EERSTE BLAD Leest„Onze Eilanden" DANKWOORD VAN H.M. DE KONINGIN. Bestaat er recht op werken RECHTZAKEN MOTTEN. WOENSDAG 18 JULI 1934 Maandagmiddag halfeen heeft H.M. de Koningin de volgende rede tot haar volk gehouden Het is mij een behoefle des harten mijn volk, zoowel hier te lande als in Neder- landsch-Indië, Suriname en Curasao, mede namens mijn dochter onzen warmen dank te betuigen voor de treffende en geheel eenige wijze, waarop het van zijn gehecht heid en aanhankelijkheid voor mijn innig geliefden echtgenoot bij zijn zoo plotseling verscheiden heeft blijk gegeven, zoowel door den bloemenschat aan zijn baar ge legd, als door den treffenden afscheids groet, hem ten paleize en bij zijn laatsten gang gebracht. Wij zijn dankbaar en ontroerd, dat hij zich door zijn goed hart en vriendelijkheid en eenvoudige inborst zooveel vrienden heeft gemaakt. Dat zijn arbeid voor ons volk en zijne algeheele toewijding aan deszelfs belangen in zoo'n ruimen kring waardeering vinden, vervult ons evenzeer met erkentelijkheid. Moge zijn streven en arbeid door allen, die met hem hebben samengewerkt, met dezelfde toewijding en voortvarendheid worden voortgezet. Behoef ik u de verzekering te geven, dat de spontane en laatste huldeaan hem bewezen en uw hartelijk medeleven en deelnemen in onze smart, voor ons een groote en wezenlijke troost is? Bij hoog tijden en opeenvolgende herdenkingen zijn hechte banden tusschen mijn volk en tus- schen mij en mijn huis gevlochten en leven onvergetelijke herinneringen aan liefde, trouw en aanhankelijkheid voort. Hoezeer hebben wij die in de weemoedige dagen, welke wij dit jaar doorleefden, bevestigd gezien. Ik, weet, dat zijn witte uitvaart uitdruk king en vorm heeft gegeven aan hetgeen in veler harten leeft. Steeds heeft hij an deren opgewekt het nieuwe leven, dat hem wacht, te zien in het licht en de blijd schap, die voor hem aanstaande zijn. Mocht zijn wensch vervuld worden, dat de indruk, dien zijn uitvaart zou achter laten, voor velen een blijvende zegen zij. Wat ons betreft, wij willen niet in de eerste plaats zien op wat wij in onze ge liefde ontslapenen binnen het korte tijds bestek van vier maanden verloren, doch wel op den zegen, dien wij ontvingen,-den zegen van Christus' sterven en opstaan, die juist nu zulk een bijzondere beteeke- nis voor ons kreeg. Wij willen den blik opwaarts richten, naar het Licht, naar den Vrede welke thans het deel zijn van hen, die wij afstonden en ons iederen dag opnieuw met hen ver blijden in hun geluk. Ik dank God voor al hetgeen mij ge spaard bleef, voor hetgeen mijn innig ge liefd kind voor mij is en voor de liefde van mijn volk, aan welks belangen mijn beste krachten te wijden mij steeds een vreugde en voorrecht is. Ik heb gezegd. Dit is een vreemde vraag, zult u denken. Naar ons weten bestaat er in geen enkel wetboek van geen enkel land een bepaling, die het recht op werk uitdrukkelijk bepaalt. Misschien heeft men ten tijde, dat de wetten werden gemaakt niet de noodzaak of de wenschelijkheid van een dergelijke wet gevoeld. Doch hoeveel te sterker wordt de wenschelijkheid van een dergelijke wet heden ten dage door vele menschen ge voeld, door menschen, die gaarne zouden willen werken, doch die eenvoudig geen plaats in het productieproces kunnen vin den of veroveren. Een massale werkloosheid teistert nu reeds vele, vele jaren achter elkaar de wereld. Er zijn slechts zeer weinig landen, die zich hieraan hebben weten te onttrek ken, voorzoover het in de macht van een land ligt de werkloosheid in te dammen. Wij willen ons thans niet bezighouden met de oorzaken van de werkloosheid, oorzaken waarover de sociologen en econo men het niet eens zijn kunnen worden. Wij volstaan hier slechts met het consta- teeren van het feit. Elke beschaafde samenleving erkent het recht van leven van zijn