louwer
Zaaijer's Beschuit
jtmagazijn
LOERZEIL
ng 59—69 ct.
WOENSDAG
15 JUNI 1932
DE WILDERNIS OVERWONNEN.
Zomersproeten
er is hier van loterjj sprake of niet.
tlhoudt een verhandeling over deze
instrumenten i
htigde geeft het proces-verbaal toe
testeert tegen het woord zwendel,
t dat er geen kwestie is van loterij
gekocht en het staat vrij dit te
en.
M. is het er in zooverre mee eens
een loterij zonder nieten is. Het
in zuivere loterij en dat bij de 2de
louden kogel kan gehaald worden,
t het een vernuftig instrument en
gesproken het is een loterij.
M. voert aan dat het toch loterij
;an voor 10 cent meer krijgen.
f 5 of 3 dagen. Schriftelijk vonnis
en gewezen.
te Hiddelharnis, precies eender.
32 jaar, te Oude Tonge, heeft ook
rikplank gehad. Wordt veroordeeld
of 1 dag hechtenis met verbeurd
der prijslijst,
de B., staat voor eenzelfde overtre-
icht. Het O. M. acht ook deze getuige
trouw; wordt veroordeeld tot 3
en hechtenis, met vernietiging der
heeft gevischt met een ankerkuil.
eroordeeld tot 2 of 1 dag.
W., niet verschenen, heeft zonder
gereden, 10 of 5 d.
niet verschenen, f 3 of 2 d.
W., niet verschenen, 3 of 2 d.
dronken geweest, niet verschenen,
dagen.
VËILINGSBERÏCHT
an Woensdag 8 Juni 1932
>p. Tuinbouw- en Veilingsvereen.
„Oostvoome".
0,60 tot ƒ2,— per 100 krop.
2,— per 100 bos.
0,12 per k g.
0,13 per k.g.
eleD 11,— tot 15,—per 100 k g.
1 13.- per 100 k g.
m 0,56 tot 1,06 per k.g.
dubb. stam 0,81 tot 0,90 per k.g.
stamsnij 0,58 tot 0,67 per k.g.
rmers (w.) 16,— per 100.
3,— tot 17,— per 100 bos.
tot 18,- per 100 k.g.
ite Speciaal
83
OMMELSDIJK
1,14 per el
0,98
ill30
ALS VAN OUDS
DE BESTE!
MACHINALE BAKKERIJ
Vingerling- Middelharnls
Prijs per kwartaal
Losse nummers
f 1-
0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
14E JAARGANG. - N°. 61
Yerslag van de vergadering van den
Raad der Gemeente nieuwe Tonge op
Vrijdag 10 Juni des nam. drie uur.
Voorzitter Burgemeester Sterk.
Alle leden tegenwoordig.
De Voorzitter opende de vergadering met
gebed, waarna de notulen der laatste ver
gadering werden gelezen en onveranderd
Ingekomen stukken:
De goedkeuring van den Minister over de
verordening regelende de afwijkingen op de
Winkelsluitingswet.
Van de gasfabriek te Oude Tonge de mede-
deeling dat voor uitbreiding van het buizen
net in het Korteweegje een bedrag van
300,- noodig zal zijn.
Van de gemeente Goedereede de mede-
deeling dat in de vacature D. Lodder tot
afgevaardigde in de stichting Drinkwater
leiding Flakkee benoemd is de heer P.
Troost.
Procesverbaal van de kasopname bij den
gemeente-ontvanger waaruit bleek dat in
kas was overeenkomstig boeken en beschei
den een bedrag van 388,58$.
Deze stukken werden voor kennisgeving
aangenomen.
Vastgesteld werd het Kohier van de Hon
denbelasting tot een bedrag van 129,—
Vastgesteld werd de verordening tot hef?
fing van besmettelijke ziektegelden.
Ncg^erd vastgesteld een verordening tot
heffing en invordering van het vergunnings
recht.
