STATIE
tir afpunten
EERSTE BLAD
ITE CARLO
Staties kiezen
iobilisten den
arlo Rallye
ieriewagens.
bedrijf is de
In groote be-
r, chassis en
doeltreffend-
mische auto.
^LER:
ELHARNIS.
ZATERDAG
3 FEBRUARI 1934
HIÜI
TALMI.
Binneniandsch Overzicht.
Buitenlandsch Overzicht.
I zonder dat de dood onmiddeiyk intrad,
fcereerd in de borst, bleek zijn toestand
|st bedenkelijk. Twee jongemenschens-
ns verwoest!
de geruchtmakende zaak Onnes van
□rode z|jn thans de dagvaardigen uitge-
ht, zoodat tusschen 13 en 22 Februari
Hrama zich voor de vijfde kamer van de
Iterdamache Rechtbank zal ontrollen. Dan
eindelijk licht schynen in de al dan niet
Igeerde inbraak in het kasteel Nyenrode,
In 1932 zooveel stof heeft doen opwaaien,
p besprekingen tusschen de Nederlandsche
aissie en de Duitsche autoriteiten, inzake
[ransfer-bepalingen is in voor Nederland
Itigen zin opgelost, zoodat nu het per-
lage van de te betalen rente is verhoogd
150% tot 70%, wat zeker een groot en
Jerdiend succes voor de Nederlandsche
uissie mag heeten.
■nnenkort zullen te's-Gravenhage onder-
pelingen plaats vinden tusschen Neder-
en Japan over den invoer van Japansche
liel-goederen in Nederlandsch-Indië. In
Jm zullen dan de onderhandelingen plaats
len over den invoer van andere Japansche
pelen, die de concurrenties van Neder-
■sche goederen welhaast onmogeiyk
ten.
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels„1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen enDienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
16e JAARGANG. - N°. 26
Het schandaal heerscht.
Als we met onzen blik over de dage-
lijksche berichten in de kranten dwalen,
dan heeft het er den schijn van, alsof de
wereld slechts van ongerechtigheden en
wanorde aan elkaar hangt.
Steeds opnieuw vinden we melding ge
maakt van financieele- en andere schan
dalen en gevallen, die daar niet ver vanaf-
zijn. Het aantal faillisemenlen wordt steeds
grooter en het totaal bedrag van het
passief onrustbarend hoog. Failliet ver
klaard worden, wordt door velen niet eens
meer als een schande aangerekend, soms
zelfs aangeprezen als het noodzakelijk
kwaad om er beter van te worden.
We moeten intusschen erkennen, dat
de zéér groote financieele schandalen, ge
paard gaande met omkooping enz., enz.
van den laatsten tijd buiten onze grenzen
voorvielen. Zelfs hooge regeeringspersonen
leenden zich mee te werken aan finan
cieele ongerechtigheden. In Frankrijk heeft
het schandaal-Stavisky zelfs aanleiding
gegeven tot een ernstige regeeringscrisis.
In verschillende gevallen blijkt het mo
gelijk te zijn geweest jaren lang te knoeien,
zonder dat er werd ingegrepen, ofschoon
vaak bekend was dat er ongerechtigheden
plaats vonden.
Buitendien zijn er in het financieele
leven practijken binnen geslopen, die of
schoon moreel minder oorbaar toch worden
toegelaten. We noemen b.v. het funeste
werk van de baissiers op de effectenbeurs,
die effecten te koop aanbieden, die zij niet
bezitten, alleen doordat hierdoor het aan
bod grooter wordt en de prijs zakt en zij
straks dus zelf voor een nog lager bedrag
die effecten kunnen koopen.
Doch lang niet enkel in beurskringen
doen zich dergelijke zaken voor, in het
gewone dagelijksche leven zijn ze maar
voor het grijpen. Afspraken worden een
zijdig verbroken, voor beperkten duur
toegestane credieten tot in het oneindige
gerekt, schuldeischers voor een voldongen
feit geplaatst: zooveel procent of heelemaal
niets.
