VOOR GOEREE EN OVERFLAKKEE
C MEDITATIE VOOR
DEN ZONDAG J
De Hervormde Synode en
de Christelijke School
ONDER DE LOUPE
De Koning der Instrumenten
der Kerk
VRIJDAG 2 AUG. 1946 9 |C9 JV TMI H H 99 JA J9
prijs per kwartaal 1,50 Hl BaH Hfl JSS hH |H ^&ÊiSËg£Ê&mMl
'Losse nummers f 0,15 ^jS» HH BB|Ka yfv fift§y tégfi fa|§
Advertentieprijs 1 30 mm gj[ E||Kj§jr fllÊjMr ^reE&lp' W$Èf
per mm. Elke mm IB WUf W
contract aanzienlijke korting CHRISTELIJK NATIONAAL STREEKBLAD
GENEZING BELOOFD.
Ik zie hunne wegen, en Ik
zal ze genezen.
Jesaja 57 18.
Die wegen, waarop Juda voortwandelde,
waren wegen van zonde en ongerechtigheid,
wegen van afgoderij en afval, en het einde
daarvan de dood- Maar Gods oog ziet uit
den hoogen hemel die Wegen, hoe ze zij nen
waarheen ze voeren en wie er op gaan. Met
Zijn blik volgt Hij den zondaar van stap
tot stap. En dat zien is in betrekking tot
Juda, het volks der verbonds, nog anders
dan zooals de Heere als Schepper de andere
volken gadeslaat op hun zondeWeg: Ik, de
God des Verbonds, uw Vader, zie uw wegen
o verloren, afkeerige kinderen!
Dat Goddelijk oog ziet ook Uw wegen.
Maar durft ge daarin roemen, als ge aan
uw wegen denkt? Hoe is'Uw handel en
Wandel? Zijn de wegen des Heeren uw ver
maak? Is het uw dagelijksche bede: Leer
mij Uwe wegen en leid mij op Uwe paden?
Zet ge Uw hart geduriglijk op 's Heeren
wegen? Of is er nief vaak een schadelijke
weg bij u? Zijt ge niet dikwijls afgedoold op
den sluipweg der zonde? O bedenk het: de
Heere ziet uwe wegen. Voor Hem is niets
verborgen. En Hij zal u oordeelen. O, keer
toch weder op Zijn weg, den weg des geloofs,
achter uw Heiland. Bid den Heere: leid mij
in het spoor -der gerechtigheid om Uws
Naams wil. En dien den Heere in nieuwe
gehoorzaamheid.
Hoe duidelijk blijkt het in dit woord der
Tweede jaargang - No. 23
Adres der redactie en Ad
ministratie Voorstr. A 239
Postbus 14
Middelharnis Tel. No. 332
Dit blad verschijnt iedere
Dinsdag en Vrijdag
belofte, dat de Heere niet zoekt het verderf
van Zijn volk. Ik zie hunne wegen, ja, met
toorn tegen hun zonden, maarniet droefheid
ook, omdat zij Mijn volk zijn. Zooals de
vader zijn verloren zoon met liefdesmart op
de zondwegen ziet. Ik zal ze genezen, zegt
de Heere, en Hij dringt niet slechts aan op
terugkeer, maar Hij neemt Zelf Goddelijk
het werk der bekeering ter hand: Ik zal
doen wat zij niet kunnen: hen genezen.
En die belofte is meer dan voor Juda,
ook voor u. Ja, om u te genezen heeft God
Zijn eigen Zoon gezonden en Hij heeft Hem
krank gemaakt, Hem geslagen en gedood.
Zoo rijst voor u de genezing. O uw verdor
venheid is doodelijke krankheid, en daar
voor is geen kruid gewassen. Niemand kan
u genezen, gij kunt het ook zelf niet. On
bekwaam tot eenig goed, geneigd tot alle
kwaad, om Gods wegen altijd weer te ver
laten en Zijn heilige geboden te overtreden.
