cl!
ur
WOENSDAG
12 September 1934
16e jaargang. - n°. 87
feu1lleton.
MOTTE N.
LANDBOUW
1 Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,076
ADVERTENTIËN
Dit blad verschijnt iederen
Woensdagmorgen en Vrijdagavond.
Kaat Mossel temidden van grooto
te Rotterdam,
ÏÏ-V
1ELSCHE TOMMIES wuiven een
|t vaarwel bij hun vertrek naar de
Koloniën.
BES MARIA van Savoie, van wie
ften gaan over verloving met
Aartshertog Otto.
i
liet gebouw van de N.V. D*
luwburg.
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdagmorgen en Vrijdagavond.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Verhaal van Steunuttkeering
op onderhoudsplichtigen.
PRIJSVRAAG MET EEN VERRASSING.
Het bekroonde „wetsontwerp" van den heer
H. J. Langman, burgemeester van Ijlst,
bevat gedachten, die in Den Haag
weerklank hebben gevonden.
De Nederlandsche Vereeniging voor Armen
zorg en Weldadigheid, welke reeds vele malen
door het aan de orde stellen en behandelen
van belangrijke onderwerpen, de armenzorg
betreffende, grooten invloed heeft uitgeoefend
op de practijk der armenzorg, zal deze maand
een algemeene vergadering houden, waarin
ter sprake komt de vooral in dezen tijd voor
de gemeenten gewichtige vraag: „Op welke
wijze kunnen de lasten, voor de gemeenten en
de gemeentelijke instellingen voortvloeiende
uit de genees- en verloskundige hulp en zieken-
huisverpleging, met de minste bezwaren wor
den verlicht." Deze vraag wordt in een drietal
prae-adviezen behandeld en wel achtereen
volgens door mr. L. J. M. Beel, chef der afdee-
ling Sociale Zaken ter gemeentesecretarie te
Eindhoven, de artsen R. N. M. Eykel, genees
kundig hoofdinspecteur van de Volksgezond
heid te 's-Gravenhage, en dr. L. C. Kersbergen,
arts te Haarlem, en door Th. G. Kooreman,
directeur van het bijkantoor der Levensverz.-
Maatij. „R.V.S." te Den Haag.
Alvorens enkele opmerkingen te maken over
deze praeradviezen, die wij nu reeds als voor
treffelijk willen prijzen, willen wij de aandacht
vestigen op een „verrassing". Het lijvige ge
schrift, dat wij Van de Vereeniging voor Ar
menzorg en Weldadigheid ontvingen, bevat
n.l. niet alleen de drie prae-adviezen, doch ook
het bekroonde antwoord op de door de Ver
eeniging uitgeschreven prijsvraag: „Verlangd
wordt een wetsontwerp met memorie van toe
lichting hetzij een ontwerp tot aanvulling
der Armenwet 1912, hetzij een ontwerp van
een afzonderlijke wet naast de Armenwet
waarbij wordt geregeld de ondersteuning van
valide werkloozen, rechtstreeks uitgaande van
de overheid." De schrijver van het op advies
van een commissie, bestaande uit de heeren
mr. dr. J. Donner, W. Drees en prof. mr. C.
W. de Vries, bekroonde antwoord is de heer
H. j. Langman, thans burgemeester van de
gemeente Ijlst.
Wat is nu de verrassing?
De schrijver, die zijn antwoord reeds in
November 1933 heeft ingezonden, verwerkt in
zijn „wetsontwerp" verschillende frissche ge
dachten, waarvan wij overtuigd zijn, dat zij
in Den Haag niet onopgemerkt zijn gebleven.
Zoo bepleit hij dat alleen die werkloozen onder
de door hem geconcipieerde steunregeling val
len, die behooren tot een vak, waarin volgens
de meening van de regeering, crisi-werkloos-
heid heerscht en waarvoor dus rijkssubsidie
verstrekt wordt. Alle andere personen dienen
gesteund te worden via een instelling van wel
dadigheid met inachtneming van de bepalingen
der Armenwet.
Geen uitvoering door vakbonden.
