t Van Spionnen en Spionnage. Geeft U op ali Abonné. yven te doen toebomen met de ny zonder bijhaling van andere eeus duideiyb ie verklaren, dat het enieonderwys op de Openbare School nderwezen volgens en in overeen- g met de politiek van de S D A.P. roeg ik. nog, my den naam van de en de respectively ke leerkrachten en, die zich aan dat euvel hadden d. at is het antwoord geweest? Van geenerlei waarde. Maar enfin, als zer krygt men wel eeus meer van uillige antwoorden van kinderen. In ben ik daaraan gewend, en was het |d voor my dus geen outuuchtering. ctie heeft geantwoord, maar op een aaraan totaal geen touw is vast te De Redactie stelde voorop, dat ze begrypen, dat ik dat verband nog 1 gezien en gebruikte uitdrukkingen naïeve onkunde en de kinderlijke van den Heer Weitering". In'tal- is het een vaststaand feit, dat men ie zelf overtuigd zfin van het gebrek- foutieve van hun standpunt, dan akela onkiesche woorden bezigen, pe, daarmede de lezers of toehoorders zijde te krygen. 'k Had altijd ge- Pat de Redactie van de «Maas- en ode" op een hooger standpunt stond, n duidelijkste heeft ze thans blijk dat ze met hetzelfde sop is over- meld blad van Zaterdag 11 Febr.j.l. wuste Redactie mede: „Met naïviteit wij een deugd, de eigenschap van rechte karakters". Prachtig! Is dit aar, dan heeft de Redactie zelf vol- toegegeven, dat ik dus ook de op- aarheid heb geschreven en verder ij ven. dactie is echter zoo handig geweest, woord op mijn vraag schuldig te Dit had ik trouwens verwacht, daar ,ctie my de bewijzen niet kon geven, |alles gewoon uit den duim was ge- heeft ze enkele citaten aangehaald ende „kopstukken" der S D A.P., nzelfsprekend heeft men aan citaten aarvoor moet men een citaat in zijn verband beoordeelen. En verder is |er mensch toch duidelijk, dat het- S.D.A.P. wenscht, niet in de Open- hooi wordt uitgevoerd. Zelf ben ik .A.P.-er. Maar de Redactie van de en Scheldebode" weet evengoed als de S.D.A.P. evengoed reeds jaren |ar eigen scholen had kunnen stichten, dat gedaan heeft van confessionee- t. Dan had ze van kindsaf de jeugd ■inselen kunnen instampenevenals doet op andere bijzondere scholen, mede moeten we onzen eerbied be- voor de S.D.A.P,, die tot heden den am niet in de hand heeft willen dien, de Openbare School is en moet elijk zijn voor kinderen van ouders, illig van welke levensbeschouwing, jeest en het karakter van de Open- hooi brengen mede, dat zoowel kin- an Gereformeerden als van Modernen, Itholieken als van Joden, van Ortho- |als van Vrydenkers, met genoegen Ikaar op de schoolbanken kunnen temen. Ik vraag my nog alle dagen ede af, hoe het mogelijk is, dat Geref., >xe en Staat k Geref. ouders hun i naar dezelfde Bijzondere school zenden. Op de Openbare school wordt de leerkrachten geen godsdienst- lijs of Btjbelsche geschiedenis onder- Op de Bijzondere school geschiedt dit wel. Hoe is het mogefijk, om Geref., •sen en St Geref op dezelfde wyze ak te onderwijzen, terwyi de levens- wing toch absoluut niet dezelfde is! fin, dit speelt geen rol, wanneer het n Bijzondere of z g christelijke school gaat precies als met een zangver- die niet in 't Koor der Kerk repe- ocht houden Even werd er voorde eeniging het woordje cbr. geplaatst, e zaak was in orde! En toch worden liederen gezongen van dezelfde strek- voorheen. haalt de Redactie een artikel aan C. den Ouden, in de Bode, het orgaan Bond van Ned. onderwijzers. Wat t? Het artikel van P. C. den Ouden rekening van genoemden heer zelf, uit dit in, dat alle onderwijzers het m eens zijn en in dien geest zullen n? Kom, ieder en ook de Redactie Maas- en Scheldebode" weet wei Joewel ze met opzet doet, alsof ze niet eet. Een kleiu voorbeeld: Zet ik bijv. eeD artikel in dit blad, met de op- g, allen zonderonderscheid van stond hoofdhaar totaal baal te knippen, dus vrouwen als mannen, omdat dit zoo voor de gezondheid, zullen dan alle |net my dezelfde opinie zyn toegedaan bespottelyken raad opvolgen? 