EERSTE BLAD
Leest„Onze Eilanden"
DANKWOORD VAN H.M.
DE KONINGIN.
Bestaat er recht op werken
RECHTZAKEN
MOTTEN.
WOENSDAG
18 JULI 1934
Maandagmiddag halfeen heeft H.M. de
Koningin de volgende rede tot haar volk
gehouden
Het is mij een behoefle des harten mijn
volk, zoowel hier te lande als in Neder-
landsch-Indië, Suriname en Curasao, mede
namens mijn dochter onzen warmen dank
te betuigen voor de treffende en geheel
eenige wijze, waarop het van zijn gehecht
heid en aanhankelijkheid voor mijn innig
geliefden echtgenoot bij zijn zoo plotseling
verscheiden heeft blijk gegeven, zoowel
door den bloemenschat aan zijn baar ge
legd, als door den treffenden afscheids
groet, hem ten paleize en bij zijn laatsten
gang gebracht.
Wij zijn dankbaar en ontroerd, dat hij
zich door zijn goed hart en vriendelijkheid
en eenvoudige inborst zooveel vrienden
heeft gemaakt.
Dat zijn arbeid voor ons volk en zijne
algeheele toewijding aan deszelfs belangen
in zoo'n ruimen kring waardeering vinden,
vervult ons evenzeer met erkentelijkheid.
Moge zijn streven en arbeid door allen,
die met hem hebben samengewerkt, met
dezelfde toewijding en voortvarendheid
worden voortgezet.
Behoef ik u de verzekering te geven,
dat de spontane en laatste huldeaan hem
bewezen en uw hartelijk medeleven en
deelnemen in onze smart, voor ons een
groote en wezenlijke troost is? Bij hoog
tijden en opeenvolgende herdenkingen zijn
hechte banden tusschen mijn volk en tus-
schen mij en mijn huis gevlochten en leven
onvergetelijke herinneringen aan liefde,
trouw en aanhankelijkheid voort. Hoezeer
hebben wij die in de weemoedige dagen,
welke wij dit jaar doorleefden, bevestigd
gezien.
Ik, weet, dat zijn witte uitvaart uitdruk
king en vorm heeft gegeven aan hetgeen
in veler harten leeft. Steeds heeft hij an
deren opgewekt het nieuwe leven, dat hem
wacht, te zien in het licht en de blijd
schap, die voor hem aanstaande zijn.
Mocht zijn wensch vervuld worden, dat
de indruk, dien zijn uitvaart zou achter
laten, voor velen een blijvende zegen zij.
Wat ons betreft, wij willen niet in de
eerste plaats zien op wat wij in onze ge
liefde ontslapenen binnen het korte tijds
bestek van vier maanden verloren, doch
wel op den zegen, dien wij ontvingen,-den
zegen van Christus' sterven en opstaan,
die juist nu zulk een bijzondere beteeke-
nis voor ons kreeg.
Wij willen den blik opwaarts richten,
naar het Licht, naar den Vrede welke thans
het deel zijn van hen, die wij afstonden
en ons iederen dag opnieuw met hen ver
blijden in hun geluk.
Ik dank God voor al hetgeen mij ge
spaard bleef, voor hetgeen mijn innig ge
liefd kind voor mij is en voor de liefde
van mijn volk, aan welks belangen mijn
beste krachten te wijden mij steeds een
vreugde en voorrecht is.
Ik heb gezegd.
Dit is een vreemde vraag, zult u denken.
Naar ons weten bestaat er in geen enkel
wetboek van geen enkel land een bepaling,
die het recht op werk uitdrukkelijk bepaalt.
Misschien heeft men ten tijde, dat de
wetten werden gemaakt niet de noodzaak
of de wenschelijkheid van een dergelijke
wet gevoeld. Doch hoeveel te sterker wordt
de wenschelijkheid van een dergelijke wet
heden ten dage door vele menschen ge
voeld, door menschen, die gaarne zouden
willen werken, doch die eenvoudig geen
plaats in het productieproces kunnen vin
den of veroveren.