Tot leden van de commissie van onder
zoek voor de gemeente-rekening 1931 en be
grooting 1933 werden benoemd de heeren
D. Breesnee en P. C. Tijl.
Tot leden voor de commisBie van onder
zoek van de rekening van het Algemeen
Armbestuur werden benoemd de heeren Van
Alphen en Nieuwenhuflze. Allen namen deze
benoeming aan.
In de rondvraag vroeg Nieuwenhuijze of
er al maatregelen waren genomen betref
fende de stank veroorzakende mestputten in
de gemeente, waarin tevens slagersafval
wordt gedeponeerd.
Voorzitter zeide dat dit de volle aandacht
had.
Daarna ging de vergadering in gesloten
zitting over ter bespreking van de sollici
tanten voor Hoofd der O. L. School.
Na heropening werd tot stemming over
gegaan en met algemeene stemmen benoemd
de heer van Groningen te Rotterdam.
Daarna sluiting.
Verslag van de vergadering van den
Raad der gemeente OUDE TONGE
op Vrijdag 10 Juni, des avonds 8 uur.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter, burgemeester Vooys opent
de vergadering met een begroeting aan de
raadsleden en drukt den wensch uit, dat
de besprekingen en besluiten in het belang
mogen zijn der gemeente en haar ingezetenen.
Ingekomen stukken:
Schrijven van B. en W. te Dordrecht met
afschrift Balans-, Winst- en Verliesrekening
FEUILLETON.
ZANE GREY
Naar het Amerikaansch door
HENRI VAN DE WEG
Geautuitgave van de N. V. Uitgeverij P. D. Bolle.)
39)
MIk dacht immers al, dat het beter was van niet.
De roodhuiden geiooven niet, dat het heeiemaai
veilig is in het bosch en daarin vergissen ze zich
gewoonlijk zelden. We moeten geen leven maken.
Neem liever je mes of tomahawk en kruip naar
hem toe. De helft van zijn geld is voor jou, ais je
het karweitje op je neemt."
Jenks trok zijn riem wat vaster om het middel
en sloop weg. De iag ongeveer zes voet lager dan
de omgeving, waardoor hij gelegenheid kreeg, zon
der gezien te worden, Case van achteren te naderen
Enkele oogenblikken gingen voorbij. Jenks kwam
te voorschijn, ongeveer tien meter achter den zee
man, waar hij begon te kruipen. Zijn rechterhand
omklemde een tomahawk, terwijl hij een mes
tusschen de tanden vasthield. De roodhuiden,
behalve de schildwacht, die geen oog afliet van
het dichte struikgewas, zaten roerloos de naderende
tragedie af te wachten.
Slechts een wonder zou Case kunnen redden.
Hij zat zijn geld te tellen, terwijl de sluipende
bandiet niet meer geluid maakte dan een slang.
Steeds dichter naderde hij zijn slachtoffer, de
oogen als van een tijger op hem gericht. Op een
1931 van den Keuringsdienst van Waren.
Het batig saldo bedraagt 825,75.
Wordt goedgevonden.
Mededeeling van een adres vanhetraads
lid Jonker (S.G.P.) d.d. 30 Mei ingekomen,
naar aanleiding van de besprekingen bij de
verhooging opcentenbelasting, waarbjj de
Voorzitter zich toen aanbevolen hield voor
aanwijzing van wegen, die aanleiding konden
geven, tot het sluitend maken van de be
grooting.
De Voorzitter leest het schrijven voor,
waaruit blijkt dat de heer Jonker voorstelt
7 gulden belasting te heffen op iederen loud
speaker der radio. De Voorzitter zegt, dat
de heer Jonker het eenige lid is geweest
die met een object is gekomen en dankt
hem voor zijn bemoeiingen. Spreker deelt
mede, dat het voor deze begrooting geen
nut meer heeft, maar zegt toe, dat B. en W.
het by een volgende begrootiDg onder de
loupe zullen nemen.
Dan volgt een schryven van de gemeente
Goedereede inhoudende de mededeeling, dat
in de vacature van wyien de heer D. Lod
der in de Waterleiding comm. is benoemd
de heer Troost.
