t
Van Spionnen en Spionnage.
Geeft U op ali Abonné.
yven te doen toebomen met de
ny zonder bijhaling van andere
eeus duideiyb ie verklaren, dat het
enieonderwys op de Openbare School
nderwezen volgens en in overeen-
g met de politiek van de S D A.P.
roeg ik. nog, my den naam van de
en de respectively ke leerkrachten
en, die zich aan dat euvel hadden
d.
at is het antwoord geweest? Van
geenerlei waarde. Maar enfin, als
zer krygt men wel eeus meer van
uillige antwoorden van kinderen. In
ben ik daaraan gewend, en was het
|d voor my dus geen outuuchtering.
ctie heeft geantwoord, maar op een
aaraan totaal geen touw is vast te
De Redactie stelde voorop, dat ze
begrypen, dat ik dat verband nog
1 gezien en gebruikte uitdrukkingen
naïeve onkunde en de kinderlijke
van den Heer Weitering". In'tal-
is het een vaststaand feit, dat men
ie zelf overtuigd zfin van het gebrek-
foutieve van hun standpunt, dan
akela onkiesche woorden bezigen,
pe, daarmede de lezers of toehoorders
zijde te krygen. 'k Had altijd ge-
Pat de Redactie van de «Maas- en
ode" op een hooger standpunt stond,
n duidelijkste heeft ze thans blijk
dat ze met hetzelfde sop is over-
meld blad van Zaterdag 11 Febr.j.l.
wuste Redactie mede: „Met naïviteit
wij een deugd, de eigenschap van
rechte karakters". Prachtig! Is dit
aar, dan heeft de Redactie zelf vol-
toegegeven, dat ik dus ook de op-
aarheid heb geschreven en verder
ij ven.
dactie is echter zoo handig geweest,
woord op mijn vraag schuldig te
Dit had ik trouwens verwacht, daar
,ctie my de bewijzen niet kon geven,
|alles gewoon uit den duim was ge-
heeft ze enkele citaten aangehaald
ende „kopstukken" der S D A.P.,
nzelfsprekend heeft men aan citaten
aarvoor moet men een citaat in zijn
verband beoordeelen. En verder is
|er mensch toch duidelijk, dat het-
S.D.A.P. wenscht, niet in de Open-
hooi wordt uitgevoerd. Zelf ben ik
.A.P.-er. Maar de Redactie van de
en Scheldebode" weet evengoed als
de S.D.A.P. evengoed reeds jaren
|ar eigen scholen had kunnen stichten,
dat gedaan heeft van confessionee-
t. Dan had ze van kindsaf de jeugd
■inselen kunnen instampenevenals
doet op andere bijzondere scholen,
mede moeten we onzen eerbied be-
voor de S.D.A.P,, die tot heden den
am niet in de hand heeft willen
dien, de Openbare School is en moet
elijk zijn voor kinderen van ouders,
illig van welke levensbeschouwing,
jeest en het karakter van de Open-
hooi brengen mede, dat zoowel kin-
an Gereformeerden als van Modernen,
Itholieken als van Joden, van Ortho-
|als van Vrydenkers, met genoegen
Ikaar op de schoolbanken kunnen
temen. Ik vraag my nog alle dagen
ede af, hoe het mogelijk is, dat Geref.,
>xe en Staat k Geref. ouders hun
i naar dezelfde Bijzondere school
zenden. Op de Openbare school wordt
de leerkrachten geen godsdienst-
lijs of Btjbelsche geschiedenis onder-
Op de Bijzondere school geschiedt dit
wel. Hoe is het mogefijk, om Geref.,
•sen en St Geref op dezelfde wyze
ak te onderwijzen, terwyi de levens-
wing toch absoluut niet dezelfde is!
fin, dit speelt geen rol, wanneer het
n Bijzondere of z g christelijke school
gaat precies als met een zangver-
die niet in 't Koor der Kerk repe-
ocht houden Even werd er voorde
eeniging het woordje cbr. geplaatst,
e zaak was in orde! En toch worden
liederen gezongen van dezelfde strek-
voorheen.
haalt de Redactie een artikel aan
C. den Ouden, in de Bode, het orgaan
Bond van Ned. onderwijzers. Wat
t? Het artikel van P. C. den Ouden
rekening van genoemden heer zelf,
uit dit in, dat alle onderwijzers het
m eens zijn en in dien geest zullen
n? Kom, ieder en ook de Redactie
Maas- en Scheldebode" weet wei
Joewel ze met opzet doet, alsof ze niet
eet. Een kleiu voorbeeld: Zet ik bijv.
eeD artikel in dit blad, met de op-
g, allen zonderonderscheid van stond
hoofdhaar totaal baal te knippen, dus
vrouwen als mannen, omdat dit zoo
voor de gezondheid, zullen dan alle
|net my dezelfde opinie zyn toegedaan
bespottelyken raad opvolgen? 'tls
te dwaas, om ervan te spreken!