Dit alles mag nog door sommige lieden
als handig zaken doen worden aangemerkt,
in wezen is dit natuurlijk geenszins en
bestaat er nog wel degelijk zooiets als een
eerlijk handelsdrijven.
Het is tegenwoordig wel heel gemak
kelijk om een aannemelijken zondebok te
vinden: de slechte tijdsomstandigheden
krijgen van alles de schuld. Die en die
alleen. Hierachter verschuilen zich mis
lukkingen, bewust niet willen, oplichterij
en verduistering.
Hoe ver de zeden op dit terrein reeds
verdorven zijn, moge blijken uit het vol
gende, recente geval, dat zich afspeelde
in de residentie.
"Een houtkooper ziet zijn zaak steeds
ineer achteruit gaan. De schulden stape
len zich op. Hij vindt een groote hout
handel bereid zijn zaak in een N.V. om
te zetten, waarin de groote houthandel
het grootste gedeelte deraandeelen neemt.
De houtkooper wordt directeur van de
N.V. op een zeer behoorlijk salaris. De
nieuwe N.V. blijkt aan hetzelfde euvel te
laboreeren als de oude zaak. Weer stijgen
de schulden, maar de houthandel, die het
grootstaantal aandeelen bezit, blijft leveren.
Tenslotte blijkt, dat na 5 jaar tijd de direc
teur voormalig eigenaar, kans heeft gezien
40.000 gulden onrechtmatig in zijn bezit
te stellen, waarvan ruim 20.000 gulden
verduisterd en de rest aan teveel opge
nomen salaris was verdwenen.
De directeur wordt gearresteerd, na
enkele dagen weer vrijgelaten. Tenslotte
wordt door de houthandel, de grootste
aandeelhouder in de N.V. aan de officier
van justitie verzocht de zaak niet te ver
volgen, omdat een eventueele vervolging
zooveel faillissementen en zooveel andere
knoeierijen aan het licht zou brengen, dat
de benadeeling nog vele tienduizenden
guldens hooger zou worden, ja zelfs aan
leiding zou kunnen vormen tot een plaat
selijk schandaal in de wereld van de
bouwerij en hypotheken.
DRAlSlflA-vANVALKEMBURQ'S'*
FEUILLETON.
Roman uit het leven te Stockholm.
DOOR ERNST LUNDQUIST.
Vertaald door F. LAHR Jr.
Nadruk verboden.)
59)
IX.
Voor Karin was de vriendschappelijke verhou
ding tusschen Olof en haar jongen een bron van
verdriet zoowel als vreugde. Einar was hoe langer
hoe minder bij haar; het grootste gedeelte van
zijn vrijen tijd bracht hij in gezelschap van Olof
door en wanneer hij van zijn tochten thuiskwam,
stoffig met roode wangen, de longen vol versche
boschlucht, was hij gewoonlijk zóó moe, dat hij
vroeg naar bed ging en dadelijk in slaap viel.
Er waren dagen, dat hij geen tijd had om tien
woorden met zijn moeder te wisselen. Karin had
de angstige gewaarwording, dat hij haar ontglipte
en toch waagde zij geen poging om hem terug
te houden, want zij zag zeer goed in, dat de knaap
zich in Olof's gezelschap lichamelijk en geestelijk
uitstekend ontwikkelde en dat het bij oom beter
voor hern was dan thuis.
Ook Olof gunde zij gaarne het genoegen Einar
om zich heen te hebben want ware het hem
geen genoegen geweest, dan zou hij zich niet zoo
druk met hem hebben afgegeven.
