cl! ur WOENSDAG 12 September 1934 16e jaargang. - n°. 87 feu1lleton. MOTTE N. LANDBOUW 1 Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,076 ADVERTENTIËN Dit blad verschijnt iederen Woensdagmorgen en Vrijdagavond. Kaat Mossel temidden van grooto te Rotterdam, ÏÏ-V 1ELSCHE TOMMIES wuiven een |t vaarwel bij hun vertrek naar de Koloniën. BES MARIA van Savoie, van wie ften gaan over verloving met Aartshertog Otto. i liet gebouw van de N.V. D* luwburg. Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdagmorgen en Vrijdagavond. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Verhaal van Steunuttkeering op onderhoudsplichtigen. PRIJSVRAAG MET EEN VERRASSING. Het bekroonde „wetsontwerp" van den heer H. J. Langman, burgemeester van Ijlst, bevat gedachten, die in Den Haag weerklank hebben gevonden. De Nederlandsche Vereeniging voor Armen zorg en Weldadigheid, welke reeds vele malen door het aan de orde stellen en behandelen van belangrijke onderwerpen, de armenzorg betreffende, grooten invloed heeft uitgeoefend op de practijk der armenzorg, zal deze maand een algemeene vergadering houden, waarin ter sprake komt de vooral in dezen tijd voor de gemeenten gewichtige vraag: „Op welke wijze kunnen de lasten, voor de gemeenten en de gemeentelijke instellingen voortvloeiende uit de genees- en verloskundige hulp en zieken- huisverpleging, met de minste bezwaren wor den verlicht." Deze vraag wordt in een drietal prae-adviezen behandeld en wel achtereen volgens door mr. L. J. M. Beel, chef der afdee- ling Sociale Zaken ter gemeentesecretarie te Eindhoven, de artsen R. N. M. Eykel, genees kundig hoofdinspecteur van de Volksgezond heid te 's-Gravenhage, en dr. L. C. Kersbergen, arts te Haarlem, en door Th. G. Kooreman, directeur van het bijkantoor der Levensverz.- Maatij. „R.V.S." te Den Haag. Alvorens enkele opmerkingen te maken over deze praeradviezen, die wij nu reeds als voor treffelijk willen prijzen, willen wij de aandacht vestigen op een „verrassing". Het lijvige ge schrift, dat wij Van de Vereeniging voor Ar menzorg en Weldadigheid ontvingen, bevat n.l. niet alleen de drie prae-adviezen, doch ook het bekroonde antwoord op de door de Ver eeniging uitgeschreven prijsvraag: „Verlangd wordt een wetsontwerp met memorie van toe lichting hetzij een ontwerp tot aanvulling der Armenwet 1912, hetzij een ontwerp van een afzonderlijke wet naast de Armenwet waarbij wordt geregeld de ondersteuning van valide werkloozen, rechtstreeks uitgaande van de overheid." De schrijver van het op advies van een commissie, bestaande uit de heeren mr. dr. J. Donner, W. Drees en prof. mr. C. W. de Vries, bekroonde antwoord is de heer H. j. Langman, thans burgemeester van de gemeente Ijlst. Wat is nu de verrassing? De schrijver, die zijn antwoord reeds in November 1933 heeft ingezonden, verwerkt in zijn „wetsontwerp" verschillende frissche ge dachten, waarvan wij overtuigd zijn, dat zij in Den Haag niet onopgemerkt zijn gebleven. Zoo bepleit hij dat alleen die werkloozen onder de door hem geconcipieerde steunregeling val len, die behooren tot een vak, waarin volgens de meening van de regeering, crisi-werkloos- heid heerscht en waarvoor dus rijkssubsidie verstrekt wordt. Alle andere personen dienen gesteund te worden via een instelling van wel dadigheid met inachtneming van de bepalingen der Armenwet. Geen uitvoering door vakbonden. Voous wenscht hij de practische uitvoering der scetinreg: ling niet in handen te geven van vertegenwoordigers van vakvereenigingen, om dat „deze personen niet objectief kunnen oor- deelen over een steunaanvraag, daar zij ver tegenwoordigers zijn van de steunaanvragers (leden der vakvereeniging) en hieraan onder geschikt". De heer Langman wil bij het be- OUÏDA Naar het Engelsch door C. BAARSLAG. 