an durft de Redactie nog te spreken
duizenden roode onderwijzers, die
cialistische levensbeschouwing in de
zullen propageeren. De Redactie weet
er, maar ze probeert de lezers zand
ogen te strooien en wel zand van de
soort.
er, wat in art. 42 der L.O.-wet staat:
is den onderwijzer van de Openbare
voorgeschreven, zich te onthouden
s te leeren, te doen of toe te laten,
ydig is met den eerbied, verschuldigd
godsdienstige begrippen van anders
den.
kunnen den onderwyzer, die zich in
dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig
uiaakt, voor ten hoogste een jaar en by her-
lialiug der overtreding voor oubepaalden tyd
in züu bevoegheid tot het geven van onder
wijs aan een Opeubuie school schorsen."
Schynbaar is de Redactie van de „Maas-
en Scheldebode" niet met dit artikel op de
hoogte. Eufin, laten we haar dit niet kwaiyk
neuieu; een mensch weet nu eenmaal niet
alles. Maar toch herinner ik me eensklaps,
dat dit artikel wel eens meer in de „Maas-
en Scheldebode" is aangehaald. De Redactie
kent dit artikel dus wel terdege. Ia haar
courant heeft ze dit zelf ook verklaard, met
de bijvoeging, dat dit artikel waardeloos is.
Bewijzen doet en kan ze dit niet. Evengoed
I 20U iemand kunnen zeggen: de beginselen
van alle politieke partyen ziju waardeloos.
Heeft men daarmede het bewijs gegeven?
Begrfipt U nu allen, waarde lezers, dat,
hetgeen de Redactie van vermeld blad in
I het bewuste artikel schreef, niets anders is
dan demagogie van de gemeenste soort, en
dat ze zich niet gehouden heeft aan het
bekende Gebod: „Gij zult geen valsche ge
tuigenis spreken tegenover Uwen naaste!
D. laatste Gebod geldt voor ons allenK en
dan toch zeker in 7 bijzonder voor de Redactie
van een Antirevolutionair blad?Laat ik voor-
loopig eindigen met een ieder den raad te
geven, dergelijke artikelen in de „Maas- en
Scheldebode" 5f niet te lezen öf ze te lezen
met de noodige reserve en de bygedachte:
Zou dat alles wel zoo zijn, zooals het hier
wordt voorgesteld?
Den volgenden keer hoop ik U nog veel
me ar aangaande deze kwestie te vertellen.
Geachte Redactie, weer myn dank voor de
verleende plaatsruimte,
J. E. WEITERING,
Hoofd O.L.S.
Secr. afd. „Volksonderwijs".
Dirksland14-2-'33. i
HOE LANG NOG.
Ik vraag me af hoe vele malen kan het
nog gebeuren, dat ieder burger van het ge
moedelijke dorpje Den Bommel, die het
ongeluk heeft brand te krygen aan zijne
eigendommen, bijna zonder uitzondering.. uuuger
opgesloten wordt voor meerdere dagen en Man. v^n den Staat. Van de laatste wordt
nachten in de dorps-arrestantencel, waardelf6 begrooting ininitieus en door de knapste
urgerö (daar ze denkt: het kan mti ieder I k°PPen bestudeerd en beent,a.
van haar ware ïnnerljjk. Met deze belang-
ryke gedachte dient men zich ernstig bezig
te houden. Het is zeer moeiiyk, ondanks de
predikiüg van den zondeval, zich van de gang
bare meeuing, als zouden wy een zeker be
schavingspeil bereikt hebben, los temaken.
Wil men den oorlog onmogeiyk maken,
dan moet men de omstandigheden ook zoo
hervormen, dat de krachten, die hem ver
wekken, vernietigd worden. Wie het doel
wil, moet de middelen willen. Alleen reeds
de internationale ontwapening, gesteld dat
men deze zou bereiken, zou dusdanige econo
mische ontwrichting ten gevolge hebben, dat
men betwijfelen mag of onze maatschappy
deze zou vermogen op te heffen (vergeiyk:
het werkeloosheidsprobleem van thans). I
De wereldvrede eischt een peil van ont-|
wikkeling en activiteit der massa, die met
onze maatschappeiyke verhoudingen onver-
eenigbaar zy'n. De ontwikkeling der massa
moet de contiöle op de zich steeds wyzigende
omstandigheden verzekeren. Wy zien hei
gildenwezen ontaarden, ofschoon het oor-
spronkeiyk betrekkeiyk goed werkte. De
wantoestanden in de liberale periode der
19de eeuw zyn overbekend. De economische
machtsverhoudingen waren volkomen een
zydig verschoven. Het bovenstaande, om aan
te toonen, dat het volk, de massa, zyn be
langen moet kennen en zich hooit kritiek
loos aan een leiding, wie dan ook, moet
overgeven.