Voous wenscht hij de practische uitvoering
der scetinreg: ling niet in handen te geven van
vertegenwoordigers van vakvereenigingen, om
dat „deze personen niet objectief kunnen oor-
deelen over een steunaanvraag, daar zij ver
tegenwoordigers zijn van de steunaanvragers
(leden der vakvereeniging) en hieraan onder
geschikt". De heer Langman wil bij het be-
OUÏDA
Naar het Engelsch door
C. BAARSLAG.
54)
„Welnu, een paar dagen verliepen, en ik dacht
dat de brief ter zijde geworpen of verscheurd was.
Toen kwam Corrèze zelf bij mij. Ik herkende zijne
stem zoodra ik die op de trap hoorde. Als men die
stem eenmaal gehoord heeft, kan men ze niet ver
geten. Hij had toen reeds een secretaris, maar hij
had mijn brief niet aan den secretaris gegeven. Hij
kwam als de engel Raphael, wiens naam hij draagt.
Vere's oogen werden vochtig, zij dacht aan "de
rots aan zee, aan de egelantierhaag en het gezang
van den leeuwerik.
„Maar ik verveel Madame," ging de blinde voort.
„Er is niet veel meer te zeggen. Hij deed mij ge-
looven dat ik een pensioen van de opera kreeg,
maar ik heb het er altijd voor gehouden dat het
geld van hem kwam, hoewel hij het niet weten wil;
en daar mijn kind aanleg had voor bloemenmaken,
heeft hij haar dat vak laten leeren en haar later
eene plaats als werkster in het Maison Justine be
zorgd. Hij heeft mij dat porselein en die bloemen
gezonden, en soms komt hij zelf. Hij heeft hier ge
zongen hier! alleen om mijne donkerheid
lichter te maken. En ik ben de eenige niet, Madame.
Er zijn velen, zeer velen, die in hunne gebeden Cor
rèze nooit vergeten.
palen van de stetintarieven rekening honden
met het loon en vooral en dit was voor ons
de verrassing bepleit hij een verhaalsrecht
óók bij steunverleening aan werkloozen!
Naar 's schrijvers meening moeten alle
kosten van steunverleening, gemaakt ten laste
van een gemeenie (en het rijk), zoo mogelijk,
verhaald kunnen worden na het overlijden
van den ondersteunde op zijn nalatenschap
en, voor zoover mag worden aangenomen, dat
verhaal op zijn nalatenschap niet tot het doel
zou kunnen leiden, tot de grens van hun
wettelijken onderhoudsplicht, op hen, die in
gevolge de wet tot onderhoud van den gesteun
de verplicht zijn, terwijl voor het bepalen van
den onderhoudsplicht onder inkomsten van
den onderhoudsplichtige zoo hij hoofd van
het gezin is worden verstaan de totale
inkomsten van het gezin, waai toe de onder
houdsplichtige behoort.
Wij vroegen dezer dagen reeds: wat is eigen
lijk billijker? En zietdaar, reeds in November
1933 heeft deze bekroonde schrijver daarop
geanticipeerd met het antwoord: „Onbillijk
kan zeker niemand het noemen, wanneer wel
varende kinderen gedwongen worden een
werkloozen vader te steunen, wanneer bemid
delde ouders verplicht worden zich het lot van
werklooze kinderen aan te trekken.
Trouwens, het is een verplichting, welke door
het Burgerlijk Wetboek gesanctionneerd wordt.
Dat wetboek geeft een actie aan de hulpbe
hoevende tegen de naaste bloedverwanten,
maar de practijk heeft geleerd, dat men het
gemakkelijker vindt uit de algemeene kas on
dersteund te worden, dan familieleden gerech
telijk aan te spreken met de daaruit voort
vloeiende oneenigheid in den familiekring."
Belangrijke besparing.
