EERSTE BLAB
ZATERDAG
22 OCTOBER 1932
IN DEN GREEP DER WOESTIJN.
Bleten rooien
PUROL
dessins, solide - A
68c en 40C
18c
■tlinnen damast
and, 130x160 1
lekjes 19c
lstzijde,wit met
aie dessins en
198
lekjes 24c
fraaie fantasie-
maat en zware a a
78c 39c en
Jaschzijde, fijn
Lzeersol. kwal.
buitengewoon
1 modekleuren
58c
i weefsel, of
78c
USEN, echte
rde, 2.95 thans
135
scht Egyptisch
15c
er maat 5
pacco, jaspé of
1 c
jer solide, bui-
g
bl bijz. elegant
de 1.35, thans
Sic
5de
igrSjlfnj
voerd, S!ip-on
45c
oerd, moderne
O
8©
zwart/wit, alle
S®c
lof waschleder,
135
nanchetten, of
Ide
158
•'neet ing, zwart/
iren
198
oerd, 2 knoops
178
e bont' and en
uren
228
schecht, solide
Cjeuren, 6-14 j.
3ENSBLOUSE
met puntkraag
Ule maten
gevoerd, ge-
[2-14 jaar 2.45
3 tot 7 jaar
nieuw weefsel
13 jaar 3.25;
4 tot 7 jaar
Uevoerd, solide
dessins a»
4 tot 7 jaar 2 W
snhandgebor- -»c
1.75; 4 tot 7 j.
135
1®5
2«s
G' ijs
ren, geh.zuiver
m gekl. randen
jjoie m. de hand
lauw en beige
nandgew. dess.
jjmbinaties
Ital Vilthoeden
||ce of Wales"
Uni kleur m.
Inch. alle ma'en
125
175
145
195
1 75
§45
kunstz. 16
iessins, met
Ipjes
j£S in de aller-
ima kwaliteit
f 195
-.leurden rand, m
jks ©c
JEN, 150 stuks 2gc
5IER, pr. kwal.
12 rol -
Schrijfmap, 25
k/eloppen «SslO
SERVETTEN
JENDEN, samen 5U^
irker Systeem a a
bd in etui 90C
p, met portret ^rg^
LETUI 15 dig.
50c
95c
ROTTERDAM
Prijs per kwartaal
Losse nummers
f 1-
0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f \tper plaatsing tot een maximum
van 10 regels» elke regel meer 15 cent»
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel, Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Steunt de Nederlandsche
Olie-industrie.
Inlandsche lijnzaad- en grondnotenproduc-
ten verdienen voorkeur boven Britsch-
Indische.
In onze mededeeling van 5 October j .1.
vestigden wij de aandacht op het belang,
dat de Nederlandsche veehouder heeft bij
het koopen vau inlandsche lijnkoek boven
de buitenlandscha koek. Hij betaalt n.l. niet
alleen een lageren pi'jjs met bovendien gun
stiger koopvoorwaarden, maar hij dient daar
door tevens zijn eigen belang, doordat hij
niet langer meer de industrie in die Staten
steunt, welke de export van zijn zuivel- en
landbouwproducten belemmeren, o.m. de V.S.
van Amerika en Duitschland.
Het belang bij het koopen van inlandsche
koek is nog grooter voor den veehouder,
wanneer het gaat om don aankoop van Britsch-
Indische producten o.a. Bomba- of Calcutta
Lijnkoek- of grondnotenschilfers of koeken.