Wij hebben dit geval eenigszins uit
voerig vermeld, omdat het niet alleen
staat. Op deze manier worden nog zoo
vele andere „vieze zaakjes" gesust, wor
den schuldeischers zoetgehouden met be
loften op langen termijn, beloften, die
niet meer dan beloften blijven
Het kwaad, dat zich langzaam ver
breidt, mag „bogen" op illustere voor
beelden. Hebben niet de regeeringen van
verschillende landen eenzijdige vorderin
gen geschrapt, rente en aflossingen van
schulden niet betaald en tenslotte naar
het middel van de inflatie gegrepen? Dik
wijls waardeloos bankpapier hebben uit
gegeven?
Mogen we daarom al die knoeiers wel
hard vallen over hun werk? Als de over
heid, zij het gelukkig niet de Nederland
sche, het voorbeeld gaf?
Het kwaad is van boven naar beneden
gewoekerd en nog steeds is het niet ge
stopt. De wereld blijft een chaos en van
samenwerking, noch van vertrouwen is er
sprake, ondanks den schoonen schijn van
plechtig gesloten verdragen!
De economische oorlog woedt, inter
nationaal en als burgeroorlog. Men strijdt
met alle wapens en men hoopt op over
winning. Doch niemand komt uit dezen
warwinkel als overwinnaar te voorschijn.
Iedereen is verliezer.
Slechts als het vertrouwen en de eer
lijkheid weer als norm en als basis ge
steld worden dan zal de groote wereld
en de handelswereld gezond kunnen wor
den, eerder niet
Blij en dankbaar was zij ook, omdat zij zich
over zijn kleeren en schoolgeld geen zorgen meer
hoefde te maken. Het meest waardeerde zij het
echter, dat zij nu een flinken steun had bij de
leiding en karaktervorming van Einar. Zij had
steeds opgezien tegen de, voor een eenvoudige en
onontwikkelde vrouw als zij, zoo zware taak om
van een knaap een degelijk man te maken. In
haar onervarenheid had zij zich steeds voorgesteld,
dat dit een werk was, dat uitsluitend op de ouders
rustte en zonder, hen niet tot stand kwam; zij
bedacht niet, dat haar eigen karakter de vrucht
was van aangeboren hoedanigheden en van een
opvoeding door levensomstandigheden, waaronder
haar eigenschappen als het ware van zelf waren
ontwikkeld. Zij was dan ook gelukkig, de zware
verantwoordelijkheid voor Einar op Olof's breede
schouders te kunnen leggen. Zij begreep, dat hij
die uit eigen beweging had aanvaard, want uit
de verhalen, die de knaap deed wanneer hij met
haar alleen was, bleek, dat het niet altijd spel en
scherts was, waarmede de beide vrienden zich
samen bezighielden, maar dat zij dikwijls over
ernstige, paedagogische onderwerpen spraken,
thema's, waarin Karin zich weinig thuis voelde.
Soms vroeg zij zich wel eens af, of Olof niet wat
overijld te werk ging en vergat, dat hij met een
dertienjarigen jongen te doen had, waar hij bij
voorbeeld over godsdienst en zekere teederc ka
pittels van de zedenleer uitwijdde; doch aan den
anderen kant wist zij bij ondervinding, dat Einar
het iemand met zijn ontelbare vragen erg lastig
kon maken, en dat Olof hem klaren wijn schonk,
hem steeds de zuivere, eerlijke waarheid zei; dat
waardeerde zij als een moedige opvatting, zooals
hij alleen die kon huldigen; zij zou het nooit
De Koningin en Prinses Juliana in
Nederland teruggekeerd. Harer Ma-
jesteit's „K.XVI" officieel in dienst
gesteld. "Handels- en scheepvaart
verdrag tusschen Nederland en Uru
guay. Ongeluk van een sportvlieger
bij Heinenoord. De berechtiging van
de muiterij op „De Zeven Provin
ciën". De Belgisch-Nederlandsche
handels-besprekingen. De nieuwe
voorzitter van de Algemeene Reken
kamer. De industrialisatie van Rot
terdam. Toch brandstichting in de
telefoon-centrale te Amsterdam? De
Memorie van Antwoord op de Alge
meene Beschouwingen van de Eerste
Kamer over de Rijksbegrooting voor
1934. Grondwetsherziening niét ur
gent. Geen revolutionairen in Ver
tegenwoordigende lichamen!