leden. Niemand zal aan den honger worden prijsgegeven. Dit wordt terecht als een misdaad be schouwd. Van honger omkomen in den meest letterlijken zin van het woord zal dus niet vaak voorkomen. En mocht het al eens een keer gebeuren, dan is dit een gevolg van onwetendheid of onmacht. Als een land, dat door hongersnood geteisterd wordt, zijn in nood verkeerende bevolking niet kan helpen, dan springt de andere wereld meestal bij. Wij hebben dit gezien bij den hongersnood in Rusland, in China, wij hebben het gezien toen Oostenrijk en Duitschland zijn kinderen niet vermocht te voeden. Men ziet dus dat er een inter nationaal recht op .leven bestaat. De voor waarde om in leven te blijven is in de eerste en voornaamste plaats: eten. Maar dit eten komt niet zoo maar uit de lucht vallen. In de moderne samenleving wordt dit eten verhandeld. In de prilste oudheid en bij sommige onbeschaafde volksstam men van tegenwoordig misschien ook nog was het eten van iedereen, zooals tegen woordig de iucht nog van iedereen is. Immers iedereen mag vrijelijk de lucht inademen, voor zoover deze niet in cylin ders is samengeperst en handelswaarde heeft verkregen. Maar in de moderne, beschaafde samenleving zijn die toestanden van eertijds voorbij en kan men hoogstens in de herfstmaanden beukennootjes zoe ken en bramen plukken zonder er geld voor neer te tellen. Eten kost geld en geld is gecondenseerde arbeid, is het resultaat van arbeid. In het algemeen kan men slechts geld maken door te werken, het logische tegendeel is natuurlijk, dat wie niet werkt, geld verslindt. Het oude spreek woord Wie niet werkt, zal niet eten, is ook tegenwoordig nog van toepassing. In de dagen dat dit spreekwoord is ont staan was het dus vanzelfsprekend dat men ook gelegenheid had tot werken. Tegenwoordig is het echter zoo gesteld, dat de gelegenheid er niet of althans maar in zeer beperkte mate is. Wij zijn voorstanders van het „wie niet werkt, zal niet eten", maar wij zijn van meening dat er dan ook een recht op werken moet zijn, dat ieder mensch werk kan eischen. Zoo'n eisch heeft met geen enkele politieke levensbeschouwing iets uit te staan. Het is een elementaire levens- eisch. Een mensch is van nature bestemd tot werken. Zijn beenen, zijn armen, han den, ooren en oogen en niet in het minst zijn hersens zijn er alle voor berekend om te werken. Een mensch die niet werkt, verslapt, degenereert, wordt lichamelijk en zielkundig ziek. Een groot gedeelte der zielsziekten van den tegenwoordigen tijd wordt gerecruteerd uit het groote leger werkloozen en uit menschen, wien het Damocleszwaard der werkloosheid boven het hoofd hangt. In de meeste beschaafde landen zorgt de overheid wel voor ondersteuning der werkloozen, erkent dus het recht op leven. Enkele landen doen dit niet en verwijzen de werkloozen naar de publieke weldadig heid. Het zijn voornamelijk landen, waar het begrip [geld verstard is tot een op zichzelfstaand, afzonderlijk begrip, dat met werken maar heel weinig heeft uit te staan. In een gezonde samenleving behoort er werk te zijn voor iedereen. Waar dit helaas niet het geval is, mogen we dus niet spre ken van een gezonde samenleving. Nu, dit doen wij dan ook niet, maar door van een zieke samenleving te spreken komt men niet verder. Gelukkig begint er hier en daar in de wereld kentering te komen, begint men in te zien, dat een mensch recht op werken heeft, een recht, dat te lang niet erkend werd, en verdrongen werd door de zucht om louter winst te maken, winst, die aan de samenleving werd onttrokken. De overheid heeft wel zeggingsschap over de werkloozen, mag en móet wel de ondersteuningsgelden uitdegemeenschaps- kassen opbrengen, zou deze overheid dan niet het recht en de macht hebben inplaats van dat geld werk te geven, werk in alle mogelijke branches. Niemand mag zich onttrekken aan de verplichting