Voorgelezen wordt een adres van de Centr.
Comm. der Antirev. Kiesvereen. geteekend
door dhr. R. A. den Ouden, waaruit we
citeeren
„Vermoedeiyk zal het Uw geacht college
belang inboezemen, te vernemen, dat deze
bewering van A. tot Z. in strijd met de
waarheid is. Het vermeld jaarverslag der
K.P.M. bevat geenerlei post, noch als uit-
keering van tantième, noch anderszins, in
welken vorm of tot welk bedrag ook ten
name van Dr. Colijn."
„Waarschynlijk is uw heer Beyer of degene
van wien hij zijn inlichtingen ontving op
het dwaalspoor gebracht doordat op de laatste
bladzijde van genoemd verslag de post voor
komt: Aan commissarissen f 210.000. Dit
althans in het verslag het eenige bedrag,
dat het door den heer Beijer genoemde
nabij komt. Deze uitkeering evenwel staat
niet geboekt ten faveure van één persoon,
veel minder ten name van Dr. Coiyn, maar
raakt den Raad van Commissarissen, ten
getale van zeven, gezamenlijk. De heer
Colijn nu maakt geen deel uit van dezen
Raad van Zeven, heeft nooit daarvan deel
uitgemaakt, terwijl het ten overvloede be
kend kan zyn, dat hij reeds in het jaar 1921
zijn ontslag heeft genomen als directeur der
„Koninklijke" o.m. teneinde zich by het op
volgen der benoeming tot de volstrekte
onbezoldigde functie van Voorzitter van het
Centraal Comité van A.R.K.V. de A.R. party
voor eiken laster van met „oliegeur" besmet
te zijn, van te voren te vrijwaren.
Na voorlezing zegt de Voorzitter, dat het
aanvankelijk in zijn bedoeling lag dit stuk
direct voor kennisgeving-aan te nemen. De
Raad is er niet, zegt spr., om allerlei poli
tieke kwesties uit te vechten. Spr. heeft
echter van den heer Beyer (S.D.A.P.) ver
nomen, dat die er gaarne het woord over
wilde voeren, waarom spr. het voor één
keer toe zal staan.
De heer Beyer (S.D.A.P.):
M. de Voorz.
Ik had bij het geven van de cyfers niet
de beschikking over het jaarverslag van de
Koninklijke Petr. My over 1930. De cyfers
door my genoemd zyn evenwel te laag ge
steld. Er is daarom een misverstand ontstaan
en ten opzichte van het jaartal heeft de
scbry ver van dit schryven gelyk. Dr. Coiyn
was in 1930 inderdaad geen Commissaris of
Directeur der Petroleum Mij. Het schryven
kan evenwel den indruk wekken dat dr.
Coiyn nimmer eenig inkomen had wat aan
den hoogen kant was. De tantièmes die dr.
Coiyn uit de Koninklijke Petr. Mij kreeg, zij
het dan niet in 1930, maar eenige jaren
vroeger, z(jn schrikbarend hoog. Ik zal ze
U aanstonds noemen. Ik wil echter eerst
nog eens mijn standpunt herhalen ten op
zichte der bezuiniging op inkomens. Dit
moet m.i. gebeuren van boven af. Van de
groote inkomens. Welke personen daarbij be
trokken zijn doet minder ter zake. Het geldt
voor alle hooge inkomens. De politieke partij
waartoe personen behooren, die groote in
komens genieten mag evenmin van invloed
zijn. Bezuinigen dus van alle hooge inkomens.
Zoo is het ook begrepen door een 5-tal
ambtenaren van dit eiland, die rnjj over deze
zaak brieven deden toekomen. Hierin wor
den vele cijfers en personen genoemd met
zeer hooge inkomens. De cijfers in de bro
chure van het Kamerlid Braat is bij deze
cijfers nog maar Kinderspel.
Deze ambtenaren verzochten mij hun naam
niet te noemen, wel mocht ik genoemde
cijfers gebruiken. Ik wil ook dit niet doen
omdat we begonnen zijn met de Koninklijke
Petr. My en daarmee ook zullen eindigen.