'tls te dwaas, om ervan te spreken! an durft de Redactie nog te spreken duizenden roode onderwijzers, die cialistische levensbeschouwing in de zullen propageeren. De Redactie weet er, maar ze probeert de lezers zand ogen te strooien en wel zand van de soort. er, wat in art. 42 der L.O.-wet staat: is den onderwijzer van de Openbare voorgeschreven, zich te onthouden s te leeren, te doen of toe te laten, ydig is met den eerbied, verschuldigd godsdienstige begrippen van anders den. kunnen den onderwyzer, die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig uiaakt, voor ten hoogste een jaar en by her- lialiug der overtreding voor oubepaalden tyd in züu bevoegheid tot het geven van onder wijs aan een Opeubuie school schorsen." Schynbaar is de Redactie van de „Maas- en Scheldebode" niet met dit artikel op de hoogte. Eufin, laten we haar dit niet kwaiyk neuieu; een mensch weet nu eenmaal niet alles. Maar toch herinner ik me eensklaps, dat dit artikel wel eens meer in de „Maas- en Scheldebode" is aangehaald. De Redactie kent dit artikel dus wel terdege. Ia haar courant heeft ze dit zelf ook verklaard, met de bijvoeging, dat dit artikel waardeloos is. Bewijzen doet en kan ze dit niet. Evengoed I 20U iemand kunnen zeggen: de beginselen van alle politieke partyen ziju waardeloos. Heeft men daarmede het bewijs gegeven? Begrfipt U nu allen, waarde lezers, dat, hetgeen de Redactie van vermeld blad in I het bewuste artikel schreef, niets anders is dan demagogie van de gemeenste soort, en dat ze zich niet gehouden heeft aan het bekende Gebod: „Gij zult geen valsche ge tuigenis spreken tegenover Uwen naaste! D. laatste Gebod geldt voor ons allenK en dan toch zeker in 7 bijzonder voor de Redactie van een Antirevolutionair blad?Laat ik voor- loopig eindigen met een ieder den raad te geven, dergelijke artikelen in de „Maas- en Scheldebode" 5f niet te lezen öf ze te lezen met de noodige reserve en de bygedachte: Zou dat alles wel zoo zijn, zooals het hier wordt voorgesteld? Den volgenden keer hoop ik U nog veel me ar aangaande deze kwestie te vertellen. Geachte Redactie, weer myn dank voor de verleende plaatsruimte, J. E. WEITERING, Hoofd O.L.S. Secr. afd. „Volksonderwijs". Dirksland14-2-'33. i HOE LANG NOG. Ik vraag me af hoe vele malen kan het nog gebeuren, dat ieder burger van het ge moedelijke dorpje Den Bommel, die het ongeluk heeft brand te krygen aan zijne eigendommen, bijna zonder uitzondering.. uuuger opgesloten wordt voor meerdere dagen en Man. v^n den Staat. Van de laatste wordt nachten in de dorps-arrestantencel, waardelf6 begrooting ininitieus en door de knapste urgerö (daar ze denkt: het kan mti ieder I k°PPen bestudeerd en beent,a. van haar ware ïnnerljjk. Met deze belang- ryke gedachte dient men zich ernstig bezig te houden. Het is zeer moeiiyk, ondanks de predikiüg van den zondeval, zich van de gang bare meeuing, als zouden wy een zeker be schavingspeil bereikt hebben, los temaken. Wil men den oorlog onmogeiyk maken, dan moet men de omstandigheden ook zoo hervormen, dat de krachten, die hem ver wekken, vernietigd worden. Wie het doel wil, moet de middelen willen. Alleen reeds de internationale ontwapening, gesteld dat men deze zou bereiken, zou dusdanige econo mische ontwrichting ten gevolge hebben, dat men betwijfelen mag of onze maatschappy deze zou vermogen op te heffen (vergeiyk: het werkeloosheidsprobleem van thans). I De wereldvrede eischt een peil van ont-| wikkeling en activiteit der massa, die met onze maatschappeiyke verhoudingen onver- eenigbaar zy'n. De ontwikkeling der massa moet de contiöle op de zich steeds wyzigende omstandigheden verzekeren. Wy zien hei gildenwezen ontaarden, ofschoon het oor- spronkeiyk betrekkeiyk goed werkte. De wantoestanden in de liberale periode der 19de eeuw zyn overbekend. De economische machtsverhoudingen waren volkomen een zydig verschoven. Het bovenstaande, om aan te toonen, dat het volk, de massa, zyn be langen moet kennen en zich hooit kritiek loos aan een leiding, wie dan ook, moet