om belas ting te betalen. Maar is het ook geen plicht van den staatsburger, die daartoe in de gelegenheid is werk te verschaffen? Zeg niet, dat is een zaak, waarmee de overheid niets te maken heeft. Dezelfde overheid moet voor elkeen die ontslagen wordt en geen middel van bestaan heeft, opkomen. En u en ik en allen, die het voor recht hebben wel te werken, moeten voor de werkloozen betalen. Ja ook, hij die eens werk verschafte, moet zijn deel bij dragen door opnieuw verhoogde belastin gen. Werken alleen verschaft rijkdom. Zoo lang men deze waarheid niet terug vindt, die thans onder woorden als crisis en malaise bedolven is, zal de wereld verder verarmen. Zoodra men erkent, dat alleen werken de wereld er weer boven op kan brengen, dat er een recht op werken be staat, zal de toestand weer gezond worden. Het wordt tijd, dat men in de toekomst dit recht op werken nauwkeurig vastlegt. Naast een recht, is het ook plicht, te wer ken. Niemand zal zich daaraan mogen onttrekken. Misschien, dat de menschheid juist in deze dagen nu de nood het hoogst is weer tot bezinning komt en de teloor gegane normen van een gezonde maat schappij weer terug vindt. KANTONGERECHT TH SOMMELSDIJK. Zitting van Vrijdag 13 Juli 1934. (Vervolg.) C. J. G., 70 jschipper, overtreding beurt- vaartregeling. G. geeft toe, maar hij deelt mede, dat hfj permissie had de lading in te nemen. De kaart was naar den agent IJ. gezonden, die ze niet doorstuurde, volgens G. Hjj heeft Zaterdag, in plaats van op Zondag gevaren. J. P. S., 41 j., secretaris der bevrachtingsr commissie te Dordrecht, als getuige gehoord, bljjft by zy n verklaring, volgens het proces verbaal. Uit de toelichting biykt, dat ver dachte de goederen verkocht zou hebben i te leveren aan de zeeboot. Getuige M. K., commissionnair, geeft toe de landbouwproducten te hebben ingeladen en opdracht te hebben gehad, ze te koopen voor G. Van S., 51 j., controleur te Stad aan 't Haringvliet, heeft gezien dat de aardappelen geladen werden. Het O.M. acht beide overtredingen be wezen en eischte f SO of 6 dagen hechtenis en f 100 of 20 dagen hechtenis. Uitspraak samen 45 of 11 dagen hech tenis. J. B., 39 j., schipper te Den Bommel, over treding beurtvaartregeling. Verdachte ontkent ten deele en heeft voor de andere vergunning gehad. J. P. M., commissionnair te Den Bommel, als getuige gehoord, geeft toe de lading te hebben gegeven. B. heeft altijd voor hem gevaren. J. P. S., secr. der bevrachtingscommissie te Dordrecht, deelt mede, dat 7 der lading is ontdoken, door te varen zonder toestem ming. Het O M. achtte de feiten bewezen en vorderde 4 x 30 of 4 X 6 dagen hechtenis. Uitspraak 4 x 15 of 4 x 5 dagen en vrijspraak voor een overtreding. J. P. M., koopman te Den Bommel, heeft lading gegeven in voornoemde zaak. Hjj geeft toe. Eisch 4 x 30 of 4 X 6 dagen hechtenis. Uitspraak 4 x 15 of 4 x 3 dagen en vrjjspraak voor twee feiten. J. V., 42 j., schipper te Sommelsdijk, over treding beurtvaartbevrachting. Verdachte geeft toe, er zijn 18 procesr sen-verbaal tegen hem opgemaakt. T. B., 64 j., weger, als getuige gehoord, heeft gezien dat de landbouwproducten wer den ingeladen. Eisch 18 x 30 of 18 X 6 dagen hech tenis. Uitspraak 18 X 16 of 18 X 3 dagen hechtenis. T. v. d. D., koopman, te Sommelsdijk, heeft de inlading in voornoemde zaak gegeven. Eisch 17 x 30 of 17 x 6 dagen hech tenis. Uitspraak 17 x 15 of 17 X 5 dagen hechtenis. J. v. O., 18 j., bakkersknecht te Helissant, heeft een ruit stuk gegooid. Verdachte ontkent. H. v. d. M., 20 j., arbeider te Melissant, heeft wel gezien dat verdachte gooide, maar geen ruit kapot gooide. Wordt aangehouden. Mej. M. H., 23 j zonder beroep te Nieuwe Tonge, heeft een band van een fiets laten leeg loopen op 1 April bij wijze van 1 April grap. Mej. S. K 16 j getuige, heeft dit gezien. Uitspraak 3 of 2 dagen