Gold n.l., zooals wij hierboven zagen, bij
den aankoop van Amerikaansche en Duitsche
lijnkoek als het groote argument de dwaze
behandeling en benadeeling die onze zuivel
industrie en landbouw ondervinden, tenge
volge van de door die Staten genomen pro-
tectie-maatregelen, voor de Britsch-Indische
producten geldt naast dit argument van
weer een nog veel zwaardere reden en wel
de veel mindere kwaliteit van vele van deze
producten en het gevaar, dat door het gebruik
hiervan voor den gezondheidstoestand van
den veestapel wordt geschapen. Dit laatste
klemt des temeer, daar de prijs van dit
product, dat in tal van opzichten bij het
inlandsche ten achier staat, niet noemens
waard verschilt van dsn prys, die voor het
veelal betere inlandscbe product wordt be
taald. Juist in dezen tijd, waarin de vee
houder reeds met zoovele moeilijkheden en
zorgen te kampen heeft, is het op de eerste
plaats van groot belang dat hjj de kans op
verlies door sterfte van zijn vee, tengevolge
van ondeugdelijk voeder zooveel mogelijk
vermijdt, hetgeen hij zeker mede bereikt
door het uitsluitend gebruik van koeken
van Nederlandsch fabrikaat.
Bij het gebruik van Britsch-Indische vee
koek of -schilfers bestaat n.l. het groote
gevaar, dat de koeken persresten bevatten
van ricinus, waardoor het leven van onze
dieren in gevaar wordt gebracht. Dat dit
gevaar niet denkbeeldig is en de volle aan-
dacht heeft van den handel, blijkt voldoende,
wanneer men de ricinus-clausule inhetEn-
gelsche verkoopcontract leest, waarbij reeds
voor 0.001 pCt, ricinus een belangrijkekorting
op den verkoopprijs wordt gegeven, terwijl
bij een ricinuspercentage van 0.005 pCt. de
partij zelfs kan worden geweigerd. Was het
gevaar voor den veestapel niet zoo groot,
de verkoopers zouden nimmer zulke zware
vergoedingen in het verkoopcontract dulden.
Dat de Britsch-Indische veekoek, wat
betreft zuiverheid, dikwijls veel te wenschen
overlaat, en daardoor in kwaliteit doorgaans
ver achterstaat bij de inlandsche, blijkt even
eens uit de Jaarverslagen van het Rijksland
bouwproefstation voor veeonderzoek teWa-
geningen, waarin omtrent deze kwestie leer
zame cjjfers te vinden zijn. Wij willen in
FEUiLLETOi
ZANE GREY
Naar het Amerikaahsch door
HENRI VAN DE WEG
Geautuitgave van de N.V. Uitgeverij P. D. Bolle.)
25)
Toen deze kwam, constateerde hij volkomen
uitputting.
Mary keek hem aan en meende, dat hij over
zichzelf sprak, maar vol vertrouwen stelde zij zich
onder behandeling van den overwerkten man.
Een week later was zij weer op de been. Nog
steeds vervulde de dokter zijn taak met de nauw
keurigheid van een horloge. „Slechts twee sterf
gevallen," vertelde hij „en geen kwaadaardige
gevallen meer."
„Dus joy is werkelijk beter geworden?" vroeg
Mary. Zij was aldoor bang geweest, dat men de
waarheid voor haar verborgen had gehouden, als
zij informeerde naar den toestand van het Indi-
aansche meisje.
,-,Zij is beter, al mag ze dit jaar niet meer naar
school. Zooveel mogelijk in de frissche lucht is
voor haar het parool. Ik ben bang voor haar longen
en ze is wat scrofuleus."
„Zou ze niet bij mij kunnen komen?" vroeg Mary
plotseling. „Ik ben alleen Zaterdags en Zondags,
weg en op de andere dagen maar een paar uur.
De buren zullen graag een oogje in het zeil houden
deze mededeeling volstaan met eenige ge
gevens uit de twee laatst verschenen ver-
In het verslag 1929, nr. 3, lezen wy, dat
o.a. alle monsters lijnzaadschilfers met een
botanische zuiverheid beneden de 83 pCt.
als Rotary-schilfers waren ingezonden dus
producten waren van Britsch-Indische her
komst. De laagste zuiverheid bedroeg 56 pCt.
Ook het gehalte aan mineralen bleek in het
meerendeel van de Britsch-Indische monsters
veel te hoog, terwijl 13 monsters ricinus,
soms in vrij groote hoeveelheden, bleken te
bevatten. Of dit laatste uitsluitend Britsch-
Indische schilfers betrof valt niet met zeker
heid uit het verslag op te maken.
