EERSTE BLAD
eeft op als Abonné
OlMBORPFê
flfANOL
ïincyen, Circulaires»
best en mooist
Middelharnis
ZATERDAG
28 JULI 1934
Kampeeren en het platteland.
MOTTEN.
RECHTZAKEN
VERKOOPINGEN.
DONDERDAGEN 19 EN 26 JULI 1934,
elkens 's nam. 3 uur, te Dirksland, in de
aal „Odéon", resp. Veiling en Afslag van:
Een Hofstede met Bouw- en Weilanden
- Dirksland, in polder Dirksland, eroot
1.71.IS HA. (25 Gem. 151 R. V. maat).
6.78.01 H.A. (14 Gem. 229 R. V. maat)
ouwland aldaar, en r. 13.15.80 HA. (28
em. 195 R. V. inaat) Bouwland, te Melis-
ant (vroeger Onwaard), in den Polder N.-
raaijer. Met de op al die landen staande
ewassen. In diverse perceelen en combina-
en. Dadelijk te aanvaarden. Ten verzoeke
•an Mevr. de Wed. G. L. Warnaer G.Lzn.-
osschieter te Dirksland.
Notaris VAN DER SLUYS.
DONDERDAG 2 AUGUSTUS 1934,
ij Inzet in het Café Keijzer,
DONDERDAG 9 AUGUSTUS 1934, bij
fslag in het Café Van der Plaat, telkens
es namiddags 3 uur (Zomertijd): Het
cuw gebouwde Café te Den Bommel, toe-
ehoorende aan M. van Sint-Annaland.
Notaris VAN BUUREN.
ZWIJNERIJ
Een noodslaehting aan boord.
et de Middelharnisser boot heeft de vee-
ndelaar J. K. een reisje gemaakt van
d aan 't Haringvliet naar Rotterdam, in
t gezelschap van een varken. TjjdeDS de
s verklaarde K., dat het dier zuj ziek
s geworden, dat het noodzakel(jk moest
rdeo afgemaakt. HO verrichte een nood-
chting, haalde de ingewanden uit het
daver en wierp deze overboord.
Toen de boot aan de Boompjes alhier aan-
am, verscheen er een slager metslagers-
reedschap en twee manden. Juist maakte
ze slager aanstalten om het varken in
kken te bakken, toen er politie verscheen,
arna de slager er hals over kop vandoor
g. K., die eveneens wilde vluchten, werd
grepen. Er is proces-verbaal tegen hem
gemaakt, wegens het niet doen van aan-
Ite van een noodslaehting. Het varken is
beslag genomen en naar het abattoir
rvoerd, waar bleek, dat het dier, dat te
de Tonge was gekocht, aan vlekziekte
d geleden. Uit het feit, dat de slager
eds met zijn gereedschap en manden ge-
ed stond, leidt de politie af, dat de geheele
schiedenis met de noodslaehting een door
stoken kaart is geweest en dat het in de
doeling heeft gelegen het varken aldus
clandestiene w(]ze in den consumptie-
ndel te brengen, hetgeen dan door het
dige ingrijpen van de politie is voorkomen.
Het onderzoek wordt voortgezet, teneinde
zijner tijd dit varkentje verder te kunnen
asschen.
De Centrale Proeftuin
voor
Goeree en Overflakkee
te Mlddelharnls (Langeweg)
Is op eiken werkdag voor belangstel-
enden GRATIS TOEGANKELIJK
Desgewenscht geeft de tuinman alle
Inlichtingen, die mochten worden ver-
I <n{rd
Prijs per kwartaal
Losse nummers
f 1
0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels.,1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
16E JAARGANG. - N°. 74
Verkeerde methoden!
We komen terug op een plaatselijk be
richt in ons vorig nummer. We lezen daar
in, onder Nieuw-Helvoet, dat het kamp
geld, dat eens f 0,25 per week bedroeg,
thans is verhoogd tot f 0,75 per dag.
