VOÖit GOEÜEE EM OVERFLAKKEE TRIBUNAAL WERKGELEGENHEID ZITTING VAN HET TE MIDDELHARN1S C MEDITATIE VOOR l DEN ZONDAG J VRIJDAG 23 AUG. 1946 S^9 HLffi H B SÊL SK Tweede jaargang - No. 29 Prijs per kwartaal f 1,50 jÊÊ j||| |k|8P^ p|lfl£ fjÉf &g| Wk Adres der redactie en Ad- Losse nummers f 0,15 «aML J&M |3jP pS^igfi «HL j&jSB |P| ggj§ ministratiè Voorstr. A 239 Advertentieprijs 130 mm isfi i&ggyjgSB ",-L^y Postbus 14 14 cent per mm. Elke mm IB aflV wöSr Middelharnis Tel. No. 332 contract aanzienlijke korting CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD Dinsdag en Vrijdag i De winter is voor vele arbeiders in sociaal opzicht een slechten tijd. Het werk in den landbouw is voor den een eerder, voor den ander wat later beëindigd, maar voor de meeste landarbeiders is dan geen normaal werk te vinden. Al moet gestreefd Worden met alle kracht naar beperking der werkloos hei J, er zal wel niemand zijn, die het middel kan aanwijzen, waardoor op ons eiland, vooral in den winter, werkloosheid is te voorkomen. En toch be teekent werkloosheid verspilling van nationaal arbeidsvermogen, belemmering van het herstel der volks welvaart en een bedreiging van de bestaans mogelijkheid van vele gezinnen. Het streven in den landbouw •zal er dan ook steeds meer op gericht moeten zijn, dat de arbeid zoo breed mogelijk gespreid zal moeten worden. Een goede arbeidspolitiek zal er dan ook niet alleen van mogen uitgaan, hoeveel arbeiders in den oogst noodig zijn, maar gericht moeten zijn op verhooging van de totale arbeidsproductiviteit. In dit verband mag dan niet gerekend worden met de be hoeften van een bepaalde streek, maar met de behoeften in het algemeen. De toestand op ons eiland is velen bekend. Voor, 1940 waren er jonge landarbeiders, die slechts een klein gedeelte van het jaar werkten. In den winter liepen vele arbeiders maanden in de ..steunregeling" cn het was dikwijls verin het jaar voormen kon zeggen, dat er geen werkloosheid in den landbouw meer bestond. Ma de bevrijding zien velen het niet zoo scherp meer. De opzettelijke vernielingen van de bezetters veroorzaakten veel werk. Het ge.nundeerdc gebied moest spoedig geholpen worden, de afwatering had ernstig geleden cn moest hersteld worden. Ver beteringsplannen werden gelijktijdig ter hand genomen enz. Iedere arbeider, die werkloos werd kon terstond in den D{ienst U(itvoering) W(erken) opgenomen worden en daardoor werd de werkloosheidsperiode overbrugd. Een ieder zal echter inzien, dat al die werkzaamheden in den omvang, waarin ze zijn en worden uitgevoerd niet kunnen voortduren. Te eeniger tijd zal dan >ok de ledinggang, met alle gevolgen daar aan verbonden, zijn invloed weer doen gel den. Voorop moet dan staan, dat allereerst de gehuwden en kostwinners moeten worden geholpen, omdat de directe behoeften dit rechtvaardigen, maar ook omdat het gezins verband zooveel mogelijk moet worden gehandhaafd. Daarom geldt allereerst voor de jongeren de vraag is er ook elders loonende arbeid te vinden in een omgeving waar rekening gehouden wordt met de cultureeie en geestelijke behoeften van den mensch? Wij willen in dit verband nog eens de aandacht vestigen op de arbeidsmogelijk heden in den Noord-Oostpolderbij Kampen, temeer nu niet-kostwinners niet in den D.U.W. geplaatst kunnen worden. De Noord-Oostpolder is onstaan door het droogmalen van een deel ingepolderde- Zuiderzee. Met recht kan hier gevraagd worden Kent gij het land der zee ontrukt". In 1936 werd een aanvang gemaakt met de waterbouwkundige werken, waardoor een deel der zee werd afgedamd. In 1941 hadden die werken een zoodanigen voortgang ge maakt, dat in Januari 1941 met het droog-, malen van den polder kon worden begonnen. Voor het droogmalen en drooghouden van den polder zijn drie gemalen gesticht, t.w. bij Lemmer, bij Urk en bij de Voorst. Op 9 September 1942 was een zoodanig peil bereikt, dat de polder kon worden geacht te zijn drooggevallen. De totale oppervlakte bedraagt 48.000 H.A., waarvan thans 18.000 H.A. reeds in cultuur is gebracht. Tot