54) „Welnu, een paar dagen verliepen, en ik dacht dat de brief ter zijde geworpen of verscheurd was. Toen kwam Corrèze zelf bij mij. Ik herkende zijne stem zoodra ik die op de trap hoorde. Als men die stem eenmaal gehoord heeft, kan men ze niet ver geten. Hij had toen reeds een secretaris, maar hij had mijn brief niet aan den secretaris gegeven. Hij kwam als de engel Raphael, wiens naam hij draagt. Vere's oogen werden vochtig, zij dacht aan "de rots aan zee, aan de egelantierhaag en het gezang van den leeuwerik. „Maar ik verveel Madame," ging de blinde voort. „Er is niet veel meer te zeggen. Hij deed mij ge- looven dat ik een pensioen van de opera kreeg, maar ik heb het er altijd voor gehouden dat het geld van hem kwam, hoewel hij het niet weten wil; en daar mijn kind aanleg had voor bloemenmaken, heeft hij haar dat vak laten leeren en haar later eene plaats als werkster in het Maison Justine be zorgd. Hij heeft mij dat porselein en die bloemen gezonden, en soms komt hij zelf. Hij heeft hier ge zongen hier! alleen om mijne donkerheid lichter te maken. En ik ben de eenige niet, Madame. Er zijn velen, zeer velen, die in hunne gebeden Cor rèze nooit vergeten. palen van de stetintarieven rekening honden met het loon en vooral en dit was voor ons de verrassing bepleit hij een verhaalsrecht óók bij steunverleening aan werkloozen! Naar 's schrijvers meening moeten alle kosten van steunverleening, gemaakt ten laste van een gemeenie (en het rijk), zoo mogelijk, verhaald kunnen worden na het overlijden van den ondersteunde op zijn nalatenschap en, voor zoover mag worden aangenomen, dat verhaal op zijn nalatenschap niet tot het doel zou kunnen leiden, tot de grens van hun wettelijken onderhoudsplicht, op hen, die in gevolge de wet tot onderhoud van den gesteun de verplicht zijn, terwijl voor het bepalen van den onderhoudsplicht onder inkomsten van den onderhoudsplichtige zoo hij hoofd van het gezin is worden verstaan de totale inkomsten van het gezin, waai toe de onder houdsplichtige behoort. Wij vroegen dezer dagen reeds: wat is eigen lijk billijker? En zietdaar, reeds in November 1933 heeft deze bekroonde schrijver daarop geanticipeerd met het antwoord: „Onbillijk kan zeker niemand het noemen, wanneer wel varende kinderen gedwongen worden een werkloozen vader te steunen, wanneer bemid delde ouders verplicht worden zich het lot van werklooze kinderen aan te trekken. Trouwens, het is een verplichting, welke door het Burgerlijk Wetboek gesanctionneerd wordt. Dat wetboek geeft een actie aan de hulpbe hoevende tegen de naaste bloedverwanten, maar de practijk heeft geleerd, dat men het gemakkelijker vindt uit de algemeene kas on dersteund te worden, dan familieleden gerech telijk aan te spreken met de daaruit voort vloeiende oneenigheid in den familiekring." Belangrijke besparing. De steunverleening aan werkloozen kost aan gemeenten en rijk ettelijke millioenen en dit is begrijpelijk. Wij opponeeren daartegen ook niet; wij bepleiten alleen, dat het geld daar terecht komt, waar het noodig is. Daarom hebben wij ook toegejuicht dat de controle, waaraan tot voor korten tijd