Schitterende Harley Davidson Vraagt ons Advertentie-tarief EERSTE BLAD eeft U op als Abontié, ST OOK INRUILEN. RUMPT STAD AAN 'T HARINGVLIET Gimborn's Studie Waterverf DE BESTE ingen. Circulaires» )est en mooist Middelharnis ZATERDAG 21 APRIL 1934 16E JAARGANG. - N°. 47 MOTTE N. Sproeten komen vroeg in het voorjaar, koop tijdig een pot Sprutol. Bij alle Drogisten. Binnenlandsch Weekoverzicht. Buitenlandsch Weekoverzicht. ichzelf geslagen. Het meisje werd door den ogel in het hoofd getroffen en moest in orgwekkenden toestand naar het gasthuis orden vervoerd. De dader, die zichzelf in et hoofd schoot, was op slag dood. Omtrent dit drama vernemen wij nog de olgende bijzonderheden: Na afloop van het al in „De Holiandsche Tuin" begaven zich en drietal meisjes te omstreeks halfdrie, .1. mej. H., mej. L O. en mej. N. B., en e heer v. O. over den Zwarteweg aan Plein 3 huiswaarts. Even voorbij het abattoir ge- omen, werden z(j aangehouden door den O-jarigen H. W., die zich in gezelschap van B. bevond. Op de vraag van mej. O.: „Wat moet je arry," trok deze plotseling ter aller ontstel- *Qis een revolver en richtte deze op zijn roegere verloofde B. Zijn metgezel trachtte og door met zijn rij wijl den weg te ver- perreD, den jongeman tegen te houden, bet een echter niet mocht baten. Zonder zich e bedenken schoot de dader de revolver af n trof het meisje aan den linkerkant van et hoofd. Zy slaakte een hevigen gil en loeg vervolgens tegen den grond. Voordat de omstanders zich goed konden ealiseeren wat er gebeurd was, richtte W. et vuurwapen op zichzelf en loste een weede schot, waardoor hij eveneens in het oofd werd getroffen. Hij was op slag dood. a consternatie was begrijpelijkerwijs buiten- ewoon groot. Op het hevig schreien van ej. H een vriendinnetje van het slacht- ffer, kwameh aanstonds nog eenige late andelaars toegesneld. De heer B. sprong in allerijl opzijn rijwiel m de politie te halen. Deze arriveerde poedig ter Jplaatse, evenals dr. Keuss, die e eerste medische hulp verleende. Hy con- tateerde dat by den jongeman de levens eesten reeds waren geweken. De toestand an het meisje was van zeer ernstigen aard, aarom zij naar het Algemeen Burgerlijk asthuis werd overgebracht. Naar wij hedenmorgen vernamen is de oestand van mej. B. hopeloos. De kogel kon ot nog toe niet uit het hoofd worden ver- ijderd. Omtrent de aanleiding tot het drama ver- emen w(j, dat deze moet zijn gelegen in de fgebroken verkeering. Reeds tweejaar ver eerden beiden met elkaar. Twee maanden eleden had het meisje den jongen te kennen egeven, dat zij de verkeering verbrak. Meer- alen na dien trachtte hy evenwel nog het eisje te spreken, welke laatste hiervan niet ediend scheen te zpn. Zondagnacht, toen eiden het bal hadden bezocht, verliet W. ven voor den afloop de zaal. Het meisje oelde zich hierdoor niet geheel gerust en erzocht haar vriendin, mej. H., haar naar uis te begeleiden. Weinig had men toen chter het vermoeden, dat zich een dergeiyk ragisch voorval zou afspelen. appij V.Y. IS' «g 0 vin.* eestd.) vm.** Ovra.§ ag DM. t estd.) nar! om. f 30 nm. m f-f s 6.30 4 vm. tion). Ovm. tion). 14.38 "iaar- 15.38 HVlaar- ■rtidag 79 P.K., 2 cylinder, Driesen duo, K.M.-teller, spiegel, motor horloge enz., volkomen geheel als nieuw f 250, Mooie Harley Davidson Zijspan wagen, met kleed en windscherm 50,— Burger, Handig, zuinig, licht motorrijwiel 1933 f 95,— Gilletf 50,— Motobecane f 45,— 6 oude motors van f ÏO,— tot f 25,- Telefoon 14 nmimiiinmnimiiiiniiiiiTiiiintiiimminniiminiimiiiiiiiniiiiniiiiiiuiui Prijs per kwartaal f 1, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. J "7-'-—' ^-.y 11——/ p J Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. VAN DE BAAN EN TOCH NIET VAN DE BAAN. Dezelfde man, die enkele weken geleden als krankzinnige wetd opgesloten, heeft kans gezien in ons volk een snaar aan het trillen te brengen: de oproep van gene raal Tonnet voor den gedupeerden land arbeider Boeyink is met schitterend succes bekroond, ruim f 5000.