louwer Zaaijer's Beschuit jtmagazijn LOERZEIL ng 59—69 ct. WOENSDAG 15 JUNI 1932 DE WILDERNIS OVERWONNEN. Zomersproeten er is hier van loterjj sprake of niet. tlhoudt een verhandeling over deze instrumenten i htigde geeft het proces-verbaal toe testeert tegen het woord zwendel, t dat er geen kwestie is van loterij gekocht en het staat vrij dit te en. M. is het er in zooverre mee eens een loterij zonder nieten is. Het in zuivere loterij en dat bij de 2de louden kogel kan gehaald worden, t het een vernuftig instrument en gesproken het is een loterij. M. voert aan dat het toch loterij ;an voor 10 cent meer krijgen. f 5 of 3 dagen. Schriftelijk vonnis en gewezen. te Hiddelharnis, precies eender. 32 jaar, te Oude Tonge, heeft ook rikplank gehad. Wordt veroordeeld of 1 dag hechtenis met verbeurd der prijslijst, de B., staat voor eenzelfde overtre- icht. Het O. M. acht ook deze getuige trouw; wordt veroordeeld tot 3 en hechtenis, met vernietiging der heeft gevischt met een ankerkuil. eroordeeld tot 2 of 1 dag. W., niet verschenen, heeft zonder gereden, 10 of 5 d. niet verschenen, f 3 of 2 d. W., niet verschenen, 3 of 2 d. dronken geweest, niet verschenen, dagen. VËILINGSBERÏCHT an Woensdag 8 Juni 1932 >p. Tuinbouw- en Veilingsvereen. „Oostvoome". 0,60 tot ƒ2,— per 100 krop. 2,— per 100 bos. 0,12 per k g. 0,13 per k.g. eleD 11,— tot 15,—per 100 k g. 1 13.- per 100 k g. m 0,56 tot 1,06 per k.g. dubb. stam 0,81 tot 0,90 per k.g. stamsnij 0,58 tot 0,67 per k.g. rmers (w.) 16,— per 100. 3,— tot 17,— per 100 bos. tot 18,- per 100 k.g. ite Speciaal 83 OMMELSDIJK 1,14 per el 0,98 ill30 ALS VAN OUDS DE BESTE! MACHINALE BAKKERIJ Vingerling- Middelharnls Prijs per kwartaal Losse nummers f 1- 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 14E JAARGANG. - N°. 61 Yerslag van de vergadering van den Raad der Gemeente nieuwe Tonge op Vrijdag 10 Juni des nam. drie uur. Voorzitter Burgemeester Sterk. Alle leden tegenwoordig. De Voorzitter opende de vergadering met gebed, waarna de notulen der laatste ver gadering werden gelezen en onveranderd Ingekomen stukken: De goedkeuring van den Minister over de verordening regelende de afwijkingen op de Winkelsluitingswet. Van de gasfabriek te Oude Tonge de mede- deeling dat voor uitbreiding van het buizen net in het Korteweegje een bedrag van 300,- noodig zal zijn. Van de gemeente Goedereede de mede- deeling dat in de vacature D. Lodder tot afgevaardigde in de stichting Drinkwater leiding Flakkee benoemd is de heer P. Troost. Procesverbaal van de kasopname bij den gemeente-ontvanger waaruit bleek dat in kas was overeenkomstig boeken en beschei den een bedrag van 388,58$. Deze stukken werden voor kennisgeving aangenomen. Vastgesteld werd het Kohier van de Hon denbelasting tot een bedrag van 129,— Vastgesteld werd de verordening tot hef? fing van besmettelijke ziektegelden. Ncg^erd vastgesteld een verordening tot heffing en invordering van het vergunnings recht. Tot leden van de commissie van onder zoek voor de gemeente-rekening 1931 en be grooting 1933 werden benoemd de heeren D. Breesnee en P. C. Tijl. Tot leden voor de commisBie van onder zoek van de rekening van het Algemeen Armbestuur werden benoemd de heeren Van Alphen en Nieuwenhuflze. Allen namen deze benoeming aan. In de rondvraag vroeg Nieuwenhuijze of er al maatregelen waren genomen betref fende de stank veroorzakende mestputten in de gemeente, waarin tevens slagersafval wordt gedeponeerd. Voorzitter zeide dat dit de volle aandacht had. Daarna ging de vergadering in gesloten zitting over ter bespreking van de sollici tanten voor Hoofd der O. L. School. Na heropening werd tot stemming over gegaan en met algemeene stemmen benoemd de heer van Groningen te Rotterdam. Daarna sluiting. Verslag van de vergadering van den Raad der gemeente OUDE TONGE op Vrijdag 10 Juni, des avonds 8 uur. Tegenwoordig alle leden. De Voorzitter, burgemeester Vooys opent de vergadering met een begroeting aan de raadsleden en drukt den wensch uit, dat de besprekingen en besluiten in het belang mogen zijn der gemeente en haar ingezetenen. Ingekomen stukken: Schrijven van B. en W. te Dordrecht met afschrift Balans-, Winst- en Verliesrekening FEUILLETON. ZANE GREY Naar het Amerikaansch door HENRI VAN DE WEG Geautuitgave van de N. V. Uitgeverij P. D. Bolle.) 