veel ontbrak, werd verscherpt. Deze betere controle heeft aan de gemeenten tonnen gouds bespaard. En evenzoo bepleiten wij het reeds door boven- genoemden bekroonden schrijver geïntrodu ceerde verhaalsrecht. Niet alleen om der finan ciën wille! Ook omdat tusschen de behoeftige werkloozen en de onderhoudsplichtigen een zedelijke band, een familieband, bestaat, welke verplichtingen meebrengt., zedelijke plichten, die door het Burgerlijk Wetboek gesanciion- neerd zijn. Wij meenden en meenen nog dat het in dezen tijd niet overbodig is daarop te wijzen! ONZE WINTERGRANEN. De tyd voor het uitzaaien onzer winter granen, tarwe, rogge en gerst is weer zachtjes aan aangebroken. Vooral nu deze teelten zich zoo sterk uitbreiden is het wel gewenscht enkele dingen daarop betrekking hebbende naar voren te brengen. Het vele terug komen met stroo op hetzelfde land toch zal niet straffeloos geschieden indien in de eerste plaats de bemesting niet vol komen in orde is. Vere zweeg, omdat hare stem haar begaf. „Gij hebt Corrèze natuurlijk dikwijls gehoord?" vroeg de blinde. „Ach men zegt dat hij geen gods dienst heeft en zoo wuft is als de vlinders; voor mij is hij als een engel geweest. Zonder hem zou ik in Bicêtre of in mijn graf zijn." Op dit oogenblik kwam het meisje binnen. „Félicie," zeide Martin, „geef de prinses een takje heliotroop. Ik weet wel dat zij in hare oranje rieën heliotropen in menigte heeft, maar dezen zal zij toch wel willen aannemen; 't is de bloem van Corrèze." Vere nanj het takje heliotroop aan, en stak het tusschen de oude kant op hare botst. „Gij hebt, geloof ik, onder uwe meisjes, Félicie Martin? zeide Vere een poos later tot de chef van het Maison Justine. Deze, eene beschaafde, knappe vrouw, ant woordde bevestigend. „Laat haar dan eenige bloemen voor mij maken," hernam Vere. „Het komt er niet op aan welke. Maar wilt ge mij vergunnen dat ik haar, door uwe bemiddeling, er ruim voor betaal; veel meer dan zij waard zijn?" „Madame Ia Princesse," zeide de chef van het elegante modemagazijn, „de kleine Martin kan geen bloemen maken, die gij ooit zoudt kunnen dragen. Ik laat haar werken, maar ik gebruik hare bloemen niet. Ik moet haar misleiden; haar hart zou breken ais zij wist dat ik ze alle verbrandde. Het arme kind is gewillig, maar zij is zoo onhandig. Dat kan zij niet helpen. Madame zal wel begrijpen dat Jiet een geheim van mijn huis is; een klein, onschuldig geheim. Op zekeren dag kwam Corrèze Madame weet wien ik bedoel, den grooten zanger? bij mij, en zeide, met zijn innemender! glimlach: „Ik ken De fgrootste vijand van de graanteelt is het legeren. Dit ongemak is gewoonlijk te wjjten aan een verkeerde verhouding in de bemesting. De stikstof is dan in verhouding in de meerderheid. Regenweer werkt dan mee, door de stengel te verslappen, omdat er te weinig zon is. Niet alleen gaat het oogsten moeilijk bij gelegerd graan, maar de kwaliteit daarvan wordt ook slechter. Vooral als in de ry pingsperiode het weer ongun stig is. Kali geeft styf stroo, flink bemesten met kali dus en niet te veel stikstof. Zal de kalibemesting goed tot zijn recht komen dan dient men ook niet te dicht te zaaien. Onze granen worden op vele plaatsen te dicht gezaaid, als het machinaal gebeurt met te nauwe rijenafstand. Door het dichte zaaien worden niet alleen groote hoeveel heden zaaizaad nutteloos weggeworpen, maar de indirecte schade is nog grooter. Voor dit geld kan men beter wat kalimest