De steunverleening aan werkloozen kost aan
gemeenten en rijk ettelijke millioenen en dit
is begrijpelijk. Wij opponeeren daartegen ook
niet; wij bepleiten alleen, dat het geld daar
terecht komt, waar het noodig is. Daarom
hebben wij ook toegejuicht dat de controle,
waaraan tot voor korten tijd veel ontbrak,
werd verscherpt. Deze betere controle heeft
aan de gemeenten tonnen gouds bespaard. En
evenzoo bepleiten wij het reeds door boven-
genoemden bekroonden schrijver geïntrodu
ceerde verhaalsrecht. Niet alleen om der finan
ciën wille! Ook omdat tusschen de behoeftige
werkloozen en de onderhoudsplichtigen een
zedelijke band, een familieband, bestaat, welke
verplichtingen meebrengt., zedelijke plichten,
die door het Burgerlijk Wetboek gesanciion-
neerd zijn. Wij meenden en meenen nog
dat het in dezen tijd niet overbodig is daarop
te wijzen!
ONZE WINTERGRANEN.
De tyd voor het uitzaaien onzer winter
granen, tarwe, rogge en gerst is weer
zachtjes aan aangebroken. Vooral nu deze
teelten zich zoo sterk uitbreiden is het wel
gewenscht enkele dingen daarop betrekking
hebbende naar voren te brengen. Het vele
terug komen met stroo op hetzelfde land
toch zal niet straffeloos geschieden indien
in de eerste plaats de bemesting niet vol
komen in orde is.
Vere zweeg, omdat hare stem haar begaf.
„Gij hebt Corrèze natuurlijk dikwijls gehoord?"
vroeg de blinde. „Ach men zegt dat hij geen gods
dienst heeft en zoo wuft is als de vlinders; voor mij
is hij als een engel geweest. Zonder hem zou ik in
Bicêtre of in mijn graf zijn."
Op dit oogenblik kwam het meisje binnen.
„Félicie," zeide Martin, „geef de prinses een
takje heliotroop. Ik weet wel dat zij in hare oranje
rieën heliotropen in menigte heeft, maar dezen zal
zij toch wel willen aannemen; 't is de bloem van
Corrèze."
Vere nanj het takje heliotroop aan, en stak het
tusschen de oude kant op hare botst.
„Gij hebt, geloof ik, onder uwe meisjes, Félicie
Martin? zeide Vere een poos later tot de chef van
het Maison Justine.
Deze, eene beschaafde, knappe vrouw, ant
woordde bevestigend.
„Laat haar dan eenige bloemen voor mij maken,"
hernam Vere. „Het komt er niet op aan welke.
Maar wilt ge mij vergunnen dat ik haar, door uwe
bemiddeling, er ruim voor betaal; veel meer dan
zij waard zijn?"
„Madame Ia Princesse," zeide de chef van het
elegante modemagazijn, „de kleine Martin kan geen
bloemen maken, die gij ooit zoudt kunnen dragen.
Ik laat haar werken, maar ik gebruik hare bloemen
niet. Ik moet haar misleiden; haar hart zou breken
ais zij wist dat ik ze alle verbrandde. Het arme
kind is gewillig, maar zij is zoo onhandig. Dat kan
zij niet helpen. Madame zal wel begrijpen dat Jiet
een geheim van mijn huis is; een klein, onschuldig
geheim. Op zekeren dag kwam Corrèze Madame
weet wien ik bedoel, den grooten zanger? bij mij,
en zeide, met zijn innemender! glimlach: „Ik ken
De fgrootste vijand van de graanteelt is
het legeren. Dit ongemak is gewoonlijk te
wjjten aan een verkeerde verhouding in de
bemesting. De stikstof is dan in verhouding
in de meerderheid. Regenweer werkt dan
mee, door de stengel te verslappen, omdat
er te weinig zon is. Niet alleen gaat het
oogsten moeilijk bij gelegerd graan, maar de
kwaliteit daarvan wordt ook slechter. Vooral
als in de ry pingsperiode het weer ongun
stig is.
Kali geeft styf stroo, flink bemesten met
kali dus en niet te veel stikstof.