Laten we de kwestie van het kampeeren'
in onze duinstreek eens bekijken, opdat
er beter licht schijne over deze geschiede
nis. Er is niets zoo ongelukkig tegenwoor
dig, als die onhebbelijke en onverdiende
kampeerverboden, die er gemaakt wor
den, en niets zoo onbillijks. Wanneer we
de menschen eens in deze twee catagorieën
verdeelen, en daar van uit willen gaan.
De eerste categorie zijn de menschen van
de stad. Zij leven tusschen huizen, trams,
auto's en „moderne beschaving" als bios
coop, dancing, cocktail enz. Hun leven is
niet benijdenswaardig, waarachtig niet. Wie
in deze warme zomerdagen in de stad
komt, dankt den Hemel, dat hij er weer
uit kan. Het is geen pretje in de stad te
wonen.
De tweede categorie zijn de plattelands-
menschen, wij zouden willen zeggen „wij".
In den winter is het hier weer niet aan
genaam, het is er koud, we hebben weinig
vertier, wij kunnen af en toe een reizende
bioscoop bezoeken, we hebben uitvoerin
gen van amateur-tooneelclubs, dikwijls
niet onverdienstelijk, we hebben onze
zangvereenigingen enz. Maar met dit al,
in den winter is ons leven op Jhet platte
land toch niet je dat. Al zeggen we ook
dit, het gaat best, als je er je in weet te
schikken.
En dat, wat je niet hebt dat is
het meest aantrekkelijk. Wij, plattelanders,
zouden die steedsche genoegens wel wat
dichter bij willen hebben, zonder nochtans
de keerzijde van die medaille ie willen
aanvaarden. Wij vinden het prachtig, dat
we een dikwijls goede en mooie natuur
bij ons hebben, wij aanvaarden de rust
van het landelijke om ons heen als iets
gewoons, zonder te willen begrijpen hoe
ontzaglijk weldadig deze kalme en vaak
sereene rust voor ons allen is. Wij aan
vaarden de weldoenende schoonheid van
ons duinlandschap als iets natuurlijks.
En we denken er weinig bij na.
Maar nu de stadsmensch. Voor hem is
die drukte in de stad op den duur walge
lijk, zij kunnen het niet uithouden in die
sfeer te leven, en als dan de warmte komt
het trillende licht over de straten flikkert
dan zoeken zij den weg naar buiten.
En ziehier nu eigenlijk het conflict, de
stadsmensch, die naar buiten wil, en de
plattelandsch-mensch die zegt, blijf jullie
maar lekker in jullie steden, het platteland
is van ons, en je blijft er af.
Dat is heel het plattelandsch-egoistisch
standpunt van al die kampverboden, die
FEUILLETON.
OU'IDA
Naar het Engeisch door
C. BAARSLAG.
41)
De meisjes uit het volk worden op straat eene
prooi der verleiding; de wereld beJaagt de dochters
der rijken, en niet zelden ook houdt de eene vorm
van prostitutie, zoowel als de andere, zijne slacht
offers „gevangen, in den kerker harer eigene ver
dorvenheid."
HOOFDSTUK X.
Het sneeuwde in Weenen. De sneeuw iag dik op
tie vlakten en wegen in den omtrek, en de Donau
bevroor.
