ED
i r
wmmm
REDIKBEURTEN.
irtikelen:
1.—
en75 c.
10 c.
end10 c.
rommel 25 c.
25 c.
lbooten. 25 c.
50 c.
en met boom 50 c.
t stok 50 c.
50 c.
nd
dvormen 1.
et zandspel 1.
racket 1.
de baby's. 1.
pies met 1A
handvorm ^"c
OOGSTRAAT IA
WOENSDAG
9 JULI 1930
12E JAARGANG. - N°. 69
Officieele Mededeelingen.
Goslotenverklaring van wegen in beide richtin
gen in belang vrijheid en veiligheid verkeer.
Woord en Daad.
FEUILLETON.
OP EENZAMEN POST.
AAMBEIEN.
DE SALAMANDER JL
DNZE EILANDEN"
PROPAGANDA-AVOND
van Kerk en Vrede te Sommelsdijk.
VMM
C. vail Wezel, 68 j.echtgen. van
iggers.
Zondag 6 Juli 1930.
ILANDSCH HERVORMDE KERK.
nis, vm. en 'sav. dhr. Dgkman uit
jjk, vm. ds. Dekker en's av.leeskerk.
vm.ds. Van der Wal en'sav. leeskerk.
vm. en 'sav. dhr. Overweel.
nm. ds. Van der Wal.
n, vm. en 'sav. dhr. Bouman.
Ie, nm. ds. Polhuis,
vm. ds. Van Ameide en nm. leeskerk.
onge, vm. leeskerk en nm. ds. Dekker,
ge, vm. leeskerk en 'sav.dhr. Vetter,
ilaat, geen opgaaf,
it, vm. dhr. Vetter.
mei, vm. leeskerk en nm. ds. v. Ameide.
't Haringvliet, vm. ds. Polhuis en
skerk.
iluis, vm. ds. Timmer.
lvoet, vm. ds. Priester (doop).
oom, vm. ds. De Voogd v.d.Straaten
vm. ds. Los van Vierpolders.
ne, vm. ds. Brinkerink.
jrs, vm. ds Los.
LÜTHERSCHE KERK.
sluis, 'sav. ds. Remers.
PROTESTANTENBOND,
dijk (Langeweg), ds. J. L. N. Zillinger
ar uit Warmenhuizen, des vm. 10 uur.
GEREFORMEERDE KERK.
rnis, vm. en 'sav. ds. Van Velzen.
n, vm. en 'sav. leeskerk.
vm. en nm. leeskerk.
slaat. vm. en 'sav. ds. De Lange,
imel, vm. en nm. ds. Schaafsma.
Haringvliet, vm. en 's av. ds. De Graaff.
tsluis, 'sav. ds. Westerhuijs.
ilvoet, vm. ds. Westerhuys.
-GEREFORMEERDE GEMEENTE,
't Haringvliet, vm., nm. en 's av. leesk.
^REFORMEERDE GEMEENTEN,
mis, vm. en 's av. leeskerk.
d, vm. en 's av. ds. De Blois.
»n, vm. en 'sav. leeskerk.
vm. en nm. leeskerk.
elen rand.
deuren.
leuren.
leuren.
iCHROOM GEOPEND
Prijs per kwartaal 1,—
Losse nummers 0,07s
ADVERTENTIËN
van 1—6 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1»per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Burgemeester en Wethouders van MID
DELHARNIS maken bekend, dat de Raad
dier gemeente in zyn vergadering van 2 Juli
1930 het onderstaand besluit heeft genomen.
Van dit besluit staat voor ieder belang
hebbende beroep open binnen dertig dagen
na heden. Het adres van beroep wordt aan
de Koningin gericht, maar ingediend by den
Commissaris der Koningin, die een bewfjs
van ontvang afgeeft.
De RAAD der gemeente Middelharnis;
overwegende, dat het in het belang van
de vrijheid en veiligheid van het verkeer
noodzakelijk moet worden geacht den na te
noemen weg ingevolge art. 8 van het Motor
en rijwielreglement gesloten te verklaren
voor het berijden in beide richtingen met
alle motorrijtuigen;
dat immers die weg voor het verkeer met
motorrijtuigen veel te smal is en dus voor
de vrijheid en veiligheid groot gevaar op
levert;
dat door deze geslotenverklaring het door
gaand verkeer geen ernstige belemmering
zal ondervinden, aangezien de weg in geen
verband staat met de wegen voor het door
gaand verkeer;
BESLUIT:
den weg, strekkende vanaf het Binnenpad
tot de Eendrachtstraat, welke weg deel
uitmaakt der kadastrale perceelen te Middel
harnis sectie B nummers 3286,3287 en 3888
gesloten te verklaren voor het berijden in
beide richtingen met alle motorrijtuigen.