koopen, men vangt dan twee vliegen in één klap. Het is interessant te bemerken, dat hoe intensiever het bedrijf wordt, hoe meer men spaart op zaaizaad en hoe hooger daarbij de oogsten worden. Dit geldt voor ieder bedrijf waar de grond beter bewerkt, krachtiger bemest en waar prima zaaizaad gekozen wordt. Dunner uitzaaien, maar dan ook zaadgoed nemen dat goed kiemkrachtig is en soort- echt. Als men dun uitzaait moet men ook verzekerd zijn van kiemkrachtig zaad. Het zaadgoed moet onberispelijk gereinigd zijn en tegen schimmel en brand met daartoe geëigende ontsmettingsmiddelen ontsmet. Het dikwijls betrekken van origineel zaad goed kan niet genoeg aanbevolen worden. Door variëteitsproeven kan men de voor zijn grond geëigende soorten vaststellen. Van grooten invloed is dun uitzaaien op den watervoorraad in den bodem, respec tievelijk de voedselvoorziening der planten, omdat het water als transportmiddel daar van dienst moet doen. Het is toch voor water- en voedselvoorziening niet gelijk hoeveel planten op een zekere oppervlakte staan. Bij dicht uitzaaien zal het getal plan ten veel grooter zijn dan bij dun uitzaaien. Een gevolg hiervan is, dat door het dichte uitzaaien voor het groote aantal planten per plant minder water en voedsel ter beschik king is. De plant lijdt honger. Bij dun zaaien is water en voedsel toereikend om de dun staande planten te voeden. De opbrengst zal dan ook veel hooger zijn. Alles in het kort samenvattende kunnen wij dus zeggen dat bij een sterke uitbreiding der graanteelt in de eerste plaats een flink aanspreken van den kalimestzak een dun uit zaaien van goedgekeurd, ontsmet zaad goed ons kan helpen. DE UITZAAI VAN WINTERTARWE IN VERBAND MET HET OPTREDEN VAN VOETZIEKTEN. Daar verwacht kan worden, dat ook dit jaar een groote oppervlakte van den bouw grond met tarwe zal worden bezaaid, wordt aangeraden bij het opmaken van het bouw plan met de mogelijkheid van het optreden van de voetziekten rekening te houden. Uit de onderzoekingen van den laatsten tijd is gebleken, dat meer dan één schimmel voetziekte kan veroorzaken. De eerste is Ophiobolus graminis die tarwehalmdooder een blinden man, die een dochtertje heeft, dat bloe men wil maken. Wilt gij het Jiaar leeren, madame, en mij vergunnen dat ik hare lessen betaal?" Daar bewilligde ik in. Zes maanden later zei ik: „Mon sieur Corrèze, het gaat niet. Het kind is onhandig. Als men eenmaal zulke vingers heeft als zij, is er niets mee te beginnen. Toen lachte hij. „Het moet ook wel moeilijk zijn kunstbloemen te maken. Ik wou dat het onmogelijk was. 't Is profaneeren. Maar ik wil het meisje in den waan laten dat zij geld verdient. Wilt gij haar laten werken, de bloe men verbranden, en voor het geld wissels op mij trekken bij Rothschild?" Dat deed ik, om hem ge noegen te geven, en dat doe ik nog; het arme, on handige, leelijkc ding weet niet beter of zij werkt voor het Maison Justine! 't Is voor mij compro- mittecrcnd. Dat heb ik Monsieur Corrèze gezegd. Hij lachte en gaf mij ten antwoord ..Ma chère, als het is om een blinden irlan en een kind te helpen, moeten wij ei zelfs niet tegen opzien ons te com- pvovrtittecren, hoe verschrikkelijk dat ook is." Hij is altijd zoo vroolijk, die Monsieur Corrèze, en zoo goed. Als het. kind een Venus was, Madame, zou hij er toch nooit misbruik van maken dat hij haar onderhoudt. O, 't is een engel van een man! En lachen kan hij als een jongenhet doet iemand goed heul te hooien