overgeven. Wij leven in een tijdsgewricht, waarin de technische en financieels ontwikkeling de moreele en cultureels ontwikkeling verre vooruit is. Dit geldt zoowel voor de organi satie binnen den staat als voor de verhou dingen der staten onderling. Enkele bekende voorbeelden wat de staatsinrichting betreft. De parlementsleden kunnen over het alge meen de technische zijden van de voorgelegde vraagstukken niet beoordeelen. - Plaatselijk I chauvinisme en afgunst verhinderen vaak samenvoeging van gemeenten, die in aller belang zyn, in het algemeen maken de moderne verkeersmiddelen samenvoeging mogelijk, indien geestelyke achterlijkheid dit niet verhinderde. De gezamenlijke budgetten der gemeenten evenals de ge- meenteiyke leeningen zijn belangryk hooger dan die van den Staat. Van de laatste wordt do hp<*rn/\Hr» uu laaboiic wurui Docncen m da dorps-arrestantencel, waarde de begrooting minitieusi en door de knapste burgerij (daar ze denkt: het kan mij ieder k°PPeD bestudeerd en becritiseerd, die van oouenblik ook overkomen) gruwelijk tegen de Seme0nten worden overgelaten aan boeren, o^-kant is. burgers en buitenlui, (dn. Opzettelijk brand stichten is af te keuren, een onderzoek door de politie is noodig, doch na verdere verdenking is doorzending Rotterdam niet meer dan billijk; op sluiting midden in den winter in steenen ceüen is onbillijk. Men zou haast gaan ge- loo/en dat men op Den Bommel gaarne arrestanten heeft om het abnormale hooge bedrag dat voor vergoeding in rekening ge bracht wordt te ontvangen. Laat de burgerij hopen dat spoedig een einde komt aan dergelijke onbillijke behan deling. Met dank voor de plaatsing, Uw dw. M. 2e serie. IV. De Engelschman, die op den Balkan doordrong. Spionnen zijn in te declen in tal van cate gorieën. Er zijn er, die handelen uit vader landsliefde en uit geldzucht. Er zijn beroeps- en aniateurspionnen, en deze weer verdeeld over de twee categorieën, die wij tevoren noemden. Er zijn spionnen, die er op uit trekken uit zucht naar avontuur, en er zijn er, die zich tot dezen moeilijken arbeid laten vinden door gevoelens, die zij zelf vermoedelijk I niet eens juist zouden kunnen omschrijven. De laatste zullen in den regel niet de beste diensten bewijzen. Onder de categorie van amateurs, die als tijdelijke agenten zich ter beschikking stelden, behoort ongetwijfeld de Engelsche publicist, die rustig reisde naar Weenen, Sofia, Konstan- tinopel en Klein-Azië, terwijl deze landen door de centrale legers waren bezet en zelfs het minste vermoeden, dat hij tot de Engelsche nationaliteit behoorde, hem het leven had kunnen kosten. Hij erkent volmondig, dat hij, van een dergelijke reis met tal van avon turen teruggekeerd, wel eenigszins aarzelde toen hij opnieuw de grenzen moest over schrijden, vooral waar een kleine pasformali teit hem in staat stelde nog op het laatste oogenblik het eenmaal genomen besluit te niet te doen. Maar hij voelde zich aan zich zelf en aan zijn land verplicht het voorge nomen plan ten uitvoer te brengen, en zoo zag hij het oog van den belangstellenden toe schouwer, die vooral niet al te belangstellend mocht worden, Weenen in oorlogstijd. Hij hoorde er de menschen vrijuit spreken, hij sprak er zelf met de menschen, die hem hielden voor een Duitschen vriend. Hij leerde er het oorlogsregime beter kennen dan tot dusverre in het Engelsche kamp het geval was, en hij bemerkte, dat al evenzeer als in Duitschland de gewonden zoo ver mogelijk buiten de centra werden gehouden. Hij vernam er ook het tragisch lot van het 28ste linieregiment, uit Praag afkomstig en uitsluitend uit Tsjechen samengesteld, die de Oostenrijkers en den Oostenrijkschen dienst verfoeiden. Geheel het regiment was besloten tot a»™-. Naar aanleiding van de opvoering „Gjj zuit niet duoden" door de R.K. Tooneel- veieenigiDg, Middelharnis, schrijft men ons: Ofschoon geen moeite gespaard was het spel zoo goed mogelijk te doen slagen kon dit aan de propagandistische beteekenis van het stuk weinig