Dat hierbij de naam van Dr. Colijn naar
voren komt spreekt wel vanzelf, omdat de
inkomsten welke dr. Colijn van de Kon.
Petr. Mij genoot zoo schrikbarend hoog zijn.
Men doet daarom goed wanneer men boter
op zijn hoofd heeft niet in de zon te gaan
staan.
Het zij mij vergund dienaangaande eenige
cijfers te citeeren.
Ik citeer uit het boek:
„De bloedige Internationale".
Schryver: Otto LehmannBusbüldt.
Vertaling: Albert de Jong.
Het 4de Hoofdst. (waaruit geciteerd) is
door den vertaler aan de Nederlandsche
uitgave toegevoegd.
In 1913 treedt de Heer Colijn af als mi
nister, wordt lid van de Eerste Kamer en
op 1 Maart 1914... directeur van de Ba-
taafsche Petroleum Mij, een dochtermaat-
schappy van de Koninklijke. Later wordt
hij ook opgenomen in de directie van deze
laatste maatschappy. Het benoemen van
ministers, gouverneurs-generaal en andere
zeer hooggeplaatste staatsdienaren en met
honderdduizenden betaalde betrekkingen be
hoort tot de gewone tactiek van het Neder
landsche petroleum-imperialisme.
Ook een neef van den minister van Ko
loniën Pleijte en de Oud-minister van Oorlog
De Jonge werden tot directeur der Bataafsche
benoemd. De beteekenis van deze betrekking
blijkt duidelijk uit het feit, dat de vier
directeuren, waaronder de heeren Coiyn en
De Jonge, over 1918 aan tantièmes f 3.600.000
ver-
dwijnen in korten tijd geheel door
Sprutol. Bij alle Drogisten.
(Adv.)
nieter afstand richtte hij zich op om te springen.
Juist op dat oogenblik vloog Case, het mes in
de hand, overeind en keerde hij zich om.
De bandiet, ontdekt, juist toen hij op het punt
stond toe te springen, had geen keus meer en
sprong als een panter. De dronken zeeman stapte
met opmerkelijke vlugheid terzijde en liet zijn
mes schitteren in de zon.
Jenks deerde hem niet, doch viel in het gras,
de uitgestrekte hand nog klemmend om den
tomahawk.
„Het was je zeker om mijn goud te doen?"
mompelde de zeeman, toen hij zijn wapen terug
trok uit de doodeiijke wonde. Hij bekommerde
zich niet om zijn slachtoffer. „Die kerels schijnen
te denken, dat een zeeman geen mes gebruiken
kan!" Hij begon opnieuw zijn geld te tellen, blijk
baar volkomen onverschillig voor een nieuwen
aanval.
Helen zag, hoe Legget zijn eigen geweer opnam,
maar ook dit werd, evenals dat van Jenks, terzijde
gestooten. Ditmaal fluisterde de roodhuid lang
durig met Legget, die de overige Indianen bij zich
riep. De heesche stem van den schildwacht klonk
niet luider dan het murmelen van het beekje. Zijn
woorden schenen indruk te maken. De Indianen
keken onrustig in de richting van hef bosch; twee
hunner verdwenen tusschen de struiken, terwijl een
ander voortsloop van boom tot boom, tot hii weg
gedoken lag achter een hooge rots.
Helen voelde zich niet in staat, na te denken.
De tragische gebeurtenissen volgden elkander zoo
snel op, dat de roodhuiden op hun hoede waren
tegen een dreigend gevaar.
„We gaan weg," zeide Legget tot Case. Zorg
voor het meisje en laat (paar geen leven maken."
en over 1920 niet minder dan f 3.900.000
opstreken.
Commentair is hierbij overbodig.
Wethouder van den Boogerd (A.R.): Ik
hoop dat we voortaan van die politieke
propaganda in den Raad, verschoond blijven.
Ik wil er alleen dit van zeggen, dat ik het
ver beneden peil vindt.