lachen. Het klinkt zoo welluidend. Mijn goede Justine placht tot mij te zeggen: „Marie huichelaars weenen, en tusschen hunne tranen en die van heiligen kan men geen onderscheid zien, maar nog nooit heeft een slecht man een aange- natnen lach gehad." En dat is waar, zeer waar, ver geef mij, Madame la Princesse dat ik u zoo heb op gehouden." Toen zij naar haar rijtuig ging, scheen de wereld haar niet meer zoo donker toe. wordt genoemd. De schimmel tast eerst de wortels aan, terwijl later in het groeiseizoen ook aan den voet van de halmen verschijn selen van aantasting zijn waar te nemen in den vorm van een zwart schimmelovertrek. Als gevolg van de aantasting treden witte aren op, die later zwart worden. Ze bevatten slechts onvolledig uitgegroeide korrels. Bij het uit den grond trekken breken de planten gewoonlijk juist by den grond af. De tarwehalmdooder treedt vooral op de lichtere zavel-, zand- en veenkoloniale gron den op, en veroorzaakt daar meermalen aan zienlijke schade, Op de zwaardere kleigronden is de schade, veroorzaakt door Ophiobolus graminis, gewoonlijk gering. De tweede schimmelis Cercosporella herpo- trichoides; de door deze veroorzaakte ziekte wordt met den naam van oogvlekkenziekte aangeduid, deze is het, die vooral op de zwaardere kleigronden groote schade kan teweegbrengen. Echter ook op andere dan kleigronden wordt deze ziekte in soms sterke mate aangetroffen. Cercosporella tast de halm basis aan en veroorzaakt, eerst op de blad- scheede en later op den halm zelf, lens vormige vlekken/ met bruinen rand (van daar den naam oogvlekkenziekte). Bij sterke aantasting is het onderste gedeelte van den halm min of meer bruingekleurd en knikt deze op die plaats door. Doordat de halm op de aangetaste plek zwak en eenigszins rot is geworden, treedt dadelijk legering op. In afwijking met de legering door sterke stikstofvoeding of andere oorzaken, waarbij de stengels wel neerbuigen, maar overigens gaaf blijven, is bij legering als gevolg van de oogvlekkenziekte de voet van den halm doorgaans geknikt en vallen de halmen door elkander heen, zoodat het gewas er ver ward uitziet. Met betrekking tot te nemen maatregelen ter voorkoming van de beide hierboven ge noemde ziekten kan, op grond van de tot nu toe opgedane ervaringen en van waar nemingen, het volgende worden medegedeeld. In de eerste plaats is gebleken, dat de zaai tijd van invloed is op het optreden van de beide voetziekten. Op velden, die eind October en vooral op die, welke nog later zijn bezaaid, is de kans op het optreden van de voet ziekten geringer dan op vroeg bezaaide per- ceelen. Het verdient daarom aanbeveling om met deze ervaring zooveel mogelyk rekening te houden. Ook de voorvrucht kan van beteekenis zijn op de mate, waarin de voetziekten op treden. Tarwe, gerst en rogge moeten als geen goede voorvruchten voor tarwe be schouwd worden. Men bestemme dus land, waarop deze gewassen dit jaar hebben ge staan, bij voorkeur niet voor den verbouw van tarwe. Mocht dit toch noodig zijn, dan zaaie men in ieder geval laat. Nadere inlichtingen worden verstrekt door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wage- ningen en door de plaatselijke ambtenaren van den Dienst, alsmede door de Rijksr landbouwconsulenten. DE TOEKOMST VAN DE NED. PLUIMVEEHOUDERIJ. Wat zal Engeland doen? Wij weten nog niet, wat 1935 zal brengen, schrijft de heer Sannes aan het slot van een artikel in „De Bedrijfspluimveehouder" over