hechtenis. B. S., 19 jveldarbeider te Oude Tonge, heeft een aanrijding gehad met de fiets en had niet goed uitgeweken. C. v. d G., 31 j., koopman te Middelharnis, was aangereden. Eisch 10 of 2 dagen hechtenis. Uitspraak 8 of 4 dagen. G. V., 20 j., chauffeur te Dirksland, over treding motor- en r(jwielwet, waardoor het verkeer in gevaar is gebracht. A. v. d. S., 25 j., landbouwer te Dirksland, zat in den auto die aangereden werd en bestuurd door B. P. de R., 20 j., als getuige a décharge gehoord, verklaart dat B. gezegd had, dat V. vroeg genoeg signaal had gegeven. Mej. M. de R24 j., te Dirksland, als getuige a décharge, heeft gezien dat V. vroeg genoeg richting aangaf. Mej. W. M., 48 j., ook getuige a décharge, heeft de aanrijding gezien en gezien datV. richting gaf. Eisch en uitspraak vrijspraak. A. v. R., niet verschenen, had gereden „onder invloed van sterken drank" te Oolt- gensplaat. J. K., 24 j monteur te Stad aan 't Ha ringvliet, zegt dat v. R. nuchter was. Gezien het ambtseedig proces-verbaal acht het O.M. schuld aanwezig. Eisch 100. Uit spraak 60 en i jaar intrekking rijbewijs. A. v. R. nog eens, heeft gereden terwijl zijn rijbewijs was ingetrokken, 25. J. C. R., 23 j., landbouwer te Dirksland, heeft een paard laten dekken zichtbaar van den openbaren weg. L. J. N., 30 j., veldarbeider te Melissant, als getuige gehoord, heeft het niet goed gezien. J. C. v. d. B., landbouwer te Melissant, verklaart dat het paard niet gedekt is. O.M. achtte strafbaar feit bewezen, en eischte 5 of 1 dag hechtenis. Verdachte verweert zich. Uitspraak 3 of 3 dagen hechtenis. L. d. Br., niet verschenen, overtreding Tarwewet. J. C. M 42 j., molenaar te Sommelsdijk, wordt als getuige gehoord. O.M. acht bewezen dat er een overtreding is geweest en vorderde 70 of 15 dagen hechtenis. Uitspraak 70 of 15 dagen hechtenis. J. v. K 57 j., landbouwer te HerkiDgen, overtreding Motor- en rtjwielwet. O, 16 j., kappersbediende, reed op zjjn fiets, was aangereden door v. K. v. K. beweert dat O. juist hem aanreed. Aan de hand van een schetskaartje wordt de aanrijding nagegaan. W. v. d. W., 25 j., bakker te Melissant, heeft de aanrjjding gezien. J. A. V. N., 51 j., landbouwer te Oude Tonge, wordt als getuige h décharge gehoord. Hij zat in den auto. Het O.M. achtte de overtreding bewezen en vorderde 5 of 1 dag hechtenis;tweede feit, schuldig zonder straf. Uitspraak 3 of 1 dag; tweede feit, vrij spraak. C. H., 32 j., bakker te Oude Tonge, heeft het register, voorgeschreven bij de tarwe wet, niet bijgehouden. H. de L., 32 j., molenaar te Oude ToDge, wordt als getuige gehoord. Verdachte verweert zich. Het O.M. achtte het feit bewezen en eischte 70 of 15 dagen hechtenis. Uitspraak 40 of 20 dagen, met verbeurd verklaring der in beslag genomen tarwe. C. v. V., 29 j,, bakker te Nieuwe Tonge, overtreding tarwewet. Had tarwemeel in voorraad, zonder dat het in het register was vermeld. Eisch 2 x 60 of 12 dagen hechtenis. Wordt aangehouden. G. B., schipper te Dirksland, niet ver schenen, overtreding Beurtvaart-regeling. Eisch en uitspraak 30 of 6 dagen met verbeurdverklaring der in beslag genomen goederen. FEUILLETON. OUID A Naar het Engelsch door C. BAARSLAG. 38) Vere richtte zich op en luisterde, met die ouder- wetsche kinderlijke gehoorzaamheid, die, zooals hare moeder vond, zoozeer in strijd was met hare weerspannigheiden haar eigenzinnig karakter. Maar het verveelde haar niet weinig. Lady Dolly, minder diplomatisch dan hare vriendin, bezigde volstrekt geen lofredenen en beproefde ook niet de zaak uit een verheven zedelijk oogpunt te beschouwen. Zij hield haar alleen maar voor wat Sergius Zouroff niet al in zijne macht had te geven, en de tekst vari hare preek was dat het slecht was zulke goede gaven te verwerpen. Bij het slot geraakte zij in vuur. „Je denkt aan liefde," zeide zij. „O, zeg