Wat betreft de grondnotenschilfers zegt
dit verslag, dat er veel monsters werden
ingezonden, die botanisch onvoldoende zui
ver waren. De monsters, waarin het gehalte,
aan dopfragmenten te hoog was, bleken voor
namelijk schilfers te zijn, voor zoover de
herkomst bekend was, van Britsch-Indische
origine.
In het verslag 1930, nr. 3, lezen wij, dat
in 21 monsters vergiftige ricinus werd ge
vonden, terwijl ook veel monsters met ©en
te hoog gehalte aan aschbestanddeelen wer*
den ingezonden. Een groot aantal monsters,
waarin ricinus gevonden werd en verreweg
het grootste deel der monsters met een te
hoog gehalte aan aschbestanddeelen beston
den uit Bombay-schilfers, dus een product
van Britsch-Indische herkomst. Bij de grond
notenschilfers vermeldt het verslag, dat het
grootste deel der monsters met een te hoog
gehalte aan minerale bestanddeelen, Bom
bay-schilfers waren.
Wij meenen met dit korte overzicht te
kunnen volstaan; de aandachtige lezer zal
het duidelijk zijn dat het inlandsche product
tegenover net Britsch-Indische verre de voor
keur verdient, en nu niet alleen uit het oog
punt van verweer tegen de protectie-maat-
regelen van de onzen landbouw vijandig
gezinde Staten, maar meer nog uit de over
weging, dat het Britsch-Indische product
gevaar kan opleveren voor onzen veestapel,
waartegen met zorg moet worden gewaakt.
Moge deze argumenten de veehouders door
dringen van het groote belang dat voor hen
schuilt in het gebruik van inlandsche lijn
koek- en grondnotenschilfers, wanneer de
keus gaat tusschen het Nederlandsche of
Britsch-Indische fabrikaat.
Vereeniging van
Nederlandsche Olie fabrikanten.
Haarlem, 7 October 1932.
Spoedeischende vergadering van
den Raad der Gemeente MEL-
LEVOETSSjUIS, op Woensdag
12 October 1932.
(Vervolg.)
Voorzitter spreekt daarna als volgt:
Op den 15 Juli 1.1. des morgens ongeveer
half elf, vervoegde eerst-oudergeteekende, Mr.
Nijgh, zich ten mijnent, en vroeg mij by die
gelegenheid om als voorzitter van een door
als ik er niet ben."
„Ik zou geen betere oplossing voor haar kunnen
vinden," riep Kellogg uit. „U zult zeker op één
patient kunnen passen, nadat u voor veertig hebt
gezorgd."
Groene plekken vertoonden zich weer, zoodra de
sneeuw begon te smelten. Weidra trok het vee de
heuvels in, nadat het gedurende den winter in het
dal had vertoefd. Het wegtrekken van de kudden
en de lentelucht waren voor John een teeken, dat
het tijd voor hem werd om te vertrekken. Hij kreeg
genoeg van Colorado en zijn rusteloosheid werd
langzamerhand te sterk.
Met de postkoets reed hij weg uit Cleveland toen
hij in de verte High-Lo zag naderen, vergezeld
door een ruiter, wiens paard hem bekend voor
kwam.
Hij pijnigde zich af om te weten, wie het zijn
kon, totdat hij wist, dat het paard in Arizona
bereden werd gedurende den vorigen zomer door
Beany. Toen herkende hij ook de slanke gestalte
in het zadel; het was Beany zelf.
„Hé, cowboy!" schreeuwde de ruiter hem toe op
een toon, die allen twijfel deed verdwijnen. „Wat
zijn je plannen?"
„M'n zelfde baantje maar weer," riep John terug.
Zoodra zij bij hem waren, deden zij hun paarden
keereti. „Komen jelui net terug uit Black Mesa?"
vroeg John.
„Ja," antwoordde Beany, „en het was er erg
vervelend."
„Zijn de menschen lang weggebleven?" ver
volgde John.