Middelharnis, 4 Juli 1930.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
NIJGH. L. J. DEN HOLLANDER.
STRAATNAMEN.
Burgemeester en Wethouders van MID
DELHARNIS maken bekend, dat de raad
der gemeente op 2 dezer besloten beeft, de
volgende namen te geven aan de daarbij
omschreven wegen:
JULIANA VAN STOLBEBGLAAN aan
den weg vanaf de Hobbemastraat naar den
Langeweg langs de ü.L.O.-SCHOLEN
PRINS HENDRIKSTRAAT aan den weg
vanaf Hoflaan langs de woning van den heer
J. H. BUIJS.
EMMALAAN aan den weg vanaf de Hof-
laan naar de OPENBARE U.L.O.-SCHOOL.
Middelharnis, 7 Juli 1930.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris, De Burgemeester
NIJGH. L. J. DEN HOLLANDER.
Wij menschen zijn gewoonlijk welbereid
met veel overtuiging aan den anderen weg,
die ons voorkomt de juiste te zijn, aan te
prijzen, wat ten zeerste voor ons moreel
schoonheidsgevoel pleit; doch niet zelden
laten wij welbewust na, dien goeden weg
BOOTH TARKINGTON.
NAAR HET AMERIKAANSCH DOOR
HENRI VAN DE WEG.
(Oeaut. uitgave van de N.V. Uitgeverij P. D. Bolle.)
RADICALE GENEZING
de hardnekkigste Aambeien
kunt U genezen binnen enkele weken.
Kipstraat 59, R'dam I
Niet goed, geld terug.
21)
De beide beroepsspelers raakten onder den in
druk en verklaarden, dat hun spel niet was be
rekend op zooveel veine aan de zijde der bewoners
van Plattville.
Het was wonderlijk om te zien, hoe de jonge
paartjes zich een weg baanden door de menigte,
zonder elkander een oogenblik los te laten. Zelfs
bij het limonadekarretje hielden zij, drinkend, nog
elkaar vast; een offer, dat blijkbaar door de eti
quette van Plattville werd vereischt.
Maar toen men oog kreeg voor de buitengewone
winsten door den vreemdeling met het zonderlinge
accent gemaakt, liet een jongen, getooid met een
groene das, voor het eerst sedert twee uur het meisje
los, aan wier vinger een gouden ring glinsterde;
hij bracht haar naar een afgelegen hoekje met ver
zoek te wachten, totdat hij terugkwam. Hij moest
noodzakelijk even Hartley Bowlder spreken.
Vuurrood van opwinding baande hij zich een
Weg door een menigte om een gokje te wagen.
„Wacht even, Fentris," weerhield hem een kennis
„het is mijn beurt."
„Ik eerst, Hartly," betoogde de ander, „Let jij
zelf te bewandelen. Zóó onverschoonbaar in
consequent zijn wij inderdaad menigmaal.
Dit in tegenspraak zijn met eigen over
tuiging, hoe afkeuringswaardig ook, behoeft
ons evenwel nog niet tot huichelaars te
stempelen; maar het signaleert opmerkelijk
onzen zwakken wil en mede ons gebrek aan
zelfkennis. Toch valt daarby ook een goede
eigenschap te noteeren. Wij willen n 1., dus
doende, onzen medemensch er niet laten in-
loopen en wij willen tevens recht laten
wedervaren aan wat goed en schoon is;
daarvan getuigt immers onze aanbeveling.
Maar wat te denken van ons zelf? Hoe,
kunnen wij ons verantwoorden tegenover de
door ons gehuldigde beginselen, die wy een
voudig maar niet naleven? En hoe beschaamd
moeten wy staan tegenover onze medemen-
schen. Och ja, daar zyn verontschuldigingen.
