ED i r wmmm REDIKBEURTEN. irtikelen: 1.— en75 c. 10 c. end10 c. rommel 25 c. 25 c. lbooten. 25 c. 50 c. en met boom 50 c. t stok 50 c. 50 c. nd dvormen 1. et zandspel 1. racket 1. de baby's. 1. pies met 1A handvorm ^"c OOGSTRAAT IA WOENSDAG 9 JULI 1930 12E JAARGANG. - N°. 69 Officieele Mededeelingen. Goslotenverklaring van wegen in beide richtin gen in belang vrijheid en veiligheid verkeer. Woord en Daad. FEUILLETON. OP EENZAMEN POST. AAMBEIEN. DE SALAMANDER JL DNZE EILANDEN" PROPAGANDA-AVOND van Kerk en Vrede te Sommelsdijk. VMM C. vail Wezel, 68 j.echtgen. van iggers. Zondag 6 Juli 1930. ILANDSCH HERVORMDE KERK. nis, vm. en 'sav. dhr. Dgkman uit jjk, vm. ds. Dekker en's av.leeskerk. vm.ds. Van der Wal en'sav. leeskerk. vm. en 'sav. dhr. Overweel. nm. ds. Van der Wal. n, vm. en 'sav. dhr. Bouman. Ie, nm. ds. Polhuis, vm. ds. Van Ameide en nm. leeskerk. onge, vm. leeskerk en nm. ds. Dekker, ge, vm. leeskerk en 'sav.dhr. Vetter, ilaat, geen opgaaf, it, vm. dhr. Vetter. mei, vm. leeskerk en nm. ds. v. Ameide. 't Haringvliet, vm. ds. Polhuis en skerk. iluis, vm. ds. Timmer. lvoet, vm. ds. Priester (doop). oom, vm. ds. De Voogd v.d.Straaten vm. ds. Los van Vierpolders. ne, vm. ds. Brinkerink. jrs, vm. ds Los. LÜTHERSCHE KERK. sluis, 'sav. ds. Remers. PROTESTANTENBOND, dijk (Langeweg), ds. J. L. N. Zillinger ar uit Warmenhuizen, des vm. 10 uur. GEREFORMEERDE KERK. rnis, vm. en 'sav. ds. Van Velzen. n, vm. en 'sav. leeskerk. vm. en nm. leeskerk. slaat. vm. en 'sav. ds. De Lange, imel, vm. en nm. ds. Schaafsma. Haringvliet, vm. en 's av. ds. De Graaff. tsluis, 'sav. ds. Westerhuijs. ilvoet, vm. ds. Westerhuys. -GEREFORMEERDE GEMEENTE, 't Haringvliet, vm., nm. en 's av. leesk. ^REFORMEERDE GEMEENTEN, mis, vm. en 's av. leeskerk. d, vm. en 's av. ds. De Blois. »n, vm. en 'sav. leeskerk. vm. en nm. leeskerk. elen rand. deuren. leuren. leuren. iCHROOM GEOPEND Prijs per kwartaal 1,— Losse nummers 0,07s ADVERTENTIËN van 1—6 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1»per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Burgemeester en Wethouders van MID DELHARNIS maken bekend, dat de Raad dier gemeente in zyn vergadering van 2 Juli 1930 het onderstaand besluit heeft genomen. Van dit besluit staat voor ieder belang hebbende beroep open binnen dertig dagen na heden. Het adres van beroep wordt aan de Koningin gericht, maar ingediend by den Commissaris der Koningin, die een bewfjs van ontvang afgeeft. De RAAD der gemeente Middelharnis; overwegende, dat het in het belang van de vrijheid en veiligheid van het verkeer noodzakelijk moet worden geacht den na te noemen weg ingevolge art. 8 van het Motor en rijwielreglement gesloten te verklaren voor het berijden in beide richtingen met alle motorrijtuigen; dat immers die weg voor het verkeer met motorrijtuigen veel te smal is en dus voor de vrijheid en veiligheid groot gevaar op levert; dat door deze geslotenverklaring het door gaand verkeer geen ernstige belemmering zal ondervinden, aangezien de weg in geen verband staat met de wegen voor het door gaand verkeer; BESLUIT: den weg, strekkende vanaf het Binnenpad tot de Eendrachtstraat, welke weg deel uitmaakt der kadastrale perceelen te Middel harnis sectie B nummers 3286,3287 en 3888 gesloten te verklaren voor het berijden in beide richtingen met alle motorrijtuigen. Middelharnis, 4 Juli 1930. