen en dan moes
ten de visschers het zeker later terug
betalen. Dit weigerden de beide stuurlieden.
De heeren van het gemeentebestuur gaven
uiting aan hun groote vrees voor Fransche
represaille maatregelen en toen stelden de
stuurlieden voor tezamen met de voornaam
ste leden van het gemeentebestuur naar den
commandant te Goedereede te gaan en
dezen te vertellen hoe de vork in de steel
zat en dan te garandeeren, dat de visschers
spoedig de hun opgedragen taak zouden ver
vullen. Dit plan werd aanvaard, maar
plotseling vestigde de schout er de aandacht
vullen. Dit plan werd aanvaard, maar
plotseling vestigde de schout er de aandacht
op, dat die commandant hen wel als
gijzelaars vast zou kunnen houden en toen
werd het plan als te gevaarlijk door het
gemeentebestuur verworpen.
Hoe anders is dit beeld van de ongeregeld
heden. In het verslag van het gemeente
bestuur werd gesproken over weerspannige
visschers en een volijverig gemeentcbestuur;
op deze plaats zien wij goedgezindevisschers,
een onredelijk luitenant en een schout, die
bang is en de kwestie geheel verkeerd aan
gepakt heeft door de weigering een daggeld
aan de betrokkenen uit de dorpskas of
eventueel uit eigen middelen, want daarop
doelden de visschers, voor te schieten.
De moeilijkheden in Middelharnis in
Augustus 18U9 kwamen meer nog voort uit
de ongezonde verhouding tusschcn het ge
meentebestuur en de bevolking dan uit de
haat van de bevolking tegen de Fransche
overheerschers. Hoe voelde Besier dit alles
aan?
1) Dit onderwerp behandel.ik later nog
eens.
2) Zie Uit Oude Papieren VIII, versche
nen in „Opbouw" van 23 Juli 1946.
Wordt vervolgd).
dat de sigaretten zwaarder zullen worden
dut onlangs bij de terugkeer van een aantal
gewonde militairen uit Iridic Amsterdammers
hen moordenaars toeriepen,
dat men in Amerika proeven neemt, waur-
door blinden, wier hoornvlies de blindheid
veroorzaakt, weer zullen kunnen zien,
dat er in Duitsland een door het gehele
land vertakte illegale beweging ontdekt is,
dat vreemde vliegtuigen hier in Holland
wapens hebben verloren (algeworpen),
dat we vana) begin September grotere toe
wijzingen ontbijtkoek krijgen,
dat er in Zuid-Wales Austreen geweldige
droogte heerst,
dat Generaal de Lattre de Tassiguy die de
evacuatie van Dachau verhinderde, 5 Sepl.
ons land bezoekt,
dat te IJ muiden in een week 820.000 k.g.
haring gevangen is,
dat twee Nederlanders een zeiltocht rond de
wereld maken.
(3)
Nu op onze scholen in de z.g.n. „nieuwe
spelling" geschreven wordt, is het gebruik,
dat van ons dialect gemaakt kan worden
bij het taalonderwijs, beperkter geworden.
Vroeger paste ik op school een prachtig
middel tóe om te weten of ik twee e's of één
e, twee o's of één o moet schrijven, door er
van uit te gaan„Als je 't op Flekee „goed"
zegt, („goed" bedoeld als „net als in 't Hol
lands") dan schrijf je één e of één o, zeg
je 't niet „goed", dan schrijf je twee e's of
twee o's".
Zij, die de nieuwe spelling thans nog niet
gebruiken, kunnen ook nu van dezen regel
groot gemak hebben.
Laat ik enkele voorbeelden noemen.
„De boomen langs den weg". Hier zet je
twee o's, want je zegt „böamen". Ik haai
een mud „kolen". Daar zet je één o, want
je zegt het „goed", d.i. net als in 't Hollands.
In het hof (den tuin) halen we een paar
roede kooien. Je zegt: Roaje kooien. Alzoo
schrijf jeoo.
Nu eenige voorbeelden met cc of e:
De stenen van de straat. Met twee e's.
Ga maar eens na hoe je „steenen" zegt.
De peren plukken we af. Dat zeg je goed,
dus één e.
Op school hebben onze kinderen dezen
regel niet meer noodig. De vergelijking van
het Hollands en 't Flakkees met elkaar kan
hen echter nog wel helpen om te weten,
wanneer ze ij of ei moeten schrijven.
Maar daarover een volgend maal.
Het geschiedde in een trein-coupc in
Roemenië gedurende de oorlog. In die trein
zaten: een Duitse officier, een Roemeense
officier, een dame op jaren en eeif aardig
meisje.
De trein gaat door een tunnel. Diepe
duisternis. De reizigers horen een kus. Dan
een harde klap. De tunnel uit. Licht.
Iedereen kijkt. De Duitse officier heeft een
blauw oog.
De dame denkt: „Wat een aardig meisje.
Ze heeft er hem van langs gegeven." Het
meisje denkt: „Gek, dat die Duitser die
dame wilde kussen en mij niet." De Duitser:
„Een handige Roemeen; hij geeft een kus
en ik krijg een klap op mijn oog." De
Roemeen: „Ik ben een handige jongen; ik
geef een kus up de rug van mijn eigen hand;
ik sla een Duitser een blauw oog en niemand
heeft het in de gaten.
De Zwerver.
ERGERLIJK
Goede vangst. De Bandoeugsehc politie
heeft twaalf kisten in beslag genomen met
een inhoud (er waarde van tienduizenden
guldens, zijnde dc opbrengst van plunde
ringen door het echtpaar Ca. ten B., dat
vorige week naar Nederland was vertrokken.
De kisten waren achtergelaten om te worden
nagezonden.
DINSDAt
Prijs per k\
Losse numr
Advertentie
14 cent peij
daarboven
contract aad