„Net zoo je zegt! Zij zijn pas sinds een week
terug. Waarschijnlijk bang voor de griep. Het is
hem en den heer v. d. Wal voorgenomen
op te richten comité van actie tot behoud
van 's Rijkswerf alhier te willen optreden.
Het gesprek dat zich hierdoor ontwikkelde
was zeer ongedwongen en openhartig, althans
van mijne zijde, en heb ik genoemden heer
duidelyk te verstaan gegeven, dat ik niet
bereid was de aangeboden functie te aan
vaarden, o.m omdat de actie die van deze
gemeente moest en kon uitgaan in verband
met dit vraagstuk, al jarenlang aan den
gang was, onze actie uit den aard der zaak
een eigen karakter droeg en gebouwd is op
de rechtstreeksche en speciale belangen van
aardappelen rooien en andere land
arbeid, veroorzaakt kloven in de
handen en maakt ze ruw en pijnlijk.
Dit verzacht en geneest men met
(Adv.)
Doos 30, 60 en 90 ct.
Hellevoetsluis, terwiji In dit verband door
de aangrenzende gemeenten tot op dit oogen
blik nog nimmer iets, althans zoover mij
bekend was, is gedaan. Ik gaf te kennen dat
ik er alleen aan zou kunnen denken om het
gedane aanbod te aanvaarden, wanneer dat
gedaan was door de buurgemeenten zelf en
de gemeentebesturen zich zouden wenden
tot ons college met een voorstel om in deze
kwestie tot samenwerking te komen. En
ook dan nog zou m.i. overwogen dienen te
worden of de belangen wel in die mate paralel
Ioopen, dat een ongestoorde en harmonische
samenwerking mogelijk ware, omdat onze
belangen in deze zooveel intenser zijn dan
die der buren. Ik zeide dat wanneer een
verzoek in die richting vanwege de besturen
zelve werd gedaan, er alleszins reden zou
zijn om dat ernstig te bespreken. Op de eerste,
door den heer Nijgh gedane vraag moest
moest daarom mijn antwoord ontkennend
luiden. Ik heb den heer Nflgh nimmer ge
machtigd om namens mij eenige toezegging
in deze te doen en wanneer deze dus, zooals
mij is medegedeeld, de daarna door hem ge
leide bijeenkomst heeft voorgespiegeld „dat
ik het voorzitterschap wèl zou aanvaarden",
dan is dat onjuist en misleidend. Zoo is dus
de heer Nijgh met dit antwoord van mij
heengegaan en had ik, daar ik reeds om één
uur des nam. moest vertrekken voor mijn
vacantie, geen gelegenheid om den loco-burge
meester met dit gevoerde gesprek in kennis
te stellen. Ik vertrouwde er dus maar op
dat de heer Nijgh het resultaat van ons onder
houd getrouw zou overbrengen aan hen,
namens wien hij gekomen was. Dit was de
heer v. d. "Wal, andere namen heeft de heer
Nijgh mij niet genoemd.
Toen ik nu den lsten Aug. weer terug
was van mijn vacantie, bleek mij al dadelijk
dat de heer Nijgh het tusschen hem en mij
besprokene op zijne wijze in de eerste ver-
gadering van het door hem opgerichte comité
had behandeld of eigenlijk niet behandeld
en de vergadering in de meening heeft ge
laten „dat ik mij wèl als voorzitter zou
beschikbaar stellen, wanneer dat door of
namens het comité werd gevraagd." Dit is,
ik herhaal het ODjuist.Zie mijn bovenstaande
uiteenzetting.
Door geen der gemeentebesturen was ooit
trouwens vrij erg geweest in het reservaat. Vooral
in de buurt van Taho. Er zijn drie dooden daar."
Het hart bonsde John in de keel. „Wie?"
„ik weet geen namen. Zoover ik weet, zijn een
baby, een ludiaansch kind en een jonge vrouw
overleden."
„Een bianke vrouw?" vroeg John, terwijl ont
zetting zich afteekende op zijn gezicht.