„Het kan in Moskou nauwelijks kouder zijn,"
zeide Corrèze met eene huivering, terwijl hij zich
in zijne peis wikkelde en het opera-gebouw verliet
onder de iuide toejuichingen der menigte, na zijn
laatste optreden in Romeo en Julia. Op dien vinnig
knoeien avond was hij onder een bloemenregen ais
bedolven; hij had het met tegenzin gezien; maar
Gatwisten zijn vereerders niet, en al hadden zij het
geweten, zij zouden er zich toch niet aan gestoord
hebben. Rozen en viooltjes, hyacinten en witte
seringen, viefen aan zijne voeten en werden langs
zijn pan en in zijn rijtuig gestrooid alsof 't April in
rijk 7'n'''cn was, in piaats van November in Oosten-
Zooeven had een keizer nem de hahd gedrukt;
een ring min briljanten van de hoogste waarde was
nern juist d,mr cen gejzerjn aan den vinger gesto
ken; de trotsche aristocratie van de wereld had
em gevleid en hulde bewezenhij was ten toppunt
van roem en aanzien, de gevierde man van talent;
en toch zeide hij onrustig bij zichzelven, toen hij al
verhoogde kampgeld-regelingen, die leges-
heftingen. Het platteland is ontzaglijk
egoïstisch, het platteland gunt den bleek
neusjes uit de stad niet de frissche lucht,
de gezonde sfeer van het buitenzijn. Als
ze naar buiten willen, dan kunnen ze be
talen is het wachtwoord. En wie betalen
kan die kampeert dikwijls heel ergens
anders, naar buitenland. Maar wie het niet
kan doen, niet mag doen, omdat hij te
jong is, of geen geld heeft die moet in
Holland blijven en zich dergelijke
methodes laten aanleunen.
We gelooven, dat het ook wel een beetje
gemakzucht is van de plattelandsche ge
meente-besturen om dergelijke bepalingen
in het leven te roepen. Maar dat alles
doet niets af van dit feit, dat het „gemeen"
is om je medemensch het genot van zee
lucht, van het buitenzijn te ontzeggen.
Het zou precies eender zijn als wij, piat-
telandsch menschen in Rotterdam komen
en daar een belasting-ambtenaar aantrof
fen met een bonboekje en dan zou zeg
gen, meneer, verschuldigd als „bezoek-
geld" f 0,75 per dag. We zouden ver
moedelijk op onze achterste beenen staan
en het beroemde gezegde voor den dag
halen, in ons vrij Nederland is dat onge
past
En zoo zijn die heele kampgeld-regelin
gen, die kampeerverboden grootendeels
ongepast. De minder-bedeelde stadsmen-
schen, die niet in pension kunnen moeten
in de gelegenheid gesteld worden naar
buiten te künnen gaan. Wij mogen niet
zoo misselijk zijn hen hun uitgang te be
letten. Wel mogen we bepalingen
maken, redelijke bepalingen, waaraan zij
zich houden moeten. Dat is ons platte-
landsch-recht. wij mogen om te beginnen
van hen eischen, dat zij zich naar ons
gebruik richten, dat is, na tienen geen
lawaai in de kampen, dat zij zich netjes
en behoorlijk gedragen, dat zij zich iaten
registreeren b.v. op het gemeentehuis en
daar zich legitimeeren, opdat het gemeen
tebestuur weet wie er zijn. En dan, vooral
streken als Oostvoorne, Rockanje, Oud
dorp, Goeree, zulke gemeenten hooren
een officieel kampterrein te hebben, waar
op een klein kampgeld geheven wordt.
De gemeente-veldwachter kan heel goed
optreden als beheerder van het kampter
rein, om de noodige orde te houden. En
dan, een apart gedeelte voor dames, voor
gehuwden en voor heeren.
We weten, hoe hotels tegen dergelijke
kampterreinen zijn, maar de inwoners en
vooral de neringdoenden varen er wel bij.
Wij hoorden kort geleden, hoe Oostvoorne
verleden jaar 6.000 kampeerders afscheep
te, men bedenke eens, wat dat beteekent
voor de neringdoenden. Zes duizend por-
tie's aardappelen en zes duizend brooden,
zes-duizend halve pondjes vleesch enz.
per dag I Al deze dingen zijn den nering
doenden daar ontgaan. En behalve, wat
zoo de hotels toch nog krijgen, de limo
nade, die men koopt, het glas bier, dat
men drinkt, enz.!
Schrijver dezes, die zelf heel veel ge
kampeerd heeft, kent het genoegen van
heel dichtbij van het buitenleven, en daar
om gunt hij het zijn mede-menschen
gaarne. Laien wij allen dit begrijpen, dat
ieder mensch recht heeft op zijn volle ge
zondheid, en als hij dit wil inhalen in zijn
vacantie, dan is bet misdadig dit tegen
te gaan. Maar omgekeerd, wij mogen be
palingen maken in den zin als hierboven
genoemd, om deze gasten te leiden in de
richting zoo wij het willen en zoo het
maatschappelijk gesproken, noodig is. En
daarmee zuilen de kampeerders gaarne
instemmen. Met kampeerverboden, met
ongerijmde hooge kampgelden bereiken
we groote ontevredenheid, en onthouden
we de frische lucht aan hen die bet hoog
noodig hebben.