Maar verontschuldigen die ons wel. Er kun
nen levensomstandigheden zich voordoen,
die het ons uiterst moeiiyk maken onze
beginselen in alle deelen na te leven.
De goedwillende mensch, die inderdaad
zich er op toelegt goede, edele beginselen
tot de zyne te maken, kan immers voor een
keuze worden gesteld, die hem doet zwichten
zij het dan ook met strijd en onrust.
Er kan noodzakeiykheid aan de eene zyde
staan. Maar bestaat er dan Doodzakeiykheid
om datgene, wat men voor plicht of althans
voor een mooi beginsel houdt, niet na te
leven? Deze rechtstreeksche vraag is zeer
moeiiyk te beantwoorden, te meer daar toch
de verwikkeling en de bizondere toestan
den, die den mensch van wat hij goed en
recht oordeelt, doen afwijken, bekend zou
den moeten zyn, om een zuiver oordeel te
kunnen uitspreken. Doch onloochenbaar is
het, dat er omstandigheden bestaanbaar zijn
van zóó ingry penden aard, dat zij ook door
den strengsten beoordeelaar als verzachten
de omstandigheden moeten aangemerkt wor
den, ook dadr, waar het de verloochening
van een aangenomen principe geldt. Der
menschen natuur komtmenigmaal in botsing
met zijn leer, doch sluit niettemin beginne-
loosheid voor hem uit, wanneer toch zyn
streven hem heilig ernst is. Laten wtj ten
minste zooveel menschenkennis en zooveel
rechtvaardigheidsgevoel bezitten, dat wy dit
erkennen. "Wij zyn slechts menschen.
Maar hoe is dan toch de betiteling van
„hoogstaande mensch" in de wereld ge
komen?
Die betiteling is dikwyis om Diet te
zeggenmeestal slechts een phrase, al
thans menigmaal sterk overdreven. Immers
wat zijne tekortkomingen aanbelangt, is de
mensch van nature geneigd deze niet naar
buiten te brengen en zelfs, wat men noemt
in alles wat voor het voetlicht komt, z'n
beste beentje naar voren te brengen, wat
ook al weer het zelfbesef in zich sluit, dat
inneriyk niet alles betreffende zyn doen en
laten zuiver is, en hy btjgevolg niet onaan
gekleed moet uitgaan. Ja, dat moreel toilet
heeft heel wat te beduiden en daaraan wordt
meestal door den mensch heel wat zorg, heel
wat moeite besteed. Als wij niet zoo aange
kleed waren als wy onder de oogen van
anderen komen, dan zou er niet zooveel
menschenkennis noodig zijn om elkaar wat
beter te kennen.
Daarby komt nog, dat de Mensch zoo
spoedig en zoo gemakkeiyk over zich zelf
voldaan is. Als wy ons leven eens ais een
legkaart in elkaar zouden zetten en geen
stukjes daaruit waren zoek geraakt, dan zou
den de menschen, die ons nu nog al „pas
sable" vinden, wellicht erg teleurgesteld zyn,
voor het minst, gedesillusionneerd. En
wy zelf?... Wy zouden die legkaart gauw
in de doos opbergen en het diep betreuren
dat wij daaraan ons heele leven hebben
besteed. Er zullen misschien uitzonderingen
zyn; men mag voorzeker niet het geheele
menschdom met dezelfde maat meten. Wij
nemen by onze beoordeeling natuuriyk slechts
eenige modellen voor oogen, en deze model
len, deze beelden?... Ze worden gewooniyk
niet geëxposeerd. Doch zulke voorbeelden,
vermeerderd en geïllustreerd door onze zelf
kennis, vestigen toch by ons menscheD,
stellig vrij algemeen de overtuiging, dat er,
in het algemeen, een verre afstand is waar
te nemen tusschen „woord"en „daad". Onze
ide wil is nog zoo afhankeiyk van bij
komende dingen, van velerlei omstandig
heden en invloeden, van onze zwakheid ook
vooral. Doch wij mogen ons toch niet ver
ontschuldigen met het veel gehoorde: „Nu
ja, niemand is immers volmaakt". Een ern
stig en geslaagd zelfonderzoek behoeft aan
levenslust aan onze levensblyheid geen af
breuk te doen; doch wij kunnen daarbij toch
zeer goed voor oogen houden, dat Woord en
Daad bij elkander behooren, waar zulks goede
voornemens en de verkondiging van goede
hoogstaande beginselen betreft. Doch de
mensch zelf, de eerzucht, de heerschzucht
en vele andere zuchten, die hem leiden en
beheerschen, zal hem ongetwijfeld eenmaal
van zyn voetstuk rukken.want hoogstaat:
is een moeilijk werk en op de teenen
staan verheft ons maar weinig boven anderen
en kan buitendien niet lang worden vol
gehouden.
