VROUWENHOEKJE Leest „Onze Eilanden," 2 ONZE EILANDEN VAN ZATERDAG 10 OCTOBER '1931. ache gronden. Reeda in de middeleeuwen waren de Hollanders een handeldrijvend volle. ZU voeren naar verre landen en dreven koopmanschap ook in de hen omringende gewesten. Maar het lijkt niet noodighetzoo ver terug te zoeken. Trouwens, ook toen werd tol geheven van goederen, die van het eene gewest naar het audere werden ver voerd of de stadspoorten werden binnenge bracht. De tollen gaven aanleiding tot kra keel en strjjd. In wezen verschilden zij niet van de invoerrechten, die in latere eeuwen en ook thans worden geheven aan de lauds- greuzen, al zijn de belastingmuren wat ach teruit gebracht. Maar dit alles is lang ge leden en op het tegenwoordig geslacht zullen naast den aangeboren handelsgeest, omstan digheden van later dagteekening ongetwijfeld van meer invloed zijn Ons land is klein. Groote rijken, welker uitgestrektheid en aardrijkskundige ligging aanleiding geven tot belangrijke verschillen in klimaat en gesteldheid van den bodem, vormen werelden op zichzelf. Binnen hun grenzen zouden tot op zekere hoogte de bewoners op en onder den grond kunnen vinden, wat zij noodig hebben. Kleine landen daarentegen zijn op het buitenland aange wezen, in de eerste plaats om hetgeen hun ontbreekt aan te vullen en voorts om afzet te vinden van hun producten, waarvan zij te veel hebben voor eigen behoefte, want kleine landen zullen in hun voortbrenging noodwendig eenzijdigheid vertoonen. Iedere Nederlander weet, welk een belang rijke rol in- en uitvoer in ons volksbestaan vervullen en hij weet natuurlijk ook, dat, als van ingevoerde goederen belasting wordt geheven, deze duurder zullen worden, onver schillig of zij bestemd zijn te dienen tot levensonderhoud of als hulpmiddelen voor het bedrjjf en hij voelt onmiddeltjk, dat dit verkeerd is. Immers, als hij betere waar of goederen van gelijke hoedanigheid voorlage- ren prijs uit het buitenland kan koopen, doet hij dit liever, dan duurder of minder naar z|)n zin, zich binnenlandsch goed aan te schaffen. Als hij man van zaken, nu aan den ande ren kant z|jn eigen voortbrengselen van de hand moet zetten en daartoe in het buiten land moet concurreeren, dan weet hij, dat niets noodlottiger is dan stijging der be drijfskosten. Hij gevoelt er dan ook niets voor, dat beschermende rechten het mogelijk maken, bedrijven in stand te houden welke zich bezig houden met het vervaardigen van artikelen, die beter en met minder moeite elders kunnen worden gemaakt. Zijn goede hart zal hem er misschien een oogenblik over doen denken, menschen, die in derge lijke bedrijven hun bestaan meenen te moe ten vinden, in het leven te helpen houden. Maar de Nederlander is gewoon de dingen nuchter te bezien, dan dat hij op den duur ieis zou gevoelen voor kunstmatige werk verschaffing, aan lieden, die op andere wijze hun t|jd en arbeid nuttiger kunnen besteden. Hen van dit laatste af te houden, kan nooit in 's lands belang zijn. Nog minder sympa thiek is het verleenen van steun bij wijze van begunstiging, hetzij om den bevoor rechte extra winst in den zak te brengen, ten koste van zijn medeburgers, of wel, hem te besparen de uitgaven, noodig voor een behoorlijke inrichting van z(jn bedrijf. En daarom zal en mag ons volk nimmer terugkomen op de sedert meer dan zestig jaren met gunstig gevolg door ons vaderland gevoerde handelspolitiek. De strijd om de koffie. 