Beany staarde hem verbaasd aan. „Moet ik aan
een verhoor worden onderworpen?"
De angst maakte John heftig. „Geef antwoord,
idioot!"
Beany voelde zich beleedigd. „Heb je soms te
veel gedronken!.Ja, het was een blanke vrouw.
Ze is er niet zoo lang geweest. Tuberculose en
griep waren de oorzaak. Ze was getrouwd met een
van de lui van het gouvernement."
John herademde. Zijn boosheid op Beany ver
dween even plotseling, als die gekomen was.
„Heb je nog iets gehoord van onzen vriend
Dandy?" vroeg High-Lo.
„Dandy?"
„Ja, die mooie namaak-cowboy, die zichzelf
Newton noemt."
„O, Wilbur Newton? Gezien heb ik hem niet,
maar ik heb wel.wat gehoord. Hij heeft een kleinen
handelspost geopend in die verlaten passen bij
Sage Springs."
John merkte, hoe veelbeteekend High-Lo hem
aankeek. „Ik zou wel eens willen weten, hoe hij
aan het geld komt," antwoordde High-Lo.
„Geleend, natuurlijk. Als hij bijtijds weg wil
gaan om niet alles kwijt te raken, kan hij mijn
paard krijgen. Den teugel er bij."
„Ik hoorde vertellen, dat Hanley van den winter
in Colorado geweest is," loog John in een poging
iets aan ons gevraagd of voorgesteld, dat er
op wees dat samenwerking gewenscht en
gezocht werd, doch wel ontving ik op den
lsten Aug. een schriftelijke mededeeling „dat
er zich een comité had gevormd" en tevens
het verzoek aan mij, om als voorzitter daar
van op te treden. Ik heb daarvoor, nadat ik
de wethouders omtrent deze zaak had in
gelicht, en dus met hun medeweten, bedankt,
met opgave van de reeds eerder aan den heer
Nijgh genoemde motieven, en welke ik óók
had ontvouwd in de vergadering van 't col
lege, terwijl de wethouders dat toen begrepen
en beaamden. Tot zoover hetgeen aan deze
geschiedenis is voorafgegaan.
Nu is in al dien tijd, n.l. sinds de oprich
ting van het comité in de tweede helft van
Juli, noch door de wethouders, nóch door
anderen die tot het z.g. kleine comité be
hoorden (zelfs één der onderteekenaars van
het ingediend adres, die ik betrouwbaar
acht, verklaarde my in het begin van Sep
tember nog, dat er geen vergadering meer
was geweest en hij niets meer had ver
nomen) Evenzoo ook de gemeentebesturen
van Nieuw-Helvoet en Nieuwenhoorn; deze
verkeerden volmaakt in onwetendheid wat
er nu eigenlijk geschiedt is of ondernomen
wordt;.en nu komt daar ineens het hierb(j
overgelegd adres aan den raad om eene sub
sidie van maar eventjes 10 cent per inwoner
aan dat comité toe te staan, d.i. ongeveer
194,— zonder dat de adressanten het zelfs
noodig vinden aan den Raad of aan B. en W.
mede te deelen „wat er nu eigenlijk door
hen gedaan is of.wat zij voornemens zijn
in het belang van die actie als bedoeld, te
doen." Daar heeft de raad, zelfs B. en W. vol
gens hun opvatting zeker niet mee te maken.
DRAISMA-VANVALKENBURG'S*
A •-! LEVERTRAM
(Adv.)
Mij dunkt, dat is, laten wij maar zeggen
„de vrijmoedigheid" wei wat al te ver ge
dreven; niemand weet iets van de zaak af,
ook de beide wethouders niet. De heer Es-
senberg antwoordde mij de vorige week nog
op mijn vraag daarover, dat hij er niets meer
over had gehoord. En nu vindt dezelfde
wethouder en ook de heer de Boo blijkens
hunne handteekening onder het aan mij ge
richt om een spoedeischende vergadering
van den gemeenteraad te beleggen naar aan
leiding van het feit dat zij vernomen hadden
dat er een verzoek was ingekomen van het
z g. Gomité van actie, om eene subsidie van
de gemeente dit een spoedeischend geval.