November 1944 werkten veie ..onder duikers" in den polder. Toen echter in die maand een grondige razzia werd gehouden, werd de polder totaal ontvolkt en kwam de ontginning vrijwel tot stilstand. De inzaai held gelijken tred met de ontginning. Na den eersten oogst van plm. 2500 H.A. in 1942 op in hoofdzaak zandige gronden, bedroeg de ingezaaide oppervlakte in 1943, 1944 en 1945 achtereenvolgens plm. 8500, 14.650 en 18.000 H.A. De in de barakkenkampen ondergebrachte Arbeiders werden betrokken door bemidde ling van het Rijksarbeidsbureau. Inderdaad kwamen vooral den eersten tijd klachten voor, die verband hielden met de groote moeilijkheden, die bij alle pioniersarbeid overwonnen moeten worden. Sedert 1942 werden telkens, ondanks de bijzondere tijds omstandigheden behoorlijke verbeteringen van loonen cn rantsoenen ingevoerd. Over de verbeteringen willen we een vol gend maal verder schrijven, benevens over de tegenwoordige loonsvoorwaarden en andere sociale voorzieningen. Pres.: Mr. C. Jonker. Adj.-Secr.: Mr. J. M. Havenkamp. Leden: D. D. Komngs. D. Qoekoop. De pechvogel. De eerste zaak die voorkomt is die van J. Koert te Middelharnis. Deze wordt ten laste gelegd: 1. Hulp cn steunverlening aan den vijand of diens handlangers. a. door in Ï04O zijn handtekening te zetten ondereen manifest dat propageerde: samenwerking en bondgenootschap van Nederland vooral met eender gefundeerde staten, die rasverwante volkeren omsluiten. b. abonnée te zijn geweest van het districtsblad van N.S.B.-district 25. c. in een aan een N.S.B.-commissie ver zonden rapport op 22 Juni '40, enige bur gers van Middelharnis te hebben genoemd, die volgens hem op 10 Mei '40 N.S.B.-ers hadden doen arresteeren. waardoor deze burgers gevaar liepen vervolgd te worden. 2. Openlijk biijk te hebben gegeven van ingenomenheid met den vijand door met deze drijfjachten te houden, waardoor de wildstand werd geschaad. 3. In Mei '42 lid geworden van cfe N.S.B. en hiervoor betaald. a. aangesloten geweest te zijn bij agra risch front en iandstand. b. streekgemachtigde, buurtboerenleider en streekboerenleider te zijn geweest over M'hamis-S'dijk en Oost-Flakkee. c. lidmaatschap N. Volksdienst en Win terhulp. d. zijn handtekening te hebben gezet onder een manifest dat de burgers opriep lid te worden van de N.S.B. De President vindt het een hele waslijst en vraagt of Koert wil bekennen aan al deze dingen schuldig geweest te zijn. Koert kan het zich nog niet herinneren, misschien als hij de stukken gezien heeft. Eerst wordt de kwestie van het manifest aangesneden. Koert begrijpt niet zoiets ge tekend te kunnen hebben, hij moet gek of dronken geweest zijn. De President vraagt of Koert dit veel was, wat echter door deze ontkend wordt, eri gaat dan over op het lidmaatschap van de N.S.B. In onsamenhangende ant woorden tracht Koert zijn lidmaatschap op rekening van zijn zoon te schuiven. Dit zit hem echter niet glad. De Pres. is te scherp- zinning om Koèrts gedraai niet te bemerken. Trouwens voor hem op de tafel ligt een stapel bewijsstukken die elke leugen aan het licht doen komen. Op deze brieven staat de aanhef: ,,Houzee, kameraad", brieven die door Koert ondertekend zijn. Ondanks dit blijft Koert liegen en geeft zeifs voor, deze brieven getekend te hebben voor ze geschreven werden. Dan komt de radio aan bod. Ook deze wordt op rekening van zijn zoon gezet, maar de documenten wijzen anders uit. Herhaaldelijk moet Koert zijn bril te voor schijn toveren om de schone pennevruchten waar te nemen die de President hem onder de neus schuift. Als Koert weer draait met een „als hoofd van liet gezin heb ik er mijn handtekening onder gezet", buldert de Pres.: „Sta niet zo te liegen, kerel, beken eerlijk dat je op het verkeerde paard hebt gewed". Met dit laatste is Koert het wel eens, maar als de Pres. hem nogmaals duidelijk bewijst dat hij iid van de N.S.B. was, weet hij zich niets meer te herinneren. Hij gaat met al hetgeen hij tegen de politie heeft verklaard, niet meer accoord, wil met niets meer te maken