10 Millioen pond koffieboonen in zee gegooid. Dr. Herman Holtkamp. Over de productie, de prijzen en de nadeelen van koffie is reeds veel geschreven. En toch blijft dit een onuitputtelijk thema, want er gaat geen jaar om, of nieuwe wetenschap pelijke of economische inzichten geven aan leiding tot hernieuwde publicaties. Ook hier te lande is het aantal van hen, die zich hiervoor interesseeren, bijzonder groot. In het algemeen wordt het koffiedrinken, evenals zoo menig ander genot, als een aangename gewoonte beschouwd; vooral vrouwen drinken meestal koffie zonder eenig bezwaar, soms zelfs in groote kwantums. De beroemde vrouwenarts Dr. Leszinsky noemde daarom de koffie de whisky van het zwakke geslacht, welker geregeld ge bruik de oorzaak is van steeds toenemende zenuw- en spijsverteringsstoornissen. Zoodra echter de coffeïne aan de koffie onttrokken wordt, wat overigens geen invloed op den lekkeren smaak heeft, wordt zij onschadelijk. Doch het komt niet aan op de meening van een enkeling, vooral daar ieder zich zelf er van kan overtuigen, of bijv. vóór het naar bed gaan gewone koffie hem beter bekomt dan coffeïnevrije. Zooals op zoo menig gebied, zoo heeft ook hier onze zenuwachtige eeuw tot zelfbeschouwing geleid. Dit is een verblijdende vooruitgang, want gewichtiger dan het dulden van bepaalde gewoonten is de zorg voor de gezondheid. Vooral personen, die door hun beroep overwerkt zijn en zij, die veel geestelijken arbeid verrichten, letten er steeds meer op, welke spijzen en dranken hun het best bekomen. Dat geldt ook voor het gebruik van koffie. Overigens is de strijd om de koffie in het licht van de wetenschappelijke inzichten van den nieuwen tyd en de voorlichting over de coffeïne in geneeskundig opzicht al lang biet meer zoo fel als voor tien jaren, omdat de prikkelwerking der coffeïne, door wetenschappelijke onderzoekingen gestaafd,1 algemeen erkend wordt. Des te feller ont- J brandde de economische strijd, die op het oogenblik z|jn hoogtepunt bereikt heeft. Want de betrekkelijk goede koffie-oogsten en de hiertegenover staande verminderde koopkracht van de koffieverbruikers hebben geleid tot een stremming van don afzet, die bedenkelijke afmetingen aannam. Het meest heeft Brazilifl hieronder te lijden, dat zich kort geleden zelfs tot een wanhoops daad liet verleiden. De Braziliaansche re geering hief op iederenzak koffieboonen een extra belasting, kocht van de opbrengst hiervan 5000 ton koffie en wierp den 6en Juni deze 10 millioen pond in zee! Zulk een vernietigingspolitiek lykt op de herhaalde maatregelen van geweld der Amerikaansche tarwekoningen, die bi) een te groot aanbod van graan een groot deel van de voorradige tarwe eenvoudig laten verbranden. En dit alles slechts, om een prijsdaling te voor komen, zonder rekening te houden met millioenen hongerlijdende medemenschen! Braziliö stelt zich nu ten doel, een over eenkomst te verkrijgen tusschen allekoffie- produceerende landen, opdat de productie overal beperkt en de prijs geregeld zal kunnen worden. Mocht dit plan in duigen vallen, dan wil de Braziliaansche regeering, die onder de tegenwoordige overproductie en de te groote, opgestapelde voorraden het meest lijdt, nog dit jaar pl.m. 100 millioen pond koffieboonen laten vernietigen. Deze strijd om de koffie is overigens een sprekend voorbeeld van de economische ver warring in de wereld van onzen tijd, die men met dergelijke machtsmiddelen ten koste van de gemeenschap nooit zal kunnen ontwar ren. Evenals het lichaam van den enkeling slechts dan gezond kan worden, als het dien overeenkomstig behandeld wordt, zoo laat zich ook het lichaam van de wereldhuishou ding slechts door maatregelen, die rekening houden met