de toekomst van de pluimveehouderij, -fok kerij, vermeerdringsbedrijf en bröedinrich- Er was schoonheid in, evenals in de bloemen, die in die geringe straat bloeiden. Het tafereeltje van dien vader en dochter, die zoo kalm en blijmoedig op hunne eenvoudige kamer woonden, te midden van het gewoel van Parijs, was als een madeliefje op een slagveld. Dien avond ging zij naar hare loge in de Groote Opera, zat zoover als zij kon in de schaduw, en luis- teide naar Corrèze in de rol van Gennora. „Hij vergeet dien blinden man niet," dacht zij. „Zou hij aan mij ook nog denken?" Dat wist zij niet. Van het oogenblik af dat zij te Parijs gekomen was, had zij verlangd en tegelijk gevreesd Corrèze van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten. Zij zag hem gedurig op straat, in het Bois, in ge zelschappen, maar nooit naderde hij haar; zij was er niet eens zekei van of hij haar wel herkend had. Zij hoorde er over spreken dat Corrèze veel onge naakbaarder dan vroeger en minder dan ooft op de hulde en vleierijen der were.d gesteld was, maar welke zijne beweegredenen daartoe waren, wist zij niet; zij kon niet gelooven dat zij er eenig aandeel in had. Zoo dikwijls zijne oogen de hare even ont moetten, werden zij terstond weder snel afgewend, zonder cenigcn blik van herkenning. Telkens be vond zij zich in die salons, waarvan hij de afgod was, in zijne nabijheid, maar nooit kon zij be speuren dat hij haar herkende. Zijn leven was dan ook zoo \ol afwisseling, dacht zij; hoe was het eigenlijk tc verwachten dat de herinnering aan een enkelen zomerochtend hem bijgebleven zou zijn? In de gesprekken die om haar heen gevoerd wer den, hoorde zij ook dikwijls toespelingen op de ver overingen, die hij maakte, op zijne onstandvastig heid in dc liefde, op zijne amourettes, groot of ting. Het was eersi het schrikbeeld der hoogere graanrechten, dat ons bezorgd maakte. Thans zijn 't de duurdere voederkosten, die ons echter op de internationale markt niet verzwakken. De betalingsmoeilijkheden met Duitsch- land zijn nog niet opgelost. Wat echter ook de toekomst zal brengen, wij zullen sterker staan, naar gelang wij er meer voor zorgen, dat de pluimveestapel met het haar verbetert. Wij moeten medewerken aan de leeltregeling; wij hebben die gewild of niet gewild, maar zij is er en het gezonde verstand verbiedt ons de oogen te sluiten voor dit feit. Het zal ons aller belang zijn, van de fokkerijen, van de vermeer- deringsbedrijven en van de broedinrichtingen, het zal het belang zijn van de geheele pluim veeteelt, wanneer wij gezamenlijk aan de uit voering daarvan werken. In hetzelfde blad wordt geschreven over de verhouding tot Engeland. „Reeds herhaaldelijk is aangekondigd, dat er in den Engelschen eierhandel groote ver anderingen zouden worden gebracht. Meer dan eens is er op gewezen, dat ook door Engeland straffe maatregelen zouden worden genomen ter regeling van den eierinvoer. Meer dan eens was er sprake van contingenteering, zelfs werd de dag genoemd, waarop zulk een contingen teering in werking zou treden. Zulks stond in verband met het" bekende rondschrijven van Engeland, waarin de landen werdén uitge- noodigd tot 15 September niet meer eieren in te voeren dan het vorige jaar. Uit dat rond schrijven zijn losse overeenkomsten gegroeid, die hier het karakter van een verdrag hadden. Nu is ongetwijfeld in de eerste 6 maanden van het jaar, de invoer gebleven binnen het raam van dien van de eerste