Een massale werkloosheid teistert nu
reeds vele, vele jaren achter elkaar de
wereld. Er zijn slechts zeer weinig landen,
die zich hieraan hebben weten te onttrek
ken, voorzoover het in de macht van een
land ligt de werkloosheid in te dammen.
Wij willen ons thans niet bezighouden
met de oorzaken van de werkloosheid,
oorzaken waarover de sociologen en econo
men het niet eens zijn kunnen worden.
Wij volstaan hier slechts met het consta-
teeren van het feit.
Elke beschaafde samenleving erkent het
recht van leven van zijn leden. Niemand
zal aan den honger worden prijsgegeven.
Dit wordt terecht als een misdaad be
schouwd. Van honger omkomen in den
meest letterlijken zin van het woord zal
dus niet vaak voorkomen. En mocht het
al eens een keer gebeuren, dan is dit een
gevolg van onwetendheid of onmacht. Als
een land, dat door hongersnood geteisterd
wordt, zijn in nood verkeerende bevolking
niet kan helpen, dan springt de andere
wereld meestal bij. Wij hebben dit gezien
bij den hongersnood in Rusland, in China,
wij hebben het gezien toen Oostenrijk en
Duitschland zijn kinderen niet vermocht te
voeden. Men ziet dus dat er een inter
nationaal recht op .leven bestaat. De voor
waarde om in leven te blijven is in de
eerste en voornaamste plaats: eten. Maar
dit eten komt niet zoo maar uit de lucht
vallen. In de moderne samenleving wordt
dit eten verhandeld. In de prilste oudheid
en bij sommige onbeschaafde volksstam
men van tegenwoordig misschien ook nog
was het eten van iedereen, zooals tegen
woordig de iucht nog van iedereen is.
Immers iedereen mag vrijelijk de lucht
inademen, voor zoover deze niet in cylin
ders is samengeperst en handelswaarde
heeft verkregen. Maar in de moderne,
beschaafde samenleving zijn die toestanden
van eertijds voorbij en kan men hoogstens
in de herfstmaanden beukennootjes zoe
ken en bramen plukken zonder er geld
voor neer te tellen. Eten kost geld en geld
is gecondenseerde arbeid, is het resultaat
van arbeid. In het algemeen kan men
slechts geld maken door te werken, het
logische tegendeel is natuurlijk, dat wie
niet werkt, geld verslindt. Het oude spreek
woord Wie niet werkt, zal niet eten, is
ook tegenwoordig nog van toepassing.
In de dagen dat dit spreekwoord is ont
staan was het dus vanzelfsprekend dat
men ook gelegenheid had tot werken.
Tegenwoordig is het echter zoo gesteld,
dat de gelegenheid er niet of althans maar
in zeer beperkte mate is.
Wij zijn voorstanders van het „wie niet
werkt, zal niet eten", maar wij zijn van
meening dat er dan ook een recht op
werken moet zijn, dat ieder mensch werk
kan eischen. Zoo'n eisch heeft met geen
enkele politieke levensbeschouwing iets
uit te staan. Het is een elementaire levens-
eisch. Een mensch is van nature bestemd
tot werken. Zijn beenen, zijn armen, han
den, ooren en oogen en niet in het minst
zijn hersens zijn er alle voor berekend om
te werken. Een mensch die niet werkt,
verslapt, degenereert, wordt lichamelijk en
zielkundig ziek. Een groot gedeelte der
zielsziekten van den tegenwoordigen tijd
wordt gerecruteerd uit het groote leger
werkloozen en uit menschen, wien het
Damocleszwaard der werkloosheid boven
het hoofd hangt.
In de meeste beschaafde landen zorgt
de overheid wel voor ondersteuning der
werkloozen, erkent dus het recht op leven.
Enkele landen doen dit niet en verwijzen
de werkloozen naar de publieke weldadig
heid. Het zijn voornamelijk landen, waar
het begrip [geld verstard is tot een op
zichzelfstaand, afzonderlijk begrip, dat met
werken maar heel weinig heeft uit te staan.