al zy'n deelen, verbeteren. Want in 't groote zoowel als in 't kleine leidt iedere verkeerde gewoonte en iedere dwaze hande ling tot noodlottige, nadeelige gevolgen. PARI JSCHE MODEBRIEF HERFST- EN WINTERVOORSPELLINGEN. Wat we in den overgangstijd dragen. „Waarom is toch de zomer zoo kort en de winter zoo lang?" vragen we wel eens zuch tend, wanneer we alweer voortijdig de blaadjes aan de boomen zien kleuren. Heerlijk is de herfst met z'n roode en gouden tinten, zijn bonte dahlia's en asters, zijn bloeiende heide. Maar, aan het einde wacht ons de winter en eindeloos lang zal het weer duren, alvorens de eerste jonge spruitjes aan de boomen ver schijnen. Stevige warme kleeren zijn dan ook in ons land zeer de moeite èn de kosten waard. We hebben er zoo veel en zoo lang pleizier van. We behoeven nooit, zooals bij de zomertoiletjes, te vreezen dat we er niet dikwijls gebruik van zullen maken. In de eerste herfstdagen wordt nogal eens een japon-mantel gedragen. Deze biedt het voor deel heel slank te maken, daar hij zonder japon, dadelijk over een onderjurk wordt aan getrokken. Maar dat houdt ook weer een groot bezwaar in. Vele dames vinden het ten minste zeer ongemakke lijk, dat ze nu haar man tel niet kunnen afleggen wanneer ze het warm krijgen. Daarom worden ook wel robes-manteaux ontworpen met 'n aparte bolero en blousje. We zien dan echter niet in, wèèrin ze nog van een gewoon mantelcostuum van dat soort verschillen. Velen zullen dan ook waarschijnlijk een aardig wollen herfst-ensembie prefereeren waaronder een kleurig vestje ge dragen wordt. Alles is zoo gemaakt, dat de ver schillende onderdeelen verwisseld kunnen wor den. Men kan er een an der rokje, een andere blouse, een andere pull over of zooals men tegenwoordig wel zegt, „slipover" bij dragen en dat geeft natuurlijk een prettige variatie waardoor men zoo'n pakje veel en dikwijls kan dragen. De meeste mantels, korte zoowel als lange zijn van een dubbele rij knoopen voorzien, in sereis van één, tweè of drie onder elkaar. Die knoopen spelen een gewichtige rol want de geheele lijn van den mantel aan de voorzijde hangt er van af. En niet minder belangrijk is de ceintuur. Zeer breede ceintuurs, van heel soepel lakleer, zijn chic. Gewoonlijk zijn ze zwart en sluiter! met een groote metalen gesp of een strik van hetzelfde materiaal. Deze strik is natuurlijk, qua sluiting slechts schijn. De eigenlijke sluiting, met haken en oogen gewoonlijk, bevindt zich aan de onderzijde. Nu iets wat de voering betreft. Iedere vrouw weet hoe prettig het is, als een mantel zoo heerlijk glijdt bij het aantrekken. Daarom moet de voering heel soepel en glad en on het kleedingstuk ni.et_te zwaar te maken, ook hee licht zijn. Elegante mantels zijn veelal met crêpe de chine gevoerd. Dat is natuurlijk nogal prijzig. Maar er bestaan ook goedkoopere qualiteiten die toch heel keurig zijn. Kunst zijde crêpe de chine geeft bovendien niet af naar men zegt, waardoor ze bijzonder gewild is als voering van een donkeren mantel, waar onder men een licht japonnetje draagt. De modellen zijn velerlei, wijde redingotes met aangesloten taille, lange heer-achtige jassen met ceintuur en breede revers, drie kwart lange mantels, vlugge korte jasjes, mantels die vlak onder de ceintuur een kort schootje hebben, enz. Evenals vorige jaren is bont weer zeer in de mode en astrakan in alle tinten zal wederom veel gebruikt worden. Verder ook gayac, dat er uitziet als heel zacht gemoireerd veulenbont. Op elegante mantels komen garneeringen voor van bever en sabelbont. Smalle banden van