De voorzitter: We leven hier in een dorpje
als Oude Tonge, waar zulke millioenency-
fers ons vreemd in de ooren klinken. Spr.
zegt nogmaals dat het niet in den raad
thuishoort.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Wijziging begrooting dienst 1932.
Dan komt aan de orde wijziging begroo
ting 1932 en de wijziging in de heffing van
opcenten. De begrooting was gebaseerd op
de heffing van 10 tot 80 opcenten progres
sief en B. ed W. stelden voor thans 100
opcenten te heffen zonder progressie.
Voorzitter: Een paar weken geleden heb
ik U in een besloten vergadering reeds me
degedeeld, dat met stellige zekerheid kon
worden verwacht, dat de opcenten aangaande
de fondsbelasting zouden moeten worden
opgevoerd, omdat beschikking batig saldo
1931, ad ongeveer 4200, in deze begroo
ting, niet getuigde van een goed financieel
beleid.
Dit saldo moet n.l. dienen om eventueele
stroppen van vorigen dienst en van den
dienst 1932, op te vangen in 1933. Wordt
dit gedeelte saldo van de begrooting 1932
geschrapt, en dit is noodig, dan moeten
andere dekkingsmiddelen worden aangewe
zen of sterk bezuinigd.
Als bezuiniging is gevonden bijna ƒ3000,
zoodat de begrooting geweldig is besnoeid.
Ongedekt was nu nog een tekort van on
geveer 3000, welk bedrag moet worden
gevonden uit belastingverhooging. Verhoo
ging van de personeele belasting was niet
meer mogelijk, zoodat alleen fondsbelasting
overblijft,
Reeds verhoogde Uwe Raad deze heffing
van 50 opcenten tot 10-80 en zoude een
verdere verhooging, van 10-100, bijna vol
doende zijn geweest.
Hiertegen verzet zich echter art. 283 van
de Gemeentewet. Ik heb nog getracht in
een persoonlijk onderhoud ter Griffie van het
Provinciaal gebouw, de progressie ook bij
100 opcenten te handhaven, doch hierop
zoude wegens stryd met de wet nimmer de
Kon. goedkeuring worden verkregen.
Bij verhooging tot 100 opcenten zal het
belastingjaar 1932/33 opbrengen 12,500,%
of 8333,33 zoodat een sluitende begrooting
is verkregen.
Hoe ongaarne tot deze maatregelen wordt
overgegaan, zijn zij noodzakelijk.
Wij weten niet wat nog in het najaar voor
werklooze arbeiders zal moeten worden ge
daan.
Al wordt gezegd, dat de inkomens over
1931 alhier niet tegen zullen vallen, gunstig
zullen deze in elk geval niet zijn en nauwe-
lijks de raming te boven gaan.
Het aantal arbeiders, te werk gesteld bij
de werkverschaffing, neemt onrustbarend
toe, zoodat aan loon voor de werkverschaffing
reeds meer is uitgegeven dan geraamd was.
En ik grijp dan ook deze gelegenheid aan,
om de werkgevers beleefd doch dringend te
verzoeken, om het bedrijfsleven zooveel intact
te maken en te houden; en plaatst toch
zooveel mogelyk arbeiders in uwen dienst.
Verhooging van belasting voor te stellen
in een tijd als dezen, is inderdaad geen reden
om zich behaagiyk te maken, maar de nood
is ons opgelegd.
Uit geen ander oogpunt doen B. en W.
dit, dan om een gezonden financieele toestand
te maken. Niet zoo heel lang geleden werd
in deze zaal door een uwer leden gezegd:
„gouverner c'est prévoir", regeeren is vooruit
zien.
Welnu, mijne heeren-, B. en W. willen er
voor waken, dat er nu en in de toekomst
geen uitgaven zullen worden gedaan, die
niet door ontvangsten gedekt zyn.
Want dit zoude een proeve zijn van on
macht niet alleen, maar uitloopen op een
financieele déblace.
De toestand van onze financien, dit mag
ik hier nogmaals herhalen, is kerngezond
en laten wij er allen toe medewerken dezen
toestand te bestendigen.