In een gezonde samenleving behoort er
werk te zijn voor iedereen. Waar dit helaas
niet het geval is, mogen we dus niet spre
ken van een gezonde samenleving. Nu,
dit doen wij dan ook niet, maar door van
een zieke samenleving te spreken komt
men niet verder. Gelukkig begint er hier
en daar in de wereld kentering te komen,
begint men in te zien, dat een mensch
recht op werken heeft, een recht, dat te
lang niet erkend werd, en verdrongen
werd door de zucht om louter winst te
maken, winst, die aan de samenleving
werd onttrokken.
De overheid heeft wel zeggingsschap
over de werkloozen, mag en móet wel de
ondersteuningsgelden uitdegemeenschaps-
kassen opbrengen, zou deze overheid dan
niet het recht en de macht hebben inplaats
van dat geld werk te geven, werk in alle
mogelijke branches. Niemand mag zich
onttrekken aan de verplichting om belas
ting te betalen. Maar is het ook geen
plicht van den staatsburger, die daartoe
in de gelegenheid is werk te verschaffen?
Zeg niet, dat is een zaak, waarmee de
overheid niets te maken heeft. Dezelfde
overheid moet voor elkeen die ontslagen
wordt en geen middel van bestaan heeft,
opkomen. En u en ik en allen, die het voor
recht hebben wel te werken, moeten voor
de werkloozen betalen. Ja ook, hij die
eens werk verschafte, moet zijn deel bij
dragen door opnieuw verhoogde belastin
gen.
Werken alleen verschaft rijkdom. Zoo
lang men deze waarheid niet terug vindt,
die thans onder woorden als crisis en
malaise bedolven is, zal de wereld verder
verarmen. Zoodra men erkent, dat alleen
werken de wereld er weer boven op kan
brengen, dat er een recht op werken be
staat, zal de toestand weer gezond worden.
Het wordt tijd, dat men in de toekomst
dit recht op werken nauwkeurig vastlegt.
Naast een recht, is het ook plicht, te wer
ken. Niemand zal zich daaraan mogen
onttrekken. Misschien, dat de menschheid
juist in deze dagen nu de nood het hoogst
is weer tot bezinning komt en de teloor
gegane normen van een gezonde maat
schappij weer terug vindt.
KANTONGERECHT TH SOMMELSDIJK.
Zitting van Vrijdag 13 Juli 1934.
(Vervolg.)
C. J. G., 70 jschipper, overtreding beurt-
vaartregeling.
G. geeft toe, maar hij deelt mede, dat hfj
permissie had de lading in te nemen. De
kaart was naar den agent IJ. gezonden, die
ze niet doorstuurde, volgens G. Hjj heeft
Zaterdag, in plaats van op Zondag gevaren.
J. P. S., 41 j., secretaris der bevrachtingsr
commissie te Dordrecht, als getuige gehoord,
bljjft by zy n verklaring, volgens het proces
verbaal. Uit de toelichting biykt, dat ver
dachte de goederen verkocht zou hebben i
te leveren aan de zeeboot.
Getuige M. K., commissionnair, geeft toe
de landbouwproducten te hebben ingeladen
en opdracht te hebben gehad, ze te koopen
voor G.
Van S., 51 j., controleur te Stad aan 't
Haringvliet, heeft gezien dat de aardappelen
geladen werden.
Het O.M. acht beide overtredingen be
wezen en eischte f SO of 6 dagen hechtenis
en f 100 of 20 dagen hechtenis.
Uitspraak samen 45 of 11 dagen hech
tenis.
J. B., 39 j., schipper te Den Bommel, over
treding beurtvaartregeling.
Verdachte ontkent ten deele en heeft voor
de andere vergunning gehad.
J. P. M., commissionnair te Den Bommel,
als getuige gehoord, geeft toe de lading te
hebben gegeven. B. heeft altijd voor hem
gevaren.
J. P. S., secr. der bevrachtingscommissie
te Dordrecht, deelt mede, dat 7 der lading
is ontdoken, door te varen zonder toestem
ming.