En thans is het woord aan de gemeente
raden en Vereenigingen, die het Vreem
delingen verkeer heeten te bevorderen.
Mogen zij, na deze voorlichting de juiste
wijsheid betrachtenJ. B.
Als de zon fel op
Uw huid heeft ingebrand, geneest Gij Uw pijn
lijke huid bij uitstek met Tn/\f
Doos 30,60, Tube 80 ct. f-* |J M
(Adv.)
die bloemen om zich heen zag vallen:
„Als ik oud ben en niemand meer op mij let, zal
ik op dezen avond, en andere avonden als dezen,
terugzien, als op een verloren Paradijs; waarom, in
's hemelsnaam, kan ik er nu geen genot in inden?"
Maar het genot is niet te smaken door de over
weging dat het onze plicht is te genieten; en de
diamanten en de rozen waren hem even onver
schillig als het gejuich der menigte, die in de koude
op straat stond te wachten om hem te zien voorbij
rijden. De eerekrooti van een groot zanger schittert
met zeldzamen luister; maar hij hechtte er geen
waarde aan. De rozen deden hem denken aan een
roosje, dat hij geplukt had uit een egelantierhaag
aan den voet van eene rots aan zee.
Met zulke zonderlinge grillen kwelt het lot soms
het genie.
Hij ging soupeeren bij eene zeer voorname dame,
schoon als de morgenstond; hij was de afgod van
het feest dat te zijner eere was aangericht, en de
oogen van de vrouw des huizes zeiden hem dat geen
stoutmoedigheid van zijn kant te vermetel geacht
zou worden maar dat alles liet hem onverschillig
en bijna koud. Zij had de rol van Julia van buiten
geleerd, maar hij had die van Romeo vergeten
hij had Romeo in het opera-gebouw achtergelaten
bij zijn Venetiaansch fluweel en oude kant.
Na het souper bij die groote dame, die hij alleen
liet, ging hij met zijne makkers naar het bal van het
Elysium in de onderaardsche gewelven der stad,
waar zoo menigen winter de vroolijkheid van de
vlugge kinderen des volks, die daar ver onder de
straat, op de tonen der opwekkende muziek dans
ten en rondzwierden, hem vermaakt had. Maar
dezen nacht kon hij er geen behagen in vinden; het
gedwarrel, de gloed van het gaslicht, het gedruisch
en de vroolijkheid schenen hem onaangenaam en
hinderlijk te zijn.
„Die opera begint mij zeker te vervelen," zeide
hij bij zichzelven, meenende dat zijne lusteloosheid
was toe te schrijven aan het doodsteken van Tybalt
en zichzelven op de planken van den grooten
schouwburg. Hij verzocht zijne vrienden en ver
eerders, met eene zekere wreveligheid, hem met
rust te laten, onder voorwendsel van naar zijn bed
r—n
Ambtenarengerecht te Rotterdam.
HET ONTSLAG VAN DEN
DIRECTEUR VAN HET GASBEDRIJF
TE MIDDELHARNIS.
Een jaar voor het bereiken van den
pensioengerechtigden leeftijd na 22
dienstjaren.
Voor het ambtenarengerecht te Rotterdam
gepresideerd door mr. dr. H. J. D. van Lier,
is Woensdag in een zitting, die geduurd heeft
van 's morgens tien tot 's avonds over zessen
- waarna de behandeling werd geschorst, -
de zaak behandeld van den heer K. Blokhuis,
voormalig directeur van het gemeentelijk gas
bedrijf te Middelharnis-Sommelsdijk, eischer,
contra het bestuur van genoemde gemeenten.
