EERSTE BLAB ZATERDAG 22 OCTOBER 1932 IN DEN GREEP DER WOESTIJN. Bleten rooien PUROL dessins, solide - A 68c en 40C 18c ■tlinnen damast and, 130x160 1 lekjes 19c lstzijde,wit met aie dessins en 198 lekjes 24c fraaie fantasie- maat en zware a a 78c 39c en Jaschzijde, fijn Lzeersol. kwal. buitengewoon 1 modekleuren 58c i weefsel, of 78c USEN, echte rde, 2.95 thans 135 scht Egyptisch 15c er maat 5 pacco, jaspé of 1 c jer solide, bui- g bl bijz. elegant de 1.35, thans Sic 5de igrSjlfnj voerd, S!ip-on 45c oerd, moderne O 8© zwart/wit, alle S®c lof waschleder, 135 nanchetten, of Ide 158 •'neet ing, zwart/ iren 198 oerd, 2 knoops 178 e bont' and en uren 228 schecht, solide Cjeuren, 6-14 j. 3ENSBLOUSE met puntkraag Ule maten gevoerd, ge- [2-14 jaar 2.45 3 tot 7 jaar nieuw weefsel 13 jaar 3.25; 4 tot 7 jaar Uevoerd, solide dessins a» 4 tot 7 jaar 2 W snhandgebor- -»c 1.75; 4 tot 7 j. 135 1®5 2«s G' ijs ren, geh.zuiver m gekl. randen jjoie m. de hand lauw en beige nandgew. dess. jjmbinaties Ital Vilthoeden ||ce of Wales" Uni kleur m. Inch. alle ma'en 125 175 145 195 1 75 §45 kunstz. 16 iessins, met Ipjes j£S in de aller- ima kwaliteit f 195 -.leurden rand, m jks ©c JEN, 150 stuks 2gc 5IER, pr. kwal. 12 rol - Schrijfmap, 25 k/eloppen «SslO SERVETTEN JENDEN, samen 5U^ irker Systeem a a bd in etui 90C p, met portret ^rg^ LETUI 15 dig. 50c 95c ROTTERDAM Prijs per kwartaal Losse nummers f 1- 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f \tper plaatsing tot een maximum van 10 regels» elke regel meer 15 cent» Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel, Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Steunt de Nederlandsche Olie-industrie. Inlandsche lijnzaad- en grondnotenproduc- ten verdienen voorkeur boven Britsch- Indische. In onze mededeeling van 5 October j .1. vestigden wij de aandacht op het belang, dat de Nederlandsche veehouder heeft bij het koopen vau inlandsche lijnkoek boven de buitenlandscha koek. Hij betaalt n.l. niet alleen een lageren pi'jjs met bovendien gun stiger koopvoorwaarden, maar hij dient daar door tevens zijn eigen belang, doordat hij niet langer meer de industrie in die Staten steunt, welke de export van zijn zuivel- en landbouwproducten belemmeren, o.m. de V.S. van Amerika en Duitschland. Het belang bij het koopen van inlandsche koek is nog grooter voor den veehouder, wanneer het gaat om don aankoop van Britsch- Indische producten o.a. Bomba- of Calcutta Lijnkoek- of grondnotenschilfers of koeken. Gold n.l., zooals wij hierboven zagen, bij den aankoop van Amerikaansche en Duitsche lijnkoek als het groote argument de dwaze behandeling en benadeeling die onze zuivel industrie en landbouw ondervinden, tenge volge van de door die Staten genomen pro- tectie-maatregelen, voor de Britsch-Indische producten geldt naast dit argument van weer een nog veel zwaardere reden en wel de veel mindere kwaliteit van vele van deze producten en het gevaar, dat door het gebruik hiervan voor den gezondheidstoestand van den veestapel wordt geschapen. Dit laatste klemt des temeer, daar de prijs van dit product, dat in tal van opzichten bij het inlandsche ten achier staat, niet noemens waard verschilt van dsn prys, die voor het veelal betere inlandscbe product wordt be taald. Juist in dezen tijd, waarin de vee houder reeds met zoovele moeilijkheden en zorgen te kampen heeft, is het op de eerste plaats van groot belang dat hjj de kans op verlies door sterfte van zijn vee, tengevolge van ondeugdelijk voeder zooveel mogelijk vermijdt, hetgeen hij zeker mede bereikt door het uitsluitend gebruik van koeken van Nederlandsch fabrikaat. Bij het gebruik van Britsch-Indische vee koek of -schilfers bestaat n.l. het groote gevaar, dat de koeken persresten bevatten van ricinus, waardoor het leven van onze dieren in gevaar wordt gebracht. Dat