hebbep als met zijn land en tuinbouw. De President: „U was toch ook op het streekblad geabonneerd?" Koert: „Ik wil het wel aannemen, als bet bewijsstuk er ligt." Weet echter Weer niet welk blad bedoeld wordt. Hij vraagt dhr.' DE ENIGE WEG VOOR DE TOEKOMST. ,,Tot de wet en tot de getuigenis zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben." Jesaja 8 20. Het staat er niet best voor met het twee- stammenrijk Juda. Het wordt van alle kan ten belaagd. Pekah van Israël en Rezin van Syrië maken zich samen klaar voor de strijd tegen Juda. En had dit volk in deze benarde omstandigheden nu maar een krachtige, sterk-geiovige koning. Maar ook dat laat veel te wensen over. De slappeling Achaz heeft maar'één verlangen: zoveel mogelijk afbreuk doen aan de dienst des Heeren. Het brandofferaltaar heeft hij reeds vervangen dooreen altaar van heiden se makelij, dat hij afgekeken heeft van Damascus. In plaats van dat hij zich met de nood van zijn volk begeeft tot de God des Verbonds (waartoe Jesaja hem had aangespoord: h. 7), zoekt hij huip bij hef heidense Assur. De weinige gelovigen, die in Juda over gebleven waren, hebben het niet gemakke lijk. Daarom worden ze door Jesaja be moedigd: Doe niet mee met de grote massa van het volk! (Is dat geen antithese?) Wees niet bang voor die mensen, waarvoor de anderen vrezen (12). Erken den Heere als den Heilige (waardoor ge Uw eigen schuld des teJoeter leert kennen)~en als Uw Be schermer! (13). Dan zal Hij U tot een Heiligdom zijn (zinnebeeld van beveili ging). Maar voor de ongelovigen is Hij in- plaats van een rots des behouds een strui kelblok. (14). Daarom moet de openbaring des Heeren zorgvuldig bewaard worden in de kring van het getrouwe volk (16), opdat men daaruit voortdurend steun zal kunnen putten. Waarom toch zoekt het volk overal steun behalve bij zijn trouwe Bondsgod? „Terug tot de wet en de getuigenis, zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben." De bedoeling en de achtergrond van deze tekst is nu wel duidelijk. Ieder kan nu zelf wel de toepassing maken. Ik trek slechts enkele schetslijnen. Die kunt U dan wel voor Uzelf uitwerken. De oorlog is nu voorbij. In die vijf bange jaren hadden velen hoopIn steeds bredere Goekoop hierover, maar deze is met zulke lectuur niet op de hoogte. Daarop leest de Pres. een brief voor Waarin Koert voor arrestatie heeft aanbe volen Burg. den Hollander, de Graaf, de Kapteins, Esselink, van Leeuwen, Haagens e.a. Hij vertelt erin dat deze mensen als hyena's onder de bevolking rondzwerven. Hiertegen weet Koert weinig tegen in te brengen. „Er is te veel aan voorafgegaan, Edelachtbare," is zijn antwoord. Ook voor zijn drijfjachten wordt Keert nu in het nauw gedreven. Hij heeft met toestemming van de Duitsers een geweer mogen houden. Koert verdedigt zich door te zeggen, dat de politie hem is Wezen op halen om drijfjacht te houden. De Duitsers hadden hem dus gedwongen. „U was anders niet vies van omgang met Duitse officieren," zegt de Pres. „Als er een nieuwe commandant op Flakkee kwam, was jc er ais de kippen bij." Koert ontkent weer. Wat betreft zijn lidmaatschap van Agra risch front, grijpt hij terug naar voor de oorlog. Hij zag in bewegingen als Land stand en Agrarisch front het ideaal voor de landbouw. Omdat de N.S.B. te veel macht wou krijgen, moest de Landstand capituleren en kwam de Voedselvoorziening hiervoor in de plaats. Nogmaals legt de Pres. Koert enkele be wijsstukken voor, die deze inet onbegrijpe lijke blikken bestudeert. De Pres.: „Bezit U iets? U was boer, maar om boer te zijn moet je iets bezitten." Koert: „Ik stond wel aan het hoofd, maar al mijn bezittingen zijn reeds voor het faillissement aan mijn familieleden over gedragen." Dan krijgt de advocaat Mr v. Mastright het woord. Hij begint zijn langgerekt plei dooi met te zeggen, dat er in het leven gelukvogels en pechvogels zijn. Koert be hoort bij de laAtsteAis Koert ergens lid kringen ontwaakte weer belangstelling voor de Bijbel. Dat wekte goede verwach tingen voor de toekomst. Zou er