Gemachtigde van eischer was mr. K. J. van
Nieukerken, uit Amsterdam; voor gedaagde
trad op mr. Th. A. Fruin, advocaat te Rotter
dam.
De zaak berust hierop, dat de heer Blok
huis opkomt tegen zijn ontslag als directeur
van genoemd bedrijf, ongeveer een jaar vóór
het bereiken van den pensioengerechtigden
leeftijd, na een staat van dienst van ruim
twintig jaren. Over dit ontslag is al heel wat
te doen geweest, mede in verband met in
gezonden stukken, welke eischer, naar aan
leiding er van, in verscheidene bladen heeft
gepubliceerd.
In de vergadering van de commissie van
beheer der gasfabriek Middelharnis-Sommels
dijk is eerst, op grond van artikel 45 van he
Ambtenarenreglement besloten, den direc
teur in zijn functie voor twee maanden te
schorsen, met verbod om gedurende den tijd
dier schorsing de fabriek of het kantoor daar
van te betreden. Dit besluit was gegrond op
te verlangen. Hij ging naar zijne prachtige kamers
in een der eerste hotels, stak eene sigaar op en ge
voelde zich vermoeid en verdrietig. De kamers
lagen vol bloemruikers, kransen, geschenken en
briefjes; en daaronder eene groote gouden vaas, een
nieuw geschenk van den keizer, met twee reliefs,
die de geschiedenis van Orpheus en van Amphion
voorstelden.
Maar Corrèze keek er geen tweemaal naar. In
plaats daarvan zag hij een Fransche courant in, die
hij op zijn stoel had geworpen toen zijn knecht hem
dien avond te zeven uur gewekt had, zeggende dat
het tijd was om naar den schouwburg te rijden. Hij
had het blad toen in zijne hand verfrommeld en
neergeworpen; nu nam hij het op, en zag weder de
kolom in, waar eene aankondiging stond van het
aanstaand huwelijk van Prins Zouroff.
„Haar aan zoo'n beest te geven!" mompelde hij,
terwijl hij die aankondiging nog eens overlas. „In
de dagen van Moloch waren de moeders beter en
liefderijker!"
Daarop frommelde hij het blad weder ineen, en
wierp het in liet vuur.
Wat hem dien avond verdrietig had gemaakt was
niet het doorsteken van Tybalt.
„Wat gaat het kind mij aan?" zeide hij bij zich
zelven, terwijl hij op zijn bed neerviel. „Zij kon
nooit iets voor mij zijn, en toch..."
Evenwel scheen de geur der bloemen hem te
hinderen; hij dacht aan den geur van die roos uit
de egelautierhaag aan den voet van de rots aan zee
geplukt.
Den volgenden middag vertrok hij uit Weenen
naar Moskou, waar hij een engagement voor twintig
avonden had alvorens naar St. Petersburg te gaan,
waar Jiij zich voor de eerste weken van het Russi
sche Nieuwejaar verbonden had gastvoorstellingen
te geven.
Uit Moskou schreef hij aan Lady Dolly. Toen
deze zijn brief ontving, weende zijzij kreeg er eene
crise dc nerfs van. Toen zij las wat hij schreef, werd
zij bleek en huiverde een weinig; maar zij ver-
brandde den brief, en daar liep het mee af.
Nog dagen en weken later huiverde zij echter als
zij aan dien brief dachtmaar hij bracht geen ver-1
de wijze van optreden van den directeur in
het algemeen en in het bijzonder op een brief,
welke deze op 22 December van het vorige
jaar aan de commissie had geschreven en
waarin hij zekere schriftelijke instructies
vraagt aan de commissie, welke vragen geen
andere bedoeling zouden kunnen hebben dan
om nieuwemoeilijkheden te doen ontstaan,
die moesten leiden tot verstoring van de nor
male behandeling van de zaken op de fabriek.
Voorts de weigering van den directeur, om
uitvoering te geven aan een besluit van de
commissie, dat strekte om aan de twee oudste
gasfitters der fabriek op te dragen, om beurte
lings een maand lang, onder hoofdleiding van
den directeur, de fabriek te behandelen. De
heer Blokhuis had aan een dier fitters den
toegang tot de fabriek ontzegd.