Wij leven in een tijdsgewricht, waarin de
technische en financieels ontwikkeling de
moreele en cultureels ontwikkeling verre
vooruit is. Dit geldt zoowel voor de organi
satie binnen den staat als voor de verhou
dingen der staten onderling. Enkele bekende
voorbeelden wat de staatsinrichting betreft.
De parlementsleden kunnen over het alge
meen de technische zijden van de voorgelegde
vraagstukken niet beoordeelen. - Plaatselijk
I chauvinisme en afgunst verhinderen vaak
samenvoeging van gemeenten, die in aller
belang zyn, in het algemeen maken de
moderne verkeersmiddelen samenvoeging
mogelijk, indien geestelyke achterlijkheid
dit niet verhinderde. De gezamenlijke
budgetten der gemeenten evenals de ge-
meenteiyke leeningen zijn belangryk hooger
dan die van den Staat. Van de laatste wordt
do hp<*rn/\Hr»
uu laaboiic wurui
Docncen m da dorps-arrestantencel, waarde de begrooting minitieusi en door de knapste
burgerij (daar ze denkt: het kan mij ieder k°PPeD bestudeerd en becritiseerd, die van
oouenblik ook overkomen) gruwelijk tegen de Seme0nten worden overgelaten aan boeren,
o^-kant is. burgers en buitenlui, (dn.
Opzettelijk brand stichten is af te keuren,
een onderzoek door de politie is noodig,
doch na verdere verdenking is doorzending
Rotterdam niet meer dan billijk; op
sluiting midden in den winter in steenen
ceüen is onbillijk. Men zou haast gaan ge-
loo/en dat men op Den Bommel gaarne
arrestanten heeft om het abnormale hooge
bedrag dat voor vergoeding in rekening ge
bracht wordt te ontvangen.
Laat de burgerij hopen dat spoedig een
einde komt aan dergelijke onbillijke behan
deling.
Met dank voor de plaatsing,
Uw dw.
M.
2e serie.
IV.
De Engelschman, die op den Balkan doordrong.
Spionnen zijn in te declen in tal van cate
gorieën. Er zijn er, die handelen uit vader
landsliefde en uit geldzucht. Er zijn beroeps-
en aniateurspionnen, en deze weer verdeeld
over de twee categorieën, die wij tevoren
noemden. Er zijn spionnen, die er op uit
trekken uit zucht naar avontuur, en er zijn er,
die zich tot dezen moeilijken arbeid laten
vinden door gevoelens, die zij zelf vermoedelijk
I niet eens juist zouden kunnen omschrijven.
De laatste zullen in den regel niet de beste
diensten bewijzen.
Onder de categorie van amateurs, die als
tijdelijke agenten zich ter beschikking stelden,
behoort ongetwijfeld de Engelsche publicist,
die rustig reisde naar Weenen, Sofia, Konstan-
tinopel en Klein-Azië, terwijl deze landen
door de centrale legers waren bezet en zelfs
het minste vermoeden, dat hij tot de Engelsche
nationaliteit behoorde, hem het leven had
kunnen kosten. Hij erkent volmondig, dat
hij, van een dergelijke reis met tal van avon
turen teruggekeerd, wel eenigszins aarzelde
toen hij opnieuw de grenzen moest over
schrijden, vooral waar een kleine pasformali
teit hem in staat stelde nog op het laatste
oogenblik het eenmaal genomen besluit te
niet te doen. Maar hij voelde zich aan zich
zelf en aan zijn land verplicht het voorge
nomen plan ten uitvoer te brengen, en zoo
zag hij het oog van den belangstellenden toe
schouwer, die vooral niet al te belangstellend
mocht worden, Weenen in oorlogstijd. Hij
hoorde er de menschen vrijuit spreken, hij
sprak er zelf met de menschen, die hem hielden
voor een Duitschen vriend. Hij leerde er het
oorlogsregime beter kennen dan tot dusverre
in het Engelsche kamp het geval was, en hij
bemerkte, dat al evenzeer als in Duitschland
de gewonden zoo ver mogelijk buiten de
centra werden gehouden. Hij vernam er ook
het tragisch lot van het 28ste linieregiment,
uit Praag afkomstig en uitsluitend uit Tsjechen
samengesteld, die de Oostenrijkers en den
Oostenrijkschen dienst verfoeiden. Geheel het
regiment was besloten tot a»™-.