Want inderdaad, dit kan niet anders zijn
dan in het waarachtig belang van de gemeente
en hare ingezetenen.
Voorzitter vroeg of dit wijzigingsbesluit bij
acclamatie kan worden aangenomen.
De hr. Gebraad (S.D A.P.): De gemeentelij
ke zelfstandigheid wordt zoodanig aan banden
gelegd, dat de gemeenteraad langzamerhand
overbodig wordt. Gaf men ons de vrijheid
om een gedeelte van het saldo 1931 in de
begrooting te verwerken en rekening te
houden met de opbrengst van samenwonende
belastingplichtigen, zou met progressief 50
tot 80 opcenten kunnen worden volstaan.
Ged. Staten kunnen de gemeente niet dwin
gen om 100 opcenten te heffen, maar als
we niet aan het verlangen voldoen krijgen
we de begrooting terug met de mededeeling,
dat er op bezuinigd moet worden. Bovendien
wordt dan het kortingswetje op de gemeente
van toepassing en er zal bezuinigd worden
op posten, die voor de arbeidersklasse zeker
niet gewenscht zijn. Noodgedwongen zullen
we dus aan het verlangen van Ged. Staten
moeten voldoen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Daarna wordt voorlezing gedaan van een
heele serie bezuinigingsposten, totaal bedra
gende 2925,-.
Wordt goedgevonden.
Vastgesteld wordt het raadsbesluit van
een tijdelijke kasgeldleening groot ƒ17000,-.
Vastgesteld wordt eveneens de verorde
ning tot heffing der 100 opcenten, terwijl
de vorige verordening tot heffing van 10—80
opcenten nietig wordt verklaard.
Dan sluiting.
Oprichting uiensorteerln-
richting te Herkingen.
Vrydag 10 dezer, kwamen te Herkingen
ongeveer een 50 tal uientelers bijeen, met
het doel, een uiensorteerinrichting op te
richten. De Voorzitter, de heer Warnaer
opende deze bijeenkomst, heette allen har
telijk welkom en gaf dan het woord aan den
heer v. Heest, Directeur der Centrale Veiling
te Middelharnis. De heer v. Heest sprak onge
veer als volgt:
Het doet mij een genoegen, tot deze bij
eenkomst te zijn uitgenoodigd, om eens te
mogen uiteenzetten, waarom men tot op
richting van een uiensorteerinrichting moet
overgaan. Hij zegt nu reeds 13 jaar lang
naar het doel, het veilen van landbouwpro
ducten, te hebben gestreefd en dit onder de
„Dat komt in orde, kap'tein," antwoordde de
zeeman. „Waar is Brandt?"
„Die komt wel, zoodra het bloeden gestelpt is.
Hij zal zich wat slap voelen."
Case raapte zijn bezittingen bijeen, nam die
onder den arm en greep Helen beet. Zij leunde
tegen een boom, doch rukte zich los en stond op.
Zijn weerzienwekkend gezicht, zoo dicht bij haar,
prikkelde het meisje tot verzet.
„Je kunt beginnen met dit voor me te dragen,"
zeide hij, haar zijn bagage aanreikend. Zij stak
geen hand uit.
„Ik ben kap'tein. Je doet, wat ik zeg," schreeuw
de hij, terwijl hij haar een kJap gaf. Heien gilde
van angst en wankelde achteruit, doch toen de
zeeman haar opnieuw het pak aanreikte, nam zij
het over.
„Zoo hoort het. Geef je kap'tein nou maar een
zoen," lachte hij gemeen.
Helen duwde hem van zich af. Haar smeekende
oogen zochten de Indianen. Doch die waren druk
bezig met zich gereed te maken. Legget stond
lachend te wijken.
Zij trachtte te schreeuwen, toen hij haar op
nieuw vastgreep, maar kon geen geluid uitbrengen.
De dierlijke uitdrukking op zijn gezicht maakte
haar machteloos van schrik.