maar niet dat het zoo niet is; ik weet het. Dat doen alle meisjes. Ik heb het ook gedaan. Toen ik met je vader trouwde, waren wij beiden zoo verliefd als een paar tortelduiven. Toen ik eene maand lang op die akelige pastorie aan zee had gewoond, zag ik in welk eene zottin ik geweest was. Ik had zulke mooie bruidscadeaux! De koningin had mij eene cachemiren sjaal gezonden dat was om uwen goeden papa; maar op die akelige plaats moesten wij varkensvleesch eten, en wij hadden een tinnen trekpot 10, daar glimlach je oml Er valt niet om te lachen. Vere placht juist zoo te glimlachen als jij. Hij zou in staat geweest zijn de cacherrtiren sjaal aan een arme vrouw te geven om zich er in tc wik kelen, en 't was hem hetzelfde of hij varkensvleesch of perziken at. Dat wist ik: maar toen er in dien tinnen trekpot thee werd gezet, zag ik in wat jeug dige liefde kost! Eerbied voor de nagedachtenis van je vader? Gekheid! Ik zeg niets ten nadeele var» den lieven, braven man, want hij was heel goed op zijne manier voortrefielijk, maar hij had gedwaald, en ik ook. Dat zei ik hem wel twintigmaal op een dag, en dan zuchtte hij en ging uit, naar zijne oude vrouwen. Ik vertel je dat alleen maar om je te be wijzen dat ik wel weet waar ik over spreek. Liefde en huwelijk zijn twee geheel verschillende zaken; zij moeten nooit samen genoemd worden; zij zijn als hond en kat, en kunnen elkaar niet verdragen. K'jk me, als 't je belieft, zoo niet aan; je maakt me zenuwachtig. „Is het dan slecht te' beminnen?" zeide Vere langzaam. „Slecht? wel neen; welk eene malle vraag! Het vermaakt iemandmaar 't is niet van langen duur." Ware liefde moet duren tot den dood, en zelfs tot na den dood," zeide het meisje, met plechtigcn ernst. „Tot na den dood?" herhaalde Lady Dolly, met een kort lachje. „Ik vrees dat het dan in den hemel raar zou toegaan. Zet zoo'n vervaard gezicht maar niet, kind. Je weet er niets van. Geloof mij, als twee gelieven jaar op jaar met elkaar omgaan, is het om de reden, die Pont de Veyle aan Madame de Deffatid opgaf: „Nous sommes si mortellement ennuyés l'un de I'auire que nous ne pouvons plus nous quitter!" Vere bewaarde het stilzwijgen. Hare droomwe reld was ruw verstoord. „Je hebt geen hart, Vere; bepaald geen hart," zeide hare moeder, met bitterheid, en weder al hare oude drangredenen bezigende. „Ik kan nauwelijks begrijpen dat jc mijn kind bent. Je ziet me van verdriet over je tot eene schaduw verteren, en toch heb jc geen medelijden. Wat verlang je dan in 's hemels naam? Nauwelijks ben jc zestien jaar en je kimt eene van de beste partijen in Europa doen. Je moest van dankbaarheid op je knieën vallen, en toch aarzel je!" „Ik aarzel volstrekt niet," zeide Vere snel. „Ik weiger!" Dit zeggende stond zij op en zag er wel tien jaar ouder uit. In hare houding was eene fierheid, eene vastheid van besluit, waarvoor hare moeder een oogenblik ontzag had. „Ik weiger," herhaalde zij. „En als gij het niet zelve Monsieur Zouroff wilt zeggen, zal ik het mor gen doen. Luister, moeder, ik heb naar Bulmer ge schreven, en daar ga ik morgen weer heen. Groot irlaina zal niet weigeren mij bij zich tc nemen. Gij zult niet langer verdriet van mij hebben. Ik deug niet voor uwe werefd, en uwe wereld niet voor mij. Ik zal heengaan. Men heeft mij altijd gezegd dat ik ecnig talent bezit, en volharding heb ik ten minste. Ik zal wel een middel vinden om in mijn onderhoud tc voorzien. Ik heb zoo weinig noodig, en ik ken genoeg muziek om er onderwijs in tc kunnen geven zoo zal ik, ten minste, vrij en niemand tot last zijn." Zij zweeg, verschrikt door het lachen harer moe der een schel, onnatuurlijk, akelig lachen. „Is dat je plan? Onderwijs in muziek te geven? En Corrëze moet je dat zeker leeren? O, la belle idee! Kleine zottin boe durf je zoo iets zeggen? Omdat je zelve gek bent, denk