— is ingekomen en Boeyink krijgt zijn huisje met grond, wat hem door een verkeerd toegepaste wet ontnomen was. Dat onrecht is dus uit de wereld, maar daarmede is nog niet goedgemaakt het andere onrecht, generaal Tonnet klaarblijkelijk aangedaan. Nog altijd blijft het mogelijk, dat een Nederlander, die door ontactisch of ruw optreden mishaagt aan zekere autoriteiten, op advies van één enkelen psychiater in een krankzinnigengesticht wordt opge sloten. Dat is thans geschied en 38 jaar geleden is iets dergelijks geschied. Toen betrof hel geval een stadgenoot, zekeren heer K., die aanvankelijk expedi teur te Amsterdam, daarna Nederlandsch consul te Madeira en tenslotte rentenier in Haarlem was. Tijdens een kuur, welke deze heer onderging, werd hij wegens krankzinnigheid naar een gesticht over gebracht. Hij slaagde erin zich in verbin ding te stellen met het Kamerlid A. P. Staalman, die zich zijn lot aantrok. Daarbij ondervond de heer Staalman zooveel tegen stand, dat zijn wantrouwen meer en meer gewekt werd. Hij wist rapporten van vroe gere en tegenwoordige verpleegsters in handen te krijgen, een dagboek van den heer K., enz. en uit alles kreeg hij den indruk, dat deze niet krankzinnig was. Tenslotte bracht de heer Staalman het geval ter sprake in de Kamer. De minis ter van Houten wiS$e zich eerst van de zaak afmaken, maar zegde tenslotte een onderzoek door het gestichtsbestuur toe. Den volgenden dag vernam het publiek echter, dat de heer K. plotseling was overleden. Daarmee was dit nimmer op gehelderde geval van de baan. Sindsdien is de krankzinnigenwet (in 1929) grondig gewijzigd, juist om de opneming en vasthouding van patiënten in een gesticht met grooter waarborgen te omringen. Sindsdien heeft men ook geen ernstige klacht meer gehoord, tot het gebeurde met generaal Tonnet plotseling weer den twijfel doet bovenkomen. bat een patiënt in de omstandigheden van den heer K- of van generaal Tonnet zich niet kan bedwingen en zich in drift te buiten gaat, zegt al heel weinig. Het staat hiermee, zooals het Kamerlid Staal man indertijd al opmerkte: „Al zijn vragen, al zijn bidden en smeeken om ontslagen te worden, slechts beantwoord te zien met een medelijdend schouderophalen, dat is voor den normalen mensch voldoende om FEUILLETON. OUÏDA Naar het Engelsch door C. BAARSLAG. hem inderdaad krankzinnig te maken." Aan den anderen kant zal iedere psy chiater U zeggen, dat een schijnbaar nor maal dagboek, een oproep in de Neder- landsche pers om hulp voor een ongeluk kige, den schrijver nog niet tot een normaal mensch stempelt. Krankzinnigheid komt in zooveel graden en vormen voor en de krankzinnige weet zoo vaak te simuleeren, dat hij volmaakt gezond is, dat een leeken- meening in deze niets beteekent. Alleen een grondige waarneming van deskundigen kan in dit geval zekerheid brengen. Maar daarom moet het publiek er ook absoluut zeker van kunnen zijn, dat dit onderzoek inderdaad grondig is en dat het door meer dan één psychiater wordt inge steld, opdat geen vergissing worde begaan of een lichtvaardig oordeel worde geveld. Bij alle voldoening, dat het onrecht den arbeidet Boeyink aangedaan, door ons volk is hersteld, blijft toch het onaange name gevoel bestaan, dat het met onze krankzinnigenwet klaarblijkelijk nog niet heelemaal in orde is. Daarom hopen we, dat deze zaak nu eens niet als afgedaan zal worden beschouwd, maar een der Ka merleden het voorbeeld van nu bijna 40 jaar geleden van den heer Staalman zal