IS Uk Limonade Siropen PUROL 'HANDEL" te Amersfoort ïtoff eerderij lef. 12185 tevrëaen zult U de geschenken jitgebreide geïllus- |t, die op aanvraag >r Uw winkelier Strekt. iXXXXXXXXXXXXXX IFF ZOON X X X X X X X X txxxxxxxxxxxxxx gestelde ver beschaamd. WOENSDAG 18 JUNI 1930 12E JAARGANG. - N°. 63 FEUILLETON. OP EENZAMEN POST. JEUGDHOEKJE nieuwste model 47.50, Linnenkasten 27.50, Salon- p, Slaapkamers spotgoedkoop, Rooktafels prima |en en overtuigt III GEEN HUMBUG t recht over WASSEN No. 81 Gummibadspons 45 coupons No. 216 Sierkannetje 45 coupons om me) VAR DE BONS, HET lONT DE MOEITE VLAARDINGEN arende prijzen. OPGERICHT 1768 in het Depót te Numansdorp Tzn., villa „Jacqeline". Prijs per kwartaal f 1»— Losse aummers 0,07® ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f i,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Wat moet mijn zoon worden? Onder bovenstaanden titel zijn in de laatste jaren heel wat boekjes en brochures ge schreven. En vele instellingen zijn versche nen om over bovenstaande vraag van advies te dienen. Helaas luidt de vraag, die de menscben zich Stellen, nog steeds: „Wat moet mijn zoon worden?" ennieti „Wat kan mijn zoon worden?" De keuze van beroep wordt meer bepaald door het verlangen der ouders om dezer gevoel van eigenwaarde te strelen, dan door den natuurlijken aanleg en de voorkeur van het kind. Vandaar dat de middelbare en hoogere scholen tegenwoordig meer en meer bevolkt worden door massa's jeugdigen, die door hun ouders den weg voor de slachtoffers een lijdensweg - der studie worden opgedreven om later in roem van geleerdheid te stralen in de ouderlijke omgeving. Zóó stellen de menschen zich dat tenminste voor, maar de practljk levert vaak heel iets anders op: de ouders in zorgen, de kinderen afgetobd en zonder eenige voor uitzichten, omdat einddiploma's H.B.S. e.d. tegenwoordig om haar „overproductie" ook al geen waarde meer hebben op de handels markt en geen wjjdere perspectieven openen dan die van jongste bediende op een kantoor. Zulk een kunstmatige voorbereiding tot een z.g, „goede positie" loopt maar al te dikwijls op een desillusie uit. Ook als een carrière voor een heele bevolkingsgroep wordt „klaar gemaakt." Na den oorlog moesten vele jongelingen voor de hoenderfokkerij worden opgeleid. Er waren nieuwe methoden ontdekt, die de eierproductie snel opvoerden en de fokdieren hadden een hooge waarde. Gretig werden deskundige wenken opgevolgd en 't gevolg was inderdaad, dat de kippen ware eieren- machines werden en de productie zoo steeg, dat de waarde der eieren tot beneden kost prijs is gedaald en iedere kippenhouder heden ten dage zijn consumenten subsidieert met een cent of meer per ei. Er wordt dus geld op toegelegd. De zwakke broeders gaan, wat men populair heet „over den kop" en de economisch sterkste en bekwaamste fokkers zullen de crisis overwinnen om straks na de noodzakelijke opruiming van kippen en kippenhouders weer een behoorlijken prijs te maken. Nemen we thans als voorbeeld het boeren- en tuinbouwbedrijf, de trots van ons land. Er was eenige jaren geleden rumor in casa, want de boerenzoons hadden geen toekomst er was voor hen geen land meer om te be bouwen. Voorloopig werd het landbouw onderwijs ernstig bevorderd, opdat door intensieve cultuurmethoden van kleinere stukken grond grootere opbrengsten te ver werven zouden zijn. Intusschen zou de Zuiderzee worden drooggelegd om grond voor den land- en tuinbouw te winnen. De millioenen verdwijnen nog steeds in het zilte water, duizenden visschers, aan wie een bestaansbron ontnomen wordt, moeten door het Eijk geholpen worden, en het landbouwonderwijs heeft al zooveel resul taten opgeleverd, dat we voor een geweldige overproductie staan en hetgeen de bodem opbrengt voor een deel nog slechts waarde heeft als mest, die dienen moet om nieuwe overproductie te bevorderen. Wat moet dat worden, als straks de Zuiderzeegronden be schikbaar zijn gekomen 1 Kleine landbouwers zullen vergaan in dezen crisistijd en slechts de sterksten