Ten derde was den directeur verweten
herhaaldelijk bedragen boven de 250 uit te
geven zonder toestemming van den voorzitter
van de commissie, waartegen deze laatste reeds
herhaalde malen zonder resultaat zou hebben
geprotesteerd. Tenslotte noemt het schor
singsbesluit herhaaldelijk nalatig blijven van
den directeur om woningen aan het gasnet te
doen aansluiten, niettegenstaande het aan
dringen van bewoners en gascommissie.
Anderhalve maand later, 16 Februari j.l,,
verleent de commissie van beheer den direc
teur eervol ontslag, wegens ongeschiktheid, voor
zijn betrekking
In de ontslag aanzegging schrijft de com
missie, dat zij de ernstige grieven welke tot
de schorsing hebben geleid, ten volle hand
haaft. Zij meent, dat het optreden van den
directeur het gasbedrijf in de laatste jaren aan
zienlijk heeft geschaad en zeer groote ont
stemming heeft verwekt bij de ingezetenen
van de gemeente. De stemming daar zou
sinds de schorsing van den heer Blokhuis ten
zeerste zijn verbeterd. De commissie is niet
geslaagd in haar pogingen na de schorsing om
tot een minnelijke beëindiging van de functie
van den directeur te komen.
Wij ontleenen voorts nog aan het stuk: „De
heer Blokhuis heeft zijn functie van directeur
jaren lang vervuld; het gasbedrijf heeft aan
hem verplichtingen, terwijl van eenige oneer
lijkheid bij hem nimmer een spoor is gebleken.
De groote moeilijkheden der laatste jaren acht
de commissie te wijten aan het karakter van
den heer Blokhuis, dat bij het klimmen zijner
jaren steeds lastiger is geworden, zoozeer dat
thans een behoorlijke uitoefening van zijn
functie hem niet meer mogelijk is. De com
missie is daarom tot de conclusie gekomen,
dat het eervol ontslag, dat in het belang van
de gasfabriek niet kan uitblijven, niet als dis
ciplinaire straf behoort te worden gegeven
(artikel 42 ambtenarenreglement, red.) doch
krachtens artikel 50 van het reglement wegens
ongeschiktheid."
Naar aanleiding van den langdurigen dienst
van den directeur en de vroeger door dezen
verleende belangrijke diensten, kent de com-1
missie dezen boven zijn salaris een vergoeding
toe overeenkomend met de helft van zijn
salaris per maand, na aftrek van de verplichte
pensioenstorting, en wel tot 1 April 1935.
Er werden op de zitting allereerst twee
deskundigen gehoord, irs. M. van der Horst
en J. Ploegen, directeuren, respectievelijk van
de gemeentelijke gasbedrijven te Amsterdam
en Apeldoorn. De verklaringen omtrent hun
bevindingen kwamen er op neer, dat de com
missie wel eenigermate buiten haar bevoegd
heid was getreden door zich in min of meer
technische aangelegenheden te mengen, en
voorts, dat den directeur geen laakbaar beheer
kon worden verweten.
andering in haar besluit teweeg, en zij dacht er geen
oogenblik over er naar te werk te gaan.
„Ik zal hem niet antwoorden," zeide zij bij zich-
zelve. „Hij zal denken dat ik den brief niet ont
vangen heb, en ik zal hem, evenals ieder ander,
eene kennisgeving zenden. Als het huwelijk eens
tot stand is gekomen, zal hij niets zeggen. Hoe zon
derling 't ook zijn moge, Corrèze is een gentleman;
dat komt zeker omdat hij zooveel onder ons heeft
verkeerd."