Het O M. achtte de feiten bewezen en
vorderde 4 x 30 of 4 X 6 dagen hechtenis.
Uitspraak 4 x 15 of 4 x 5 dagen en
vrijspraak voor een overtreding.
J. P. M., koopman te Den Bommel, heeft
lading gegeven in voornoemde zaak. Hjj
geeft toe.
Eisch 4 x 30 of 4 X 6 dagen hechtenis.
Uitspraak 4 x 15 of 4 x 3 dagen en
vrjjspraak voor twee feiten.
J. V., 42 j., schipper te Sommelsdijk, over
treding beurtvaartbevrachting.
Verdachte geeft toe, er zijn 18 procesr
sen-verbaal tegen hem opgemaakt.
T. B., 64 j., weger, als getuige gehoord,
heeft gezien dat de landbouwproducten wer
den ingeladen.
Eisch 18 x 30 of 18 X 6 dagen hech
tenis.
Uitspraak 18 X 16 of 18 X 3 dagen
hechtenis.
T. v. d. D., koopman, te Sommelsdijk, heeft
de inlading in voornoemde zaak gegeven.
Eisch 17 x 30 of 17 x 6 dagen hech
tenis.
Uitspraak 17 x 15 of 17 X 5 dagen
hechtenis.
J. v. O., 18 j., bakkersknecht te Helissant,
heeft een ruit stuk gegooid.
Verdachte ontkent.
H. v. d. M., 20 j., arbeider te Melissant,
heeft wel gezien dat verdachte gooide, maar
geen ruit kapot gooide.
Wordt aangehouden.
Mej. M. H., 23 j zonder beroep te Nieuwe
Tonge, heeft een band van een fiets laten
leeg loopen op 1 April bij wijze van 1 April
grap.
Mej. S. K 16 j getuige, heeft dit gezien.
Uitspraak 3 of 2 dagen hechtenis.
B. S., 19 jveldarbeider te Oude Tonge,
heeft een aanrijding gehad met de fiets en
had niet goed uitgeweken.
C. v. d G., 31 j., koopman te Middelharnis,
was aangereden.
Eisch 10 of 2 dagen hechtenis.
Uitspraak 8 of 4 dagen.
G. V., 20 j., chauffeur te Dirksland, over
treding motor- en r(jwielwet, waardoor het
verkeer in gevaar is gebracht.
A. v. d. S., 25 j., landbouwer te Dirksland,
zat in den auto die aangereden werd en
bestuurd door B.
P. de R., 20 j., als getuige a décharge
gehoord, verklaart dat B. gezegd had, dat
V. vroeg genoeg signaal had gegeven.
Mej. M. de R24 j., te Dirksland, als
getuige a décharge, heeft gezien dat V. vroeg
genoeg richting aangaf.
Mej. W. M., 48 j., ook getuige a décharge,
heeft de aanrijding gezien en gezien datV.
richting gaf.
Eisch en uitspraak vrijspraak.
A. v. R., niet verschenen, had gereden
„onder invloed van sterken drank" te Oolt-
gensplaat.
J. K., 24 j monteur te Stad aan 't Ha
ringvliet, zegt dat v. R. nuchter was.
Gezien het ambtseedig proces-verbaal acht
het O.M. schuld aanwezig. Eisch 100. Uit
spraak 60 en i jaar intrekking rijbewijs.
A. v. R. nog eens, heeft gereden terwijl
zijn rijbewijs was ingetrokken, 25.
J. C. R., 23 j., landbouwer te Dirksland,
heeft een paard laten dekken zichtbaar van
den openbaren weg.
L. J. N., 30 j., veldarbeider te Melissant,
als getuige gehoord, heeft het niet goed
gezien.
J. C. v. d. B., landbouwer te Melissant,
verklaart dat het paard niet gedekt is.
O.M. achtte strafbaar feit bewezen, en
eischte 5 of 1 dag hechtenis.
Verdachte verweert zich.
Uitspraak 3 of 3 dagen hechtenis.
L. d. Br., niet verschenen, overtreding
Tarwewet.