Zal de kalibemesting goed tot zijn recht
komen dan dient men ook niet te dicht te
zaaien. Onze granen worden op vele plaatsen
te dicht gezaaid, als het machinaal gebeurt
met te nauwe rijenafstand. Door het dichte
zaaien worden niet alleen groote hoeveel
heden zaaizaad nutteloos weggeworpen, maar
de indirecte schade is nog grooter. Voor dit
geld kan men beter wat kalimest koopen,
men vangt dan twee vliegen in één klap.
Het is interessant te bemerken, dat hoe
intensiever het bedrijf wordt, hoe meer men
spaart op zaaizaad en hoe hooger daarbij de
oogsten worden. Dit geldt voor ieder bedrijf
waar de grond beter bewerkt, krachtiger
bemest en waar prima zaaizaad gekozen
wordt.
Dunner uitzaaien, maar dan ook zaadgoed
nemen dat goed kiemkrachtig is en soort-
echt. Als men dun uitzaait moet men ook
verzekerd zijn van kiemkrachtig zaad. Het
zaadgoed moet onberispelijk gereinigd zijn
en tegen schimmel en brand met daartoe
geëigende ontsmettingsmiddelen ontsmet.
Het dikwijls betrekken van origineel zaad
goed kan niet genoeg aanbevolen worden.
Door variëteitsproeven kan men de voor zijn
grond geëigende soorten vaststellen.
Van grooten invloed is dun uitzaaien op
den watervoorraad in den bodem, respec
tievelijk de voedselvoorziening der planten,
omdat het water als transportmiddel daar
van dienst moet doen. Het is toch voor
water- en voedselvoorziening niet gelijk
hoeveel planten op een zekere oppervlakte
staan. Bij dicht uitzaaien zal het getal plan
ten veel grooter zijn dan bij dun uitzaaien.
Een gevolg hiervan is, dat door het dichte
uitzaaien voor het groote aantal planten per
plant minder water en voedsel ter beschik
king is. De plant lijdt honger. Bij dun zaaien
is water en voedsel toereikend om de dun
staande planten te voeden. De opbrengst zal
dan ook veel hooger zijn.
Alles in het kort samenvattende kunnen
wij dus zeggen dat bij een sterke uitbreiding
der graanteelt in de eerste plaats een flink
aanspreken van den kalimestzak een dun uit
zaaien van goedgekeurd, ontsmet zaad
goed ons kan helpen.
DE UITZAAI VAN WINTERTARWE IN
VERBAND MET HET OPTREDEN
VAN VOETZIEKTEN.
Daar verwacht kan worden, dat ook dit
jaar een groote oppervlakte van den bouw
grond met tarwe zal worden bezaaid, wordt
aangeraden bij het opmaken van het bouw
plan met de mogelijkheid van het optreden
van de voetziekten rekening te houden.
Uit de onderzoekingen van den laatsten
tijd is gebleken, dat meer dan één schimmel
voetziekte kan veroorzaken. De eerste is
Ophiobolus graminis die tarwehalmdooder
een blinden man, die een dochtertje heeft, dat bloe
men wil maken. Wilt gij het Jiaar leeren, madame,
en mij vergunnen dat ik hare lessen betaal?" Daar
bewilligde ik in. Zes maanden later zei ik: „Mon
sieur Corrèze, het gaat niet. Het kind is onhandig.
Als men eenmaal zulke vingers heeft als zij, is er
niets mee te beginnen. Toen lachte hij. „Het moet
ook wel moeilijk zijn kunstbloemen te maken. Ik
wou dat het onmogelijk was. 't Is profaneeren.
Maar ik wil het meisje in den waan laten dat zij
geld verdient. Wilt gij haar laten werken, de bloe
men verbranden, en voor het geld wissels op mij
trekken bij Rothschild?" Dat deed ik, om hem ge
noegen te geven, en dat doe ik nog; het arme, on
handige, leelijkc ding weet niet beter of zij werkt
voor het Maison Justine! 't Is voor mij compro-
mittecrcnd. Dat heb ik Monsieur Corrèze gezegd.