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, NIJGH. L. J. DEN HOLLANDER. STRAATNAMEN. Burgemeester en Wethouders van MID DELHARNIS maken bekend, dat de raad der gemeente op 2 dezer besloten beeft, de volgende namen te geven aan de daarbij omschreven wegen: JULIANA VAN STOLBEBGLAAN aan den weg vanaf de Hobbemastraat naar den Langeweg langs de ü.L.O.-SCHOLEN PRINS HENDRIKSTRAAT aan den weg vanaf Hoflaan langs de woning van den heer J. H. BUIJS. EMMALAAN aan den weg vanaf de Hof- laan naar de OPENBARE U.L.O.-SCHOOL. Middelharnis, 7 Juli 1930. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, De Burgemeester NIJGH. L. J. DEN HOLLANDER. Wij menschen zijn gewoonlijk welbereid met veel overtuiging aan den anderen weg, die ons voorkomt de juiste te zijn, aan te prijzen, wat ten zeerste voor ons moreel schoonheidsgevoel pleit; doch niet zelden laten wij welbewust na, dien goeden weg BOOTH TARKINGTON. NAAR HET AMERIKAANSCH DOOR HENRI VAN DE WEG. (Oeaut. uitgave van de N.V. Uitgeverij P. D. Bolle.) RADICALE GENEZING de hardnekkigste Aambeien kunt U genezen binnen enkele weken. Kipstraat 59, R'dam I Niet goed, geld terug. 21) De beide beroepsspelers raakten onder den in druk en verklaarden, dat hun spel niet was be rekend op zooveel veine aan de zijde der bewoners van Plattville. Het was wonderlijk om te zien, hoe de jonge paartjes zich een weg baanden door de menigte, zonder elkander een oogenblik los te laten. Zelfs bij het limonadekarretje hielden zij, drinkend, nog elkaar vast; een offer, dat blijkbaar door de eti quette van Plattville werd vereischt. Maar toen men oog kreeg voor de buitengewone winsten door den vreemdeling met het zonderlinge accent gemaakt, liet een jongen, getooid met een groene das, voor het eerst sedert twee uur het meisje los, aan wier vinger een gouden ring glinsterde; hij bracht haar naar een afgelegen hoekje met ver zoek te wachten, totdat hij terugkwam. Hij moest noodzakelijk even Hartley Bowlder spreken. Vuurrood van opwinding baande hij zich een Weg door een menigte om een gokje te wagen. „Wacht even, Fentris," weerhield hem een kennis „het is mijn beurt." „Ik eerst, Hartly," betoogde de ander, „Let jij zelf te bewandelen. Zóó onverschoonbaar in consequent zijn wij inderdaad menigmaal. Dit in tegenspraak zijn met eigen over tuiging, hoe afkeuringswaardig ook, behoeft ons evenwel nog niet tot huichelaars te stempelen; maar het signaleert opmerkelijk onzen zwakken wil en mede ons gebrek aan zelfkennis. Toch valt daarby ook een goede eigenschap te noteeren. Wij willen n 1., dus doende, onzen medemensch er niet laten in- loopen en wij willen tevens recht laten wedervaren aan wat goed en schoon is; daarvan getuigt immers onze aanbeveling. Maar wat te denken van ons zelf? Hoe, kunnen wij ons verantwoorden tegenover de door ons gehuldigde beginselen, die wy een voudig maar niet naleven? En hoe beschaamd moeten wy staan tegenover onze medemen- schen. Och ja, daar zyn verontschuldigingen. Maar verontschuldigen die ons wel. Er kun nen levensomstandigheden zich voordoen, die het ons uiterst moeiiyk maken onze beginselen in alle deelen na te leven. De goedwillende mensch, die inderdaad zich er op toelegt goede, edele beginselen tot de zyne te maken, kan immers voor een keuze worden gesteld, die hem doet zwichten zij het dan ook met strijd en onrust. Er kan noodzakeiykheid aan de eene zyde staan. Maar bestaat er dan Doodzakeiykheid om datgene, wat men voor plicht of althans voor een mooi beginsel houdt, niet na te leven? Deze rechtstreeksche vraag is zeer moeiiyk te beantwoorden, te meer daar toch de verwikkeling en de bizondere toestan den, die den