otterbont of breictschwantz versieren wit satijnen japonnen. Kragen en mantels van hermelijn (of wit konijnenbont) ziet men op zwarte japonnen. Ook vossenbont blijft zeer z'n vogue behouden, hoewel het, naar men zegt, zeer veel concurrentie zal ondervinden van de lynx. Maar voor een mantelcostuum blijft de ideale garneering een kraag van zilver vos of marterbont. Ziedaar enkele voorspellingen voor het komende winterseizoen! Er zijn weinig vrouwen die de verleiding kunnen weerstaan om nu en dan eens een aardig hand- of knutselwerkje te maken. Het is zoo'n gezellige bezigheid voor verloren oogen- blikken en aan het aardige prulletje wordt meestal graag een plaatsje ingeruimd. We geven hier een paar leuke speldenkussentjes, die alleraardigst zullen staan op een schoorsteen mantel of toilettafel. Het eerste is een oranjeboompje. Dit is heel eenvoudig gemaakt van een prop watten met een lapje stof overtrokken, waarop men, met borduursel of verf, oranje-appels en donker groene blaadjes heeft aangebracht. De „kist" is van geverfd karton en gevuld met mof of knipsel van groen vloeipappier. Het molentje is een cylinder van wit satijn met een puntig rood dakje en rood kartonnen wieken. Deur en bloemen zijn er op geschilderd. WILHELM1NE. Onze lezeressen, die uitvoerig wen- schen Ingelicht te worden over de laat ste mode, zoowel voor dames als hin deren, raden wij dringend aan een abonnement te nemen op „Het Nieuwe Modeblad". Dit uiterst practlsche Nederlandscbe modetijdschrift, hetwelk ook een schat van gegevens biedt voor handwerken ln alle genres, Is bil de uitgevers dezer Courant tegen sterk geredneeerden prils verkriigbaar. De abonnementsprils van Het Nieuwe Modeblad, 2 maal per maand verschll- nende ln 16 bladzijden met telkenmale 2 gratis kntppatronenbtaden, bedraagt slechts I 0,95 per kwartaal, franco per post I 1,25. Laat de gelegenheid om den hoofdprijs van f 5000,— of «één der andere1190 geldprijzen te winnen, niet voorbijgaan! Gelijke kans voor iederen kooper van een pond Sanella. Vraag bij Uw winkelier meerdere gratis-exemplaren voor deelname. Iedere deelnemer ontvangt in December een Verkeerskalender. (Adv.) MIJN DROOM. Ik weet het wel, dat het vaak gebeurt: Dat daar de liefelijkste droomen Ons door de wreede werk'lijkheid Ruw worden plotseling ontnomen. Maar eens heb ik iets heel moois gedroomd: Van 't reinst geluk, omlijst door bloemen.. En zeker zoolang ik 't leven heb Zal ik dat droombeeld zalig noemen. En of nu ruwe stormen loeien, En nuchterheid schaat'rend om m(j lacht. Dien droom blijf'k als m(jn schat bewaken, "Wijl zijn vervulling ik eens verwacht. En als die dag daar aan mocht breken, Zal 't feestty in mijn ziele zijn, En mijn geluk slechts uit te juub'len, Als in de lente 't lief vogelijn. Maar mocht als daar zoo vaak in 't heden - Luchtspiegeling mijn verwachtingzijn... Blijft door dien droom toch gansch mijn leven Omrand als met gouden zonneschijn. Rdm. Mabie Den Ouden. De Moedige (naar het Eransch van Paul Rivoir). Na langdurige overwegingen en overden kingen, op zijn jonggezellenkamer in de Avenue d'Eylau, vanwaar hij den Eiffeltoren kon zien oprijzen, kwam Marcel Cochet -tot de conclusie, dat h(j verliefd was op Lucrezia Mogdiliani, de bekende dierentemster van het circus Médrano. Sinds maanden bezocht h(j het circus, minder om naar haar verrichtingen te ktjken dan wel om haar lenige, slanke, maar toch krachtige gestalte te bewonderen. Terwijl anderen tot een vrouw worden aangetrokken door de charme, de teederheid, de zachtheid, het echt vrouwelijke, was Marcel Cochet