39) MIk dacht immers al, dat het beter was van niet. De roodhuiden geiooven niet, dat het heeiemaai veilig is in het bosch en daarin vergissen ze zich gewoonlijk zelden. We moeten geen leven maken. Neem liever je mes of tomahawk en kruip naar hem toe. De helft van zijn geld is voor jou, ais je het karweitje op je neemt." Jenks trok zijn riem wat vaster om het middel en sloop weg. De iag ongeveer zes voet lager dan de omgeving, waardoor hij gelegenheid kreeg, zon der gezien te worden, Case van achteren te naderen Enkele oogenblikken gingen voorbij. Jenks kwam te voorschijn, ongeveer tien meter achter den zee man, waar hij begon te kruipen. Zijn rechterhand omklemde een tomahawk, terwijl hij een mes tusschen de tanden vasthield. De roodhuiden, behalve de schildwacht, die geen oog afliet van het dichte struikgewas, zaten roerloos de naderende tragedie af te wachten. Slechts een wonder zou Case kunnen redden. Hij zat zijn geld te tellen, terwijl de sluipende bandiet niet meer geluid maakte dan een slang. Steeds dichter naderde hij zijn slachtoffer, de oogen als van een tijger op hem gericht. Op een 1931 van den Keuringsdienst van Waren. Het batig saldo bedraagt 825,75. Wordt goedgevonden. Mededeeling van een adres vanhetraads lid Jonker (S.G.P.) d.d. 30 Mei ingekomen, naar aanleiding van de besprekingen bij de verhooging opcentenbelasting, waarbjj de Voorzitter zich toen aanbevolen hield voor aanwijzing van wegen, die aanleiding konden geven, tot het sluitend maken van de be grooting. De Voorzitter leest het schrijven voor, waaruit blijkt dat de heer Jonker voorstelt 7 gulden belasting te heffen op iederen loud speaker der radio. De Voorzitter zegt, dat de heer Jonker het eenige lid is geweest die met een object is gekomen en dankt hem voor zijn bemoeiingen. Spreker deelt mede, dat het voor deze begrooting geen nut meer heeft, maar zegt toe, dat B. en W. het by een volgende begrootiDg onder de loupe zullen nemen. Dan volgt een schryven van de gemeente Goedereede inhoudende de mededeeling, dat in de vacature van wyien de heer D. Lod der in de Waterleiding comm. is benoemd de heer Troost. Voorgelezen wordt een adres van de Centr. Comm. der Antirev. Kiesvereen. geteekend door dhr. R. A. den Ouden, waaruit we citeeren „Vermoedeiyk zal het Uw geacht college belang inboezemen, te vernemen, dat deze bewering van A. tot Z. in strijd met de waarheid is. Het vermeld jaarverslag der K.P.M. bevat geenerlei post, noch als uit- keering van tantième, noch anderszins, in welken vorm of tot welk bedrag ook ten name van Dr. Colijn." „Waarschynlijk is uw heer Beyer of degene van wien hij zijn inlichtingen ontving op het dwaalspoor gebracht doordat op de laatste bladzijde van genoemd verslag de post voor komt: Aan commissarissen f 210.000. Dit althans in het verslag het eenige bedrag, dat het door den heer Beijer genoemde nabij komt. Deze uitkeering evenwel staat niet geboekt ten faveure van één persoon, veel minder ten name van Dr. Coiyn, maar raakt den Raad van Commissarissen, ten getale van zeven, gezamenlijk. De heer Colijn nu maakt geen deel uit van dezen Raad van Zeven, heeft nooit daarvan deel uitgemaakt, terwijl het ten overvloede be kend kan zyn, dat hij reeds in het jaar 1921 zijn ontslag heeft genomen als directeur der „Koninklijke" o.m. teneinde zich by het op volgen der benoeming tot de volstrekte onbezoldigde functie van Voorzitter van het