Hij lachte en gaf mij ten antwoord ..Ma chère, als
het is om een blinden irlan en een kind te helpen,
moeten wij ei zelfs niet tegen opzien ons te com-
pvovrtittecren, hoe verschrikkelijk dat ook is." Hij
is altijd zoo vroolijk, die Monsieur Corrèze, en zoo
goed. Als het. kind een Venus was, Madame, zou
hij er toch nooit misbruik van maken dat hij haar
onderhoudt. O, 't is een engel van een man! En
lachen kan hij als een jongenhet doet iemand goed
heul te hooien lachen. Het klinkt zoo welluidend.
Mijn goede Justine placht tot mij te zeggen: „Marie
huichelaars weenen, en tusschen hunne tranen en
die van heiligen kan men geen onderscheid zien,
maar nog nooit heeft een slecht man een aange-
natnen lach gehad." En dat is waar, zeer waar, ver
geef mij, Madame la Princesse dat ik u zoo heb op
gehouden."
Toen zij naar haar rijtuig ging, scheen de wereld
haar niet meer zoo donker toe.
wordt genoemd. De schimmel tast eerst de
wortels aan, terwijl later in het groeiseizoen
ook aan den voet van de halmen verschijn
selen van aantasting zijn waar te nemen in
den vorm van een zwart schimmelovertrek.
Als gevolg van de aantasting treden witte
aren op, die later zwart worden. Ze bevatten
slechts onvolledig uitgegroeide korrels. Bij
het uit den grond trekken breken de planten
gewoonlijk juist by den grond af.
De tarwehalmdooder treedt vooral op de
lichtere zavel-, zand- en veenkoloniale gron
den op, en veroorzaakt daar meermalen aan
zienlijke schade, Op de zwaardere kleigronden
is de schade, veroorzaakt door Ophiobolus
graminis, gewoonlijk gering.
De tweede schimmelis Cercosporella herpo-
trichoides; de door deze veroorzaakte ziekte
wordt met den naam van oogvlekkenziekte
aangeduid, deze is het, die vooral op de
zwaardere kleigronden groote schade kan
teweegbrengen. Echter ook op andere dan
kleigronden wordt deze ziekte in soms sterke
mate aangetroffen. Cercosporella tast de halm
basis aan en veroorzaakt, eerst op de blad-
scheede en later op den halm zelf, lens
vormige vlekken/ met bruinen rand (van
daar den naam oogvlekkenziekte). Bij sterke
aantasting is het onderste gedeelte van den
halm min of meer bruingekleurd en knikt
deze op die plaats door. Doordat de halm
op de aangetaste plek zwak en eenigszins
rot is geworden, treedt dadelijk legering op.
In afwijking met de legering door sterke
stikstofvoeding of andere oorzaken, waarbij
de stengels wel neerbuigen, maar overigens
gaaf blijven, is bij legering als gevolg van
de oogvlekkenziekte de voet van den halm
doorgaans geknikt en vallen de halmen door
elkander heen, zoodat het gewas er ver
ward uitziet.
Met betrekking tot te nemen maatregelen
ter voorkoming van de beide hierboven ge
noemde ziekten kan, op grond van de tot
nu toe opgedane ervaringen en van waar
nemingen, het volgende worden medegedeeld.
In de eerste plaats is gebleken, dat de zaai
tijd van invloed is op het optreden van de
beide voetziekten. Op velden, die eind October
en vooral op die, welke nog later zijn bezaaid,
is de kans op het optreden van de voet
ziekten geringer dan op vroeg bezaaide per-
ceelen. Het verdient daarom aanbeveling om
met deze ervaring zooveel mogelyk rekening
te houden.
Ook de voorvrucht kan van beteekenis
zijn op de mate, waarin de voetziekten op
treden. Tarwe, gerst en rogge moeten als
geen goede voorvruchten voor tarwe be
schouwd worden. Men bestemme dus land,
waarop deze gewassen dit jaar hebben ge
staan, bij voorkeur niet voor den verbouw
van tarwe. Mocht dit toch noodig zijn, dan
zaaie men in ieder geval laat.
Nadere inlichtingen worden verstrekt door
den Plantenziektenkundigen Dienst te Wage-
ningen en door de plaatselijke ambtenaren
van den Dienst, alsmede door de Rijksr
landbouwconsulenten.