dit gevaar niet denkbeeldig is en de volle aan- dacht heeft van den handel, blijkt voldoende, wanneer men de ricinus-clausule inhetEn- gelsche verkoopcontract leest, waarbij reeds voor 0.001 pCt, ricinus een belangrijkekorting op den verkoopprijs wordt gegeven, terwijl bij een ricinuspercentage van 0.005 pCt. de partij zelfs kan worden geweigerd. Was het gevaar voor den veestapel niet zoo groot, de verkoopers zouden nimmer zulke zware vergoedingen in het verkoopcontract dulden. Dat de Britsch-Indische veekoek, wat betreft zuiverheid, dikwijls veel te wenschen overlaat, en daardoor in kwaliteit doorgaans ver achterstaat bij de inlandsche, blijkt even eens uit de Jaarverslagen van het Rijksland bouwproefstation voor veeonderzoek teWa- geningen, waarin omtrent deze kwestie leer zame cjjfers te vinden zijn. Wij willen in FEUiLLETOi ZANE GREY Naar het Amerikaahsch door HENRI VAN DE WEG Geautuitgave van de N.V. Uitgeverij P. D. Bolle.) 25) Toen deze kwam, constateerde hij volkomen uitputting. Mary keek hem aan en meende, dat hij over zichzelf sprak, maar vol vertrouwen stelde zij zich onder behandeling van den overwerkten man. Een week later was zij weer op de been. Nog steeds vervulde de dokter zijn taak met de nauw keurigheid van een horloge. „Slechts twee sterf gevallen," vertelde hij „en geen kwaadaardige gevallen meer." „Dus joy is werkelijk beter geworden?" vroeg Mary. Zij was aldoor bang geweest, dat men de waarheid voor haar verborgen had gehouden, als zij informeerde naar den toestand van het Indi- aansche meisje. ,-,Zij is beter, al mag ze dit jaar niet meer naar school. Zooveel mogelijk in de frissche lucht is voor haar het parool. Ik ben bang voor haar longen en ze is wat scrofuleus." „Zou ze niet bij mij kunnen komen?" vroeg Mary plotseling. „Ik ben alleen Zaterdags en Zondags, weg en op de andere dagen maar een paar uur. De buren zullen graag een oogje in het zeil houden deze mededeeling volstaan met eenige ge gevens uit de twee laatst verschenen ver- In het verslag 1929, nr. 3, lezen wy, dat o.a. alle monsters lijnzaadschilfers met een botanische zuiverheid beneden de 83 pCt. als Rotary-schilfers waren ingezonden dus producten waren van Britsch-Indische her komst. De laagste zuiverheid bedroeg 56 pCt. Ook het gehalte aan mineralen bleek in het meerendeel van de Britsch-Indische monsters veel te hoog, terwijl 13 monsters ricinus, soms in vrij groote hoeveelheden, bleken te bevatten. Of dit laatste uitsluitend Britsch- Indische schilfers betrof valt niet met zeker heid uit het verslag op te maken. Wat betreft de grondnotenschilfers zegt dit verslag, dat er veel monsters werden ingezonden, die botanisch onvoldoende zui ver waren. De monsters, waarin het gehalte, aan dopfragmenten te hoog was, bleken voor namelijk schilfers te zijn, voor zoover de herkomst bekend was, van Britsch-Indische origine. In het verslag 1930, nr. 3, lezen wij, dat in 21 monsters vergiftige ricinus werd ge vonden, terwijl ook veel monsters met ©en te hoog gehalte aan aschbestanddeelen wer* den ingezonden. Een groot aantal monsters, waarin ricinus gevonden werd en verreweg het grootste deel der monsters met een te hoog gehalte aan aschbestanddeelen beston den uit Bombay-schilfers, dus een product van Britsch-Indische herkomst. Bij de grond notenschilfers vermeldt het verslag, dat het grootste deel der monsters met een te hoog gehalte aan minerale bestanddeelen, Bom bay-schilfers waren. Wij meenen met dit korte overzicht te kunnen volstaan; de aandachtige lezer zal het duidelijk zijn dat het inlandsche product tegenover net Britsch-Indische verre de voor keur verdient, en nu niet alleen uit het oog punt van verweer tegen de protectie-maat- regelen van de onzen landbouw vijandig gezinde Staten, maar meer nog uit de over weging, dat het Britsch-Indische product