VIKING.
liever op je paarden!"
„Wij hebben den tijd, heeren," interrumpeerde
een van de spelleiders. „Zet uw geld maar op! Wie
is nu weer zoo gelukkig, het van ons te winnen?
Wie zet een paar dollars op 561 U zult zien, dat
nummer komt uit. Ai! Had het maar gedaan!'
Ditmaal winnen wij, Plattville kan ook altijd win.
nen. Wie waagt er nog een kansje."
Fentris sloop weg uit den kring, geslagen en
bleek. Hij bleef een oogenblik nog staan, moeilijk
zich rekenschap gevend, dat al het geld, waarvoor
hij had gesloofd, waarmede hij zijn meisje een
vroolijken dag zou bezorgen, verdwenen was. Hij
wierp een verstolen blik op het gebouw, waar een
rustige gestalte op hem stond te wachten. Toen
vluchtte hij weg langs een zijpad, de stad uit en
naar huis, zijn vuisten ballend. Zoo nu en dan bleef
hij staan om een steen te werpen naar een vogei,
die in een boom zat te fluiten. Tegen den middag
zat de rustige gestalte nog te wachten in het hoekje
van het café, verdrietig spelend met den ring aan
haar hand.
Maar de jongeman, die zoo heftig had gesproken,
tot den man, die haar in den steek gelaten had,
haaide een rolletje bankpapier uit zijn zak en bood
grof spel, terwijl het gezelschap, dat zich rond de
spelers had verzameld, met intense belangstelling
toekeek. Vooral Mr. Bardlock, de plaatsvervangen
de sheriff.
In Main Street klonk geroep: „Ze komenI Ze
komen I" Minstens een dozijn keer bleek het reeds
valsch alarm, wat natuurlijk aan alle zijden aan
leiding gaf tot het opwerpen van veronderstellingen
over den tijd, waarop het lang verwachtte gezel
schap zou komen. Showfield's Henry fungeerde als
arbiter bij deze besprekingen, omdat hij, meer dan
Op Donderdag, 3 Juli 1930 hield Ds. A
Priester, Ned. Herv. Predikant te Nieuw-
Helvoet zyn van te voren aangekondigde
lezing over de noodzakeiykheid van de Kerk
en Vredesbeweging, in de Harmonie te Som-
melsdyk, voor een zeer aandachtig gehoor.
Spreker begon met er aan te herinneren,
dat in 1924 de groep van voorgangers en
gemeenteleden tegen oorlog en oorlogstoe
rusting, bekend onder den naam van Kerk
en Vrede-groep werd opgericht, welke nu
reeds 5287 leden en 264 afdeelingen telt van
allerlei godsdienstige en kerkelijke richting.
De Kerk en Vrede-beweging is er een van
het Christeiyk geweten en van het denken,
door dit geweten geleid. Een van de eerste
levensvoorwaarden voor het Christendom is
deze, dat de verschillende groepen en rich
tingen elkaar leeren verstaan op de hoofd
punten van het Christelijk levensgedrag en
dus in de eerste plaats ook in de principiêele
oorlogsbes tryding.
Het is een gelukkig verschynsel, dat er
in den laatsten tyd juist uit orthodoxe krin
gen zoovelen toetreden tot Kerk en Vrede
In het orthodoxe Nederlandsche Jongelings
Verbond hebben zich reeds 11 groepen ge
vormd om tot sterkere vredesactie te komen
en zyn nog andere groepen in voorbereiding.