Naar aanleiding van de opvoering „Gjj
zuit niet duoden" door de R.K. Tooneel-
veieenigiDg, Middelharnis, schrijft men ons:
Ofschoon geen moeite gespaard was het
spel zoo goed mogelijk te doen slagen kon
dit aan de propagandistische beteekenis van
het stuk weinig veranderen. Dergelijke spe
len vestigen een oogenblik de aandacht op
I het probleem van den oorlog, verder gaat
hun verdienste niet. Het onderhavige stuk
geeft bovendien alleen persoonlijke, indivi-
dueele gebeurtenissen. Men bemerkt niets
van de diepere geestelijke krachten, weinig
van den druk der maatscbappelijke factoren,
die tot den oorlog dwongen en dwingen.
Het is goed. dat het gevoel en het per
Bank, zij het ook onder de zeer streDge
voorschriften van den Staat door de Bankwet.
Niettemin is het ontoelaatbaar, dat de hoog
ste economische belangen, niet geheel door
den Staat-zelf in de hand gehouden wordeD.
De rentelast, dien men nu eenmaal onver
mijdelijk het uitgegeven bankpapier moet
opleggen, komt gedeeltelijk, maar ongemoti
veerd in handen der aandeelhouders, direc
teuren en commissarissen, een belangrijk
gedeelte verkrijgt ook de Staat. De Staat
komt echter de geheele rente-opbrengst der
bankbiljettenpers toe.
Wat de internationale verhoudingen aan
at kennen wii den j
.j..v.. uienoL vcuueiaen. uetie
regiment was besloten tot deserteeren, offi
v«^Dvu/°.rgeiate°a®° tjoereD, eieren en soldaten waren het met elkaar vol-
burgers en buitenlui, (dit voorbeeld is ont- ledig eens Toen op een dag het regiment
ieend aan Mr. Zimmeiman, oud-buigem. van troepen zag naderen, die zij voor Russische
"Otteraam). troepen hielden, tengevolge van de ronde
Het geldwezen wordt beheerscht door een tt£ die aan' de sRussfn deden denk
particuliere circulatiebank, de Nederlandsche £,ierpe'n zjj de wapenen weg en hieven de
Bank. zi handen omhoog. Het waren echter de Dnit-
schers en de Duitsche officieren begrepen den
toestand in een oogenblik. Geen ontkennen,
geen verzet hielp. De mitrailleurs deden haar
werk, en van de overgeblevenen werden van
de soldaten ten een op vijf, op de officieren een
op drie gefusilleerd. De overblijvenden werden
naar de meest gevaarlijke punten van het
front gestuurd en men kan veilig aannemen,
dat er niemand meer is, die dit avontuur kan
verhalen. Andere Tsjechische regimenten waren
gelukkiger.
Onze Engelschman was natuurlijk van
luuuiuauuuioe vernouuingen aah-|VaIsche papjeren voorzien. En deze papieren
,t kennen WLj den Volkenbond die door waren ZOo goed, dat zij hem een introductie
acoterlykheid harer leden, dit zyn de verschaften bij een Hofraad, verbonden aan
ken, tot een cancatuur wordt van hetgeen het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, die
hem een aanbeveling gaf voor het persbureau
van het Ministerie \ran rwi~~
sooülljk leed de geesten wakkeTscZdt maar' dathé? °Djui3te
uien dient er zfch van btw^zK WiBS'
0.runnci 8ÜÜUUI, Oiaar
men dient er zich van bewust te zjjn, dat
-rede daarmede geen stap nader komt.
I Onder de huidige omstandigheden kan
I door de misdaad van één of enkele menschen
een wereldoorlog uitbreken. De toestand is
zoo, dat slechts de lont, die tot het buskruit
voert, behoeft te worden aangestoken en
dan dan is de wil tot zelfhandhaving
zoo geweldig, dat hij tot ieder middel, geen
snkfcl uitgezonderd, zyn toevlucht neemt om
dit te bereiken; een hechte door den oorlog
verbonden Datie ryst op, ieder is er op aan
Zewnzen, tot eigen behoud in de eerste plaats.
Dit ailes komt tot stand, zonder dat het
individu op zichzelf daarop den minsten in-
vloekan uiioefenen. Alleen de geiyk ge
richte wil der massa zou in staat zijn hierin
eenige verandering te brengen.
Men brengt het vraagptuk van oorlog of
vrede dikwyis terug tot dat van misdaad en
I moraliteit. Inderdaad bestaat tusschen beide
I «en diepa verwantschap, namelijk de on-
macht van den mensch om beide te voor-
I komen en beide, althans grootendeels, voort-
I spruitend uit de maatschappelijke toestan
den. Anti-militairisten en strijdvaardigen,
I beiden beroepen zich op de moraal, waaruit
reeds biykt dat dit begrip alles behalve klaar
ia. Men verliest uit het oog, dat de moraal
niet gevormd wordt door het individu, maar
dat het een product der wisselwerking tus
schen maatschappij en individu is. Want de
moraal moge in abstracto eenvoudig en een
zekere vastheid bezitten, in concreto wisselt
I z(j zonder ophouden (denk aan: slavernij,
foltering van beschuldigden, heksenproces-
aen, stryd om geloofsvrijheid, arbeiderstoe-
atanden in de 19e eeuw).