De kanker des doods, de macht der zonde,
het verderf der hel, wie zal u genezen? Het
is Gods werk. En Hij belooft het u, dat Hij
het zal doen. Ik dat is uw God, de God
van uw Doop, de God, Die Zijn Zoon gaf
ook voor u. Ik zal o, klem u aan Zijn
trouw toch vast: Hij vervult Zijn Woord,
Hij zweert het u. Ik zal hen niet alleen
Juda, maar al Zijn voik: het hart der ver
slagenen en der verbrijzelden geneest Hij.
Ik zal hen genezen dus niet ten halve,
niet maar zoo'n klein beetje, maar geheel
en volkomen, naar ziel en lichaam, nu in
aanvang, welhaast in eeuwige zaligheid.
O laat u door Hem genezen, al moet Hij
daartoe door Zijn Woord en Geest veel uit
snijden en Wegbranden. Ge zult er uw God
eeuwig voor dankenLoof den Heere, mijne
ziel, Die al uw krankheden geneest.
M. Z.
IV.
Op grond van de in het vorig artikel
uiteengezette beginselen streeft de Synode
naar één nationale, algemeen Chr. volks
school voor alle kinderen, die zeer nauw
samenwerkt met de algemeene Christus-
belijdende volkskerk. Het is te voorzien, dat
dit streven, indien het krachtig wordt
doorgezet, zonder twijfel een felle schoolstrijd
zal ontketenen. Dit bleek reeds uit hetgeen
Prof. Dijk, Prof. Waterink, Dr. v. Itterzon
en zelfs Prof. Haitjema op diverse vergade
ringen hebben gezegd en uit de verschijning
van de brochures „De handschoen opgenomen"
en „geen liquidatie op schoolgebied"Het
Synodale schoolsysteem tast ons onderwijs
iii de fundamenten aan en staat lijnrecht
tegenover dat van „de vrije Chr.school regel
en de Openbare slechts aanvulling", waar
voor Groen van Prinsterer, Kuyper, Lohrnan
en De Visser, benevens zoovele anderen
gestreden hebben.
Waarom zijn wij tegen een Christelijke
Staatsschool?
Allereerst omdat het beginsel, dat daaraan
ten grondslag ligt, niet juist is. Het gaat uit
van een verkeerde beschouwing der Over
heidstaak. De Staat als zoodanig heeft zich
met de principieele opvoeding niet te be
moeien. Hij is daartoe onbevoegd. De
Overheid heeft wel als dienaresse Gods de
rechtsorde naar de ordinantiën Gods te
handhaven, maar zij heeft niet de opdracht
tot Evangelieverkondiging, ook niet in haar
school. Zij mag de overheidsschool niet
gebruiken tot propaganda van godsdienstige
of anti-godsdienstige begrippen. Het .bren
gen van het Evangelie aan de schoolkinderen
is niet de taak der Overheid. De voorstan
ders van de christianisatie der Openbare
School willen de Staat Christelijk maken
van bovenaf door overheidsmaatregelen.
Dit dient echter van onderen op te geschie
den door het volk te kerstenen.
Daarbij komt, dat wij voorstanders zijn
van Gereformeerd onderwijs. Dit nu is op
een Chr. Staatsschool onbestaanbaar, gezien
het religieus zeer gemengd karakter onzer
bevolking. De van Staatswege toegelaten
godsdienst kan hoogstens een soort Christen
dom boven geloofsverdeeldheid zijn, dat
ondogmatisch is en derhalve ongereformeerd
Wanneer de vernieuwde Hervormde kerk
overwegende invloed krijgt op het gods
dienstig karakter dezer gechristianiseerde
Staatsschool, is het zeer waarschijnlijk, dat
het onderwijs op vele plaatsen een Barthi-
aansche of moderne inslag zal krijgen. Het
ligt immers voor de hand, dat de leiding der
Kerk ook de jeugd in haar opvattingen zal
willen inleiden. Er is thans reeds van
Barthiaansche zijde (o.a. door Dr. Van
Niftrik) critiekuitgeoefend opde traditioneel
Gereformeerde wijze van vertellen der
Bijbelsche Geschiedenis; het Gereformeerd
beginsel is dus in die Staatsschool niet veilig.