Ze geven een afzonderiyk blaadje uit, „Be
zinning" geheeten. De orthodoxe hoogleeraar
Prof. Dr. J. A. Cramer, Voorzitter van de
Nederl. afdeeling van den Wereldbond der
Kerken laat steeds meer een positief geluid
hooren. Spreker haalde daartoe enkele uit
spraken aan uit het Mei-nummer van het
Maandbericht van genoemde afdeeling. „De
Kerk mag zich nooit verlagen tot dienaresse
van den Staat, zij mag zich nooit voegen naar
datgene, wat zij gevoelt onrecht te zijn, ook
al verklaart een volksvertegenwoordiging het
met meerderheid van stemmen voor recht."
„Verbeeld u een Christendom waarvan de
Staat en zijn moderne ontwikkeling niets te
vreezen had I"
Deze nieuwe mentaliteit in orthodoxe krin
gen biykt byv. ook uit het feit, dat ditmaal
voor het eerst in het zwaar orthodoxe Am
sterdam de Nieuwe Kerk niet meer beschik
baar wordt gesteld voor de beëediging van
de nieuwe officieren van de burgerwacht.
Zoo werden nog meer voorbeelden genoemd.
Hierna werd door den spreker, aan de
hand van het bekende boek van Prof. Hee-
ring, dat ook in het Duitsch vertaald is en
in het Engelsch vertaald wordt, uiteengezet,
hoe het oorspronkeiyk Christendom over den
oorlog dacht. De conclusie luiddeChristen
dom en oorlogjzyn niet te verzoenen, wan
neer men den geest van Christus begrypt.
Tal van uitspraken werden hiervoor bijge
bracht. In de practyk hield het oudste Chris
tendom zich dan ook verre van het leger
door den geest des Evangelies hierin geleid.
De kerkvader Tertullianus (ongeveer 200)
sprak duideiyk uiti „Een Christen mag geen
soldaat worden en een soldaat niet tot het
Christendom toetreden."Militairen, die Chris
tenen werden, verlieten het leger of werden
martelaar. Zoo o.a.MaximilianusvanThebe-
ste in Numidië die op 12 Maart 295 werd ter
dood gebracht, omdat hy als Christen weiger
de krygsdienst te verrichten. Hy werd door
de Roomsch Katholieke kerk als heilige ver
eerd, maar is nu natuurlijk een vergeten
heilige. Dit was de geest van het oudste
Christendom.
Hierin kwam een radicale verandering,
toen Constantyn de Groote Christen werd.
Toen verbond zich het Christendom met den
Staat en ook met den oorlog en den soldaten
stand. Dit was de zondeval van het Chris
tendom. En de kerk slaagde er tot dusver
nog niet in, om haar zelfstandige houding
op het terrein van den oorlog te herwinnen,
al raakte ook het oorspronkelijke Christen
dom nooit zoek.
By de oudste Doopsgezinden, de Christen
humanisten, Erasmus in de eerste plaats en
later bij de Quakers, leefden de oude begin
selen in dit opzicht voort, hetgeen nader
met voorbeelden wordt toegelicht.
Hierna wordt door den spreker gesproken
over het wezen van den modernen staat.
De verhouding van recht en macht is in
dezen het punt, waarop het aankomt De
cultuurwaarde van den staat is gelegen in
het feit, dat hy rechtsinstituut wil zyn, het
recht vaststelt en handhaaft, volgens hetwelk
de samenleving geregeld wordt. Als rechts
instituut kan de staat niet zonder macht.
Justitie en politie zijn noodig in een samen
leving van kortzichtige en zelfzuchtige men
schen. Maar hst recht moet telkens getoest
worden aan de gerechtigheid, opdat het steun
blyve vinden in het rechtsbewustzyn van
de burgers van den staat, hetgeen noodza-
keiyk is.
Als machtsstaat, machtsinstituut zonder
wie ook, man was van de klok. Al debatteerende
herinnerde hij zich plotseling, dat het tijd werd om
de klok te luiden, wat er tengevolge van de feeste
lijkheden totaal bij was ingeschoten. Hij had niet
eens geluid om negen uur, snelde weg, om het ver
zuim te herstellen en deed, ook ai door de opwinding
van het oogenblik, de klok zeven, acht keer te veel
slaan. Miss Helen Sherwood had het geluk voor het
venster van een eerste etage te kunnen kijken naar
de feestvierende menigte en zoo zag zij ook Show
field's weer voor den dag komen, nadat deze zijn
plicht bad gedaan en hoorde zij hem onder leiding
van Mr. Martin, met gejuich ontvangen.