Do oorlog is geen verschijnsel, dat onze
taaat8chapp(j ontsiert, maar een dat bij zyn
de v..uidl icueu, uit zyn de
Volken, tot een caricatuur wordt van hetgeen
zijn naam aanduidt. De internationale schul
denregeling moge hier ook genoemd worden
Wij bevinden ons hier nog geheel in mer-
cantilistisch vaarwater. Het mercantilisme
is de Staatkundige handelspolitiek, die er op
gericht is de export, eventueel kunstmatig
door premies enz., uit te breiden en den im
port, door protectie-maatregelen, in te knm
pen. Da waarde van het meerdere dat uit
gevoerd is vloeit nu in den vorm van goud
het land binnen. Dit systeem, datoverigeDS
een juiste tendens iuhoudt, consequent door
gevoerd baseert zich op de onjuiste gedachte,
dat hnt maaolMl- ---
-j„„uayUIg W1US1
te maken. Men ziet over het hoofd, dat vooi
den ruii(handel) twee partijen noodig zijn,
wordt één der pariijen geruïneerd, dan is
deze ruilverhouding ontwricht. Koopkracht
eischt tegen koopkracht, tenzy men terug
keert naar de perioden van macht en rooi
(slavernij en eerste periode der kolonisatie)
De goudkwestie is eveneeDS een goeu
voorbeeld. Sinds eeuwen werpt men zich
op de edele metalen als bron van waarde,
ofschoon het heden buiten dezen waan, nit I
meer waarde heeft dan roestvrij slaal. Het
goud heeft een wereldhistorische rol gespeeld,
waarbij de belangen vaD geheele volken ir>
het spel waren, in het bijzonder by de ont
dekking van nieuwe vindplaatsen. De een
zijdige opeen hooping van het goud is, volgen
vele economen, mede schuld aan de wereld
crisis, men vermag zich echter niet aan de
macht van het goud te onttrekken, in di
eerste plaats we) door gebrek aan vertrou
wen. Het is duideiyk, dat de oplossing der
betreffende problemen in de eerste plaats
verstandelijke denkarbeid vereischen. üezt
intellectueele werkzaamheid wordt in de
Vredesbeweging nog veel te veel verwaar
loosd. De maatschappij in zijn huidig sta
dium brengt slechts een zeer kleine groe;
voort, die in staat is door geestelijke eman
cipatie en wetenschappelyke vorming de
resultaten der wetenschap ten volle in hur.
maatschappeiyk denken te verwerken. Ge
lukkig begint men echter hier en daar zich
op de studie in populairen vorm van hel
vredesvraagstuk toe te leggen.
Het ware tewerrschen,datookopPlakkee
de kennis der maatschappelijke verschyn-
selen op voor ieder begrijpelijke wyze ge
bracht werd. Ligt hier niet een taak voor
onze afdeeling van het „Nut"? De radioi
gai vuur net persbureai
van het Ministerie van Oorlog. In die aanbe
veling werd op de gebruikelijke lichtvaardige
wijze, die ook particulieren onder elkander
zoo licht geneigd zijn toe te passen, medege
deeld, dat de drager ervan, die natuurlijk met
namen werd aangeduid, bekend, was bij het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken en dat
alle faciliteiten hem zonder bezwaar konden
worden verleend. Dit document is op zijn
verdere reis door Servië, Bulgarije en Turkije
een soort van Sesam open U voorden Engelsch
man geweest. De Hofraad voegde er nog glim
lachend aan toe, dat hij nooit een zoodanige
introductie voor het Ministerie van Oorlog
gaf dan wanneer hij de personen zeer goed
kende. Ja, zeide hij nog lachend, gij, die mij
slechts aanbevolen zijt, zoudt een spion van
de ergste soort kunnen zijn. Hij heeft ook later
vermoedelijk nooit beseft hoe dicht hij bij de
waarheid was.
Onze Eugelschman ondernam zijn reis over
Bucarest, en daar, in het destijds nog onzijdige
Roemenië was hij een oogenblik buiten gevaar,
of eigenlijk in grooter gevaar dan waar ook.