Men wil nu gaarne breken met het neutra
liteitsbeginsel en inderdaad, dit is onbevre
digend. Maar ertegenover staat, dat als de
Staat zich met opvoeding en onderwijs in
positieve, niet-neutrale geest bemoeit, dit
steeds gaat in een richting, die voor het
Gereformeerd Protestantisme onaanvaard
baar is, n.l. in de richting van de bovendrij
vende politieke groep. En gezien de ver
houdingen in ons land, is dit nimmer de
Calvinistische. Men speelt een buitengewoon
gevaarlijk spel als men de Staatsschool
openstelt voor religieuze invloeden, want
het is een uitnoodiging aan de richtingen,
die de Regeering het naast staan, hun stem
pel op de Staatsschool te zetten. En welke
richtingen aan een Roomsch-Roode regee
ring verwant zijn is de laatste tijd wel
duidelijk geworden.
Het groote gevaar van een niet-neutrale
Overheidsschool is, dat de regeeringsideolo-
gie er de opvoeding gaat beheerschen.
Duitschland en Rusland zijn ons in dit
opzicht tot waarschuwend voorbeeld. Daar
om wenschen wij geen staatsreligie en geen
staatspaedagogiek.
Afgezien nog van deze overwegingen heeft
toch ook de schoolhistorie, met name van
1806 tot 1857, overtuigend bewezen, dat
een nieuwe proefneming om aan een
religieus-gemengde schoolbevolkingeen soort
staatschristendom op te leggen, niemand
bevredigt en tot mislukking is gedoemd,
'n die periode werd er op de scholen nog
gebeden en uit de Bijbel verteld, al was het
veelal op de grondslag van een verwaterd
Christendom. Maar èn het opkomend
modernisme èn de Roomschen èn hier en
daar de rabbi protesteerden en intrigeerden
net zoo lang, tot de godsdienst geheel van
de school verdwenen was. Daarom is het
onmogelijk en met het oog op de historie
ook dwaas, dit proces, waarbij de geschiede
nis zich ongetwijfeld zou herhalen, nog eens
te willen inzetten.
Het is trouwens een fictie, te gelooven
aan de mogelijkheid van een algemeene
Christelijke school, voor alle kinderen
toegankelijk zonder gewetensdwang. De
Roomschen zijn nimmer te bewegen van hun
eigen bijzondere scholen afstand te doen.
Dat is door hen reeds zeer positief verklaard.
De kerkelijk-Gereformeerden zullen dit zeer
terecht evenmin doen. Ook de weinige nog
overgebleven Joden zullen hun Joodsche
School willen behouden. Voeg daarbij dan
nog de tienduizenden ouders, die on- of
anti-godsdienstig zijn en beslist bezwaar
hebben tegen godsdienstonderwijs, dan
vragen we, wat er van het ideaal van een
„algemeene school met de Bijbel" nog kan
overblijven. Het zou dan zóó zijn, dat
Roomschen, Gereformeerden en Joden hun
vrije scholen behielden en de Hervormden
gekoppeld werden aan een z.g. Christelijke
Overheidsschool met al de narigheid, daar
aan verbonden. Wat een band met de
Overheid beteekent in geestelijke zaken,
heeft de Syn. organisatie ons geleerd. Laten
wij niet wederom in deze dwaasheid vallen
en zeker niet vrijwillig de opvoeding onzer
kinderen aan een niet-gereformeerde Over
heid uitleveren.
Wij zijn derhalve op principieele en practi-
sche gronden tegen een gechristianiseerde
Staatsschool. De gedachte daaraan, zooals
die thans gepropageerd wordt door de
Synodale voormannen, is een zonderling
begrippencomplex van Hoedemakeriaansche
Barthiaansche en moderne origine. Wie de
gereformeerde belijdenis liefheeft en evenals
in onze Kerken ook in onze Scholen de
Christus der Schriften Wil doen prediken,
kan geen genoegen nemen met zulk een
school. De beste oplossing voor het school-
vraagstuk is en blijft de vrije Christelijke
school, die een waarborg is voor goed gere
formeerd onderwijs en tegen principieele
Staatsinmenging, De actie der Hervormde
leidslieden moet dan ook onvooiwaardelijk
worden afgewezen.
v. E.