Onder de vele prachtige bruidsgeschenken kwam
er een anoniem, en waarvan niemand den gever
kende. Het gaf aanleiding tot velerlei gissingen en
aanmerkingen, want de naam van den juwelier,
die het gemaakt had, ontbrak zelfs. Het was een
halssnoer van opalen, keurig bewerkt en van groote
waarde, en als een medaillon hing er eene diaman
ten roset aan, als eene ster geslepen; onder de ster
was eene mot van saffier en paaricn, en onder de
mot eene vlam van robijnen. Een en ander was zóó
gemaakt, dat de mot nu eens de ster raakte dan
weder tot de vlam nederzonk. Voor Verc was er
geen woord bij noodig om te weten van wien het
kwam. Maar zij bewaarde het stilzwijgen.
„Een zonderling geschenk," zeide Prins Zouroff,
toert hij het, bij zijne komst tc Parijs, zag. en zijn
gelaat betrok: daar moest eene beteekenfs of eene
herinnering achter schuilen, dacht hij.
't Was onder al de geschenken het ecnigc, dat
Vere aan hare lippen drukte en waarop hare tranen
vielen.
„Ik moet tot de vlam nederzinken!" dacht zij,
„en hij zal nooit weten dat het mijne schuld niet is;
hij zal nooit weten dat ik dc ster niet vergeten heb!"
Maar zij weende slechts heinelijk. Voortaan zou
haar gcheelc leven niets anders zijn dan êen leven
van stille en bedwongen smart. Tot zulk ecen levens
lange opsluiting doemt de weield hare martela
ressen.
Sommigen beginnen smaak te vinden in hare
kerkermuren, en geven de er voorkeur aan boven
licht en vrijheid: anderen verfoeien ze in stilte tot
dat de dood haar er uit verlost.
Het zonderlinge geschenk verdroot Zouroff, om
dat hij er niets van kon begrijpen. Hij sprak er Vere
De burgemeester van Middelharnis-Som
melsdijk, den heer L. J. den Hollander, als
getuige gehoord, gewaagde van voortdurende
klachten van den voorzitter van de gas
commissie, naar aanleiding van de wekelijk-
sche besprekingen welke dit college met den
directeur had. Noodgedwongen is de commis
sie toen overgegaan tot de getroffen maat
regelen. Er moest ingegrepen worden, omdat
de bijeenkomsten haast geen voortgang meer
konden vinden. De toon in de vergaderingen
was zeer geprikkeld en de heer Blokhuis was
hiervan de oorzaak. In de gemeente heerschte
volgens getuige ook wel degelijk verstoordheid
ten aanzien van den directeur.
Allerlei uitlatingen, die als symptomen van
de geprikkelde stemming zouden kunnen gel
den, worden dan uitvoerig besproken.
De president; Is het al die twee-en-twintig
jaar zoo geweest?
Getuige: Er waren ook wel rustige perioden
natuurlijk. Dat het juist zoo kort vóór dat de
directeur den pensioengerechtigden leeftijd
ging bereiken tot een breuk kwam, is te wijten
aan het feit, dat samenwerking niet meer
mogelijk scheen.
De president: Kunt u in particuliere ge-
sprekken of op een vergadering wel eens heb
ben gezegd, dat het bedrijf maar moest worden
verkocht om van het gezanik af te zijn?
Getuige: Dat is wel mogelijk.
De voorzitter van de gas-commissie, Joh.
Struik, landbouwer te Middelharnis, wordt
dan als getuige gehoord. Hij deelt mede, dat
de gespannen verhoudingen tusschen direc
teur en commissie zich de laatste jaren hebben
verscherpt.
De president: Sedert u in 1931 voorzitter
werd?
Get. zegt, dat dit niet precies het geval is
geweest, en vertelt in bijzonderheden alle
dingen waarmede de directeur de commissie
en de gemeente heeft geïrriteerd. Er komen
een vergiftigde kat, de Nederlandsch Her
vormde gemeente, scheldwoorden, beleedi-
gingen en andere voorvallen ter sprake. Ge
tuige verklaart, dat als hij zich op het kantoor
van den heer Blokhuis vertoonde, deze hem
al begroette in dreigende houding en met zin
nen als: „Je moet er geen particulier klachten
bureau op na houden voor Jan, Piet en Klaas"
en: „Bemoei je toch niet met de technische
aangelegenheden." Maar, aldus getuige, als je
dat niet doet dan zeggen de burgers: Wat heb
je aan die gascommissie!