Het ligt in de menschelijke natuur om de
voorzichtigheid uit het oog te verliezen zoo
dra dit naar het uiterlijk mogelijk blijkt. Wat
kon men dezen Engelschman doen in Bucarest,
wie zou er op hem letten! Gelukkig was hij
verstandig genoeg om te begrijpen, dat men
wel op hem lette. Geen land of het had in
bijkans elke belangrijke plaats een centraal
bureau van inlichtingen. Een soort infor
matiebureau, belast met het nagaan van de
gangen en het indentificeeren van alle minder
of meer belangrijke vreemdelingen. Gesteld,
deze Engelschman zou zich in Bucarest in
hoe lichte mate ook als vriend der geallieerden
hebben doen kennen, binnen 24 uren ware
dit te Weenen bekend geweest, en binnen
gelijken tijd zou de kostbare aanbeveling een
wapen tegen hem geworden zijn. Meer dan
een spion, zelfs zij, die over groote routine
beschikten, hebben zich in een begrijpelijk
verlangen om de zenuwen te ontspannen, in
de zgn. veilige neutrale toevluchtsoorden laten
gaan, en nergens wellicht worden zij scherper
gadegeslagen dan juist daar.
Onze Engelschman reisde steeds door. Hij
bezocht Bulgarije en Sofia; hij bezocht
Konstjmtinopel en leerde er de Turken kennen.
Hij had er zelfs een onderhoud met Envcr
Pacha, die toen ais de aanstaande Turksche,
Napoleon in opkomst was. Hij kon er waar
nemen hoezeer Duitsche ambtenaren en
Duitsche officieren over geheel den Balkan
de lakens uitdeelden; hij kon er iets zien van
de voorbereidingen van de expeditie naar
Bagdad. Ja, hij reisde langs den Anatolischen
spoorweg; hij zag Engelsche en Fransche
krijgsgevangenen; hij kon er den haat waar
nemen, dien men den Engelschen toedroeg,
onrdat zij er in geslaagd waren de plannen
voor de doorgaande verbinding Badgad-
Hamburg te verhinderen. En nogmaals was
hij in Konstantinopel en hoorde er van alles
wat op dep oorlog in Galipoli betrekking had.
Zelfs vergiste hij zich een keer door te groote
belangstelling te toonen. Het was de voormalig
Engelsche consul, die hem in de grootste
verlegenheid bracht en tegenover wien hij zich
niet kon ontpoppen, omdat het in oorlogstijd
zeifs niet altijd vaststond of ook deze consuls
niet met spionnagediensten zich afgaven.
Zoo aanvaardde hij den terugweg. Hij kwam
te Nisj, in normalen tijd liet grensstation tus
schen Servië en Bulgarije, de plaats, waarheen
de Servische wetgevende vergadering na de
inneming van Belgrado haar zetel had verlegd.
En daar hoorde hij, dat Keizer Wilhelm te
Nisj werd verwacht. Dat was een gelegenheid,
te mooi om te laten voorbij gaan. Er was
ongetwijfeld gevaar verbonden aan langer
oponthoud; een enkele waarschuwing uit
Konstantinopel, hoe oppervlakkig bedoeld,
kon gevolgen met zich dragen, die ernstiger
werden, wanneer men zou bemerken, dat de
bedoelde vreemdeling trachtte in de nabijheid
van den Keizer te komen. Maar wie niet waagt
die niet wint, en onze Engelschman trok er
op uit om met den aanbevelingsbrief van
Weenen en papieren, hem inmiddels door
Enver Pacha verschaft, den perfect van Nisj
te bezoeken. En deze beloofde hem te doen wat
hij kon; schreef de nieuwsgierigheid van den
Engelschman aan nieuwsgierigheid zonder
meer toe. Het was een toeval, dat onze
Engelschman den Keizer zag, maar hij maakte
ervan wat hij maken kon. En zoo had hij ge
legenheid de vermoeidheid van het gezicht
van den keizer te lezen, schoon deze al het
mogelijke deed om zich bij zijn omgeving
aangenaam te maken. Zeer zorgvuldig inspec
teerde hij de Bulgaarsche soldaten; hij sprak
met groote beminnelijkheid. Maar terwijl de
Engelschman rustig toekeek naar wat de
Keizer en de hem vergezellende toenmalige
Czaar van Bulgarije, de thans onttroonde
Ferdinand, deden, omringden hem Bulgaarsche
officieren in burgerkleedij, die hem naar de
reden van zijn oponthoud in Nisj vroegen.
Doch alles schikte zich ten beste; hij werd
naar het persbureau der Bulgaren gebracht
en daar verkreeg hij nieuwe introducties, die
het hem juist mogelijk maakten aan denfeeste-
lijken maaltijd ter eere van den Keizer geor
ganiseerd, deel te nemen.
Op den 18en Januari 1916 had deze maaltijd,
voor den Keizer wellicht niets bijzonders, voor
Koning Ferdinand van beteekenis, plaats.