volgen. O. H. C. (Adv.) 14) Ik heb velen, die mij liefhebben op hunne manier. Maar zoover ik weet, niemand, die voor mij bidt dat is weer heel wat anders. Moedertje, hebt gij dien leeuwerik gezien, die om 't hardst met mij gezongen heeft, en eindelijk naar zijn nest is gevlogen?" „Ja, ik heb hem gezien. „Zorg dan dat de jongens hem niet met steenen gooien en dat hij niet gevangen wordt." „Daar zal ik wel voor zorgen. Waarom zijt gij daar zoo op gesteld?" ,,'t Is een broertje van mij." De boerin begreep er niets van, maar zij knikte driemaal. „De leeuwerik zal zoo veilig zijn als een koning in zijn paleis. Het lapje grond, waar hij zijn nest heeft is van mij. 't Is genoeg dat gij het wenscht meer behoeft gij niet te zeggen." Corrèze lachte, en plukte eene roos af van een struik achter de egelantierhaag. Hij hield die Vere voor. „Als er maar éene roos op de wereld was, zou het menschdom voor hare schoonheid knielen. Ik denk soms of onze ondankbaarheid voor het schoone God niet beleedigt. Het moet zelfs voor Het aftreden van Minister Verschuur. Minister Dr. Colijn voorloopig plaats vervanger. Toestand Zuiderzeewer ken. De bloeiende Betuwe. „De Zeven Provinciën". In parlementaire kringen heeft men met leedwezen kennis genomen van het bericht, dat Minister Verschuur aan Hare Majesteit de KoniDgin ontslag uit zijn ambt heeft ver zocht. Hij heeft dit gedaan op medisch ad vies, dus om gezondheidsredenen. Naar de Minister persoonlijk heeft medegedeeld is hij gedurende drie weken onder behandeling geweest van Dr. A.Geesink, vooreen ureter steen, die oorspronkelijk vier centimeter van de blaas verwijderd was. Dank zij een Veel vuldige astoscopische behandeling in verband met Röntgenologische opnamen is men erin geslaagd den steen lager te brengeD, zoodat operatief ingrijpen niet noodig was. Ten slotte is Dr. Geesink er zelfs in geslaagd om met instrumentale middelen den steen ge heel te verwijderen. Echter is minister Ver schuur door de kolieken en de geheele be handeling zeer vermoeid. Op advies van zijn geneesheer neemt hij gedurende geruimen tijd rust en zal zich voor herstel van zijn ge zondheid waarschijnlijk naar Royal in Zuid- Frankrijk begeven. Hot heengaan van dezen minister is zoowel voor de Regeering als voor het volk een groot verlies. In 1929 is hij aan het bewind gekomen en heeft dus een lang niet gemakkelijke periode voor ons economisch en sociaal meegemaakt. Als mi- den Schepper krenkend zijn zijne gave veronacht zaamd te zien. Wat dunkt ti daarvan?" Hij plukte eenige lavendeltakjes en anjelieren af, en bond ze bij de roos tot een ruikertje. „Als die dwazen mij bloemen toewerpen, grieven ze mij," zeide hij. „Een lauwerkrans kan er nog mee door; daar is een bittere geur aan, en die heeft eene goede zinnebeeldige beteekenis; maar bloe men! bloemen in het stof en in den gloed van het helle voetlicht! De levende vogeltjes, waar mee men elkaar bij het carnaval werpt, zijn maar een zweem erger. Ha, daar is de jongen, dien ik heb uitgezonden om uwe kamenier te halen." Door die woorden was de toovermacht eensklaps voor Vere verbroken; de harde prozaïsche werke lijkheid grijnsde haar aan. De visschersknaap berichtte dat hij de oude vrouw mijlen ver gezocht, maar haar niet gevonden had. Eenige mannen, die hij ontmoette, hadden hem gezegd dat zij iemand snel naar de stad hadden zien terug loopen. „Wat moet ik beginnen?" zeide zij. „Ik heb ver geten dat ik u zooveel moeite veroorzaakt heb. Wijs mij den terugweg maar anders niet dan kan ik wel alleen gaan. Geloof mij, Monsieur de Corrèze, ik zal den weg wel vinden." ..Neen, gij gaat niet alleen," sprak Corrèze. „Uwe kamenier is in veiligheid, zooals gij hoort, dus be hoeft gij over haar niet ongerust te zijn. Zij denkt