Na een langdurig verblijf in Zwitserland
zijn de Koningin en Prinses Juliana weer te
's-Gravenhage teruggekeerd. Te Rotterdam,
waar de trein uit Bazel was aangekomen, werd
met de Koninklijke wagons en een locomotief
een extra-trein gevormd, die vervolgens naai
de residentie vertrok. Ter begroeting waren te
Rotterdam aanwezig de burgemeester Mr. P.
Droogleever Fortuyn en de nieuwe hoofd
commissaris van politie, Mr. L. Einthoven. Te
's-Gravenhage waren op het perron aanwezig
de burgemeester ,Jhr. Mr. Bosch Ridder van
Rosenthal en de gouverneur van de residentie,
luitenant-generaal Jhr. W. Roëll. Op het
stationsplein waren vele belangstellenden, die
de vorstelijke personen op hartelijke wijze
hebben verwelkomd. Alvorens naar het paleis
in het Noordeinde te rijden hebben de Ko
ningin en Prinses Juliana eerst een bezoek
gebracht aan Hare Majesteit de Koningin-
Moeder in het Paleis aan het Lange Voorhout.
De nieuwste duikboot, Harer Majesteit's
„K.XVI", welke gebouwd is bij de Rotter-
damsche Droogdok Maatschappij, is thans
officieel in dienst gesteld. De commandant van
de nieuwe bodem, luitenant ter zee Ie klasse,
Waning, gaf het commando: vlag hijschen,
de eerste officier het bevel: gewapend appèl,
waarna tamboers en pijpers dat bevel ten ge-
hoore brachten. Toen volgde het commando:
stilte. De commandowimpel werd geheschen
en de Nederlandsche vlaggen bijgezet. Daar
mede was het schip onderdeel geworden van
de Koninklijke Nederlandsche Marine. Binnen
een paar dagen vertrekt het schip eerst naar
Nieuwediep om vervolgens spoedig naar Indië
te gaan. De Rotterdamsche Droogdok Maat
schappij heeft thans drie van deze onderzee
booten voor de Nederlandsche regeering ge
bouwd.
Naar men ons uit Montevideo seint, is tus
schen Nederland en Uruguay een handels- en
scheepvaart-verdrag gesloten, waarvan de
nadere bijzonderheden nog niet zijn bekend
gemaakt, zoodat wij met deze korte vermelding
moeten volstaan, al zullen wij daarop in een
volgens overzicht ongetwijfeld terugkomen.
Een betreurenwaardig vliegongeluk is een
Nederlandschen sportvlieger overkomen, die
bij de plaats Heinenoord een noodlanding
moest volvoeren, doch daarbij met zijn vlieg
tuig tegen een dijk stootte, zoodat het toestel
ernstig werd beschadigd en de vliegenier zwaar
gewond. Volgens de laatste berichten is de toe
stand, van den vlieger, een tandarts te 's-Gra
venhage, van dien aard, dat volledig herstel
nog zeer goed mogelijk is.
Voor den zeekrijgsraad te Soerabaja is thans
aangevangen de berechtiging van de vierde en
laatste groep muiters van „De Zeven Provin
ciën", bestaande uit 35 man personeel van de
machinekamer. Daarmede zal dan deze be
treurenswaardige zaak zijn ten einde gebracht,
die, geboren uit jeugdig onverstand, reeds
eenige menschenlevens heeft gekost en nu nog
voor tientallen het ondergaan van langdurige
vrijheidsstraffen zal ten gevolge hebben. Men
heeft tegen de strenge behandeling van de
muiters soms geprotesteerd, maar men vergeet
klaarblijkelijk, dat geen regeering van welke
richting ook, muiterij bij leger en vloot kan
dulden. Iedere regeering zal dan dwingend en
streng moeten optreden, op straffe van zelf
geen regeering meer te zijn, doch door op
standige elementen te worden geregeerd. Men
kan ervan verzekerd zijn, dat iedere regeering
niet anders zou hebben gehandeld, omdat geen
regeering anders handelen kon!