J. C. M 42 j., molenaar te Sommelsdijk,
wordt als getuige gehoord.
O.M. acht bewezen dat er een overtreding
is geweest en vorderde 70 of 15 dagen
hechtenis.
Uitspraak 70 of 15 dagen hechtenis.
J. v. K 57 j., landbouwer te HerkiDgen,
overtreding Motor- en rtjwielwet.
O, 16 j., kappersbediende, reed op zjjn
fiets, was aangereden door v. K.
v. K. beweert dat O. juist hem aanreed.
Aan de hand van een schetskaartje wordt
de aanrijding nagegaan.
W. v. d. W., 25 j., bakker te Melissant,
heeft de aanrjjding gezien.
J. A. V. N., 51 j., landbouwer te Oude
Tonge, wordt als getuige h décharge gehoord.
Hij zat in den auto.
Het O.M. achtte de overtreding bewezen
en vorderde 5 of 1 dag hechtenis;tweede
feit, schuldig zonder straf.
Uitspraak 3 of 1 dag; tweede feit, vrij
spraak.
C. H., 32 j., bakker te Oude Tonge, heeft
het register, voorgeschreven bij de tarwe
wet, niet bijgehouden.
H. de L., 32 j., molenaar te Oude ToDge,
wordt als getuige gehoord.
Verdachte verweert zich.
Het O.M. achtte het feit bewezen en eischte
70 of 15 dagen hechtenis.
Uitspraak 40 of 20 dagen, met verbeurd
verklaring der in beslag genomen tarwe.
C. v. V., 29 j,, bakker te Nieuwe Tonge,
overtreding tarwewet. Had tarwemeel in
voorraad, zonder dat het in het register was
vermeld.
Eisch 2 x 60 of 12 dagen hechtenis.
Wordt aangehouden.
G. B., schipper te Dirksland, niet ver
schenen, overtreding Beurtvaart-regeling.
Eisch en uitspraak 30 of 6 dagen met
verbeurdverklaring der in beslag genomen
goederen.
FEUILLETON.
OUID A
Naar het Engelsch door
C. BAARSLAG.
38)
Vere richtte zich op en luisterde, met die ouder-
wetsche kinderlijke gehoorzaamheid, die, zooals
hare moeder vond, zoozeer in strijd was met hare
weerspannigheiden haar eigenzinnig karakter. Maar
het verveelde haar niet weinig. Lady Dolly, minder
diplomatisch dan hare vriendin, bezigde volstrekt
geen lofredenen en beproefde ook niet de zaak uit
een verheven zedelijk oogpunt te beschouwen. Zij
hield haar alleen maar voor wat Sergius Zouroff
niet al in zijne macht had te geven, en de tekst vari
hare preek was dat het slecht was zulke goede
gaven te verwerpen.
Bij het slot geraakte zij in vuur.
„Je denkt aan liefde," zeide zij. „O, zeg maar
niet dat het zoo niet is; ik weet het. Dat doen alle
meisjes. Ik heb het ook gedaan. Toen ik met je
vader trouwde, waren wij beiden zoo verliefd als
een paar tortelduiven. Toen ik eene maand lang
op die akelige pastorie aan zee had gewoond, zag
ik in welk eene zottin ik geweest was. Ik had zulke
mooie bruidscadeaux! De koningin had mij eene
cachemiren sjaal gezonden dat was om uwen
goeden papa; maar op die akelige plaats moesten
wij varkensvleesch eten, en wij hadden een tinnen
trekpot 10, daar glimlach je oml Er valt niet om
te lachen. Vere placht juist zoo te glimlachen als
jij. Hij zou in staat geweest zijn de cacherrtiren sjaal
aan een arme vrouw te geven om zich er in tc wik
kelen, en 't was hem hetzelfde of hij varkensvleesch
of perziken at. Dat wist ik: maar toen er in dien
tinnen trekpot thee werd gezet, zag ik in wat jeug
dige liefde kost! Eerbied voor de nagedachtenis van
je vader? Gekheid! Ik zeg niets ten nadeele var» den
lieven, braven man, want hij was heel goed op
zijne manier voortrefielijk, maar hij had gedwaald,
en ik ook. Dat zei ik hem wel twintigmaal op een
dag, en dan zuchtte hij en ging uit, naar zijne oude
vrouwen. Ik vertel je dat alleen maar om je te be
wijzen dat ik wel weet waar ik over spreek. Liefde
en huwelijk zijn twee geheel verschillende zaken;
zij moeten nooit samen genoemd worden; zij zijn
als hond en kat, en kunnen elkaar niet verdragen.