ongetwijfeld dat gij naar huis terug zijt gegaan. Als ge mijn raad wilt volgen, Mademoiselle Herbert, laat gij u door mij in mijn bootje, dat ik hier heb liggen, naar Trouville roeien. Op die klompen kunt gij onmogelijk zoo ver loopen, en een rijtuig is hier niet te krijgen, geen wagen zelfs. Kom, 't is pas half tien. De zon is nog niet op 't heetst; de zee is nister van economische zaken moest hy na tuurlek een groot deel van alle moeiiyk- heden voor zijn rekening nemen. Hij heeft zich echter met allen ernst aan zyn werk gewyd en zich zoo goed mogelijk van zijn lang niet gemakkelijke taak gekweten. Al gemeen heeft hy bewondering weten af te dwingen door het groote inzicht, dat hij aan den dag legde by moeilijke vraagstukken, door zpn enorme werkkracht en de rustige evenwichtigheid van zijn beleid. Naar verluidt, zal in verband met het af treden van minister Verschuur de voorge nomen reis naar lndië van Minister-President Dr. Colyn niet doorgaan. Naar men weet, zou hy deze reis ondernemen om verschil lende onderhandelingen te houden met het Indische bestuur over het finaacieele beleid. Volgens de laatste berichten uit parlemen taire kringen zal Dr. Colyn thans belast worden met de waarneming ad interim van het departement van economische zaken. Hem staat hier geen gemakkelijke taak te wachten. De economische vragen zyn tal rijk. Het probleem der werkloosheid is by lange na nog niet voldoende opgelost. Er zijn bovendien tallooze bedreven, die om regeeringssteun vragen, of waar ingrijpende veranderingen of verbeteringen noodzakelijk zijn. Een sprekend voorbeeld hiervan is wel het visschery-bedrijf te IJmuiden. Door het hier ingevoerde monopoliestelsel zijn ver scheidene schepen opgelegd, en, waar enkele visschers zoodoende nog behoorlijk kunnen verdienen, zijn vele anderen tot werkloos heid en de daarmee gepaard gaande armoede gedoemd. De nood der bevolking is daar wel ten top gestegen, mede door niet afdoende contingenteeriDgsmaatregelen der regeering. Men heeft zich reeds herhaaldelijk tot de overheid gewend en tenslotte zelfs in opper ste wanhoop het roerende telegram gezon den: „Redt IJmuiden!" Groote moeilijkheden baart thans ook de drooglegging der Zuiderzee. Er bestaat zelfs de groote mogelijkheid, dat men den arbeid zal moeten stopzetten. Blijkens het voorloopig verslag der Eerste Kamer over de begrooting van het Zuiderzeefonds 1934 hebben vele leden ernstige bezwaren gemaakt. Oorzaak hiervan is voornamelijk, dat de resultaten van den Wieringermeerpolder in het geheel niet meevallen. Het land schijnt hier niet voldoende te zijn ontzilt en kan derhalve niet in de gewenschte mate voordeel ople.- veren. Het logische gevolg hiervan is, dat er weinig aanvraag naar de in erfpacht uit te geveu gronden bestaat. De staat zou hier door misschien wel tot grootere offers worden verplicht dan aanvankelijk werd verwacht. Hierbij komt, dat op ander gebied, b.v. in den landbouw, waar de toestanden betrek kelijk ongunstig zijn, hetgeen ongetwijfeld van invloed is op de opbrengsten der toe komstige polders. Men zou dus zeker beter doen de uitvoering der verdere drooglegging voor eenige jaren op te schorten, totdat ook op landbouwgebied gunstiger verhoudingen zijn ingetreden. Bovendien is dit werk, hoe wel grootsch, niet absoluut noodzakelijk uit een oogpunt van werkverschaffing zou het veeleer aanbeveling verdienen om de wegen bouw en boschcultuur te bevorderen. Hierbij immers kunnen talrijke menschen werk vin den bij werken, die voor den gunstigen toe stand in ons land alleszins noodzakelijk zijn. De groote uitgaven aan arbeidsloonen, die hier ongetwijfeld noodzakelyk zyn, zouden effen. Kom, binnen een uur zal ik u naar huis roeien. „Maar ik ben u al zoo lang tot last