DE TOEKOMST VAN DE NED.
PLUIMVEEHOUDERIJ.
Wat zal Engeland doen?
Wij weten nog niet, wat 1935 zal brengen,
schrijft de heer Sannes aan het slot van een
artikel in „De Bedrijfspluimveehouder" over
de toekomst van de pluimveehouderij, -fok
kerij, vermeerdringsbedrijf en bröedinrich-
Er was schoonheid in, evenals in de bloemen, die
in die geringe straat bloeiden. Het tafereeltje van
dien vader en dochter, die zoo kalm en blijmoedig
op hunne eenvoudige kamer woonden, te midden
van het gewoel van Parijs, was als een madeliefje
op een slagveld.
Dien avond ging zij naar hare loge in de Groote
Opera, zat zoover als zij kon in de schaduw, en luis-
teide naar Corrèze in de rol van Gennora.
„Hij vergeet dien blinden man niet," dacht zij.
„Zou hij aan mij ook nog denken?"
Dat wist zij niet.
Van het oogenblik af dat zij te Parijs gekomen
was, had zij verlangd en tegelijk gevreesd Corrèze
van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten.
Zij zag hem gedurig op straat, in het Bois, in ge
zelschappen, maar nooit naderde hij haar; zij was
er niet eens zekei van of hij haar wel herkend had.
Zij hoorde er over spreken dat Corrèze veel onge
naakbaarder dan vroeger en minder dan ooft op de
hulde en vleierijen der were.d gesteld was, maar
welke zijne beweegredenen daartoe waren, wist zij
niet; zij kon niet gelooven dat zij er eenig aandeel
in had. Zoo dikwijls zijne oogen de hare even ont
moetten, werden zij terstond weder snel afgewend,
zonder cenigcn blik van herkenning. Telkens be
vond zij zich in die salons, waarvan hij de afgod
was, in zijne nabijheid, maar nooit kon zij be
speuren dat hij haar herkende. Zijn leven was dan
ook zoo \ol afwisseling, dacht zij; hoe was het
eigenlijk tc verwachten dat de herinnering aan een
enkelen zomerochtend hem bijgebleven zou zijn?
In de gesprekken die om haar heen gevoerd wer
den, hoorde zij ook dikwijls toespelingen op de ver
overingen, die hij maakte, op zijne onstandvastig
heid in dc liefde, op zijne amourettes, groot of
ting. Het was eersi het schrikbeeld der hoogere
graanrechten, dat ons bezorgd maakte. Thans
zijn 't de duurdere voederkosten, die ons echter
op de internationale markt niet verzwakken.
De betalingsmoeilijkheden met Duitsch-
land zijn nog niet opgelost. Wat echter ook
de toekomst zal brengen, wij zullen sterker
staan, naar gelang wij er meer voor zorgen,
dat de pluimveestapel met het haar verbetert.
Wij moeten medewerken aan de leeltregeling;
wij hebben die gewild of niet gewild, maar zij is
er en het gezonde verstand verbiedt ons de
oogen te sluiten voor dit feit. Het zal ons aller
belang zijn, van de fokkerijen, van de vermeer-
deringsbedrijven en van de broedinrichtingen,
het zal het belang zijn van de geheele pluim
veeteelt, wanneer wij gezamenlijk aan de uit
voering daarvan werken.
In hetzelfde blad wordt geschreven over de
verhouding tot Engeland.
„Reeds herhaaldelijk is aangekondigd, dat
er in den Engelschen eierhandel groote ver
anderingen zouden worden gebracht. Meer dan
eens is er op gewezen, dat ook door Engeland
straffe maatregelen zouden worden genomen
ter regeling van den eierinvoer. Meer dan eens
was er sprake van contingenteering, zelfs werd
de dag genoemd, waarop zulk een contingen
teering in werking zou treden. Zulks stond in
verband met het" bekende rondschrijven van
Engeland, waarin de landen werdén uitge-
noodigd tot 15 September niet meer eieren in
te voeren dan het vorige jaar. Uit dat rond
schrijven zijn losse overeenkomsten gegroeid,
die hier het karakter van een verdrag hadden.