De directeur van de afdeeling Handel aan
het departement van buitenlandsch'e zaken te
Brussel,, de heer Suetens, is door de Belgische
regeering belast met het voortzetten van de
besprekingen op handelsgebied van de Neder
landsche delegatie, die de vorige week te Brus
sel is geweest. De voortzetting zal thans te
's-Gravcnhage geschieden en men verwacht
van Belgische zijde, dat men nu ook spoedig
tot een definitief resultaat zai komen, hetgeen
slechts in het waarachtige belang van de beide
landen zal kunnen wezen.
Een der oudste leden van de Algemeene
Rekenkamer, de Heer R. Zuyderlioff, is thans
tot voorzitter van dit hooge staatscollege be
noemd, welke benoeming in de kringen van
het college zelf en bij het departement van
financiën, dat het meest met de Algemeene
Rekenkamer te maken heeft, met genoegen is
vernomen, daar men van den heer Zuyderlioff
aanpassing aan de moderne toestanden van de
nog al langs conservatieve lijnen beheerde Al
gemeene Rekenkamer hoopt te verwachten,
waardoor eenerzijds bespoediging, anderzijds
afschaffing van administratieven rompslomp,
is te bereiken.
Over de industrialisatie van Rotterdam is
daar ter plaatse een zeer belangrijke voor
dracht gehouden door den heer Ir. L. H. J.
Angenot, verbonden aan den dienst der stads
ontwikkeling van de gemeente Rotterdam.
Zonder de reeds te Rotterdam bestaande
industrie, die in 1930 nog aan 60.000 arbeiders
van Groot-Rotterdam werk verschafte, te mis
kennen, moet op den duur de geleidelijke ver
grooting van de Rotterdamsche nijverheid ter
hand worden genomen, daar men er nu wel
van verzekerd kan zijn, dat de tijden van het
massale havenverkeer voorbij zijn. Op den
duur zal de verscheping van ertsen en steen
kolen in de havens van Rotterdam afnemen,
dan moet dus een groeiende industrialisatie
van Rotterdam de in de havens overbodige
werklieden aan arbeid helpen.
Men zal zich dan hebben toe te leggen op het
hebben aangedurfd. Maar Olof was zoo verstan
dig; hij zou wei weten waarvoor de knaap rijp
was en er voor zorgen, dat deze alles in het juiste
licht zag. Wat Olof deed was wei gedaan, zoo
was het altijd geweest.
Janzén was in het begin weinig te spreken over
„dat eeuwige geloop van den jongen naar dien
vervloekten smidsknecht", zooals hij zich placht
uit te drukken. Het gebeurde, dat hij Einar eerst
fouilleerde, wanneer deze naar Olof ging, en dan
Karin verbood hem uit te laten. Wanneer de
jongen terugkwam, werd hetzelfde onderzoek her
haald, voordat moeder en zoon gelegenheid hadden
elkaar onder vier oogen te ontmoeten. Toen Karin
verwonderd vroeg, wat dat beteekenen moest,
antwoordde Janzén gewichtig, dat liet zijn recht
en plicht was toe tc zien, dat Einar geen minne
brieven overbracht tusschen haar en haar vroegere
minnaar. Hoewel Karin zich door zijn schande
lijke achterdocht niet uit haar humeur liet bren
gen en hem tot antwoord alleen een blik vol
walging en minachting toewierp, liet hij zich niet
afschrikken, doch herhaalde zijn ongepaste instia-
ties bij de eerste de beste gelegenheid, beschul
digde Karin er van, dat zij heimelijke ontmoetin
gen had met Olof en voorspel demet een air van
gekrenkten majesteit, dat hij het vroeger of later
„dien vlegel wei betaald zou zetten". Karin kwam
er nooit achter, of haar man werkelijk jaloersch
was, dan wel of hij haar met zijn lastertaal alleen
wilde krenken, doch zij nam zich vast voor, inge
val dit laatste zijn oogmerk was, nooit te laten
blijken, dat hij haar ergerde. Zij deed in dergelijke
conflicten alsof haar man ontoerekenbaar was.