Ze wendde zich vroolijk tot Harkless. „Wat vor
men de menschen hier één groote familie," lachte
zij. „Als je niet in Plattville bent geweest, kun je
over huiselijke feesten eigenlijk niet meepraten."
„Dat is het juiste woord er voor," antwoordde
hij. „Vroeger vond ik bet hier hopeloos vervelend,
maar die tijd is voorbij." Hij leunde uit het venster
om beter te kunnen zien. Op zijn wangen was meer
kleur dan de menschen ooit te voren hadden op
gemerkt; hij scheen minder vermoeid, zag er intens
gelukkig uit, al scheen hij het zelf niet te beseffen.
„Ik heb nooit zulke beste menschen ontmoet,"
betoogde hij, „misschien omdat ze zoo vriendelijk
voor mij zijn, maar ze zijn vriendelijk voor ieder
een, buitengewoon..."
„Ik weet het," stemde zij toe. „Er zijn vrouwen,
die chique gekleed langs het strand wandelen en
minachtend praten over het platteland. Ze moesten
eens weten, hoe gelukkig deze groote familie zich
voelt."
„We verdiepen ons nog niet in moderne litera
tuur," vertelde John. „Het lievelingsboek van Tom
Martin is „de afstamming van den mensch". Miss
Tibbs en een paar anderen zijn in het bezit van
romannetjes, maar die hebben nog geen invloed."
„De conversatie die we hier hooren, is even
amusant en even goed verstaanbaar, als je hoort
te Rouen, gedurende den winter. En Rouen, dat
weet u, is het evenbeeld van andere groote plaatsen,
al zullen de menschen in Philadelphia, om maar een
voorbeeld te noemen, dat niet direct toegeven."
,De menschen zijn niet allemaal als in Phila
delphia," merkte hij glimlachend op.
„En toch heeft iemand gezegd: „Hoe verder ik
naar het westen reis, hoe meer ik er van overtuigd
raak, dat de wijsheid uit het oosten komt."
„Ja," hernam hij, „dat „uit" is in dit verband
een belangrijk woordje."
„Een meisje uit Cottonbridge in Massachusetts
vroeg, of ik me hier in Indiana niet van alles en
iedereen verlaten voelde." Zij boog zich uit het
venster, zonder hem aan te zien; toen ging zij,
schijnbaar zonder iets bizonders te willen zeggen,
voort: „Dat vroeg zij mij in Winter Harbor."
„Komt u dan wel eens in Winter Harbor?"
„Reeds sedert jaren eiken zomer. Hebt u er ken
nissen?"
„Vroeger wel. Een klasgenoot uit Rouen..."
„Hoe heette hij? Misschien ken ik hem wei."
Zij keek hem tersluiks aan; zijn gelaat betrok
plotseling; nu leek hij weer op den man, die Kedge
Halloway bij zijn kiezers had ingeleid. Een oogen
blik tevoren scheen hij een heel andere persoonlijk
heid.
„Hij zal me wel vergeten hebben. Ik heb hem
in zeven jaar niet gezien en dat is een heele tijd.
Trouwens hij leeft ginds in de groote wereld, waar
men zich weinig herinnert. Hier in Plattville ver
geten wij minder."
meer, wil de ataat zich daarentegen hand
haven tegenover het buitenland. Hier geldt
niet het recht, in de verhouding van den
ataat tegenover andere ataten, maar het on
recht van den sterkate. Hiertoe dient dan
ook de oorlogatoerusting, het geheele mili
taire apparaat.
Hiertegen ryst nu in onze dagen het ver
zet, dat niet meer te stuiten zal zyn. Want
hoe langer hoe meer gaan de oogen open
voor het feit, dat de staat in een modernen
oorlog zyn zedeiyke taak niet vervullen kan.
Oorlog ia immers juist beslechting van ge
schillen, niet door het recht, maar door de
macht. Wat de staat in vredestijd verbiedt,
wordt door den staat zelf in oorlogstijd op
massale wijze aangewend: menschenslach-
ting, brandstichting, vernieling. Door zóó te
handelen ondermynt de staat zyn eigen ge
zag. Op deze wyze ban hy het recht niet
handhaven.
Door de onmenschelykeoorlogspraktyken
worden de geestelyke goederen die de staat
beschermen wil, juist geschonden en met
voeten getreden.