TWEEERLEI MAAT?
„Meermalen hoort en leest men, dat de
Overheid bij het opdragen van Werken
onvoldoende aandacht schenkt aan de
„zuiverheid" van de aannemers en dat
dientengevolge ook werken worden gegund
aan aannemers, die gedurende de bezetting
niet geschroomd hebben, voor de Duitse
weermacht te Werken," aldus las ik in een
verklaring van het Ministerie van Openbare
Werken en Wederopbouw.
Deze verklaring wijst er op, dat op veel
aannemers de critiek wordt uit geoefend
dat zij tijdens de bezetting niet de juiste,
houding hebben aangenomen, maar dat de
beoordeling van hun houding berust bij de
bevoegde rechterlijke colleges. Niets acht men
verkeerder dan eigen rechter te spelen.
Zolang de voor de zuivering aangewezen
instantie geen uitspraak heeft gedaan, ver
keert de overheid in een impasse. Zij moet
in die periode zelf beslissen. Het Ministerie
vraagt in die periode van iederen aannemer,
alvorens hem een opdracht te geven, een
verklaring, welke inhoudt, dat hij niet voor
de Duitse weermacht heeft gewerkt, of dat hij
dit wel gedaan heeft. In het laatste geval
moet hij opgeven, wat hij gedaan heeft,
wanneer en waarom.
Verklaart een aannemer, dat hij niet
helemaal vrij uit gaat, dan krijgt hij de
opdracht alleen als deze door een andere
aannemer niet kan worden uitgevoerd.
Door gebrek aan materiaal kan dit voor
komen. Men zou, zo wordt gezegd, de vraag
kunnen stellen, waarom het materiaal van
onder beheer gestelde aannemersbedrijven
niet aan de goede aannemers gegeven wordt.
Dit is niet mogelijk omdat de verdachte
aannemers nog niet veroordeeld zijn. Men
mag niet op de uitspraak vooruit lopen.
Het volgende wil ik hierover opmerken.
Volkomen ga ik accoord, dat het verkeerd
is eigen rechter te spelen. Daartoe zijn
diegenen geroepen, die de Overheid heeft
aangewezen. Niet lijkt het mij juist, dat
het Nederlandse volk een critiekloze hou
ding wordt gevraagd. Wanneer het Ned.-
volk ziet, dat.zij, die een slordige cent aan
de Duitsers hebben verdiend, thans b.v.
weer mogen mee helpen aan de opbouw van
het Nederlandse leger, waarvan hun porte-
monnaie niet bepaald dunner wordt, is het
volkomen logisch, dat daarop aanmerking
wordt gemaakt en al zal men de houding
van dien aannemer gedurende de bezetting
niet precies kunnen beoordelen, het kwaad
is zo in 't openbaar bedreven, dat de uitge
brachte critiek in de meeste gevallen niet
onrechtvaardig is. Dit is iets anders dan
zelf rechter spelen. Daarvan, lijkt me, is
dan sprake wanneer het volk de straf
bepaalt en ten uitvoer brengt.
Het doet enigszins naïef aan, nu de
zuiveringscommissies nog geen uitspraak
hebben gedaan, dat het Ministerie van de
aannemers vraagt zelf te verklaren is of
zij vrij uitgaan of niet. Het is niet onaan-
nemenlijk, dat het „niet schuldig" veel
vuldig klinken zal.
Ik vraag me af waarom de verdachte
aannemers, evenals de verdachte ambtena
ren, niet voorlopig gestaakt (uitgeschakeld
kunnen Worden. Het is mogelijk, dat de
overblijvende aannemers niet het nodige
materiaal hebben om- de opdrachten te
kunnen uitvoeren. Dit is begrijpelijk, want
zij zijn veelal, in tegenstelling met delanderen,
die hun materiaal op peil konden houden
en aanvullen, door de Duitsers van alles
beroofd. Is .het echter een bezwaar, dat de
voorlopig uitgeschakelden aannemers ver
plicht Worden hun materiaal aan de onver
dachte aannemers uit te lenen, totdat de
zuiveringscommissies uitspraak gedaan heb
ben. Worden zij weer ingeschakeld, dan kan
het teruggegeven worden.