veranderen. Dergelijke spe len vestigen een oogenblik de aandacht op I het probleem van den oorlog, verder gaat hun verdienste niet. Het onderhavige stuk geeft bovendien alleen persoonlijke, indivi- dueele gebeurtenissen. Men bemerkt niets van de diepere geestelijke krachten, weinig van den druk der maatscbappelijke factoren, die tot den oorlog dwongen en dwingen. Het is goed. dat het gevoel en het per Bank, zij het ook onder de zeer streDge voorschriften van den Staat door de Bankwet. Niettemin is het ontoelaatbaar, dat de hoog ste economische belangen, niet geheel door den Staat-zelf in de hand gehouden wordeD. De rentelast, dien men nu eenmaal onver mijdelijk het uitgegeven bankpapier moet opleggen, komt gedeeltelijk, maar ongemoti veerd in handen der aandeelhouders, direc teuren en commissarissen, een belangrijk gedeelte verkrijgt ook de Staat. De Staat komt echter de geheele rente-opbrengst der bankbiljettenpers toe. Wat de internationale verhoudingen aan at kennen wii den j .j..v.. uienoL vcuueiaen. uetie regiment was besloten tot deserteeren, offi v«^Dvu/°.rgeiate°a®° tjoereD, eieren en soldaten waren het met elkaar vol- burgers en buitenlui, (dit voorbeeld is ont- ledig eens Toen op een dag het regiment ieend aan Mr. Zimmeiman, oud-buigem. van troepen zag naderen, die zij voor Russische "Otteraam). troepen hielden, tengevolge van de ronde Het geldwezen wordt beheerscht door een tt£ die aan' de sRussfn deden denk particuliere circulatiebank, de Nederlandsche £,ierpe'n zjj de wapenen weg en hieven de Bank. zi handen omhoog. Het waren echter de Dnit- schers en de Duitsche officieren begrepen den toestand in een oogenblik. Geen ontkennen, geen verzet hielp. De mitrailleurs deden haar werk, en van de overgeblevenen werden van de soldaten ten een op vijf, op de officieren een op drie gefusilleerd. De overblijvenden werden naar de meest gevaarlijke punten van het front gestuurd en men kan veilig aannemen, dat er niemand meer is, die dit avontuur kan verhalen. Andere Tsjechische regimenten waren gelukkiger. Onze Engelschman was natuurlijk van luuuiuauuuioe vernouuingen aah-|VaIsche papjeren voorzien. En deze papieren ,t kennen WLj den Volkenbond die door waren ZOo goed, dat zij hem een introductie acoterlykheid harer leden, dit zyn de verschaften bij een Hofraad, verbonden aan ken, tot een cancatuur wordt van hetgeen het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, die hem een aanbeveling gaf voor het persbureau van het Ministerie \ran rwi~~ sooülljk leed de geesten wakkeTscZdt maar' dathé? °Djui3te uien dient er zfch van btw^zK WiBS' 0.runnci 8ÜÜUUI, Oiaar men dient er zich van bewust te zjjn, dat -rede daarmede geen stap nader komt. I Onder de huidige omstandigheden kan I door de misdaad van één of enkele menschen een wereldoorlog uitbreken. De toestand is zoo, dat slechts de lont, die tot het buskruit voert, behoeft te worden aangestoken en dan dan is de wil tot zelfhandhaving zoo geweldig, dat hij tot ieder middel, geen snkfcl uitgezonderd, zyn toevlucht neemt om dit te bereiken; een hechte door den oorlog verbonden Datie ryst op, ieder is er op aan Zewnzen, tot eigen behoud in de eerste plaats. Dit ailes komt tot stand, zonder dat het individu op zichzelf daarop den minsten in- vloekan uiioefenen. Alleen de geiyk ge richte wil der massa zou in staat zijn hierin eenige verandering te brengen. Men brengt het vraagptuk van oorlog of vrede dikwyis terug tot dat van misdaad en I moraliteit. Inderdaad bestaat tusschen beide I «en diepa verwantschap, namelijk de on- macht van den mensch om beide te voor- I komen en beide, althans grootendeels, voort- I spruitend uit de maatschappelijke toestan den. Anti-militairisten en strijdvaardigen, I beiden beroepen zich op de moraal, waaruit reeds biykt dat dit begrip alles behalve klaar ia. Men verliest uit het oog, dat de moraal niet gevormd wordt door het individu, maar dat het een product der wisselwerking tus schen maatschappij en individu