En wat de beveiliging van land en volk
betreft, deze is in een modernen oorlog,
zelfs voor groote en sterk toegeruste landen
niet meer mogeiyk, laat staan voor een klein
land. Het begrip van landverdediging wordt
denkbeeldig, waar de moderne gifgasoorlog
zal bestaan in het uitoefenen van repres-
saille-maatregelen, het doen van tegenaan
vallen op de levenscentra van de verschillen
de elkaar beoorlogende landen.
Het oorlogsbedryf is niet langer zedeiyk
geoorloofd. De oorlog past niet meer in het
leven der volkeren. Deze overtuiging, door
het geloof gevoed, wordt al sterker. Oorlog
is in volstrektsten stryd met het Christen
dom, elke oorlog, want het verschil tusschen
aanvallende en verdedigingsoorlog mag in
theorie misschien bestaan, in de practyk is
het verschil weggevallen. Het Christendom
zal zyn bondgenootschap met den staat moe
ten herzien en wy staan dan ook aan het
begin van eene beweging, die niet meer
tegen te houden zal zyn.
Spreker eindigde ten slotte met de con
clusies te trekken, die in het voorgaande
liggen opgesloten. Als Christenen moeten
wy protesteeren tegen alle oorlogsbedrijf en
alle voorbereiding daartoe, als volkomen in
stryd met het Christelijk beginsel. De Vol
kenbond moet met kritiek gesteund worden,
omdat hy voor het belangrykste nog niets
gedaan heeft, nml. voor de ontwapening.
Verder zal op gewetensgronden gey verd moe
ten worden voor nationale ontwapening, het
geen heel wat meer is dan een politieke
leuze zonder meer.
Tenslotte stond spreker nog uitvoerig stil
by art. 183 van onze grondwet, waarin
staat: „By de wet worden de voorwaarden
genoemd, waarop wegens ernstige gewetens
bezwaren vrijstelling van den krygsdienst
wordt verleend" en by de wet op de dienst
weigering van 1928, die nog zoo weinig
bekend is en meer bekend moet worden.
Nadat ook nog enkele vragen waren be
antwoord, gaven acht personen zich op voor
het lidmaatschap van Kerk en Vrede en
werd de vergadering gesloten, onder mede-
deeling, dat in het komende najaar getracht
zou worden eene afdeeling op te richten.
„Bent u weieens in Winter Harbor geweest?"
„Eéns, lang geleden. Toen u nog een klein meisje
was, heb ik er een heerlijken dag doorgebracht.
Waart u er ook in.
„Hoor!" riep zij. „De stoet komt! Kijk die men
schen eens!" De optocht verscheen wel op een psy
chologisch oogenblik.
Geschetter van trompetten klonk uit het oosten.
Het publiek holde over straat en wie van boven af
neerkeek op de stroohoeden en de wapperende lin
ten van de dames, die voorwaarts renden, kreeg den
indruk van een chaos van kleuren en vreemd
soortige voorwerpen.
Eindelijk zou het dan toch gebeuren. De jongens
stonden nog te schreeuwen; sommigen zwaaiden
heftig met de armen, anderen brachten hun ont
roering tot uiting door kopje te duikelen; die het
meest waren/liepen op hun handen. Op een afstand
zag men boven de massa uit wapperende vaandels
en wagens, waarop het kleurige circus was verpakt.
Na de vele keeren valsch alarm en de talrijke teleur
stellingen kwam het dan toch!
Dichterbij klonk nu ook muziekde harmonie van
Plattville zette een marsch in, waartegen niemand
scheen bestand te zijn. De banieren wapperden, de
kameelen en olifanten passeerden, de grond dreu
nend onder hun zware pooten. Iemand riep, dat de
dikke mr. Snoddy een van de geweldige kolossen
treiterde en de man koos het hazenpad, vast over
tuigd, dat Tom Martin, zijn medeminnaar, het ver
vaarlijke beest op hem opmerkzaam had gemaakt.
De grollen van een clown, naast een aap in een
wagentje gezeten, een heldhaftige verschijning, die
zich tusschen twee tijgersin een kooi liet meerijden;
de prachtig beschilderde wagens met hun glinste
ring van goud brachten de menigte in verrukking.
'M r ÉH