geweest." „Moge ik nooit zwaarder last te dragen hebben!" „En mijne moeder zal zoo boos zijn!" „Zou zij? Madame Dolly, eene moeder en boos! Dat kan ik mij niet voorstellen; en ik dacht haar zoo goed tc kennen. Kindlief, maak u niet onge rust over niets. Wij zullen langzaam en aangenaam over het water glijden, en eer de klok twaalf slaat, zijt gij in uw moeders huis. En iedereen kent mij. Dat is een der voordeden van vermaardheid, zij heeft vele schaduwzijden, zij mag dus ook wel hare lichtzijde tot vergoeding hebben. Kom, ik heb een jaar in Venetie gestudeerd, toen ik een knaap was, en daar hebben de fruitmeisjes het roeien geleerd. Kom." Zij bood niet veel tegenstand meer; hij moest het 't best weten, dacht zij. Met de lavendeltakjes en de roos op hare borst, ging zij onder de kerseboomen vandaan; de oude vrouw gaf hun haar zegen; de leeuwerik verliet zijn nest en begon weer te zingen; het zonnig uurtje was voorbij, en weldra was dc zwarte, steile rots tusschen hen en het gehuchtje. Langs een gemakkelijken weg liepen zij naar de kust. Het bootje lag op den vloed te wiegelen. Kunt gij sturen?" vroeg Corrèze. „O ja," antwoordde Vere, bedreven in alles wat zeilen en roeien was, daar zij hare kindsheid aan een woeste zeekust doorgebracht had. Hij greep de riemen, en zij zette zich aan 't roer. De zee was effen en geen windje was aan de lucht de boot gleed langzaam over het water. Hij sprak en schertste, en kortte haar aangenaam den tijdhij vertelde haar geschiedenissen, en nu en dan zong hij brokstukken uit Venetiaanschc gondel- liederen. Op de zee, zoo blauw in hare oogen, die dc goed besteed zijn en waarschynlljk voldoende voordeelen opleveren. Het is maar gelukkig, dat de natuur zich van den ongunstigen toestand op economisch gebied niet erg veel aantrekt. Althans niet zooveel, dat zij het volk van Nederland haar karakteristieke lente-vreugde ontneemt Wij kunnen welhaast zeggen, integendeel. Want niet alleen zyn het de bollenvelden, die stroomen van menschen tot zich trekken, het zal niet lang meer duren, of ook de Betuwe staat in vollen bloei. Reeds zijn de eerste bloesemberichten van daaruit binnen gekomen. Door het zachte, ja, vaak zelfs zomersch-warme weer der laatste dagen en door de frissche lenteregens zijn de late kersen reeds uitgekomen en preken nu in hun teere bloesempracht. Wanneer dit zachte weer aanhoudt zullen langzamerhand de peren, de meikersen en het vroege fruit dit voorbeeld wel spoedig volgen. Men kan dan waarschijnlijk op het einde van deze week al van veel bloesemweelde in de Betuwe ge nieten. Doch ook uit Zuid-Limburg en Hoorn komen gunstige berichten. De A.N.W.B., die natuuriyk als altijd ook nu weer als de kippen erbij is, heeft ten gerieve van den te verwachten stroom van bezoekers een gidsje met overzichtskaartjes samengesteld, waarbij tevens verschillende inlichtingen en beschrijvingen over eventueel te maken tochtjes. Met een wijziging zouden wij hier kunnen zeggen: met het A.N.W.B.-boekjein de hand, komt men door het gansche bloeiende land. In ieder geval wordt het ons op een by na Amerikaansche wijze maakt, de Betuwe e.d. te „doen". Ook over sensatie heeft Nederland niet erg te klagen. Het drama op de Reewijksche plassen, dat in geheimzinnigheid b(jna niet onderdoet voor den moord op den Franschen raadsheer Prince, is nog bij lange na niet opgehelderd. De politie heeft bereids eenige sporen gevonden, diezjj met een waar speurr hondenr3nthousiasme volgt. Hoewel het „on geluk" reeds een behoorlijken tijd geleden gebeurd is, zijn er thans talrijke omwonen den, die met verklaringen aankomen over het een of andere voorval uit dien tijd, dat wel eens niet geheel in den haak kon zijn. Het is toch maar gelukkig, dat de menschen over het