Toen echter Janzén meende op te merken, dat
de voortdurende afwezigheid van Einar Karin
vervaardigen van kwaliteitsproducten, dus
geen spoorstaven en profielijzer moeten maken,
doch electro-motoren, drukpersen en reken
machines. Daardoor zal de toekomstige fabri
kant hooge eischen stellen aan de scholing van
de arbeiders, die dus in dat veel meer kennis
eischende bedrijf dienen te worden opgeleid.
Bij die gewijzigde toestanden zal de Rotter
damsche handel en de Rotterdamsche arbei
ders zich hebben aan te passen. Alleen op die
manier zal Rotterdam zich staande kunnen
houden.
De hoofdingenieur van de eerste klasse bij
het hoofdbestuur van de Posterijen, Ir. J. H.
W. Warning, heeft op verzoek van de justitie
te Amsterdam een rapport uitgebracht over
den brand in de telefooncentrale te Amster
dam en is tot de conclusie gekomen, dat,
zooal niet voor de volle honderd procent, toch
voor een zeer belangrijk percentage brand
stichting moet worden aangenomen. Daar
mede is deze geruchtmakende zaak in een
nieuw stadium gekomen.
De Memorie van Antwoord op de Alge
meene Beschouwingen van de Eerste Kamer
is thans verschenen. De regeering deelt daarbij
mede, dat een onmiddellijke Grondwetsherzie
ning, naar haar meening, geenszins urgent mag
heeten, al blijft de regeering er natuurlijk op
bedacht, dat het te eeniger tijd weer tot een
nieuwe herziening van de Nederlandsche
Grondwet zal moeten komen.
Belangrijker is evenwel de verklaring, die
de regeering op een geheel ander terrein heeft
afgelegd.
Binnen zeer korten tijd is de instelling te
gemoet te zien van een commissie „tot onder
zoek van de noodzakelijkheid en de doelmatig
heid van wettelijke en andere voorzieningen
met betrekking tot het bekleeden van het lid
maatschap van de vertegenwoordigende licha
men door personen, wier staatkundig streven
kennelijk is gericht op verandering van de
staatsinstellingen met toepassing of bevorde
ring van onwettige middelen".
Wanneer wij nu deze ambtelijke zinsnede
vrij gaan vertalen, dan kan het niet anders,
of men moet tot de conclusie komen, dat de
regeering den tijd gekomen acht om b.v. aan
leden van de communistische partij het be
kleeden van het lidmaatschap van de Tweede
Kamer, van de Provinciale Staten en van den
Gemeenteraad onmogelijk te maken. Het zal
interessant zijn de debatten omtrent dit voor
stel te volgen.
verdroot, veranderde hij zijn politiek en moedigde
den jongen aan tot steeds drukkere bezoeken bij
„den goeden oom", zooals hij hem nu begon te
tituleeren. Toen hij bovendien zag, dat deze be
zoeken allerlei economische voordeelen met zich
brachten, werd hij er zelfs een warm voorstan
der van.