De goede aannemers, die in de oorlog
de dupe geworden zijn, lopen nu de kans
nogmaals getroffen te worden, thans door
de Nederlandse regering, op wiens aanwij
zingen zij mede weigerden te Werken voor
de bezetter.
Ook in de Tweede Kamer werd er deze
week op gewezen, dat de bunkerbouwers
thans weer veel geld verdienen met het
afbreken der bunkers.
De verklaring, die het Ministerie van
Openbare Werken en Wederopbouw ge
geven heeft, bevredigt niet.
Het lijkt alsof er met twee maten gemeten
Wordt.
OBSERVATOR.
Het speeltuig moet dien toon vervangen;
heft vroolijk aan, wijdt Hem uw kunst!
Leest verder Ps. 33 2 en Ps. 150 e.a.
Hoog boven in de Herv. Kerk van Mid
delharnis, staat gelijk een trouwe wachter,
boven den preekstoel, onder een boog van
het gewelf een schoon instrument, het Kerk
orgel. Mozart gaf het Kerkorgel den naam
van de Koning der Instrumenten. Inderdaad,
geen ander instrument kan haar grootheid
en statigheid en haar waardig karakter
evenaren. De plaats die zij dan ook in den
Liturgischen dienst inneemt is van de aller
grootste beteekenis voor de wijding en den
geheelen loop van den eeredienst. Iedere
kerkganger kan daarvan overtuigd zijn en
zal voor het goede zijn aandacht erop ge
richt hebben bij het zingen der liederen in
de Kerk, daar het Orgel den leidtoon aan
geeft bij het aanheffen en bij den ganschen
loop der te zingen melodieën. Dit alles
dient tot verbetering der stichting en tot
bevordering van meer eenstemmigheid en
helpt streven naar meer saamhoorigheid in
den samenzang. Zij leidt de Gemeente en
houdt haar in den goeden toonaard en is
voor het oor als een spuitende uitstralende
fontein voor het oog, en doet hooren frissche
Orgelklanken tot gemeenschappelijke ver
kwikking. Zij is een onmisbaar element in
den dienst en noodt de geheele samen
komende Gemeente uit tot gemeenschaps
oefening in het actief deelnemen bij het
zingen, uit het eenigc en nooit verouderde
boek onzer stichting van Psalmen en Ge
zangen. Het Orgel is de schoone drager van
het kerkgezang, die het gezang consolideerd
en vloeiend maakt en vereenzelvigd. Zij is
een beschermende leuning, zoowel voor het
individueel als voor het massale kerkgezang,
waarlangs iedere kerkganger kan opstijgen
en afdalen om de toppen in het geestelijke
gezang te kunnen bereiken. De forsche
strenge muziek, welke in het Orgel geboren
wordt, is in wezen een vorstelijk pralende
schoonheid, hetwelk alleen maar geschikt is
te worden gebruikt om Gode te eeren en te
verheerlijken. Maar daarom ook is zij des te
meer de trots der groote Kerk en als zoo
danig een der heerlijkste schatten van onze
Gemeente, waarom de bazuin aan den mond
moet worden gezet, die verzamelen blaast
om de harten te vervullen voor den dienst
des Heeren. Daarom doen wij gaarne aan
de Gemeente een bazuinstoot voor de goede
diensten van ons Kerkorgel. Immers, zij
wikkelt de woorden van den Predikant in
een bovenaardsche materie, het kind wordt
er mede gedoopt en liet huwelijk ingezegend,
alsook het avondmaal wordt er mede ge
vierd. Onwillekeurig slaat men bij die ge
dachten het oog naar boven waar het Orgel
zwijgend staat, ja er leefde in het Orgel
geruimen tijd een wonderlijke stilte, die nu
echter weer dadelijk kan worden verbroken.
Velen zijn in gedachten weieens opgeklau
terd tegen het blinkend front van het mach
tige pijpwerk, om te ontdekken het wonder