Centraal Comité van A.R.K.V. de A.R. party voor eiken laster van met „oliegeur" besmet te zijn, van te voren te vrijwaren. Na voorlezing zegt de Voorzitter, dat het aanvankelijk in zijn bedoeling lag dit stuk direct voor kennisgeving-aan te nemen. De Raad is er niet, zegt spr., om allerlei poli tieke kwesties uit te vechten. Spr. heeft echter van den heer Beyer (S.D.A.P.) ver nomen, dat die er gaarne het woord over wilde voeren, waarom spr. het voor één keer toe zal staan. De heer Beyer (S.D.A.P.): M. de Voorz. Ik had bij het geven van de cyfers niet de beschikking over het jaarverslag van de Koninklijke Petr. My over 1930. De cyfers door my genoemd zyn evenwel te laag ge steld. Er is daarom een misverstand ontstaan en ten opzichte van het jaartal heeft de scbry ver van dit schryven gelyk. Dr. Coiyn was in 1930 inderdaad geen Commissaris of Directeur der Petroleum Mij. Het schryven kan evenwel den indruk wekken dat dr. Coiyn nimmer eenig inkomen had wat aan den hoogen kant was. De tantièmes die dr. Coiyn uit de Koninklijke Petr. Mij kreeg, zij het dan niet in 1930, maar eenige jaren vroeger, z(jn schrikbarend hoog. Ik zal ze U aanstonds noemen. Ik wil echter eerst nog eens mijn standpunt herhalen ten op zichte der bezuiniging op inkomens. Dit moet m.i. gebeuren van boven af. Van de groote inkomens. Welke personen daarbij be trokken zijn doet minder ter zake. Het geldt voor alle hooge inkomens. De politieke partij waartoe personen behooren, die groote in komens genieten mag evenmin van invloed zijn. Bezuinigen dus van alle hooge inkomens. Zoo is het ook begrepen door een 5-tal ambtenaren van dit eiland, die rnjj over deze zaak brieven deden toekomen. Hierin wor den vele cijfers en personen genoemd met zeer hooge inkomens. De cijfers in de bro chure van het Kamerlid Braat is bij deze cijfers nog maar Kinderspel. Deze ambtenaren verzochten mij hun naam niet te noemen, wel mocht ik genoemde cijfers gebruiken. Ik wil ook dit niet doen omdat we begonnen zijn met de Koninklijke Petr. My en daarmee ook zullen eindigen. Dat hierbij de naam van Dr. Colijn naar voren komt spreekt wel vanzelf, omdat de inkomsten welke dr. Colijn van de Kon. Petr. Mij genoot zoo schrikbarend hoog zijn. Men doet daarom goed wanneer men boter op zijn hoofd heeft niet in de zon te gaan staan. Het zij mij vergund dienaangaande eenige cijfers te citeeren. Ik citeer uit het boek: „De bloedige Internationale". Schryver: Otto LehmannBusbüldt. Vertaling: Albert de Jong. Het 4de Hoofdst. (waaruit geciteerd) is door den vertaler aan de Nederlandsche uitgave toegevoegd. In 1913 treedt de Heer Colijn af als mi nister, wordt lid van de Eerste Kamer en op 1 Maart 1914... directeur van de Ba- taafsche Petroleum Mij, een dochtermaat- schappy van de Koninklijke. Later wordt hij ook opgenomen in de directie van deze laatste maatschappy. Het benoemen van ministers, gouverneurs-generaal en andere zeer hooggeplaatste staatsdienaren en met honderdduizenden betaalde betrekkingen be hoort tot de gewone tactiek van het Neder landsche petroleum-imperialisme. Ook een neef van den minister van Ko loniën Pleijte en de Oud-minister van Oorlog De Jonge werden tot directeur der Bataafsche benoemd. De beteekenis van deze betrekking blijkt duidelijk uit het feit, dat de vier directeuren, waaronder de heeren Coiyn en De Jonge, over 1918 aan tantièmes f 3.600.000 ver- dwijnen in korten tijd geheel door Sprutol. Bij alle Drogisten. (Adv.) nieter afstand richtte hij zich op om te springen. Juist op dat oogenblik vloog Case, het mes in de hand, overeind en keerde hij zich om. De bandiet, ontdekt, juist toen hij op het punt stond toe te springen, had geen keus meer en sprong als een panter. De dronken zeeman stapte met opmerkelijke vlugheid terzijde en liet zijn mes schitteren in de zon. Jenks deerde hem niet, doch viel in het gras, de