Het Leibgardej Regiment speelde een pro
gramma, waarop Wagner naast Lehar en
Chopin naast Zierer voorkwam. De maaltijd
was naar de omstandigheden berekend. Ge-
heel het banket had de koelheid, die er van
officieele banketten uitgaat. De Engelsclinian
kon niet ontkennen, dat hij zich zenuwachtig
gevoelde en in zijn zenuwachtigheid niet
over zijn volle waarnemingsgave beschikte.
Falkenhayn, toen chef van den grooten
Generalen Staf, zat ter zijde van Koning
Ferdinand; onze Engelschman niet veel meer
dan 15 meier van de souvereinen verwijderd.
En weer vie! het hem op, dat de Keizer ver
moeid was, zoo vermoeid, dat men nauwelijks
begreep hoe hij uit zijn bed was gekomen om
in een kleine Servische stad, die nog slechts
petroleumverlichting kende op dat oogenblik,
aan een banket aan te zitten. Eensdeels kreeg
onze Engelschman den indruk, dat de Keizer,
redenen had om zicli aangenaam te maken bij
den Bulgaarschen Czaar, anderzijds was het
opvallend, dat de Keizer, die dit anders nooit
zou hebben verdragen, de bijkans gelijkheid
van behandeling van Koning Ferdinand aan
vaardde.
Redevoeringen werden uitgesproken, en zij
werden natuurlijk gepubliceerd. Iets bijzonders
werd er slechts in zooverre gezegd, dat de
banden van Bulgarije met den Duitschen en
Oostenrijkschen bondgenoot erdoor werden
versterkt. De gebeurtenissen van 1905 waren
zeer zeker niet uit het intelligente hoofd van
Ferdinand verdwenen; de gebeurtenissen, die
er hem aan moeten hebben herinnerd, dat
Oostenrijk hem aan de verheffing tot Czaar
moeilijkheden in den weg heeft gelegd, waar
aan hij slechts is ontkomen, doordat Oosten
rijk eigen doeleinden door de bezetting van
Bosnië en Hezegowina diende. De Kroonprins
Boris was aanwezig, en ook prins Cyril. Meri
heeft later in de Duitsche couranten kunnen
lezen, dat de keizer prins Cyril in de armen nam
en op de meest hartlijke wijze met hem speelde,
ja zelfs op zijn knie deed plaats nemen. De
Duitsche journalisten vergeten alleen, dat de
toestand van den eenen arm des Keizers liejn
tot dergelijke verrichtingen zelfs met een kind
van zeven weken niet in staat had gesteld.
Maar de keizer was niet vroolijk, en veel ge
makkelijker dan hij sprak de Bulgaarsche
souverein, die niet de minste moeite scheen te
hebben om zijne woorden te vinden.
Eerst later heeft dit avontuur zijn weg
gevonden in de Engelsche couranten. Dat is
niet te verwonderen, want de schrijver kon liet
eerst afzenden toen hij zijn niet ongevaarlijke
reis beëindigd had. Avonturen overkwamen
hem overigens op die reis niet; het voornaam
ste was wellicht dit, dat hij, aan de Fransche
grenzen aangekomen, moeite had zijn Engelsche
vriendschappelijke identiteit te bewijzen en
bijkans als... spion was aangezien!
GEKN I'OUTIKKE MUNT UIT
ANDEIiEK SMAKT.
Een moederhart spreekt...
Aangezien biykt, dat de laatste dagen op
politieke vergaderingen en in de revoiution-
naire pers de by de ramp der „Zeven Pro
vinciën" om het leven gekomen Nederlanders
als muiters worden geprezen, verzoeken de
moeder en de nabestaanden van den over
leden marinier 2e kl. W.A. Kroeskop dezen
naam niet als propaganda voor politieke
doeleinden te misbruiken en als zoodanig
de smart van de moeder te vergrooten.
In de eerste plaats is niet bewezen, dat
haar zoon heoft meegedaan en overigens
mag niet ongevraagd een dergelijk oordeel
worden uitgesproken en geëxploiteerd.
Het betreft hier een jongeman, die
hoewel afgeraden per se naar Indiê en
naar zee wilde, doch biy was, dat hy a.s.
jaar weer vrij was en naar Holland zou
somen. Zoowel opvoeding als karakter doen
niet vermoeden, dat htj iets met rèvolution-
naire begrippen te maken heeft gehad.
Hoe dan ook, laat men de kwestie of het
werpen van de bom, met het oog op de niet-
muiters, geoorloofd was, bespreken, doch
van dit tragische overlijden geen misbruik
maken.
DE SCHEEPSRAMP OP DE AMER.
Het klipperschip gelicht.
Het klipperschip de Onderneming, groot
120 ton, dat Vrydagavond op de Amer is
gezonken, is Dinsdag door de Wit's BergiDg-
maatschappij te Rotterdam gelicht Woensdag
werd het stoffelyk overschot van H. van
Dongen, die 25 jaar was, de oudste van de
',wee omgekomen personen, teraardebesteld.