Eischer verzoekt den president alle gevallen
van klachten die nu te berde worden gebracht
op te laten schrijven, dan zal hij zich stuk
voor stuk voor alle verantwoorden.
Getuige M. Joppe is de secretaris van de
commissie. Hij is gekomen om de leelijke
woorden die de heer Blokhuis tegenover de
commissie zou hebben uitgesproken, op te
halen. Het eerste leelijke woord is „hannesen".
Voorts heeft de directeur eens gezegd, dat de
commissie niet met haar tijd meegaat. Eens
heeft hij gedaan, alsof hij zijn jas wou uit
trekken en gezegd: „We zullen dueileeren",
toen men geërgerd was.
De heer Blokhuis merkt op, dat de moeilijk
heden in den omgang met de commissieleden
en de gemeentenaren voor een heel groot deel
zijn voortgekomen uit het feit, dat men in
Middelharnis-Sommelsdijk niet het minste
gevoel voor humor bezit en dat de menschen
daar elke notie van sarkasme en ironie of spot
ten eenenmale ontbreekt; zij begrijpen hierop
gebaseerde uitlatingen in het geheel niet en
worden dan boos.
De volgende getuige, gepensionneerd post
ambtenaar en lid van de gascommissie en van
volstrekt niet over, want hij was van meening dat
eene vrouw nooit de waarheid zegt; maar hij zocht,
door middel van zijne vele onderhoorigen en agen
ten, er achter te komen wie de gever was, Dit mocht
hem echter niet gelukken; niet omdat Corrèze juist
bijzonder moeite had gedaan om geheim te houden
dat het van hem kwam, maar louter door toeval.
Corrèze had, eenige jaren geleden, de steenen
van een Perzisch koopman gekocht, zelf het dessin
geteékend en het aan een jong juwelier in Galiciè',
wien hij op de jaarmarkt van Novgorod eens van
dienst was geweest, ter bewerking gegeven. Het
werk was juist af en hem gezonden toen de Galieiër
stierf aan dien verschrikkelijkcn vorm van typhus,
die in Rusland als eene pest is. Alle onderzoek, dat
Zouroff in Parijs liet doen, was dus te vergeefs, en
van lieverlede dacht hij niet langer aan het me
daillon.
Nog iets anders kwam er in die dagen, dat Vere
trof als het mes, dat Iphigenia's hart doorboorde.
Het was een brief van Bulmer Chase.
„Ik zie dat gij het kind uwer moeder zijt," schreef
de strenge oude v rouw, die haar zoo teeder Jiad
liefgehad. „Gij zijt dwaas, grillig en ijdel, en aan
wereldzin overgegeven, evenals zij. Gij hebt niets
van mijn overleden zoon in u, anders zoudt gij u
niet verkoopen aan de eerste de beste rijke man, die
u ten huwelijk vraagt. Schiijf mij niet verwacht
niet ooit weer iets van mij te hooren; gij zijt voor
mij alsof gij nooit bestaan hadt; en als gij, in uw
rampzalig huwelijk, uwe eer en uw goeden naam
verliest zooais wel te verwachten is, want huwe
lijken zonder liefde wekken den toorn des Hemels
en loop,:n meestal op nog meer zonde uit bedenk
dan wel dat ge bij mij geen hulp of troost zult vin
den. Op uw verzoek was ik bereid mijne hand en
mijn hart voor u te openen, maar nu doe ik het
nimmer, hoe gij er ook behoefte aan moogt hebben.
Ik beklaag u, en ik veracht u; want als gij u over
geeft aan een man, dien gij niet achten of beminnen
kunt, zijt gij niet beter dan dc schaamteiooze vrou
wen, van wier bestaan ik u eenige weken geleden
evenmin gerept zou hebben als ik er aan dacht u
een oorveeg te geven."
(Wordt vervolgd).