Nu is ongetwijfeld in de eerste 6 maanden
van het jaar, de invoer gebleven binnen het
raam van dien van de eerste helft van 1933,
niet alleen wat den totaal invoer betreft, doch
ook voor zoover het den invoer van ieder land
afzonderlijk betreft. Een belanrijke over
schrijding van de ingevoerde hoeveelheid van
verleden jaar, viel alleen bij Polen waar te
nemen. In het algemeen kan men dus zeggen,
dat Engeland zijn doel, met het rondschrijven
beoogd, heeft bereikt.
In verband met dit welslagen van het „gent
leman-agreement" doet het daarom zonderling
aan, dat de geruchten omtrent hei voornemen
der Engelsche regeering, om een straffere con-
tingenteeringspolitiek toe te passen, niet ver
stommen.
Intusschen moeten o.i. deze geruchten met
de noodige voorzichtigheid worden aanvaard
want het is zonderling, dat wel voortdurend
geruchten over contingenteering loopen, doch
dat men niets hoort over den omvang dier con
tingenteering, over de quota van de verschil
lende landen, enz. Verder moet wel in aan
merking worden genomen, dat er Voortdurend
en herhaaldelijk over soortgelijke maatregelen
is gesproken, doch dat men van de zijde der
Engelsche regeering steeds weer geaarzeld
heeft van de contingenteering werkelijk ernst
te maken.
TWEE BOERDERIJEN IN DE ASCH GELEGD
Zaterdagnacht is tijdens het onweer de boer
derij van de wed. G. Snoek te Almkerk afge
brand. Eenige varkens kwamen tijdens den
brand om het leven. De boerderij was ver
zekerd.
Eveneens tijdens het onweer is brand uit
gebroken in dè boerderij van den landbouwer
G. van Herwijnen te Almkerk. De boerderij
brandde tot den grond toe af. Honderd kippen
kwamen in de vlammen om. De geheele oogst
is verneield. Alles was verzekerd.
klein, waarom gelachen werd, of die men hem mis
gunde. Dikwijls hoorde zij ook spreken over de edel
moedigheid, welke hij een mededinger had betoond,
de hulp, die hij aan beginners in zijne kunst ver
leend had, of een geschenk van den grooten zanger
aan een kunstbroeder; en van den anderen kant
hoorde zij ook van de eene of andere grilligheid
als van een bedorven kind, door de macht van het
genie tegenover de macht van den Staat betoond,
of een kwistig ten beste geven van zijn talent, als
zijne luim het zoo meebracht. Als zij dit alles hoor
de, klopte haar hart snel, en verschoot zij van
kleur; het hinderde haar, zij wist zelve niet waarom.
Inmiddels was het haar eenige troost hem in de
volheid van zijn genie en in zijne zegepralen te zien.
Hare loge in de Groote Opera was het eenige voor
recht van hare positie, waarin zij genoegen vond.
Zij bezat eene grondige muzikale kennis, die zij
zorgvuldig aankweekteen er was dus niets opmer
kelijks in dat zij gaarne naar de opera ging. Meestal
waren hare avonden zoo bezet dat zij dc opera niet
\an het begin tot het einde kon hooren. Maar er
ging bijna geen avond voorbij dat zij daar niet was,
zoover mogelijk in de schaduw gezeten, om, ten
minste, een bedrijf of meer van ..Fidclio," of „Lucie"
„lc Prophéte," of „die Zauberflöte," of „Faust",
of „II Trovatore" te hooren. Zij vermoedde vol
strekt niet dat de zanger in de volle schouwburg
zaal naar haar uitzag zooals een minnaar uitziet
naar dc avondplancet, die hem bij zijne liefde niet
haar licht zal beschijnen.
Wel twaalfmaal in eene weck zag zij hent op een
afstandzij zag hem niet zelden op recepties in aan
zienlijke huizen, maar nooit was zij dicht genoeg in
zijne nabijheid om zeker te zijn of hij haar werkelijk
vergeten had, dan of hij zich maar zoo hield.