mensch van wat hij goed en recht oordeelt, doen afwijken, bekend zou den moeten zyn, om een zuiver oordeel te kunnen uitspreken. Doch onloochenbaar is het, dat er omstandigheden bestaanbaar zijn van zóó ingry penden aard, dat zij ook door den strengsten beoordeelaar als verzachten de omstandigheden moeten aangemerkt wor den, ook dadr, waar het de verloochening van een aangenomen principe geldt. Der menschen natuur komtmenigmaal in botsing met zijn leer, doch sluit niettemin beginne- loosheid voor hem uit, wanneer toch zyn streven hem heilig ernst is. Laten wtj ten minste zooveel menschenkennis en zooveel rechtvaardigheidsgevoel bezitten, dat wy dit erkennen. "Wij zyn slechts menschen. Maar hoe is dan toch de betiteling van „hoogstaande mensch" in de wereld ge komen? Die betiteling is dikwyis om Diet te zeggenmeestal slechts een phrase, al thans menigmaal sterk overdreven. Immers wat zijne tekortkomingen aanbelangt, is de mensch van nature geneigd deze niet naar buiten te brengen en zelfs, wat men noemt in alles wat voor het voetlicht komt, z'n beste beentje naar voren te brengen, wat ook al weer het zelfbesef in zich sluit, dat inneriyk niet alles betreffende zyn doen en laten zuiver is, en hy btjgevolg niet onaan gekleed moet uitgaan. Ja, dat moreel toilet heeft heel wat te beduiden en daaraan wordt meestal door den mensch heel wat zorg, heel wat moeite besteed. Als wij niet zoo aange kleed waren als wy onder de oogen van anderen komen, dan zou er niet zooveel menschenkennis noodig zijn om elkaar wat beter te kennen. Daarby komt nog, dat de Mensch zoo spoedig en zoo gemakkeiyk over zich zelf voldaan is. Als wy ons leven eens ais een legkaart in elkaar zouden zetten en geen stukjes daaruit waren zoek geraakt, dan zou den de menschen, die ons nu nog al „pas sable" vinden, wellicht erg teleurgesteld zyn, voor het minst, gedesillusionneerd. En wy zelf?... Wy zouden die legkaart gauw in de doos opbergen en het diep betreuren dat wij daaraan ons heele leven hebben besteed. Er zullen misschien uitzonderingen zyn; men mag voorzeker niet het geheele menschdom met dezelfde maat meten. Wij nemen by onze beoordeeling natuuriyk slechts eenige modellen voor oogen, en deze model len, deze beelden?... Ze worden gewooniyk niet geëxposeerd. Doch zulke voorbeelden, vermeerderd en geïllustreerd door onze zelf kennis, vestigen toch by ons menscheD, stellig vrij algemeen de overtuiging, dat er, in het algemeen, een verre afstand is waar te nemen tusschen „woord"en „daad". Onze ide wil is nog zoo afhankeiyk van bij komende dingen, van velerlei omstandig heden en invloeden, van onze zwakheid ook vooral. Doch wij mogen ons toch niet ver ontschuldigen met het veel gehoorde: „Nu ja, niemand is immers volmaakt". Een ern stig en geslaagd zelfonderzoek behoeft aan levenslust aan onze levensblyheid geen af breuk te doen; doch wij kunnen daarbij toch zeer goed voor oogen houden, dat Woord en Daad bij elkander behooren, waar zulks goede voornemens en de verkondiging van goede hoogstaande beginselen betreft. Doch de mensch zelf, de eerzucht, de heerschzucht en vele andere zuchten, die hem leiden en beheerschen, zal hem ongetwijfeld eenmaal van zyn voetstuk rukken.want hoogstaat: is een moeilijk werk en op de teenen staan verheft ons maar weinig boven anderen en kan buitendien niet lang worden vol gehouden. VIKING. liever op je paarden!" „Wij hebben den tijd, heeren," interrumpeerde een van de spelleiders. „Zet uw geld maar op! Wie is nu weer zoo gelukkig, het