is. Want de moraal moge in abstracto eenvoudig en een zekere vastheid bezitten, in concreto wisselt I z(j zonder ophouden (denk aan: slavernij, foltering van beschuldigden, heksenproces- aen, stryd om geloofsvrijheid, arbeiderstoe- atanden in de 19e eeuw). Do oorlog is geen verschijnsel, dat onze taaat8chapp(j ontsiert, maar een dat bij zyn de v..uidl icueu, uit zyn de Volken, tot een caricatuur wordt van hetgeen zijn naam aanduidt. De internationale schul denregeling moge hier ook genoemd worden Wij bevinden ons hier nog geheel in mer- cantilistisch vaarwater. Het mercantilisme is de Staatkundige handelspolitiek, die er op gericht is de export, eventueel kunstmatig door premies enz., uit te breiden en den im port, door protectie-maatregelen, in te knm pen. Da waarde van het meerdere dat uit gevoerd is vloeit nu in den vorm van goud het land binnen. Dit systeem, datoverigeDS een juiste tendens iuhoudt, consequent door gevoerd baseert zich op de onjuiste gedachte, dat hnt maaolMl- --- -j„„uayUIg W1US1 te maken. Men ziet over het hoofd, dat vooi den ruii(handel) twee partijen noodig zijn, wordt één der pariijen geruïneerd, dan is deze ruilverhouding ontwricht. Koopkracht eischt tegen koopkracht, tenzy men terug keert naar de perioden van macht en rooi (slavernij en eerste periode der kolonisatie) De goudkwestie is eveneeDS een goeu voorbeeld. Sinds eeuwen werpt men zich op de edele metalen als bron van waarde, ofschoon het heden buiten dezen waan, nit I meer waarde heeft dan roestvrij slaal. Het goud heeft een wereldhistorische rol gespeeld, waarbij de belangen vaD geheele volken ir> het spel waren, in het bijzonder by de ont dekking van nieuwe vindplaatsen. De een zijdige opeen hooping van het goud is, volgen vele economen, mede schuld aan de wereld crisis, men vermag zich echter niet aan de macht van het goud te onttrekken, in di eerste plaats we) door gebrek aan vertrou wen. Het is duideiyk, dat de oplossing der betreffende problemen in de eerste plaats verstandelijke denkarbeid vereischen. üezt intellectueele werkzaamheid wordt in de Vredesbeweging nog veel te veel verwaar loosd. De maatschappij in zijn huidig sta dium brengt slechts een zeer kleine groe; voort, die in staat is door geestelijke eman cipatie en wetenschappelyke vorming de resultaten der wetenschap ten volle in hur. maatschappeiyk denken te verwerken. Ge lukkig begint men echter hier en daar zich op de studie in populairen vorm van hel vredesvraagstuk toe te leggen. Het ware tewerrschen,datookopPlakkee de kennis der maatschappelijke verschyn- selen op voor ieder begrijpelijke wyze ge bracht werd. Ligt hier niet een taak voor onze afdeeling van het „Nut"? De radioi gai vuur net persbureai van het Ministerie van Oorlog. In die aanbe veling werd op de gebruikelijke lichtvaardige wijze, die ook particulieren onder elkander zoo licht geneigd zijn toe te passen, medege deeld, dat de drager ervan, die natuurlijk met namen werd aangeduid, bekend, was bij het Ministerie van Buitenlandsche Zaken en dat alle faciliteiten hem zonder bezwaar konden worden verleend. Dit document is op zijn verdere reis door Servië, Bulgarije en Turkije een soort van Sesam open U voorden Engelsch man geweest. De Hofraad voegde er nog glim lachend aan toe, dat hij nooit een zoodanige introductie voor het Ministerie van Oorlog gaf dan wanneer hij de personen zeer goed kende. Ja, zeide hij nog lachend, gij, die mij slechts aanbevolen zijt, zoudt een spion van de ergste soort kunnen zijn. Hij heeft ook later vermoedelijk nooit beseft hoe dicht hij bij de waarheid was. Onze Eugelschman ondernam zijn reis over Bucarest, en daar, in het destijds nog onzijdige Roemenië was hij een oogenblik buiten gevaar, of eigenlijk in grooter gevaar dan waar ook. Het ligt in de menschelijke natuur om de voorzichtigheid uit het oog te verliezen zoo dra dit naar het uiterlijk mogelijk blijkt. Wat kon men dezen Engelschman doen in Bucarest, wie zou er op hem letten! Gelukkig was hij