uitgestrekte hand nog klemmend om den tomahawk. „Het was je zeker om mijn goud te doen?" mompelde de zeeman, toen hij zijn wapen terug trok uit de doodeiijke wonde. Hij bekommerde zich niet om zijn slachtoffer. „Die kerels schijnen te denken, dat een zeeman geen mes gebruiken kan!" Hij begon opnieuw zijn geld te tellen, blijk baar volkomen onverschillig voor een nieuwen aanval. Helen zag, hoe Legget zijn eigen geweer opnam, maar ook dit werd, evenals dat van Jenks, terzijde gestooten. Ditmaal fluisterde de roodhuid lang durig met Legget, die de overige Indianen bij zich riep. De heesche stem van den schildwacht klonk niet luider dan het murmelen van het beekje. Zijn woorden schenen indruk te maken. De Indianen keken onrustig in de richting van hef bosch; twee hunner verdwenen tusschen de struiken, terwijl een ander voortsloop van boom tot boom, tot hii weg gedoken lag achter een hooge rots. Helen voelde zich niet in staat, na te denken. De tragische gebeurtenissen volgden elkander zoo snel op, dat de roodhuiden op hun hoede waren tegen een dreigend gevaar. „We gaan weg," zeide Legget tot Case. Zorg voor het meisje en laat (paar geen leven maken." en over 1920 niet minder dan f 3.900.000 opstreken. Commentair is hierbij overbodig. Wethouder van den Boogerd (A.R.): Ik hoop dat we voortaan van die politieke propaganda in den Raad, verschoond blijven. Ik wil er alleen dit van zeggen, dat ik het ver beneden peil vindt. De voorzitter: We leven hier in een dorpje als Oude Tonge, waar zulke millioenency- fers ons vreemd in de ooren klinken. Spr. zegt nogmaals dat het niet in den raad thuishoort. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Wijziging begrooting dienst 1932. Dan komt aan de orde wijziging begroo ting 1932 en de wijziging in de heffing van opcenten. De begrooting was gebaseerd op de heffing van 10 tot 80 opcenten progres sief en B. ed W. stelden voor thans 100 opcenten te heffen zonder progressie. Voorzitter: Een paar weken geleden heb ik U in een besloten vergadering reeds me degedeeld, dat met stellige zekerheid kon worden verwacht, dat de opcenten aangaande de fondsbelasting zouden moeten worden opgevoerd, omdat beschikking batig saldo 1931, ad ongeveer 4200, in deze begroo ting, niet getuigde van een goed financieel beleid. Dit saldo moet n.l. dienen om eventueele stroppen van vorigen dienst en van den dienst 1932, op te vangen in 1933. Wordt dit gedeelte saldo van de begrooting 1932 geschrapt, en dit is noodig, dan moeten andere dekkingsmiddelen worden aangewe zen of sterk bezuinigd. Als bezuiniging is gevonden bijna ƒ3000, zoodat de begrooting geweldig is besnoeid. Ongedekt was nu nog een tekort van on geveer 3000, welk bedrag moet worden gevonden uit belastingverhooging. Verhoo ging van de personeele belasting was niet meer mogelijk, zoodat alleen fondsbelasting overblijft, Reeds verhoogde Uwe Raad deze heffing van 50 opcenten tot 10-80 en zoude een verdere verhooging, van 10-100, bijna vol doende zijn geweest. Hiertegen verzet zich echter art. 283 van de Gemeentewet. Ik heb nog getracht in een persoonlijk onderhoud ter Griffie van het Provinciaal gebouw, de progressie ook bij 100 opcenten te handhaven, doch hierop zoude wegens stryd met de wet nimmer de Kon. goedkeuring worden verkregen. Bij verhooging tot 100 opcenten zal het belastingjaar 1932/33 opbrengen 12,500,% of 8333,33 zoodat een sluitende begrooting is verkregen. Hoe ongaarne tot deze maatregelen wordt overgegaan, zijn zij noodzakelijk. Wij weten niet wat nog in het najaar voor werklooze arbeiders zal moeten worden ge daan. Al wordt gezegd, dat de inkomens over 1931 alhier niet tegen zullen vallen, gunstig zullen deze in elk geval niet zijn en nauwe- lijks de raming te boven gaan. Het aantal arbeiders, te werk gesteld bij de werkverschaffing, neemt onrustbarend toe, zoodat aan loon voor