van ons te winnen? Wie zet een paar dollars op 561 U zult zien, dat nummer komt uit. Ai! Had het maar gedaan!' Ditmaal winnen wij, Plattville kan ook altijd win. nen. Wie waagt er nog een kansje." Fentris sloop weg uit den kring, geslagen en bleek. Hij bleef een oogenblik nog staan, moeilijk zich rekenschap gevend, dat al het geld, waarvoor hij had gesloofd, waarmede hij zijn meisje een vroolijken dag zou bezorgen, verdwenen was. Hij wierp een verstolen blik op het gebouw, waar een rustige gestalte op hem stond te wachten. Toen vluchtte hij weg langs een zijpad, de stad uit en naar huis, zijn vuisten ballend. Zoo nu en dan bleef hij staan om een steen te werpen naar een vogei, die in een boom zat te fluiten. Tegen den middag zat de rustige gestalte nog te wachten in het hoekje van het café, verdrietig spelend met den ring aan haar hand. Maar de jongeman, die zoo heftig had gesproken, tot den man, die haar in den steek gelaten had, haaide een rolletje bankpapier uit zijn zak en bood grof spel, terwijl het gezelschap, dat zich rond de spelers had verzameld, met intense belangstelling toekeek. Vooral Mr. Bardlock, de plaatsvervangen de sheriff. In Main Street klonk geroep: „Ze komenI Ze komen I" Minstens een dozijn keer bleek het reeds valsch alarm, wat natuurlijk aan alle zijden aan leiding gaf tot het opwerpen van veronderstellingen over den tijd, waarop het lang verwachtte gezel schap zou komen. Showfield's Henry fungeerde als arbiter bij deze besprekingen, omdat hij, meer dan Op Donderdag, 3 Juli 1930 hield Ds. A Priester, Ned. Herv. Predikant te Nieuw- Helvoet zyn van te voren aangekondigde lezing over de noodzakeiykheid van de Kerk en Vredesbeweging, in de Harmonie te Som- melsdyk, voor een zeer aandachtig gehoor. Spreker begon met er aan te herinneren, dat in 1924 de groep van voorgangers en gemeenteleden tegen oorlog en oorlogstoe rusting, bekend onder den naam van Kerk en Vrede-groep werd opgericht, welke nu reeds 5287 leden en 264 afdeelingen telt van allerlei godsdienstige en kerkelijke richting. De Kerk en Vrede-beweging is er een van het Christeiyk geweten en van het denken, door dit geweten geleid. Een van de eerste levensvoorwaarden voor het Christendom is deze, dat de verschillende groepen en rich tingen elkaar leeren verstaan op de hoofd punten van het Christelijk levensgedrag en dus in de eerste plaats ook in de principiêele oorlogsbes tryding. Het is een gelukkig verschynsel, dat er in den laatsten tyd juist uit orthodoxe krin gen zoovelen toetreden tot Kerk en Vrede In het orthodoxe Nederlandsche Jongelings Verbond hebben zich reeds 11 groepen ge vormd om tot sterkere vredesactie te komen en zyn nog andere groepen in voorbereiding. Ze geven een afzonderiyk blaadje uit, „Be zinning" geheeten. De orthodoxe hoogleeraar Prof. Dr. J. A. Cramer, Voorzitter van de Nederl. afdeeling van den Wereldbond der Kerken laat steeds meer een positief geluid hooren. Spreker haalde daartoe enkele uit spraken aan uit het Mei-nummer van het Maandbericht van genoemde afdeeling. „De Kerk mag zich nooit verlagen tot dienaresse van den Staat, zij mag zich nooit voegen naar datgene, wat zij gevoelt onrecht te zijn, ook al verklaart een volksvertegenwoordiging het met meerderheid van stemmen voor recht." „Verbeeld u een Christendom waarvan de Staat en zijn moderne ontwikkeling niets te vreezen had I" Deze nieuwe mentaliteit in orthodoxe krin gen biykt byv. ook uit het feit, dat ditmaal voor het eerst in het zwaar orthodoxe Am sterdam de