een alge mene terugkeer komen tot Gods Woord en Zijn getuigenis? De wapenstilstand ligt nu ruim een jaar achter de rug; wat is er van terecht gekomen? Ik denk aan het internationale leven: Wordt de Naam des Heeren in de vergade ringen van de Uno zelfs wei genoemd? Ik denk aan ons volk. Wordt het niet een beetje ouderwets geacht, als men ook in het staatsleven rekening wil houden met de onverbiddelijke eisen van Gods Woord? Ik denk aan ons Kerkelijk leven: Ziin onze Kerken voller dan vóór de oorlog of merken we integendeel vaak een steeds toenemende onverschilligheid op? Ik denk aan ons per soonlijk geloofsleven? Hebben we in de oorlogstijd niet"»vaak de gelofte afgelegd: Heere, als Ge me uit deze grote nood wilt redden, wil ik U gaan dienen met al mij ie kracht? Wat zijn wij daarvan nagekomen? Zijn we vaak niet zo druk bezig met de opbouw van het internationale leven, het volksleven, ons dagelijks bedrijf, dat we eigenlijk geen tijd meer hebben, om naar den Heere te luisteren? Midden in ons drukke overbezette leven' komt Jesaja -ons nu vermanen: Al uw schone plannen baten niet, als ge weigert terug te keren tot.Gods Woord en Zijn ge tuigenis. Zou het niet eens tijd worden, dat we ernst gaan maken met dit vermaan? Dan 'gaan We de Bijbel in dé eerste plaats gebruiken ais een voedingsbron voor ons persoonlijk geloofsleven. Hoe druk we het ook hebben, een deel van onze dag moet voor de persoonlijke omgang met Gód ge reserveerd blijvenHet luisteren naar Zijn Woord en ons antwoord geven in het gebed. Dan gaan we ook samen in die Bijbel ernstig studeren om samen daaruit dè beginselen op te diepen, die leiding moeten geven aan ons volksleven en aan ons staatsieven. Dan gaan we uuk met die Bijbei staan temidden van ons volk, om het aan ieder te zeggen, die het maar wil horen: Terng tot Gods Woord en Zijn getuigenis. Anders gaat ge zelf verloren. Maar anders loopt het ook met ons volk mis. Als de Kerk van Jezus Christus weer ten- voile gaat leven uit Gods Woord en ge tuigenis, dat ons spreekt van zonde en genade, dan kan ze haar taak weer vervul len, zoals haar Koning haar die heeft op gedragen, temidden van een zo verwarde wereld: Een zoutend zout, een stad op de berg, een licht op de kandelaar. Ooltgensplaat. A. L. BOS. van wordt dan loopt het mis met die instel ling. Zijn hele leven lang heeft hij pech gehad. De org. Landbouw en Maatschappij was een kolfje naar de hand van Koert, deze had toen nog niets met politiek te maken en hij zag hierin een vooruitgang voor de landbouw. Van politiek had hij geen kaas gegeten. We mogen hem niet intellectueel noemen,.als we horen dat hij de N.S.B. eens een geavanceerd liberalisme noemde. Ook Boomsma en D. Vogelaar noemden hem niet au serieus. De Duitsers hebben hem niet gespaard met zijn sport park, dat bewijst wel dat de vriendschap niet zo diep zat. Breed wijdt pleiter uit over de jagershartstochten van Koef't, zijn briefschrijverij vergeet hij aan te roeren. Hij toont aan dat Koert enkele mensen den Duitsers uit handen heeft gehaaid en vraagt voor zijn cliënt een veroordeling gelijk aan de tijd van internering. De President vraagt daarop Koert of hij nu heeft begrepen fout te zijn geweest, waarop Koert antwoordt dat hij dit al twee jaar inziet. De Pres. herinnert zich dat het toen ongeveer Dolle Dinsdag was, wat de anti's in de zaai doet lachen. Het Tribunaal besluit in dezen op 28 Aug. uitspraak te doen. Zaak tegen Willem Adriaan Goumare, schippersknecht tc Middelharnis. Een enorme bijdrage. Tenlastelegging: 14 dagen lidmaatschap van de N.S.B. Goumare geeft toe dat het juist is wat hem ten laste wordt gelegd. Op dat mo ment heb ik niet beseft wat ik deed. Ik liet me om praten, maar zag mijn onverstandige daad in en hob weer bedankt. Ik heb in totaal 5 ct. betaald voor 14 dagen lidmaat schap. Ik kan eerlijk verklaren nooit op een vergadering, bij colportage of derg. te zijn geweest. Het Tribunaal beseft de ernst van de toestand en zal op 28 Aug. vonnis wijzen.

Krantenbank Zeeland

Opbouw | 1946 | | pagina 1