gevaar kan opleveren voor onzen veestapel, waartegen met zorg moet worden gewaakt. Moge deze argumenten de veehouders door dringen van het groote belang dat voor hen schuilt in het gebruik van inlandsche lijn koek- en grondnotenschilfers, wanneer de keus gaat tusschen het Nederlandsche of Britsch-Indische fabrikaat. Vereeniging van Nederlandsche Olie fabrikanten. Haarlem, 7 October 1932. Spoedeischende vergadering van den Raad der Gemeente MEL- LEVOETSSjUIS, op Woensdag 12 October 1932. (Vervolg.) Voorzitter spreekt daarna als volgt: Op den 15 Juli 1.1. des morgens ongeveer half elf, vervoegde eerst-oudergeteekende, Mr. Nijgh, zich ten mijnent, en vroeg mij by die gelegenheid om als voorzitter van een door als ik er niet ben." „Ik zou geen betere oplossing voor haar kunnen vinden," riep Kellogg uit. „U zult zeker op één patient kunnen passen, nadat u voor veertig hebt gezorgd." Groene plekken vertoonden zich weer, zoodra de sneeuw begon te smelten. Weidra trok het vee de heuvels in, nadat het gedurende den winter in het dal had vertoefd. Het wegtrekken van de kudden en de lentelucht waren voor John een teeken, dat het tijd voor hem werd om te vertrekken. Hij kreeg genoeg van Colorado en zijn rusteloosheid werd langzamerhand te sterk. Met de postkoets reed hij weg uit Cleveland toen hij in de verte High-Lo zag naderen, vergezeld door een ruiter, wiens paard hem bekend voor kwam. Hij pijnigde zich af om te weten, wie het zijn kon, totdat hij wist, dat het paard in Arizona bereden werd gedurende den vorigen zomer door Beany. Toen herkende hij ook de slanke gestalte in het zadel; het was Beany zelf. „Hé, cowboy!" schreeuwde de ruiter hem toe op een toon, die allen twijfel deed verdwijnen. „Wat zijn je plannen?" „M'n zelfde baantje maar weer," riep John terug. Zoodra zij bij hem waren, deden zij hun paarden keereti. „Komen jelui net terug uit Black Mesa?" vroeg John. „Ja," antwoordde Beany, „en het was er erg vervelend." „Zijn de menschen lang weggebleven?" ver volgde John. „Net zoo je zegt! Zij zijn pas sinds een week terug. Waarschijnlijk bang voor de griep. Het is hem en den heer v. d. Wal voorgenomen op te richten comité van actie tot behoud van 's Rijkswerf alhier te willen optreden. Het gesprek dat zich hierdoor ontwikkelde was zeer ongedwongen en openhartig, althans van mijne zijde, en heb ik genoemden heer duidelyk te verstaan gegeven, dat ik niet bereid was de aangeboden functie te aan vaarden, o.m omdat de actie die van deze gemeente moest en kon uitgaan in verband met dit vraagstuk, al jarenlang aan den gang was, onze actie uit den aard der zaak een eigen karakter droeg en gebouwd is op de rechtstreeksche en speciale belangen van aardappelen rooien en andere land arbeid, veroorzaakt kloven in de handen en maakt ze ruw en pijnlijk. Dit verzacht en geneest men met (Adv.) Doos 30, 60 en 90 ct. Hellevoetsluis, terwiji In dit verband door de aangrenzende gemeenten tot op dit oogen blik nog nimmer iets, althans zoover mij bekend was, is gedaan. Ik gaf te kennen dat ik er alleen aan zou kunnen denken om het gedane aanbod te aanvaarden, wanneer dat gedaan was door de buurgemeenten zelf en de gemeentebesturen zich zouden wenden tot ons college met een voorstel om in deze kwestie tot samenwerking te komen. En ook dan nog zou m.i. overwogen dienen te worden of de belangen wel in die mate paralel Ioopen, dat een ongestoorde en harmonische samenwerking mogelijk ware, omdat onze belangen in deze zooveel intenser zijn dan die der buren. Ik zeide dat wanneer een verzoek in die richting vanwege de besturen zelve werd gedaan, er alleszins reden zou zijn om dat ernstig te bespreken. Op de eerste, door den heer Nijgh gedane vraag moest moest daarom mijn antwoord ontkennend luiden. Ik heb den heer Nflgh nimmer ge machtigd om namens mij eenige toezegging