verstandig genoeg om te begrijpen, dat men wel op hem lette. Geen land of het had in bijkans elke belangrijke plaats een centraal bureau van inlichtingen. Een soort infor matiebureau, belast met het nagaan van de gangen en het indentificeeren van alle minder of meer belangrijke vreemdelingen. Gesteld, deze Engelschman zou zich in Bucarest in hoe lichte mate ook als vriend der geallieerden hebben doen kennen, binnen 24 uren ware dit te Weenen bekend geweest, en binnen gelijken tijd zou de kostbare aanbeveling een wapen tegen hem geworden zijn. Meer dan een spion, zelfs zij, die over groote routine beschikten, hebben zich in een begrijpelijk verlangen om de zenuwen te ontspannen, in de zgn. veilige neutrale toevluchtsoorden laten gaan, en nergens wellicht worden zij scherper gadegeslagen dan juist daar. Onze Engelschman reisde steeds door. Hij bezocht Bulgarije en Sofia; hij bezocht Konstjmtinopel en leerde er de Turken kennen. Hij had er zelfs een onderhoud met Envcr Pacha, die toen ais de aanstaande Turksche, Napoleon in opkomst was. Hij kon er waar nemen hoezeer Duitsche ambtenaren en Duitsche officieren over geheel den Balkan de lakens uitdeelden; hij kon er iets zien van de voorbereidingen van de expeditie naar Bagdad. Ja, hij reisde langs den Anatolischen spoorweg; hij zag Engelsche en Fransche krijgsgevangenen; hij kon er den haat waar nemen, dien men den Engelschen toedroeg, onrdat zij er in geslaagd waren de plannen voor de doorgaande verbinding Badgad- Hamburg te verhinderen. En nogmaals was hij in Konstantinopel en hoorde er van alles wat op dep oorlog in Galipoli betrekking had. Zelfs vergiste hij zich een keer door te groote belangstelling te toonen. Het was de voormalig Engelsche consul, die hem in de grootste verlegenheid bracht en tegenover wien hij zich niet kon ontpoppen, omdat het in oorlogstijd zeifs niet altijd vaststond of ook deze consuls niet met spionnagediensten zich afgaven. Zoo aanvaardde hij den terugweg. Hij kwam te Nisj, in normalen tijd liet grensstation tus schen Servië en Bulgarije, de plaats, waarheen de Servische wetgevende vergadering na de inneming van Belgrado haar zetel had verlegd. En daar hoorde hij, dat Keizer Wilhelm te Nisj werd verwacht. Dat was een gelegenheid, te mooi om te laten voorbij gaan. Er was ongetwijfeld gevaar verbonden aan langer oponthoud; een enkele waarschuwing uit Konstantinopel, hoe oppervlakkig bedoeld, kon gevolgen met zich dragen, die ernstiger werden, wanneer men zou bemerken, dat de bedoelde vreemdeling trachtte in de nabijheid van den Keizer te komen. Maar wie niet waagt die niet wint, en onze Engelschman trok er op uit om met den aanbevelingsbrief van Weenen en papieren, hem inmiddels door Enver Pacha verschaft, den perfect van Nisj te bezoeken. En deze beloofde hem te doen wat hij kon; schreef de nieuwsgierigheid van den Engelschman aan nieuwsgierigheid zonder meer toe. Het was een toeval, dat onze Engelschman den Keizer zag, maar hij maakte ervan wat hij maken kon. En zoo had hij ge legenheid de vermoeidheid van het gezicht van den keizer te lezen, schoon deze al het mogelijke deed om zich bij zijn omgeving aangenaam te maken. Zeer zorgvuldig inspec teerde hij de Bulgaarsche soldaten; hij sprak met groote beminnelijkheid. Maar terwijl de Engelschman rustig toekeek naar wat de Keizer en de hem vergezellende toenmalige Czaar van Bulgarije, de thans onttroonde Ferdinand, deden, omringden hem Bulgaarsche officieren in burgerkleedij, die hem naar de reden van zijn oponthoud in Nisj vroegen. Doch alles schikte zich ten beste; hij werd naar het persbureau der Bulgaren gebracht en daar verkreeg hij nieuwe introducties, die het hem juist mogelijk maakten aan denfeeste- lijken maaltijd ter eere van den Keizer geor ganiseerd, deel te nemen. Op den 18en Januari 1916 had deze maaltijd, voor den Keizer wellicht niets bijzonders, voor Koning Ferdinand van beteekenis, plaats. Het Leibgardej Regiment speelde een pro gramma, waarop Wagner