Gedurende den zomer van de tentoonstelling
was Einar nog uithuiziger dan anders; hij had een
seizoenbiljet van oom Olof gekregen en was nu
meestal in gezelschap van dezen of alleen op het
terrein in Djurgarden tc vinden; wanneer hij
's avonds thuiskwam was hij vol verrukking over
al het mooie en leerrijke, dat hij dien dag had
gezien. Janzén noch zijn vrouw waren ook maar
één keer op de tentoonstelling geweest, want
ofschoon Olof stilzwijgend een gedeelte der zorgen
van Karin had overgenomen, was er destijds toch
altijd geldgebrek bij de familie Janzén, sedert
Karin niet meer bij lamplicht durfde te borduren,
omdat haar gezicht door overspanning reeds be
langrijk was verzwakt. Toen Einar eens op een
goeden dag zijn ouders had getrakteerd op een
gloeiende beschrijving van alle heerlijkheden van
Oud Stockholm, trok Janzén een gezicht als een
oorwurm en zeide op gekrenkten toon:
,,'t Is werkelijk in hooge mate ondankbaar van
je oom, dat hij je niet voor een enkelen keer een
paar Kronen geeft, om je ouders mee te nemen
naar de tentoonstelling. Hij moest bedenken, wat
hij tegenover ons verschuldigd is, waar wij om
zijnentwil zoo dikwijls afstand doen van het ge
zelschap van ons ecnig kind."
Dat was meer dan bar; Karin en Einar wisselden
een blik vol wanhoop.
„Je kunt hem Immers op discrete wijze morgen
Het nieuwe Fransche Kabinet-Dala-
dier. Relletjes in het Belgische stadje
Maldegem. Een voorstel, betreffende de
monarchistische propaganda in Duitsch-
land. De eerste verjaardag van de nazi-
staat. In Oostenryk buitengewone orde
maatregelen getroffen. PriDS Starhem
berg kondigt een anti terreur campagne
aan. De tweede Russische stratosfeer-
ballon verbetert het vroegere hoogte
record. Lombardie en Mazotti over den
Oceaau. Het rapport van Stalin op het
XVIIde congres van de communistische
partij. Nieuwe bijeenkomst van de mi
nisters der Balkanlanden. Een Balkan
pact?
De ministerieele crisis in Frankrijk is dan
toch opgelost, doordat Daladier in de vormiDg
van een Kabinet ad hoc is geslaagd, maar
eens een wenk geven," ging Janzén voort. „Hij
behoeft volstrekt niet zelf mede te gaan, wanneer
hij zich geneert met zulke sjofele menschen als
wij gezien te worden."
Einar antwoordde niet, doch zijn gezicht werd
donkerrood van kwaadheid; hij greep zijn pet en
maakte, dat hij wegkwam, de deur hard achter
zich dichtslaande, zoodat de ruiten rinkinkten.
„Dat jonge mensch heeft het beminnelijke hu
meur van zijn mama," bromde Janzén nijdig.
Den volgenden dag stelde Karin haar man een
Kroon ter hand; 'twas al te erg, dat hij de ten
toonstelling in het geheel nog niet had gezien en
zij wilde hem dat genoegen eens verschaffen.
En zij dan, g.ing zij niet mede?
Neen, zij had er tijd noch geld voor.
Janzén nam begeerlijk de kroon in ontvangst
edging naar de slaapkamer om zich aan te klee-
den. Hij had er meer dan een uur werk mede en
aanvaardde eindelijk den tocht in zijn afgedragen,
glimmende gekleede jas en met zijn oudcrwetschen
hoogen hoed op, stijver en houtiger dan een ver
guld afgodsbeeld, dat voor een processie wordt
uitgedragen.
Alaar toen hij na een half uur reeds terugkwam,
was de luchtballon gebarsten en in flarden in
elkaar gevallen. Op straat had hij medelijdende
blikken opgevangen en ironische lachjes bemerkt,
dank zijn schunnige uitdragersplunje... de lust
om de tentoonstelling tc bezoeken was hem ont
gaan; hij had in plaats daarvan liever een nieuwe,
hemelsblauwe das gekocht.
(Wordt vervolgd.)