in deze te doen en wanneer deze dus, zooals mij is medegedeeld, de daarna door hem ge leide bijeenkomst heeft voorgespiegeld „dat ik het voorzitterschap wèl zou aanvaarden", dan is dat onjuist en misleidend. Zoo is dus de heer Nijgh met dit antwoord van mij heengegaan en had ik, daar ik reeds om één uur des nam. moest vertrekken voor mijn vacantie, geen gelegenheid om den loco-burge meester met dit gevoerde gesprek in kennis te stellen. Ik vertrouwde er dus maar op dat de heer Nijgh het resultaat van ons onder houd getrouw zou overbrengen aan hen, namens wien hij gekomen was. Dit was de heer v. d. "Wal, andere namen heeft de heer Nijgh mij niet genoemd. Toen ik nu den lsten Aug. weer terug was van mijn vacantie, bleek mij al dadelijk dat de heer Nijgh het tusschen hem en mij besprokene op zijne wijze in de eerste ver- gadering van het door hem opgerichte comité had behandeld of eigenlijk niet behandeld en de vergadering in de meening heeft ge laten „dat ik mij wèl als voorzitter zou beschikbaar stellen, wanneer dat door of namens het comité werd gevraagd." Dit is, ik herhaal het ODjuist.Zie mijn bovenstaande uiteenzetting. Door geen der gemeentebesturen was ooit trouwens vrij erg geweest in het reservaat. Vooral in de buurt van Taho. Er zijn drie dooden daar." Het hart bonsde John in de keel. „Wie?" „ik weet geen namen. Zoover ik weet, zijn een baby, een ludiaansch kind en een jonge vrouw overleden." „Een bianke vrouw?" vroeg John, terwijl ont zetting zich afteekende op zijn gezicht. Beany staarde hem verbaasd aan. „Moet ik aan een verhoor worden onderworpen?" De angst maakte John heftig. „Geef antwoord, idioot!" Beany voelde zich beleedigd. „Heb je soms te veel gedronken!.Ja, het was een blanke vrouw. Ze is er niet zoo lang geweest. Tuberculose en griep waren de oorzaak. Ze was getrouwd met een van de lui van het gouvernement." John herademde. Zijn boosheid op Beany ver dween even plotseling, als die gekomen was. „Heb je nog iets gehoord van onzen vriend Dandy?" vroeg High-Lo. „Dandy?" „Ja, die mooie namaak-cowboy, die zichzelf Newton noemt." „O, Wilbur Newton? Gezien heb ik hem niet, maar ik heb wel.wat gehoord. Hij heeft een kleinen handelspost geopend in die verlaten passen bij Sage Springs." John merkte, hoe veelbeteekend High-Lo hem aankeek. „Ik zou wel eens willen weten, hoe hij aan het geld komt," antwoordde High-Lo. „Geleend, natuurlijk. Als hij bijtijds weg wil gaan om niet alles kwijt te raken, kan hij mijn paard krijgen. Den teugel er bij." „Ik hoorde vertellen, dat Hanley van den winter in Colorado geweest is," loog John in een poging iets aan ons gevraagd of voorgesteld, dat er op wees dat samenwerking gewenscht en gezocht werd, doch wel ontving ik op den lsten Aug. een schriftelijke mededeeling „dat er zich een comité had gevormd" en tevens het verzoek aan mij, om als voorzitter daar van op te treden. Ik heb daarvoor, nadat ik de wethouders omtrent deze zaak had in gelicht, en dus met hun medeweten, bedankt, met opgave van de reeds eerder aan den heer Nijgh genoemde motieven, en welke ik óók had ontvouwd in de vergadering van 't col lege, terwijl de wethouders dat toen begrepen en beaamden. Tot zoover hetgeen aan deze geschiedenis is voorafgegaan. Nu is in al dien tijd, n.l. sinds de oprich ting van het comité in de tweede helft van Juli, noch door de wethouders, nóch door anderen die tot het z.g. kleine comité be hoorden (zelfs één der onderteekenaars van het ingediend adres, die ik betrouwbaar acht, verklaarde my in het begin van Sep tember nog, dat er geen vergadering meer was geweest en hij niets meer had ver nomen) Evenzoo ook de gemeentebesturen van Nieuw-Helvoet en Nieuwenhoorn; deze verkeerden volmaakt in onwetendheid wat er nu eigenlijk geschiedt is of ondernomen wordt;.en nu komt daar ineens het hierb(j overgelegd