naast Lehar en Chopin naast Zierer voorkwam. De maaltijd was naar de omstandigheden berekend. Ge- heel het banket had de koelheid, die er van officieele banketten uitgaat. De Engelsclinian kon niet ontkennen, dat hij zich zenuwachtig gevoelde en in zijn zenuwachtigheid niet over zijn volle waarnemingsgave beschikte. Falkenhayn, toen chef van den grooten Generalen Staf, zat ter zijde van Koning Ferdinand; onze Engelschman niet veel meer dan 15 meier van de souvereinen verwijderd. En weer vie! het hem op, dat de Keizer ver moeid was, zoo vermoeid, dat men nauwelijks begreep hoe hij uit zijn bed was gekomen om in een kleine Servische stad, die nog slechts petroleumverlichting kende op dat oogenblik, aan een banket aan te zitten. Eensdeels kreeg onze Engelschman den indruk, dat de Keizer, redenen had om zicli aangenaam te maken bij den Bulgaarschen Czaar, anderzijds was het opvallend, dat de Keizer, die dit anders nooit zou hebben verdragen, de bijkans gelijkheid van behandeling van Koning Ferdinand aan vaardde. Redevoeringen werden uitgesproken, en zij werden natuurlijk gepubliceerd. Iets bijzonders werd er slechts in zooverre gezegd, dat de banden van Bulgarije met den Duitschen en Oostenrijkschen bondgenoot erdoor werden versterkt. De gebeurtenissen van 1905 waren zeer zeker niet uit het intelligente hoofd van Ferdinand verdwenen; de gebeurtenissen, die er hem aan moeten hebben herinnerd, dat Oostenrijk hem aan de verheffing tot Czaar moeilijkheden in den weg heeft gelegd, waar aan hij slechts is ontkomen, doordat Oosten rijk eigen doeleinden door de bezetting van Bosnië en Hezegowina diende. De Kroonprins Boris was aanwezig, en ook prins Cyril. Meri heeft later in de Duitsche couranten kunnen lezen, dat de keizer prins Cyril in de armen nam en op de meest hartlijke wijze met hem speelde, ja zelfs op zijn knie deed plaats nemen. De Duitsche journalisten vergeten alleen, dat de toestand van den eenen arm des Keizers liejn tot dergelijke verrichtingen zelfs met een kind van zeven weken niet in staat had gesteld. Maar de keizer was niet vroolijk, en veel ge makkelijker dan hij sprak de Bulgaarsche souverein, die niet de minste moeite scheen te hebben om zijne woorden te vinden. Eerst later heeft dit avontuur zijn weg gevonden in de Engelsche couranten. Dat is niet te verwonderen, want de schrijver kon liet eerst afzenden toen hij zijn niet ongevaarlijke reis beëindigd had. Avonturen overkwamen hem overigens op die reis niet; het voornaam ste was wellicht dit, dat hij, aan de Fransche grenzen aangekomen, moeite had zijn Engelsche vriendschappelijke identiteit te bewijzen en bijkans als... spion was aangezien! GEKN I'OUTIKKE MUNT UIT ANDEIiEK SMAKT. Een moederhart spreekt... Aangezien biykt, dat de laatste dagen op politieke vergaderingen en in de revoiution- naire pers de by de ramp der „Zeven Pro vinciën" om het leven gekomen Nederlanders als muiters worden geprezen, verzoeken de moeder en de nabestaanden van den over leden marinier 2e kl. W.A. Kroeskop dezen naam niet als propaganda voor politieke doeleinden te misbruiken en als zoodanig de smart van de moeder te vergrooten. In de eerste plaats is niet bewezen, dat haar zoon heoft meegedaan en overigens mag niet ongevraagd een dergelijk oordeel worden uitgesproken en geëxploiteerd. Het betreft hier een jongeman, die hoewel afgeraden per se naar Indiê en naar zee wilde, doch biy was, dat hy a.s. jaar weer vrij was en naar Holland zou somen. Zoowel opvoeding als karakter doen niet vermoeden, dat htj iets met rèvolution- naire begrippen te maken heeft gehad. Hoe dan ook, laat men de kwestie of het werpen van de bom, met het oog op de niet- muiters, geoorloofd was, bespreken, doch van dit tragische overlijden geen misbruik maken. DE SCHEEPSRAMP OP DE AMER. Het klipperschip gelicht. Het klipperschip de Onderneming, groot 120 ton, dat Vrydagavond op de Amer is gezonken, is Dinsdag door de Wit's BergiDg- maatschappij te Rotterdam gelicht Woensdag werd het