Nieuwe Kerk niet meer beschik baar wordt gesteld voor de beëediging van de nieuwe officieren van de burgerwacht. Zoo werden nog meer voorbeelden genoemd. Hierna werd door den spreker, aan de hand van het bekende boek van Prof. Hee- ring, dat ook in het Duitsch vertaald is en in het Engelsch vertaald wordt, uiteengezet, hoe het oorspronkeiyk Christendom over den oorlog dacht. De conclusie luiddeChristen dom en oorlogjzyn niet te verzoenen, wan neer men den geest van Christus begrypt. Tal van uitspraken werden hiervoor bijge bracht. In de practyk hield het oudste Chris tendom zich dan ook verre van het leger door den geest des Evangelies hierin geleid. De kerkvader Tertullianus (ongeveer 200) sprak duideiyk uiti „Een Christen mag geen soldaat worden en een soldaat niet tot het Christendom toetreden."Militairen, die Chris tenen werden, verlieten het leger of werden martelaar. Zoo o.a.MaximilianusvanThebe- ste in Numidië die op 12 Maart 295 werd ter dood gebracht, omdat hy als Christen weiger de krygsdienst te verrichten. Hy werd door de Roomsch Katholieke kerk als heilige ver eerd, maar is nu natuurlijk een vergeten heilige. Dit was de geest van het oudste Christendom. Hierin kwam een radicale verandering, toen Constantyn de Groote Christen werd. Toen verbond zich het Christendom met den Staat en ook met den oorlog en den soldaten stand. Dit was de zondeval van het Chris tendom. En de kerk slaagde er tot dusver nog niet in, om haar zelfstandige houding op het terrein van den oorlog te herwinnen, al raakte ook het oorspronkelijke Christen dom nooit zoek. By de oudste Doopsgezinden, de Christen humanisten, Erasmus in de eerste plaats en later bij de Quakers, leefden de oude begin selen in dit opzicht voort, hetgeen nader met voorbeelden wordt toegelicht. Hierna wordt door den spreker gesproken over het wezen van den modernen staat. De verhouding van recht en macht is in dezen het punt, waarop het aankomt De cultuurwaarde van den staat is gelegen in het feit, dat hy rechtsinstituut wil zyn, het recht vaststelt en handhaaft, volgens hetwelk de samenleving geregeld wordt. Als rechts instituut kan de staat niet zonder macht. Justitie en politie zijn noodig in een samen leving van kortzichtige en zelfzuchtige men schen. Maar hst recht moet telkens getoest worden aan de gerechtigheid, opdat het steun blyve vinden in het rechtsbewustzyn van de burgers van den staat, hetgeen noodza- keiyk is. Als machtsstaat, machtsinstituut zonder wie ook, man was van de klok. Al debatteerende herinnerde hij zich plotseling, dat het tijd werd om de klok te luiden, wat er tengevolge van de feeste lijkheden totaal bij was ingeschoten. Hij had niet eens geluid om negen uur, snelde weg, om het ver zuim te herstellen en deed, ook ai door de opwinding van het oogenblik, de klok zeven, acht keer te veel slaan. Miss Helen Sherwood had het geluk voor het venster van een eerste etage te kunnen kijken naar de feestvierende menigte en zoo zag zij ook Show field's weer voor den dag komen, nadat deze zijn plicht bad gedaan en hoorde zij hem onder leiding van Mr. Martin, met gejuich ontvangen. Ze wendde zich vroolijk tot Harkless. „Wat vor men de menschen hier één groote familie," lachte zij. „Als je niet in Plattville bent geweest, kun je over huiselijke feesten eigenlijk niet meepraten." „Dat is het juiste woord er voor," antwoordde hij. „Vroeger vond ik bet hier hopeloos vervelend, maar die tijd is voorbij." Hij leunde uit het venster om beter te kunnen zien. Op zijn wangen