adres aan den raad om eene sub sidie van maar eventjes 10 cent per inwoner aan dat comité toe te staan, d.i. ongeveer 194,— zonder dat de adressanten het zelfs noodig vinden aan den Raad of aan B. en W. mede te deelen „wat er nu eigenlijk door hen gedaan is of.wat zij voornemens zijn in het belang van die actie als bedoeld, te doen." Daar heeft de raad, zelfs B. en W. vol gens hun opvatting zeker niet mee te maken. DRAISMA-VANVALKENBURG'S* A •-! LEVERTRAM (Adv.) Mij dunkt, dat is, laten wij maar zeggen „de vrijmoedigheid" wei wat al te ver ge dreven; niemand weet iets van de zaak af, ook de beide wethouders niet. De heer Es- senberg antwoordde mij de vorige week nog op mijn vraag daarover, dat hij er niets meer over had gehoord. En nu vindt dezelfde wethouder en ook de heer de Boo blijkens hunne handteekening onder het aan mij ge richt om een spoedeischende vergadering van den gemeenteraad te beleggen naar aan leiding van het feit dat zij vernomen hadden dat er een verzoek was ingekomen van het z g. Gomité van actie, om eene subsidie van de gemeente dit een spoedeischend geval. Nota bene was door mij reeds aan den heer Essenberg medegedeeld dat er tóch zeer spoedig immers als de gemeente-begrooting - die bijna gereed is - moet worden aange boden, vergadering zou zijn en dus een extra vergadering, speciaal voor de behandeling van dit verzoek, geen zin had. Men zou toch, als nuchter denkend mensch, meenen, dat, als het comité of te wel de heer Nijgh, 12 weken wacht met het indienen van dat ver zoek en de heeren zelf nog verder van niets om Beany tot praten te verlokken. „Heb je er niet over hooren spreken bij de Westons?" Beany dacht een oogenblik na. „Nu je het vraagt, ja. Hij schijnt in Gallup gezeten te hebben." Gedurende den avond, die Beany in hun gezel schap doorbracht, vonden John en High-Lo geen gelegenheid om te praten, maar toen eerstge noemde den volgenden morgen vertrok, wachtten zij geen oogenblik om te spreken, over hetgeen hen nog steeds bezig hield. „Je snapt het nauurlijk wel," nlerkte High-Lo op. „Newton's post dient alleen om zijn eigenlijke zaken geheim te houden." John beaamde dit. „Zouden ze werkelijk zoo krankzinnig zijn om te denken, dat dit spelletje maar altijd kan blijven duren? Me dunkt, dat wij op weg naar Black Mesa, het eindje touw, dat ik zoo zorgvuldig heb be waard, wel eens konden gebruiken." John had van High-Lo niet anders verwacht en wist, dat het moeilijk zou zijn, dezen in toom te houden. „Wees er niet al te vlug mee. Zorg liever, dat ze touw genoeg hebben om zichzelf op te hangen." „Ik denk er niet aan. Als het zoover komt, moet ik er bij zijn. Waarom zouden we nog langer wachten?" John wist, dat hij nu moest spreken over het geen hij altijd voor High-Lo had verborgen ge houden." „Als ik me met dat zaakje bemoei moet ik de vrouw, die ik liefheb, wel in moeilijkheden brengen." High-Lo wist niet, wat hij hoorde. Scherp onder zoekend keek hij zijn vriend aan. „De vrouw, die jij liefhebt?" „Ja, de vrouw van Wilbur Newton." afweten, er toch voor de leden van het col lege geen de minste aanleiding zou bestaan om daarvoor een spoedvergadering af te dwingen. Men ziet, 's menschen wegen zijn soms wonderlijk. Maar een andere vraag is, of dit is in waarheid het gemeentebelang dienen, dat men als raadslid en byzonder als wethouder toch in de eerste plaats ver plicht is te doen. Intusschen, üw voorzitter heeft niet geaarzeld aan dat toch wel zonderlinge ver zoek te voldoen, en wel zoo spoedig mogelijk, en nu kunnen de heeren mijnentwege be raadslagen. Ik ben zeer nieuwsgierig te hoo ren welke doorslaande argumenten of even- tueele voorstanders voor de inwilliging van deze aanvraag, die op deze wijze, en zonder de minste toelichting is ingediend, daarvoor kunnen aanvoeren. Uwen voorzitter heeft u in comité