algemeen over zoo'n goed geheugen beschikken. Vooral in rechtzaken is dit wel noodig. Behalve een goed geheugen is echter een groote dosis geduld geen overbodige luxe. Het sleepende proces Onnes loopt nu einde lijk op zijn einde. Dat werd wel tijd ookl In lndië stelt men nog steeds groote be langstelling in de behandeling van het laatste deel in het proces der „Zeven Provinciën". Het getuigenverhoor gaat langzaam maar zeker voort. Erg veel spanning zit er echter niet in. Beklaagden en getuigen zijn over het algemeen nog al erg eendrachtig in hun verklaringen. Van een bepaalde „schuld" kan hier niet direct spiake zijn. Ieder voor zich heeft gedaan wat hij goed dacht en de leiding was ook aanwezig, alleen daar merkte men niet veel van. Niet ontwapening maar bewapening. - Duitschland wordt gevaarlek. De poli tiek van de "splendid isolation." Het kwetsbare Albion. Antwoordnota van Duitschland aan Engeland. Oost-Euror pa twist ook. Afwachten, blfo'ft het parool. Von Papen's bezoek aan Rome. Bérenger, de voorzitter van de buitenland- sche commissie in den Franschen senaat daar te lande een hoogst gewichtige post heeft geschreven, dat het gewoon belachelijk is, de Geneefsche conferentie nog ontwape ningsconferentie te noemen. En Bérenger heeft groot gelyk. Het beste, wat men op bet oogenblik nog van Genève kan verwach ten is beperking der herbewapening, speciaal van Duitschland. De nieuwe Duitsche be- grootingscijfers waren te duidelijk, dan dat men nog andere illusies kan koesteren, tenzij men gevaar wil loopen, niet meer vooreen verstandig mensch aangezien te worden. Duitschland wapent zich. Het is hiermede direct na het verlaten van den Volkenbond in alle stilte begonnen. Er werden geen rede voeringen gehouden bij elk nieuw kanon, wat de machthebbers anders ongetwijfeld gaarne gedaan zouden hebben, als het politiek maar gekund had, want zulke gebeurtenissen worden in het Derde Rijk zeer vreugdevol geacht. Later, o.a. bij Eden's rondreis, ont kende Berly'n de herbewapening niet meer. En thans weet, dank zij de gepubliceerde begrooting, de heele wereld het. Al was Berlyn ook zoo kiesch, de hooge uitgetrokken bedragen voor S. A., S.S. en Stahlhelm, die toch ook wel iets met de militaire uitgaven te maken hebben onder het hoofd „arbeids dienst" onder te brengen. Men weet, dat thans het wachten op Enge land is. Frankrjjk zal geen z.g.preventieven oorlog tegen Duitschland voeren en Frankrijk is terecht bevreesd voor het zich wapenende Duitschland. Het eenige wat de Franschen van een nog sterkere bewapening zou kunnen afhouden, is een pertinente garantie van En geland, dat het bij een Duitschen aanval Frankrijk te hulp zal komen. Gebeurt dat, dan zal Duitschland, al of niet noodgedwon gen, een accoord aanvaarden. Het zal zich moeten binden, dat het niet verder in zijn herbewapening zal gaan, dan een bepaald punt en dat zal dan internationaal gecontro leerd worden. Mits de anderen hun bewape ning ook binnen bepaalde perken houden. De vraag is slechts: is Engeland tot een dergelijke garantie bereid? De Britten zijn volstrekt niet minder egoïstisch dan andere volken. Tot dusver hadden ze gedacht, dat de beste politiek hun "splendid isolation" was. Engeland, zoo redeneerden zij, is zelve niet aan te vallen als er oorlog komt op het vasteland, dan zullen we zelf wel zien, of het voordeelig is ons daarin te mengen; ons tevoren binden ware dwaasheid! Dat Engeland en met name Lord Grey, door deze houding wellicht verzuimde, den wereld oorlog te voorkomeD, dat heeft de Britten niet doen veranderen van meening. Datzy, als zij de door Frankrijk begeerde garantie niet gaven, een herbewapeningswedloop zou den ontketenen met als onvermijdelijk gevolg een nieuwe en nog afgrijselyker