K'jk me, als 't je belieft, zoo niet aan; je maakt me
zenuwachtig.
„Is het dan slecht te' beminnen?" zeide Vere
langzaam.
„Slecht? wel neen; welk eene malle vraag! Het
vermaakt iemandmaar 't is niet van langen duur."
Ware liefde moet duren tot den dood, en zelfs
tot na den dood," zeide het meisje, met plechtigcn
ernst.
„Tot na den dood?" herhaalde Lady Dolly, met
een kort lachje. „Ik vrees dat het dan in den hemel
raar zou toegaan. Zet zoo'n vervaard gezicht maar
niet, kind. Je weet er niets van. Geloof mij, als
twee gelieven jaar op jaar met elkaar omgaan, is
het om de reden, die Pont de Veyle aan Madame
de Deffatid opgaf: „Nous sommes si mortellement
ennuyés l'un de I'auire que nous ne pouvons plus
nous quitter!"
Vere bewaarde het stilzwijgen. Hare droomwe
reld was ruw verstoord.
„Je hebt geen hart, Vere; bepaald geen hart,"
zeide hare moeder, met bitterheid, en weder al hare
oude drangredenen bezigende. „Ik kan nauwelijks
begrijpen dat jc mijn kind bent. Je ziet me van
verdriet over je tot eene schaduw verteren, en toch
heb jc geen medelijden. Wat verlang je dan in 's
hemels naam? Nauwelijks ben jc zestien jaar en je
kimt eene van de beste partijen in Europa doen.
Je moest van dankbaarheid op je knieën vallen, en
toch aarzel je!"
„Ik aarzel volstrekt niet," zeide Vere snel. „Ik
weiger!"
Dit zeggende stond zij op en zag er wel tien jaar
ouder uit. In hare houding was eene fierheid, eene
vastheid van besluit, waarvoor hare moeder een
oogenblik ontzag had.
„Ik weiger," herhaalde zij. „En als gij het niet
zelve Monsieur Zouroff wilt zeggen, zal ik het mor
gen doen. Luister, moeder, ik heb naar Bulmer ge
schreven, en daar ga ik morgen weer heen. Groot
irlaina zal niet weigeren mij bij zich tc nemen. Gij
zult niet langer verdriet van mij hebben. Ik deug
niet voor uwe werefd, en uwe wereld niet voor mij.
Ik zal heengaan. Men heeft mij altijd gezegd dat ik
ecnig talent bezit, en volharding heb ik ten minste.
Ik zal wel een middel vinden om in mijn onderhoud
tc voorzien. Ik heb zoo weinig noodig, en ik ken
genoeg muziek om er onderwijs in tc kunnen geven
zoo zal ik, ten minste, vrij en niemand tot last zijn."
Zij zweeg, verschrikt door het lachen harer moe
der een schel, onnatuurlijk, akelig lachen.
„Is dat je plan? Onderwijs in muziek te
geven? En Corrëze moet je dat zeker leeren? O, la
belle idee! Kleine zottin boe durf je zoo iets zeggen?
Omdat je zelve gek bent, denk je, geloof ik, dat wij
allen gek zijn! Nu naar Buhner gaan? Nooit! Ik
ben jc moeder, en je zult doen wat ik verkies. En
ik verkies dat je met Zouroff zult 'trouwen."
„Dat wil ik niet."
„Je wil niet? Je wil niet? Ik zeg je, je zult!"
„En ik zeg u dat ik niet wil."