steeds, op de hoogte gehouden van hetgeen door het college van B. en W. of ook door mij persoonlijk tot op heden is gedaan. Van het z.g. comité van actie heeft niemand tot nog toe ook maar iets vernomen, geen enkel raadslid kan thans beoordeelen of er iets gedaan is, weet niet wat en hoe het gedaan is, heeft er niet den minsten invloed op kunnen uitoefenen, zelfs de bestuursleden van de daarbjj betrokken gemeenten weten minder dan niets. Is dat wat? Men vraagt alleen even een paar honderd gulden van onze im mers „arme" gemeente! Waarvoor weet niemand. Ik kan u wel mededeelen dat de gemeente besturen van Nieuw-Helvoet evenmin als dat van Nieuwenhoorn op dit oogenblik en op deze wijze bereid zijn om voorstellen aan den raad te doen. Men stelt zich daar op het standpunt eerst te willen weten waar voor een zoodanig bedrag noodig zou zyn en wenscht ook het recht voor zich om over datgene wat zou gedaan zijn of gedaan zou worden, te oordeelen en goed te keuren alvorens daarvoor van gemeentewege gelden beschikbaar te stellen; een standpunt dat m. i. niet alleen voorzichtig, maar ook het eenig juiste is. Afgezien nu van de vraag of het stadium waarin de kwestie van de werf thans ver keert nu de staatsbegrooting is ingediend het niet wenschelijk is om andere mid delen toe te passen in verband met de ons dreigende maatregelen, moet het toch aan eik vertegenwoordiger van de burgerij dui delijk zijn dat de raad, dat het college van B. en W. in de eerste en voornaamste plaats de lichamen z(jn die voor de gemeente belangen moeten opkomen en eerst bij het in gebreke stellen van die colleges, in de tweede plaats pas daartoe de particulieren zijn aangewezen. Nu zal wel niemand kunnen aantoonen dat ons bestuur in deze niet actief, niet diligent is geweest, inderdaad, wij zijn niet bij de pakken blijven neerzitten. Onzer zijds was alreeds met de actie begonnen (en deze is steeds voortgezet) toen de heer Nijgh voor het eerste verzoek bij mij kwam. Er bestaat dan ook geen de minste aan leiding om op het ingediende adres een gunstige beschikking te nemen, en wel óók KLOKKEN, PENDULES, BAROMETERS geleverd door de Fa. E. HARTOGS ZN. Middelharnis voldoen aan de hoogste eischen. Prijzen belangrijk lager dan elders. High-Lo deinsde achteruit, alsof hij een slag kreeg. „Zoo moet je me niet aankijken, kerel!" smeekte John. „Geloof me, mijn liefde is volkomen oprecht. Ik zal je een en ander vertellen. Niet hier. Kom mee naar de wei." Hij liep vooruit en hoorde High-Lo achter zich aankomen. Toen zij de weide bereikten, bleef High-Lo. zeker tien nieter van hem af. Hij brak een tak van een struik én probeerde te teekenen op den grond. John liep naar hem toe en begon te vertellen van hetgeen gebeurd was, beginnend bij zijn kennismaking met Mary. Het duurde niet lang of High-Lo liet zijn tak vallen en luisterde intens, ai keek hij een anderen kant uit. John lette niet op hem, verdiept als bij was in zijn her inneringen. Plotseling zweeg hij; hij had verteld, hoe Mary hem wegzond. Verder viel er immers niets te zeggen. High-Lo keek op. Hij staarde John verbaasd aan. „Dat zoo iets jou kan overkomen, zonder dat je mij iets vertelt," mompelde hij. „Begrijp je dat dan niet?" „Misschien wel. Maar ik ben nooit verliefd ge weest en wat jij ondervonden hebt, maakt, dat ik er niets van moet hebben ook. Niets, begrijp je!" High-Lo's gezicht vertrok, terwijl hij dit op hartstochtelijken toon uitriep. John schrok over de ontroering van zijn vriend. „Denk toch niet, dat er iets tusschen ons beiden gekomen is. Ik heb je meer dan ooit noodig, High-Lo. Je hebt mijn leven gered en mijn zelfvertrouwen. Als jij niet naar Colorado was gekomen, zou ik zonder meer naar Taho zijn teruggekeerd. God weet, wat ik aan je te danken heb!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1932 | | pagina 1