je, geloof ik, dat wij allen gek zijn! Nu naar Buhner gaan? Nooit! Ik ben jc moeder, en je zult doen wat ik verkies. En ik verkies dat je met Zouroff zult 'trouwen." „Dat wil ik niet." „Je wil niet? Je wil niet? Ik zeg je, je zult!" „En ik zeg u dat ik niet wil." Zij stonden tegenover elkander; het gelaat van j het meisje was bleek maar kalm, in al de frischheid harer jeugdige schoonheid; dat van de vrouw, met hare kunstmatige bevalligheid had eene verwilder de, koortsachtige uitdrukking. „Ik wil niet," herhaalde Vere, met op elkander gedrukte tanden. „En mijn doode vader zou zeggen dat ik gelijk haden ik zal dien man morgen zeggen dat ik hem verfoei; zooveel gevoel van eer zal hij toch nog wel hebben dat zijne trotschheid daardoor I gekrenkt is; en dan zal hij niet verder aandringen." „Vere, jc doodt mij!" gilde hare moeder; en zij viel werkelijk in zwijm; hare perruqiie met mooie I krulletjes stond scheef op haar hoofd, en haar gelaat was doodsbleek, voor zooveire het rouge hare na tuurlijke kleur zien liet. Het was slechts eene korte bezwijming; hare kamenier had haar spoedig weder tot bewustzijn gebracht en droeg haar naar hare kamer. „Wat is dat kind een koel schepsel!" dacht Adricnnc van Vere. „Zij ziet miladie bewusteloos, en staat er bij zon der een traan tc laten, zonder een kus, zonder ge luid tc geven. Wat is dat voor eene opvoeding, die men in Engeland krijgt!" Toen Vere alleen was gelaten, zat zij een poos in gepeins verzonken, met het hoofd in de handen leunende. Toen schelde zij, om den brief naar Bul mer -de donkere en eenzame, maar veilige woon plaats harer verlaten kindsheid op de post te laten bezorgen. Daarna ontkleedde zij zich en ging te bed. Het was middernacht. Weldra viel zij in een rustigen slaap, door geen droomen gestoord. Onschuldig ongeluk vindt die rust spoedig; 't is de zondige smart van later jaren, die met strak geopende oogen in de akelige ledigheid van den nacht staart. Eensklaps ontwaakte zij met schrik. Het schijn sel van een Jicht viel op hare oogen; eene hand raakte haar aan; zij was niet langer alleen. Zij richtte zich op in haar bed, en keek verblind en ontsteld in dc gele stralen van de lamp. „Vere! Ik ben het! Ik ben het!" riep hare moeder, met eene snikkende stem. En Lady Dolly viel op de knieën voor het bedhaar haar hing in wanorde over hare schouders; haar gelaat zonder valschen blos, was bleek en ontdaan. „Vere, Vere! je kunt mij redden," zeide zij, hare gevouwen handen op die van het meisje drukkende. „O, mijne lieve, ik had het je nooit willen zeggen; maar nu je geen reden wilt vei staan, w at kan ik anders doen? Vere, wordt wakker luister. Ik ben eene schuldige, dwaze vrouw; schuldiger, dwazer dan je kunt vermoeden. Maar jc bent toch mijn kind, en mij cenige gehoorzaamheid schuldig; en je kunt mij redden. Vere, Vere! wees niet wreed; ver oordeel mij niet, maar luister. Jc moet met Sergius Zouroff trouwen." Dc dag brak reeds aan toen Lady Dolly de kamer harer dochter verliet; huiverend, beschaamd, vol berouw, voor zoover vernedering en wroeging be rouw zijn, en haar bleek gelaat onder de kap van den mantel, dien zij had omgeslagen, verbergende, terwijl de stralen der opkomende zon toeschouwers en getuigen tegen haar waren. stoffelijk overschot van Z.K.H. Prins Hendrik wordt de kerk te Delft binnengedragen. Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. I groote menschenmenlgte had zich verzameld het Paleis aan het Noordeinde, om het ver van den stoet gade te slaan. Op den voor. grond de burgemeesters, punten had de Eerste Hulpdienst alarm- fcricht, wat niet overbodig ts gebleken. n het Palels werden bezorgd. Niet minded ischat te vervoeren, .vit Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. >16E JAARGANG. - N°. 71

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1934 | | pagina 1