de werkverschaffing reeds meer is uitgegeven dan geraamd was. En ik grijp dan ook deze gelegenheid aan, om de werkgevers beleefd doch dringend te verzoeken, om het bedrijfsleven zooveel intact te maken en te houden; en plaatst toch zooveel mogelyk arbeiders in uwen dienst. Verhooging van belasting voor te stellen in een tijd als dezen, is inderdaad geen reden om zich behaagiyk te maken, maar de nood is ons opgelegd. Uit geen ander oogpunt doen B. en W. dit, dan om een gezonden financieele toestand te maken. Niet zoo heel lang geleden werd in deze zaal door een uwer leden gezegd: „gouverner c'est prévoir", regeeren is vooruit zien. Welnu, mijne heeren-, B. en W. willen er voor waken, dat er nu en in de toekomst geen uitgaven zullen worden gedaan, die niet door ontvangsten gedekt zyn. Want dit zoude een proeve zijn van on macht niet alleen, maar uitloopen op een financieele déblace. De toestand van onze financien, dit mag ik hier nogmaals herhalen, is kerngezond en laten wij er allen toe medewerken dezen toestand te bestendigen. Want inderdaad, dit kan niet anders zijn dan in het waarachtig belang van de gemeente en hare ingezetenen. Voorzitter vroeg of dit wijzigingsbesluit bij acclamatie kan worden aangenomen. De hr. Gebraad (S.D A.P.): De gemeentelij ke zelfstandigheid wordt zoodanig aan banden gelegd, dat de gemeenteraad langzamerhand overbodig wordt. Gaf men ons de vrijheid om een gedeelte van het saldo 1931 in de begrooting te verwerken en rekening te houden met de opbrengst van samenwonende belastingplichtigen, zou met progressief 50 tot 80 opcenten kunnen worden volstaan. Ged. Staten kunnen de gemeente niet dwin gen om 100 opcenten te heffen, maar als we niet aan het verlangen voldoen krijgen we de begrooting terug met de mededeeling, dat er op bezuinigd moet worden. Bovendien wordt dan het kortingswetje op de gemeente van toepassing en er zal bezuinigd worden op posten, die voor de arbeidersklasse zeker niet gewenscht zijn. Noodgedwongen zullen we dus aan het verlangen van Ged. Staten moeten voldoen. Wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Daarna wordt voorlezing gedaan van een heele serie bezuinigingsposten, totaal bedra gende 2925,-. Wordt goedgevonden. Vastgesteld wordt het raadsbesluit van een tijdelijke kasgeldleening groot ƒ17000,-. Vastgesteld wordt eveneens de verorde ning tot heffing der 100 opcenten, terwijl de vorige verordening tot heffing van 10—80 opcenten nietig wordt verklaard. Dan sluiting. Oprichting uiensorteerln- richting te Herkingen. Vrydag 10 dezer, kwamen te Herkingen ongeveer een 50 tal uientelers bijeen, met het doel, een uiensorteerinrichting op te richten. De Voorzitter, de heer Warnaer opende deze bijeenkomst, heette allen har telijk welkom en gaf dan het woord aan den heer v. Heest, Directeur der Centrale Veiling te Middelharnis. De heer v. Heest sprak onge veer als volgt: Het doet mij een genoegen, tot deze bij eenkomst te zijn uitgenoodigd, om eens te mogen uiteenzetten, waarom men tot op richting van een uiensorteerinrichting moet overgaan. Hij zegt nu reeds 13 jaar lang naar het doel, het veilen van landbouwpro ducten, te hebben gestreefd en dit onder de „Dat komt in orde, kap'tein," antwoordde de zeeman. „Waar is Brandt?" „Die komt wel, zoodra het bloeden gestelpt is. Hij zal zich wat slap voelen." Case raapte zijn bezittingen bijeen, nam die onder den arm en greep Helen beet. Zij leunde tegen een boom, doch rukte zich los en stond op. Zijn weerzienwekkend gezicht, zoo dicht bij haar, prikkelde het meisje tot verzet. „Je kunt beginnen met dit voor me te dragen," zeide hij, haar zijn bagage aanreikend. Zij stak geen hand uit. „Ik ben kap'tein. Je doet, wat ik zeg," schreeuw de hij, terwijl hij haar een kJap gaf. Heien gilde van angst en wankelde achteruit, doch toen de zeeman haar opnieuw het pak aanreikte, nam zij