was meer kleur dan de menschen ooit te voren hadden op gemerkt; hij scheen minder vermoeid, zag er intens gelukkig uit, al scheen hij het zelf niet te beseffen. „Ik heb nooit zulke beste menschen ontmoet," betoogde hij, „misschien omdat ze zoo vriendelijk voor mij zijn, maar ze zijn vriendelijk voor ieder een, buitengewoon..." „Ik weet het," stemde zij toe. „Er zijn vrouwen, die chique gekleed langs het strand wandelen en minachtend praten over het platteland. Ze moesten eens weten, hoe gelukkig deze groote familie zich voelt." „We verdiepen ons nog niet in moderne litera tuur," vertelde John. „Het lievelingsboek van Tom Martin is „de afstamming van den mensch". Miss Tibbs en een paar anderen zijn in het bezit van romannetjes, maar die hebben nog geen invloed." „De conversatie die we hier hooren, is even amusant en even goed verstaanbaar, als je hoort te Rouen, gedurende den winter. En Rouen, dat weet u, is het evenbeeld van andere groote plaatsen, al zullen de menschen in Philadelphia, om maar een voorbeeld te noemen, dat niet direct toegeven." ,De menschen zijn niet allemaal als in Phila delphia," merkte hij glimlachend op. „En toch heeft iemand gezegd: „Hoe verder ik naar het westen reis, hoe meer ik er van overtuigd raak, dat de wijsheid uit het oosten komt." „Ja," hernam hij, „dat „uit" is in dit verband een belangrijk woordje." „Een meisje uit Cottonbridge in Massachusetts vroeg, of ik me hier in Indiana niet van alles en iedereen verlaten voelde." Zij boog zich uit het venster, zonder hem aan te zien; toen ging zij, schijnbaar zonder iets bizonders te willen zeggen, voort: „Dat vroeg zij mij in Winter Harbor." „Komt u dan wel eens in Winter Harbor?" „Reeds sedert jaren eiken zomer. Hebt u er ken nissen?" „Vroeger wel. Een klasgenoot uit Rouen..." „Hoe heette hij? Misschien ken ik hem wei." Zij keek hem tersluiks aan; zijn gelaat betrok plotseling; nu leek hij weer op den man, die Kedge Halloway bij zijn kiezers had ingeleid. Een oogen blik tevoren scheen hij een heel andere persoonlijk heid. „Hij zal me wel vergeten hebben. Ik heb hem in zeven jaar niet gezien en dat is een heele tijd. Trouwens hij leeft ginds in de groote wereld, waar men zich weinig herinnert. Hier in Plattville ver geten wij minder." meer, wil de ataat zich daarentegen hand haven tegenover het buitenland. Hier geldt niet het recht, in de verhouding van den ataat tegenover andere ataten, maar het on recht van den sterkate. Hiertoe dient dan ook de oorlogatoerusting, het geheele mili taire apparaat. Hiertegen ryst nu in onze dagen het ver zet, dat niet meer te stuiten zal zyn. Want hoe langer hoe meer gaan de oogen open voor het feit, dat de staat in een modernen oorlog zyn zedeiyke taak niet vervullen kan. Oorlog ia immers juist beslechting van ge schillen, niet door het recht, maar door de macht. Wat de staat in vredestijd verbiedt, wordt door den staat zelf in oorlogstijd op massale wijze aangewend: menschenslach- ting, brandstichting, vernieling. Door zóó te handelen ondermynt de staat zyn eigen ge zag. Op deze wyze ban hy het recht niet handhaven. Door de onmenschelykeoorlogspraktyken worden de geestelyke goederen die de staat beschermen wil, juist geschonden en met voeten getreden. En wat de beveiliging van land en volk betreft, deze is in een modernen oorlog, zelfs voor groote en sterk toegeruste landen niet meer mogeiyk, laat staan voor een klein land. Het begrip van landverdediging wordt denkbeeldig, waar de moderne gifgasoorlog zal bestaan