menschen- slachting, bleken Simon en Eden wel te beseffen, maar toch bleek dit argument niet afdoende. Want al staarden Simon en Eden soms openlijk in den afgrond, die de toekomst was, zij wisten welk een ingekankerde afkeer de Brit ervan heeft, zich te binden in een bepaald geval in een oorlog te gaan. Thans is de toestand echter veranderd. Het Engelsche volk heeft beseft, dat hun groote eiland in het geheel niet meer on- Middellandsche zee nooit gezien hadden, was menig vaartuig in 't gezicht, pleziervaartuigen, zoowel als visschersschuiten, en op verder afstand groote schepen, maar geen van alle kwam in hunne nabij heid dan alleen een terugkomende oude visschers- boot, die dien nacht op de haringvangst was uit geweest. Dit roeitochtje, het gehuchtje tusschen de rotsen, die roos, die lavendeltakjes, 't was alles voor Vere iets als uit een tooversprookje. Zij wist nauwelijks of zij waakte of droomde, of zij werkelijk leefde. En in het zonlicht, dat op den waterspiegel schitterde, zag zij het belangwekkend gelaat van Corrèze als met een gouden straalkrans omgeven. Eindelijk was de reis volbracht. Aan het strand te Trouville voer de boot strijke lings langs eene sloep met roeiers in nette witte baatjes en met roodc mutsen op, en op wier hemds boorden niet groote blauwe letters „Ephemeris" stond te lezen de naam van het jacht, waartoe de sloep behoorde. Het was nog vroeg, vroeger dan voor de elegante lecgloopers de gewone tijd was om op het strand te komen; en Corrèze had gehoopt onopgemerkt aan land te stappen. Maar ongelukkig trof het juist dat er reeds verschei de ncn op dc been waren; want er was een groote zeilwedstrijd van jachten geweest, die na den gcheelcn nacht op zee tc hebben doorgebracht, nu op hun terugweg in 't gezicht kwamen en voorwerpen van groote belang stelling waren, omdat men er zware weddenschap pen op had aangegaan. Tot zijn verdriet zag Corrèze een aantal booten op het water, en een aantal rood en blauw gestreepte menschelijke wezens, die zich heen cn weer bewogen, eenige op het strand, andere in de branding en sommige dieper in de zee. Er zat niet anders op, dat zag hij wel, dan zijne boot op het strand te laten loopen, en op de kans te vertrouwen van Vere ongemerkt naar Lady Dolly's woning te brengen, die een paar honderd schreden van het strand af was. Maar het noodlot wilde het anders. Terwijl hij de boot op het strand bracht, kwamen er dadelijk eenige menschelijke gedaanten, die er als kleurig geschilderde drijftollen uitzagen, naar hem toe, en onder deze Lady Dolly zelve, met een soort van strooien luifel op haar" hoofd, als be schutting tegen de zon, en haar lichaam nauw om sloten door zwarte en gele strepen, zoodat zij 'veel van eene wesp had als men zich eene wesp kan voorstellen met sneeuwwitte armen, tot den schou der bloot, en blanke blootc beenen. Corrèze gaf Vere dc hand om haar uit de boot te helpen; en zij stapte met hare klompjes op het droge, zonder op te zien. De gouden nevel scheen nog om haar heen te zijn; en zij wist niet wat zij hem zeggen moest om hem genoeg voor al zijne zorgen te danken. Een schaterend gelach klonk haar in de ooren en stoorde haar gepeins. Corrèze, wat hebt gij daar voor nimf of najade gevonden? Eene meermin op klompen! Hahnha!" Het schel gelach werd nog eenige minuten her haald, meer dan welvoegclijk kon hceten, zooals dit dc gewoonte is van sommige dames uit de groote wereld: en te midden van het geschater hoorde zij dc stem harer moeder. „Aha, Corrèze! Daarom loopt ge dan stil van het souper weg als de dag aanbreekt?" Corrèze, door dc gekleurde drijftollen omringd, hief het hoofd op, begreep den toestand en boog diep. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1934 | | pagina 1