bekoord door de kracht van haar optreden, door den moed, waarmee z(j de kooi der wilde dieren betrad, armen en beenen ont bloot, het lichaam bedekt door een groot tijgervel. Met een karwats in de hand, terwijl in haar gordel de zilveren handgrepen van pistolen schitterden, ging zij, schynbaar on bevreesd, de wilde dieren tegemoet, ze met- haar donkere vurige oogen bedwingende, waardoor ze ieder van haar bevelen gehoor zaamden, Marcel had het geluk gehad, overigens zonder veel moeite, haar na haar optreden in het circus te ontmoeten, nadat zij het langdurige applaus van het begeesterde pu bliek met herhaalde buigingen en glimlachjes in ontvangst had genomen. Zelfs had zij zijn aanbod aanvaard om haar met zijn auto tot haar huis te vergezellen, waar zij met haar moeder, een Parisienne net als zij, al deed haar naam op de affiches ook vermoeden, dat zij een Italiaansche was, woonde. Marcel had de voor- en nadeelen van het huwelijk met een dierentemster langdurig overwogen. Zijn vrienden zouden hem wel licht bespotten, zijn familie zich van hem afkeeren, misschien zouden de kringen, waarin hij placht te verkeereD, voor hem gesloten worden, wanneer hij het zou wagen zijn vrouw daar ook te introduceeren.Maar wat beteekende dat alles tegen het bezit van een vrouw, aanbiddelijk niet alleen om de schoonheid van haar gelaat, van haar figuur, maar ook om het buitengewone van haar zelfbewust, manmoedig optreden. Ze had in haar gesprekken niets van het cordate, van het ietwat ruwe van haar métier. Ze was geestig, beschaafd, gevat, wist een „bon mot" te plaatsen en te apprecieeren. Na den avond, waarop Lucrezia hem wel is waar vriendelijk had begroet, maar ook even vriendelijk had geknikt naar een heer in een andere loge Marcel verbeeldde het zich besloot hij den volgenden morgen Marie Valmier, zoo heette ze eigenlijk, te vragen zijn vrouw te worden. „Beste Marcel," had zij geantwoord, toen hj het doel van zijn komst had verteld, „ik voel me zeer vereerd door je aanzoek, maar ik zal moeten weigeren. Ik voel nu eenmaal niets voor den doorsnee-Parijzenaar, die zijn leven het meest dierbare vindt, die van zijn wijn, zijn diners geen afstand kan doen, zelfs niet voor de vrouw, die hij lief heeft, die meent een vrouw te kunnen veroveren door een byouterie, iin een bouquet verborgen, een bontmantel, een prachtig kleed of een auto, maar die, in wezen, te laf is om zich op te offeren, die een vrouw vraagt met de zeker heid, dat hij iedere vrouw weet te bekoren." „Maar Marie, ik heb je lief." „Daar is weinig moed voor noodig, beste Marcel, om dat te zeggen. En je zou mij niet gevraagd hebben, als je niet de zekerheid met je droeg, dat ik ja zou zeggen. Welnu, ik zeg neen!" „Ik zou je graag willen toonen, dat ik meer moed heb dan alleen „ik heb je lief" te kunnen zeggen." „Misschien den moed van den man, die zich door den wil van een vrouw laat kneden, zooals zij wil, den moed van den vrouwen- roknalooper, die zijn vrouw in alles gehoor zaamt, zooals de wilde dieren mij. Welnu, ik houd niet van zulk een man, die eigenlijk een stumperd is. ik ben gewoon te worden gehoorzaamd, maar ik kan den man niet liefhebben, die mii niet doet gehoorzamen aan zfln wil, die niet krachtig genoeg is m(j te beheerschen. Ik ben een vrouw, die moed bewondert, vooral in den man, dien ik m(jn hand schenk. En jij, brave Marcel, die nu kijkt alsof je een onoverkomelijk ongeluk is gebeurd juist voor zulk een gezicht van den man walg ik - jij mist de hoeveelheid moed, die ik eisch van den man, die mij kan bekoren." Marcel keek haar