Nota bene was door mij reeds aan den heer
Essenberg medegedeeld dat er tóch zeer
spoedig immers als de gemeente-begrooting
- die bijna gereed is - moet worden aange
boden, vergadering zou zijn en dus een extra
vergadering, speciaal voor de behandeling
van dit verzoek, geen zin had. Men zou toch,
als nuchter denkend mensch, meenen, dat,
als het comité of te wel de heer Nijgh, 12
weken wacht met het indienen van dat ver
zoek en de heeren zelf nog verder van niets
om Beany tot praten te verlokken. „Heb je er
niet over hooren spreken bij de Westons?"
Beany dacht een oogenblik na. „Nu je het
vraagt, ja. Hij schijnt in Gallup gezeten te hebben."
Gedurende den avond, die Beany in hun gezel
schap doorbracht, vonden John en High-Lo geen
gelegenheid om te praten, maar toen eerstge
noemde den volgenden morgen vertrok, wachtten
zij geen oogenblik om te spreken, over hetgeen
hen nog steeds bezig hield.
„Je snapt het nauurlijk wel," nlerkte High-Lo
op. „Newton's post dient alleen om zijn eigenlijke
zaken geheim te houden."
John beaamde dit.
„Zouden ze werkelijk zoo krankzinnig zijn om te
denken, dat dit spelletje maar altijd kan blijven
duren? Me dunkt, dat wij op weg naar Black Mesa,
het eindje touw, dat ik zoo zorgvuldig heb be
waard, wel eens konden gebruiken."
John had van High-Lo niet anders verwacht en
wist, dat het moeilijk zou zijn, dezen in toom te
houden.
„Wees er niet al te vlug mee. Zorg liever, dat
ze touw genoeg hebben om zichzelf op te hangen."
„Ik denk er niet aan. Als het zoover komt, moet
ik er bij zijn. Waarom zouden we nog langer
wachten?"
John wist, dat hij nu moest spreken over het
geen hij altijd voor High-Lo had verborgen ge
houden." „Als ik me met dat zaakje bemoei moet
ik de vrouw, die ik liefheb, wel in moeilijkheden
brengen."
High-Lo wist niet, wat hij hoorde. Scherp onder
zoekend keek hij zijn vriend aan. „De vrouw, die
jij liefhebt?"
„Ja, de vrouw van Wilbur Newton."
afweten, er toch voor de leden van het col
lege geen de minste aanleiding zou bestaan
om daarvoor een spoedvergadering af te
dwingen. Men ziet, 's menschen wegen zijn
soms wonderlijk. Maar een andere vraag is,
of dit is in waarheid het gemeentebelang
dienen, dat men als raadslid en byzonder
als wethouder toch in de eerste plaats ver
plicht is te doen.
Intusschen, üw voorzitter heeft niet
geaarzeld aan dat toch wel zonderlinge ver
zoek te voldoen, en wel zoo spoedig mogelijk,
en nu kunnen de heeren mijnentwege be
raadslagen. Ik ben zeer nieuwsgierig te hoo
ren welke doorslaande argumenten of even-
tueele voorstanders voor de inwilliging van
deze aanvraag, die op deze wijze, en zonder
de minste toelichting is ingediend, daarvoor
kunnen aanvoeren.
Uwen voorzitter heeft u in comité steeds,
op de hoogte gehouden van hetgeen door
het college van B. en W. of ook door mij
persoonlijk tot op heden is gedaan. Van het
z.g. comité van actie heeft niemand tot nog
toe ook maar iets vernomen, geen enkel
raadslid kan thans beoordeelen of er iets
gedaan is, weet niet wat en hoe het gedaan is,
heeft er niet den minsten invloed op kunnen
uitoefenen, zelfs de bestuursleden van de
daarbjj betrokken gemeenten weten minder
dan niets. Is dat wat? Men vraagt alleen
even een paar honderd gulden van onze im
mers „arme" gemeente! Waarvoor weet
niemand.