Zij stonden tegenover elkander; het gelaat van j
het meisje was bleek maar kalm, in al de frischheid
harer jeugdige schoonheid; dat van de vrouw, met
hare kunstmatige bevalligheid had eene verwilder
de, koortsachtige uitdrukking.
„Ik wil niet," herhaalde Vere, met op elkander
gedrukte tanden. „En mijn doode vader zou zeggen
dat ik gelijk haden ik zal dien man morgen zeggen
dat ik hem verfoei; zooveel gevoel van eer zal hij
toch nog wel hebben dat zijne trotschheid daardoor I
gekrenkt is; en dan zal hij niet verder aandringen."
„Vere, jc doodt mij!" gilde hare moeder; en zij
viel werkelijk in zwijm; hare perruqiie met mooie I
krulletjes stond scheef op haar hoofd, en haar gelaat
was doodsbleek, voor zooveire het rouge hare na
tuurlijke kleur zien liet.
Het was slechts eene korte bezwijming; hare
kamenier had haar spoedig weder tot bewustzijn
gebracht en droeg haar naar hare kamer.
„Wat is dat kind een koel schepsel!" dacht
Adricnnc van Vere.
„Zij ziet miladie bewusteloos, en staat er bij zon
der een traan tc laten, zonder een kus, zonder ge
luid tc geven. Wat is dat voor eene opvoeding, die
men in Engeland krijgt!"
Toen Vere alleen was gelaten, zat zij een poos in
gepeins verzonken, met het hoofd in de handen
leunende. Toen schelde zij, om den brief naar Bul
mer -de donkere en eenzame, maar veilige woon
plaats harer verlaten kindsheid op de post te
laten bezorgen.
Daarna ontkleedde zij zich en ging te bed. Het
was middernacht. Weldra viel zij in een rustigen
slaap, door geen droomen gestoord.
Onschuldig ongeluk vindt die rust spoedig; 't is
de zondige smart van later jaren, die met strak
geopende oogen in de akelige ledigheid van den
nacht staart.
Eensklaps ontwaakte zij met schrik. Het schijn
sel van een Jicht viel op hare oogen; eene hand
raakte haar aan; zij was niet langer alleen.
Zij richtte zich op in haar bed, en keek verblind
en ontsteld in dc gele stralen van de lamp.
„Vere! Ik ben het! Ik ben het!" riep hare moeder,
met eene snikkende stem. En Lady Dolly viel op
de knieën voor het bedhaar haar hing in wanorde
over hare schouders; haar gelaat zonder valschen
blos, was bleek en ontdaan.
„Vere, Vere! je kunt mij redden," zeide zij, hare
gevouwen handen op die van het meisje drukkende.
„O, mijne lieve, ik had het je nooit willen zeggen;
maar nu je geen reden wilt vei staan, w at kan ik
anders doen? Vere, wordt wakker luister. Ik ben
eene schuldige, dwaze vrouw; schuldiger, dwazer
dan je kunt vermoeden. Maar jc bent toch mijn
kind, en mij cenige gehoorzaamheid schuldig; en je
kunt mij redden. Vere, Vere! wees niet wreed; ver
oordeel mij niet, maar luister. Jc moet met Sergius
Zouroff trouwen."
Dc dag brak reeds aan toen Lady Dolly de kamer
harer dochter verliet; huiverend, beschaamd, vol
berouw, voor zoover vernedering en wroeging be
rouw zijn, en haar bleek gelaat onder de kap van
den mantel, dien zij had omgeslagen, verbergende,
terwijl de stralen der opkomende zon toeschouwers
en getuigen tegen haar waren.
stoffelijk overschot van Z.K.H. Prins Hendrik
wordt de kerk te Delft binnengedragen.
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
I groote menschenmenlgte had zich verzameld
het Paleis aan het Noordeinde, om het ver
van den stoet gade te slaan. Op den voor.
grond de burgemeesters,
punten had de Eerste Hulpdienst alarm-
fcricht, wat niet overbodig ts gebleken.
n het Palels werden bezorgd. Niet minded
ischat te vervoeren, .vit
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
>16E JAARGANG. - N°. 71