helft van 1933, niet alleen wat den totaal invoer betreft, doch ook voor zoover het den invoer van ieder land afzonderlijk betreft. Een belanrijke over schrijding van de ingevoerde hoeveelheid van verleden jaar, viel alleen bij Polen waar te nemen. In het algemeen kan men dus zeggen, dat Engeland zijn doel, met het rondschrijven beoogd, heeft bereikt. In verband met dit welslagen van het „gent leman-agreement" doet het daarom zonderling aan, dat de geruchten omtrent hei voornemen der Engelsche regeering, om een straffere con- tingenteeringspolitiek toe te passen, niet ver stommen. Intusschen moeten o.i. deze geruchten met de noodige voorzichtigheid worden aanvaard want het is zonderling, dat wel voortdurend geruchten over contingenteering loopen, doch dat men niets hoort over den omvang dier con tingenteering, over de quota van de verschil lende landen, enz. Verder moet wel in aan merking worden genomen, dat er Voortdurend en herhaaldelijk over soortgelijke maatregelen is gesproken, doch dat men van de zijde der Engelsche regeering steeds weer geaarzeld heeft van de contingenteering werkelijk ernst te maken. TWEE BOERDERIJEN IN DE ASCH GELEGD Zaterdagnacht is tijdens het onweer de boer derij van de wed. G. Snoek te Almkerk afge brand. Eenige varkens kwamen tijdens den brand om het leven. De boerderij was ver zekerd. Eveneens tijdens het onweer is brand uit gebroken in dè boerderij van den landbouwer G. van Herwijnen te Almkerk. De boerderij brandde tot den grond toe af. Honderd kippen kwamen in de vlammen om. De geheele oogst is verneield. Alles was verzekerd. klein, waarom gelachen werd, of die men hem mis gunde. Dikwijls hoorde zij ook spreken over de edel moedigheid, welke hij een mededinger had betoond, de hulp, die hij aan beginners in zijne kunst ver leend had, of een geschenk van den grooten zanger aan een kunstbroeder; en van den anderen kant hoorde zij ook van de eene of andere grilligheid als van een bedorven kind, door de macht van het genie tegenover de macht van den Staat betoond, of een kwistig ten beste geven van zijn talent, als zijne luim het zoo meebracht. Als zij dit alles hoor de, klopte haar hart snel, en verschoot zij van kleur; het hinderde haar, zij wist zelve niet waarom. Inmiddels was het haar eenige troost hem in de volheid van zijn genie en in zijne zegepralen te zien. Hare loge in de Groote Opera was het eenige voor recht van hare positie, waarin zij genoegen vond. Zij bezat eene grondige muzikale kennis, die zij zorgvuldig aankweekteen er was dus niets opmer kelijks in dat zij gaarne naar de opera ging. Meestal waren hare avonden zoo bezet dat zij dc opera niet \an het begin tot het einde kon hooren. Maar er ging bijna geen avond voorbij dat zij daar niet was, zoover mogelijk in de schaduw gezeten, om, ten minste, een bedrijf of meer van ..Fidclio," of „Lucie" „lc Prophéte," of „die Zauberflöte," of „Faust", of „II Trovatore" te hooren. Zij vermoedde vol strekt niet dat de zanger in de volle schouwburg zaal naar haar uitzag zooals een minnaar uitziet naar dc avondplancet, die hem bij zijne liefde niet haar licht zal beschijnen. Wel twaalfmaal in eene weck zag zij hent op een afstandzij zag hem niet zelden op recepties in aan zienlijke huizen, maar nooit was zij dicht genoeg in zijne nabijheid om zeker te zijn of hij haar werkelijk vergeten had, dan of hij zich maar zoo hield.

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1934 | | pagina 1