Tot tweemaal toe sloeg Case haar, toen trok hij
haar ruw naar zich toe. Bijna bewusteloos zag
Helen nog, hoe zijn lippen de hare naderden.
Plotseling echter schroeide een gloeiend voor
werp haar wenkbrauw, en op hetzelfde oogenblik
klonk de scherpe losbranding van een geweer.
Het gelaat van Case veranderde. Een schaduw
scheen te glijden over zijn oogen; hij staarde voor
zich uit, alsof hij niet begreep wat er gebeurde.
Nog stond hij rechtop, maar even later begon hij
te zwaaien ais een eik, die op punt staat te worden
geveld. Toen viel hij.
Een klein gat, roodblauw langs den rand, werd
zichtbaar tusschen de oogen. Legget staarde be
vreemd naar den dooden zeeman, doch zonder
meer eigende hij zich diens goud toe.
„Dat spaart me heel wat moeite," mompelde hij.
De Indianen staarden naar de roerlooze gestalte
en verdwenen toen met ongelooflijke vlugheid
achter de boomen. Zoodra hij dit merkte, sleurde
Legget Helen met zich mede tusschen de struiken.
Een oogenblik later verscheen Brandt, vergezeld
door een Indiaanbeiden brachten zich in veilig
heid op de plaats, waar Legget stond. Brandt's
oogen ontdekten de beide dooden. De situatie
scheen hem onmiddellijk duidelijk, maar hij greep
Helen bij den arm en vroeg fluisterend„Wie heeft
Case vermoord?"
Niemand antwoordde.
De twee Indianen, die het bosch waren ingegaan,
keerden nu ook terug. Zij waren nauwelijks bij de
anderen aangekomen of de roodhuid, die alleen op
verkenning was uitgegaan, verscheen weer. Het
was de schildwacht, die tot tweemaal toe het .even
van Case had gered, door aan het aangelegde
geweer de doodeiijke richting te ontnemen. Siank
was hij en lenig, doch niet jong meer. Zijn ernstig,
doorgroefd gezicht teekende den man van er
varing. De anderen keken hem aan, als verwachtten
zij van hem de oplossing van het raadsel, waar
voor zij stonden.
„Oud Paard," vroeg Brandt, „waar heb ik dit
soort kogelwonden gezien?"
De Chippewa boog zich over Case heen; slechts
langzaam richtte hij zich weer op.
„Wind des Doods," was alles wat hij zeide.
De uitroepen van zijn ïndiaansche metgezellen
duidden niet zoozeer op angst, als wel op ontzag.
Brandt werd zoo bleek als een doode. Zijn heele
houding verried onbeschrijfelijke ontzetting.
„Doe maar geen moeite meer om je spoor te
verbergen, Legget," klonk bits zijn stem en het
leek of hij er een genoegen in vond, deze woorden
te uiten.
Zonder meer glipte de Chippewa weg tusschen
de struiken. Legget volged hem, terwijl Brandt
Helen meesleurde. Schuw, als opgejaagde dieren,
gluurden zij om zich heen.
HOOFDSTUK XIX.
Een dichte witte nevel dreef boven de rivier,
toen de woudloopers den volgenden morgen wak
ker werden. De atmospheer was koel en vervuld
van den geur van stervende bladeren. Wetzel
haalde een stapel takken onder een overhangend
rotsblok weg, welke hij had neergelegd om ze
droog te houden en legde een vuur aan, terwijl
Jonathan water haalde uit een nabijgelegen bron.
„Lew, er zit vorst in de lucht vanmorgen,"
merkte Jonathan op.
„We raken ook al diep in den herfst. Het zal
niet lang meer duren, of alle bladeren zijn van de
boomen af," antwoordde Wetzel, terwijl hij de
asch van het vleesch, dat hij geroosterd had, af
klopte. „Laten wij dit stuk bisonvleesch roosteren.
We kunnen toch niet op pad gaan, voor de mist
opgetrokken is en waarschijnlijk zullen we voor-
loopig geen vuur meer kunnen aanleggen."
I (Wordt vervolgd).