aan. Ze was nu toch waarlijk de dierentemster, desnoods bereid zich op hem te werpen en hem met haar karwats te kastyden. Er brak iets van zijn liefde voor haar. Maar nu kwam zijn eigon- liefde als man weer boven en om te toonen, dat hij geen lafaard was, vroeg hfl „Wat moet ik doen om te toonen, dat ik den moed bezit, dien g(j eischt?" Ze dacht even na en zeide: „Ga met mij tien minuten in de kooi der wilde dieren en ik zal je vrouw worden." Marcel aarzelde. Reeds speelde een glim lach om den mond van de schoone vrouw. Toen zeide hiji „Aangenomen, wanneer wil je?" „Zoodra de directeur mij daartoe verlof „Is dit je eeBige voorwaarde, waarop ik je kan winnen?" „Als je bang bent voor het gevaar, waar aan ik avond aan avond bloot sta, dan be hoef je niet. Het is geen bevel, waaraan je onvoorwaardelijk moet gehoorzamen." „Ik herhaal, dat ik het doen zal." „Prachtig, ik bericht je wanneer je kunt komen." Reeds den volgenden morgen ontving Marcel een briefje van den directeur van het circus, dat hy Woensdagavond tien minuten onder bescherming van Lucrezia Modigliani in de dierenkooi mocht door brengen. Den volgenden morgen vertelde de „Matin" daartoe ingelicht door den circusdirecteur, dat Marcel Cachot tien minuten in de leeuwenkooi zou vertoeven. Het gold hier een weddenschap. De avond kwam. In de loges zag Martin tal van zijn kennissen, die niets wisten van zijn liefde voor Lucrezia, Lijkbleek, maar vastbesloten, dat bij Marie zou toonen, dat hij een moedig man was, betrad hij de kooi. Deleeuwen brulden hem aan, maar ze werden in bedwang gehouden door de dierentemster, die bij hem stond. En toen hij daar in de kooi stond, angstig, bevreesd te worden aangevallen, voelde hij toch de lafheid, dat hy beschermd werd door een vrouw, misschien brutaler dan hij. Hij zag alleen dat brutale, nu niet meer de schoonheid van die vrouw, in die tien mi nuten, dat hy naast haar staan bleef en zich niet dorst te bewegen. De tien minuten waren om. Rugwaarts verliet bij de kooi. Een flauwte overviel hem, nu hij zich buiten het bereik van de wilde dieren wist, maar hij hield zich staande en verdween onder het applaus van het circuspubliek achter het fluweelen doek, dat de arena van de foyers scheidde. Marie voerde hem mede naar haar kleedkamer. Daar viel ze hem om den hals en kuste hem. Zij zeide: „Ik heb je lief, omdat je een moedig man zift". „Een moedige man", zeide Marcel, terwijl hy voor haar boog, „maar niet zoo moedig, om met U te trouwen. Ik heb de eer U te groeten". En hy ging heen. (Nadruk verboden). DE VIIOME NEDERLANDER. Wij citeeren uit een artikel van dr. J.H GunniDg J.Hzn. te Bilthoven in zyn weekblad Pniel": .Roomsche geitenfokkery'eD, Hervorm de tennisclubs, Gereformeerde voetbalveree- nigingen, Ethische wandelgenootschappen, Bondsmannelijke kegelbonden, Confessioneele goifassociaties het wordt toch wel prettig in Godsdienstig Nederland! Want, weet u, we moeten kleur bekennen in alles en vechten jen eiken Filisty'n of Amalekiet,, die ons Sionietisch erf zou willen binnendringen, 't Is alleen maar een beetje jammer, dat elk zijn stukje wei- of woestijnland voor Gods Sion houdt I Maar heerlijk klinkt het toch, als men in al die bonden by feestelijke gelegenheden eens den schoonen Psalm aan heft: „Waar liefde woont gebiedt de heel den zegen" en wat daar verder volgt. Meer conversatie, mijne vrienden en wat minder specialisatieI Maar de vromeNeder- lander zegt: 'Juist dat aparte, dat is de glorie van onze natie.' Eilacie!"

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1931 | | pagina 2