het over. „Zoo hoort het. Geef je kap'tein nou maar een zoen," lachte hij gemeen. Helen duwde hem van zich af. Haar smeekende oogen zochten de Indianen. Doch die waren druk bezig met zich gereed te maken. Legget stond lachend te wijken. Zij trachtte te schreeuwen, toen hij haar op nieuw vastgreep, maar kon geen geluid uitbrengen. De dierlijke uitdrukking op zijn gezicht maakte haar machteloos van schrik. Tot tweemaal toe sloeg Case haar, toen trok hij haar ruw naar zich toe. Bijna bewusteloos zag Helen nog, hoe zijn lippen de hare naderden. Plotseling echter schroeide een gloeiend voor werp haar wenkbrauw, en op hetzelfde oogenblik klonk de scherpe losbranding van een geweer. Het gelaat van Case veranderde. Een schaduw scheen te glijden over zijn oogen; hij staarde voor zich uit, alsof hij niet begreep wat er gebeurde. Nog stond hij rechtop, maar even later begon hij te zwaaien ais een eik, die op punt staat te worden geveld. Toen viel hij. Een klein gat, roodblauw langs den rand, werd zichtbaar tusschen de oogen. Legget staarde be vreemd naar den dooden zeeman, doch zonder meer eigende hij zich diens goud toe. „Dat spaart me heel wat moeite," mompelde hij. De Indianen staarden naar de roerlooze gestalte en verdwenen toen met ongelooflijke vlugheid achter de boomen. Zoodra hij dit merkte, sleurde Legget Helen met zich mede tusschen de struiken. Een oogenblik later verscheen Brandt, vergezeld door een Indiaanbeiden brachten zich in veilig heid op de plaats, waar Legget stond. Brandt's oogen ontdekten de beide dooden. De situatie scheen hem onmiddellijk duidelijk, maar hij greep Helen bij den arm en vroeg fluisterend„Wie heeft Case vermoord?" Niemand antwoordde. De twee Indianen, die het bosch waren ingegaan, keerden nu ook terug. Zij waren nauwelijks bij de anderen aangekomen of de roodhuid, die alleen op verkenning was uitgegaan, verscheen weer. Het was de schildwacht, die tot tweemaal toe het .even van Case had gered, door aan het aangelegde geweer de doodeiijke richting te ontnemen. Siank was hij en lenig, doch niet jong meer. Zijn ernstig, doorgroefd gezicht teekende den man van er varing. De anderen keken hem aan, als verwachtten zij van hem de oplossing van het raadsel, waar voor zij stonden. „Oud Paard," vroeg Brandt, „waar heb ik dit soort kogelwonden gezien?" De Chippewa boog zich over Case heen; slechts langzaam richtte hij zich weer op. „Wind des Doods," was alles wat hij zeide. De uitroepen van zijn ïndiaansche metgezellen duidden niet zoozeer op angst, als wel op ontzag. Brandt werd zoo bleek als een doode. Zijn heele houding verried onbeschrijfelijke ontzetting. „Doe maar geen moeite meer om je spoor te verbergen, Legget," klonk bits zijn stem en het leek of hij er een genoegen in vond, deze woorden te uiten. Zonder meer glipte de Chippewa weg tusschen de struiken. Legget volged hem, terwijl Brandt Helen meesleurde. Schuw, als opgejaagde dieren, gluurden zij om zich heen. HOOFDSTUK XIX. Een dichte witte nevel dreef boven de rivier, toen de woudloopers den volgenden morgen wak ker werden. De atmospheer was koel en vervuld van den geur van stervende bladeren. Wetzel haalde een stapel takken onder een overhangend rotsblok weg, welke hij had neergelegd om ze droog te houden en legde een vuur aan, terwijl Jonathan water haalde uit een nabijgelegen bron. „Lew, er zit vorst in de lucht vanmorgen," merkte Jonathan op. „We raken ook al diep in den herfst. Het zal niet lang meer duren, of alle bladeren zijn van de boomen af," antwoordde Wetzel, terwijl hij de asch van het vleesch, dat hij geroosterd had, af klopte. „Laten wij dit stuk bisonvleesch roosteren. We kunnen toch niet op pad gaan, voor de mist opgetrokken is en waarschijnlijk zullen we voor- loopig geen vuur meer kunnen aanleggen." I (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1932 | | pagina 1