stoffelyk overschot van H. van Dongen, die 25 jaar was, de oudste van de ',wee omgekomen personen, teraardebesteld. Zondag is op zijn lijk de gbrechtelyke sectie /erricht, waarbij is komerf vast te staan, iat hij vreesdijk was getroffen. Zijn gelaat vas zeer gewond, de neus gebroken en de tanden stonden los in de kaken, terwijl in wendig het lichaam op verschillende plaatsen oloeduitstortingen vertoonde. Alles wees er toen reeds op, dat er ontploffing van niet geringen aard voor het intreden van den verdrinkingsdood moest hebben plaats gebad, hetgeen na lichting van het schip onbetwist baar is komen vast te staan. Het schip was met een lading kunstmest stoffen van Vlaardingen gegaan naarGeers- dijke op Noord-Beveland en keerde daarvan tegen het einde van de vorige week huiswaarts naar Made. Vrijdagavond tegen half zeven werd er langdurig en krachtig alarm gemaakt, hetgeen door bewoners van enkele boerderijen in de Biesbosch werd opgevat als de roep van een schipper, die vroeg om afgehaald te worden of die zfin knecht aan boord riep. Men slogg er daarom niet verder acht op. Tegen half acht werd er een zware slag gehoord en plotseling vertoonde zich op de rivier een schijnsel van licht, dat echter niet den indruk van brand maakte en dat door zeer weinigen werd opgemerkt. Daarmee was, achteraf gezien, het lot beslist van twee IjoDge menschenlevens en is de schuit lang zaam gaan zinken. De ontploffing heeft in het zoogenaamde vooronder plaats gehad. Aangezien er geen ooggetuigen meer in leven zyn, wordt de volgende veronderstelling gehuldigd: De schippers moeten meegevoerd, althans bij zich gehad hebben, een voorraad kruit, slaghoedjes, granaten, bommen, of welke helsche machine dan ook Men vermoedt, dat zij deze goederen hebben meegebracht en gereed gezet voor verder voer. Door het schommelen evenwel van de schuit is het niet uitgesloten, dat zoo'n pakje gevallen zou kunnen ziju, hetgeen de ontploffing heeft bewerkt. Het vooronder was geheel gesloten. Over het vooronderluik of-klep ligt als ge woonlijk een afsluitijzer. Dit ijzer en het luik zijn vau het voordek afgerukt en weggeslin gerd. Zeer waarschijnlijk is Jan, die 21 jaar oud was en de jongste van de twee broers, door den ontzettenden luchtdruk overboord geslagen en verdronken. Zyn lijk is nog niet gevonden. De oudste heeft zich, klaarblijke lijk, doodelijk getroffen, naar het achteronder te bed begeveD. Een in het achteronder aan getroffen wekker stond stil op kwart voor negen. De ontploffiog heeft het ijzeren schot, hetwelk de scheiding vormt van vooronder en ruim, totaal ontzet en daardoor werden zeer veel nagels, welke ter bevestiging van het. schot aan bak- en stuurboord zijn aan gebracht, uitgerukt. Juist door deze kleine nageltjes is het water de schuit binnenge drongen en zoo is de schuit traag maar zeker gezonken. De zwaar getroffen jongeling, die vreeseiyk geleden moet hebben, zou op deze wijze verdronken zijn. KAMERONTBINDING. Officieele bevestiging. 's-GRAVENHAGE, 15 Febr. - Heden id een K. B. verschenen, waarin de Tweede Kamer wordt ontbonden met ingaDg van 8 Mei a.s. De verkiezingen voor de nieuwe Kamer zullen nog vóór dien tyd plaats hebben. De minister van Binnenlandsche Zaken zal n.l. -ien dag van de stemming bepalen op 26 April. De caudidaaistelling is bepaald op 15 Maart. De werkzaamheden van oude en nieuwe Kamer zullen onmiddellijk op elkaar aan sluiten: op 6 Mei zullen deStat.en-GeDeraal in hun tegenwoordige samenstelling gesloten worden, terwijl de eerste zitting der beide Kamers na de ontbinding, dus met de Tweede Kamer in haar nieuwe samenstelling, op Dinsdag 9 Mei zal gehouden worden. J h icri t" H liersi: geril.' f wed 19 Hl hM yA'oet ',eP 4' J de daH •Slotei I vooi oleerl J92f I I J menH ovc-r-B 5 ja it-. er 11 d I r. ide'- ver-U 'den iurd' I 'wrd£ I den van /er- I nid< :re- net 1 *n" 'en :he H I ne I ;r-1 ris I I nt ln H in 'lt t, »t 1 i- I

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1933 | | pagina 3