in het uitoefenen van repres- saille-maatregelen, het doen van tegenaan vallen op de levenscentra van de verschillen de elkaar beoorlogende landen. Het oorlogsbedryf is niet langer zedeiyk geoorloofd. De oorlog past niet meer in het leven der volkeren. Deze overtuiging, door het geloof gevoed, wordt al sterker. Oorlog is in volstrektsten stryd met het Christen dom, elke oorlog, want het verschil tusschen aanvallende en verdedigingsoorlog mag in theorie misschien bestaan, in de practyk is het verschil weggevallen. Het Christendom zal zyn bondgenootschap met den staat moe ten herzien en wy staan dan ook aan het begin van eene beweging, die niet meer tegen te houden zal zyn. Spreker eindigde ten slotte met de con clusies te trekken, die in het voorgaande liggen opgesloten. Als Christenen moeten wy protesteeren tegen alle oorlogsbedrijf en alle voorbereiding daartoe, als volkomen in stryd met het Christelijk beginsel. De Vol kenbond moet met kritiek gesteund worden, omdat hy voor het belangrykste nog niets gedaan heeft, nml. voor de ontwapening. Verder zal op gewetensgronden gey verd moe ten worden voor nationale ontwapening, het geen heel wat meer is dan een politieke leuze zonder meer. Tenslotte stond spreker nog uitvoerig stil by art. 183 van onze grondwet, waarin staat: „By de wet worden de voorwaarden genoemd, waarop wegens ernstige gewetens bezwaren vrijstelling van den krygsdienst wordt verleend" en by de wet op de dienst weigering van 1928, die nog zoo weinig bekend is en meer bekend moet worden. Nadat ook nog enkele vragen waren be antwoord, gaven acht personen zich op voor het lidmaatschap van Kerk en Vrede en werd de vergadering gesloten, onder mede- deeling, dat in het komende najaar getracht zou worden eene afdeeling op te richten. „Bent u weieens in Winter Harbor geweest?" „Eéns, lang geleden. Toen u nog een klein meisje was, heb ik er een heerlijken dag doorgebracht. Waart u er ook in. „Hoor!" riep zij. „De stoet komt! Kijk die men schen eens!" De optocht verscheen wel op een psy chologisch oogenblik. Geschetter van trompetten klonk uit het oosten. Het publiek holde over straat en wie van boven af neerkeek op de stroohoeden en de wapperende lin ten van de dames, die voorwaarts renden, kreeg den indruk van een chaos van kleuren en vreemd soortige voorwerpen. Eindelijk zou het dan toch gebeuren. De jongens stonden nog te schreeuwen; sommigen zwaaiden heftig met de armen, anderen brachten hun ont roering tot uiting door kopje te duikelen; die het meest waren/liepen op hun handen. Op een afstand zag men boven de massa uit wapperende vaandels en wagens, waarop het kleurige circus was verpakt. Na de vele keeren valsch alarm en de talrijke teleur stellingen kwam het dan toch! Dichterbij klonk nu ook muziekde harmonie van Plattville zette een marsch in, waartegen niemand scheen bestand te zijn. De banieren wapperden, de kameelen en olifanten passeerden, de grond dreu nend onder hun zware pooten. Iemand riep, dat de dikke mr. Snoddy een van de geweldige kolossen treiterde en de man koos het hazenpad, vast over tuigd, dat Tom Martin, zijn medeminnaar, het ver vaarlijke beest op hem opmerkzaam had gemaakt. De grollen van een clown, naast een aap in een wagentje gezeten, een heldhaftige verschijning, die zich tusschen twee tijgersin een kooi liet meerijden; de prachtig beschilderde wagens met hun glinste ring van goud brachten de menigte in verrukking. 'M r ÉH

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1930 | | pagina 1