Zondag is op zijn lijk de gbrechtelyke sectie
/erricht, waarbij is komerf vast te staan,
iat hij vreesdijk was getroffen. Zijn gelaat
vas zeer gewond, de neus gebroken en de
tanden stonden los in de kaken, terwijl in
wendig het lichaam op verschillende plaatsen
oloeduitstortingen vertoonde. Alles wees er
toen reeds op, dat er ontploffing van niet
geringen aard voor het intreden van den
verdrinkingsdood moest hebben plaats gebad,
hetgeen na lichting van het schip onbetwist
baar is komen vast te staan.
Het schip was met een lading kunstmest
stoffen van Vlaardingen gegaan naarGeers-
dijke op Noord-Beveland en keerde daarvan
tegen het einde van de vorige week huiswaarts
naar Made. Vrijdagavond tegen half zeven
werd er langdurig en krachtig alarm gemaakt,
hetgeen door bewoners van enkele boerderijen
in de Biesbosch werd opgevat als de roep
van een schipper, die vroeg om afgehaald
te worden of die zfin knecht aan boord riep.
Men slogg er daarom niet verder acht op.
Tegen half acht werd er een zware slag
gehoord en plotseling vertoonde zich op de
rivier een schijnsel van licht, dat echter niet
den indruk van brand maakte en dat door
zeer weinigen werd opgemerkt. Daarmee
was, achteraf gezien, het lot beslist van twee
IjoDge menschenlevens en is de schuit lang
zaam gaan zinken.
De ontploffing heeft in het zoogenaamde
vooronder plaats gehad. Aangezien er geen
ooggetuigen meer in leven zyn, wordt de
volgende veronderstelling gehuldigd:
De schippers moeten meegevoerd, althans
bij zich gehad hebben, een voorraad kruit,
slaghoedjes, granaten, bommen, of welke
helsche machine dan ook Men vermoedt,
dat zij deze goederen hebben meegebracht
en gereed gezet voor verder voer. Door het
schommelen evenwel van de schuit is het
niet uitgesloten, dat zoo'n pakje gevallen
zou kunnen ziju, hetgeen de ontploffing heeft
bewerkt. Het vooronder was geheel gesloten.
Over het vooronderluik of-klep ligt als ge
woonlijk een afsluitijzer. Dit ijzer en het luik
zijn vau het voordek afgerukt en weggeslin
gerd. Zeer waarschijnlijk is Jan, die 21 jaar
oud was en de jongste van de twee broers,
door den ontzettenden luchtdruk overboord
geslagen en verdronken. Zyn lijk is nog niet
gevonden. De oudste heeft zich, klaarblijke
lijk, doodelijk getroffen, naar het achteronder
te bed begeveD. Een in het achteronder aan
getroffen wekker stond stil op kwart voor
negen. De ontploffiog heeft het ijzeren schot,
hetwelk de scheiding vormt van vooronder
en ruim, totaal ontzet en daardoor werden
zeer veel nagels, welke ter bevestiging van
het. schot aan bak- en stuurboord zijn aan
gebracht, uitgerukt. Juist door deze kleine
nageltjes is het water de schuit binnenge
drongen en zoo is de schuit traag maar zeker
gezonken. De zwaar getroffen jongeling, die
vreeseiyk geleden moet hebben, zou op deze
wijze verdronken zijn.
KAMERONTBINDING.
Officieele bevestiging.
's-GRAVENHAGE, 15 Febr. - Heden id
een K. B. verschenen, waarin de Tweede
Kamer wordt ontbonden met ingaDg van
8 Mei a.s.
De verkiezingen voor de nieuwe Kamer
zullen nog vóór dien tyd plaats hebben. De
minister van Binnenlandsche Zaken zal n.l.
-ien dag van de stemming bepalen op 26 April.
De caudidaaistelling is bepaald op 15 Maart.
De werkzaamheden van oude en nieuwe
Kamer zullen onmiddellijk op elkaar aan
sluiten: op 6 Mei zullen deStat.en-GeDeraal
in hun tegenwoordige samenstelling gesloten
worden, terwijl de eerste zitting der beide
Kamers na de ontbinding, dus met de Tweede
Kamer in haar nieuwe samenstelling, op
Dinsdag 9 Mei zal gehouden worden.
J h
icri
t" H
liersi:
geril.'
f wed
19
Hl hM
yA'oet
',eP 4'
J de daH
•Slotei
I vooi
oleerl
J92f I
I J menH
ovc-r-B
5 ja it-.
er 11
d I
r.
ide'-
ver-U
'den
iurd' I
'wrd£ I
den
van
/er- I
nid<
:re-
net
1 *n"
'en
:he H
I ne I
;r-1
ris I
I nt
ln H
in
'lt
t,
»t 1
i- I