Ik kan u wel mededeelen dat de gemeente
besturen van Nieuw-Helvoet evenmin als
dat van Nieuwenhoorn op dit oogenblik en
op deze wijze bereid zijn om voorstellen aan
den raad te doen. Men stelt zich daar op
het standpunt eerst te willen weten waar
voor een zoodanig bedrag noodig zou zyn
en wenscht ook het recht voor zich om over
datgene wat zou gedaan zijn of gedaan zou
worden, te oordeelen en goed te keuren
alvorens daarvoor van gemeentewege gelden
beschikbaar te stellen; een standpunt dat
m. i. niet alleen voorzichtig, maar ook het
eenig juiste is.
Afgezien nu van de vraag of het stadium
waarin de kwestie van de werf thans ver
keert nu de staatsbegrooting is ingediend
het niet wenschelijk is om andere mid
delen toe te passen in verband met de ons
dreigende maatregelen, moet het toch aan
eik vertegenwoordiger van de burgerij dui
delijk zijn dat de raad, dat het college van
B. en W. in de eerste en voornaamste plaats
de lichamen z(jn die voor de gemeente
belangen moeten opkomen en eerst bij het
in gebreke stellen van die colleges, in de
tweede plaats pas daartoe de particulieren
zijn aangewezen. Nu zal wel niemand kunnen
aantoonen dat ons bestuur in deze niet actief,
niet diligent is geweest, inderdaad, wij zijn
niet bij de pakken blijven neerzitten. Onzer
zijds was alreeds met de actie begonnen
(en deze is steeds voortgezet) toen de heer
Nijgh voor het eerste verzoek bij mij kwam.
Er bestaat dan ook geen de minste aan
leiding om op het ingediende adres een
gunstige beschikking te nemen, en wel óók
KLOKKEN, PENDULES, BAROMETERS
geleverd door de
Fa. E. HARTOGS ZN. Middelharnis
voldoen aan de hoogste eischen.
Prijzen belangrijk lager dan elders.
High-Lo deinsde achteruit, alsof hij een slag
kreeg.
„Zoo moet je me niet aankijken, kerel!" smeekte
John. „Geloof me, mijn liefde is volkomen oprecht.
Ik zal je een en ander vertellen. Niet hier. Kom mee
naar de wei."
Hij liep vooruit en hoorde High-Lo achter zich
aankomen. Toen zij de weide bereikten, bleef
High-Lo. zeker tien nieter van hem af. Hij brak
een tak van een struik én probeerde te teekenen
op den grond. John liep naar hem toe en begon
te vertellen van hetgeen gebeurd was, beginnend
bij zijn kennismaking met Mary. Het duurde niet
lang of High-Lo liet zijn tak vallen en luisterde
intens, ai keek hij een anderen kant uit. John
lette niet op hem, verdiept als bij was in zijn her
inneringen. Plotseling zweeg hij; hij had verteld,
hoe Mary hem wegzond. Verder viel er immers
niets te zeggen.
High-Lo keek op. Hij staarde John verbaasd
aan. „Dat zoo iets jou kan overkomen, zonder
dat je mij iets vertelt," mompelde hij.
„Begrijp je dat dan niet?"
„Misschien wel. Maar ik ben nooit verliefd ge
weest en wat jij ondervonden hebt, maakt, dat ik
er niets van moet hebben ook. Niets, begrijp je!"
High-Lo's gezicht vertrok, terwijl hij dit op
hartstochtelijken toon uitriep. John schrok over
de ontroering van zijn vriend. „Denk toch niet,
dat er iets tusschen ons beiden gekomen is. Ik heb
je meer dan ooit noodig, High-Lo. Je hebt mijn
leven gered en mijn zelfvertrouwen. Als jij niet
naar Colorado was gekomen, zou ik zonder meer
naar Taho zijn teruggekeerd. God weet, wat ik
aan je te danken heb!"
(Wordt vervolgd.)