en bekwaam- sten zullen blijven, tot de natuurlijke selectie zich heeft voltrokken. De natuur laat zich nu eenmaal niet dwingen. Het loopt tegen de vacanties en vele ouders zullen zich met zorg de vraag stellen, hierboven genoemd. „Wat moet mijn zoon worden, als hij straks van school komt?" Welnu, werp vooral de gedachte aan dat „moeten" weg, doch vraag u af, wat hij blijkens aanleg, ambitie en voorkenr kan worden. Schakel alle eerzuchtige en bereken de gevoelens uit en koester geen overdreven vrees voor de sombere perspectieven, die het door uw kind gewensGhte beroep op het oogenblik mocht bieden. Als dat kind behoort tot degenen, die voor dat beroep een be paalde geschiktheid hebben, dan zal het later ook behooren tot de groep sterken en be kwamen, die de crisissen, welke periodiek in alle beroepen en bedrijven ontstaan, kun nen overwinnen. PARIJSCHE MODEBRIEF. Avondjaponnen en bijpassende mantels. Er is tegenwoordig geen enkel seizoen meer waarin een elegante Parijsche vrouw haar avondjapon ban missen. Zelfs'szomers niet, wanneer ze de warme, stoffiige stad verlaat om buiten verpoozing te zoeken. Overal wachten haar feesten, avondpartijen en mondaine bijeenkomsten, tenminste, wanneer ze zelf niet zoo verstandig is, dit wereldsche leventje een poosje stop te zetten. Dat de moderne avondjaponnen lang zijn, behoeven we u wel niet meer te vertellen. De rokken vallen tot aan de enkels, tippen rondom den grond of zijn met een sleepje afgewerkt. Hoe chiquer de soirée, hoe langer de rok! Hetgeen niet wegneemt, dat men voor jonge meisjes nog heel dikwijls de half lange japonnen prefereert die veel vlugger en jonger staan. De avondjapon van het zomer seizoen wordt bij voorkeurvanteere luchtige stof ge maakt, het liefst zijden voile, be- druktemousseline of een dergelijk soepel en transpa rant weefsel. Dit wordt niet meer zooalsvroegerover een satijnen onder japon gedragi Men houdt op het oogenblik minder van die sterke schittering en ne men daarom liefst een onderjapon van dezelfde stof als de japon, waar door deze luchti ger en waziger blijft. Deze teere, soepele stofjes lee- nen zich bijzonder goed voor de pe lerine-kragen en capes de volants, plooien en draperieën, welke nu zoo zeer in den smaak zpn. Men ziet, op een onder- BOOTH TARKINGTON. NAAR HET AMERIRAANSCH DOOR HENRI VAN DE WEG. Geautuitgave van de N. V. Uitgeverij p. D. Bolle.) 15) Heur haren streelden zijn wang en het maanlicht overglansde haar hoofd met goud. Lichtbruin was dat haar, zij had grijze oogen en haar bovenlip krulde, als een rozenblad. Hij zette zijn last neer op de trap welke paar de serre leidde. Beiden lachten. „Toch bent u met me meegegaan," hijgde zij triomfantelijk. „Ik heb altijd gedacht, dat je groot zoudt zijn," antwoordde hij. Eerst later kwam het besef, dat dit antwoord eenigszins onbegrijpelijk was geweest. VI. Juni. Rechter Briscoe lachte grimmig, toen hij in het maanlicht, dat de serre binnenviel, op zijn geweer leunde. Hij en William Todd hadden de boschjes afgezocht en vonden nu bij hun terugkeer in het huis Minnie alleen. „Of wij veilig zijn hier?" her haalde hij tot zijn dochter, die hem angstig aan keek. „Zij zijn in elk geval veilig, op dit oogenblik, zelfs in den tuin." „Misschien was het beter geweest, hem niet te laten gaan," gaf zij nerveus ten antwoord. „Kom, kom, de zaak is weer in orde; die zwerver is op het oogenblik alweer halverwege zijn huis. Denk je ook niet, William?" „Hij vloog onder de heg door, als een verschrikte haas," antwoordde mr. Rodd, zijn hoed afzettend, nu hij in damesgezelschap kwam. „Ik behoefde hem niet eens iets toe te roepen; hij wist uit zich zelf wel, hoe hard hij moest Ioopen." Toen mr. Harkless weer naar buiten kwam, was hij reeds uit het gezicht verdwenen; wij zagen hem het laatst, terwijl hij een halve mijl verder den weg overstak. Er scheen iemand bij hem te zijn, een kind nog; dat rende het land over, om zich bij hem te voegen. Zij zijn nu dichter bij hun huis, dan bij het onze." „Heeft miss Helen u vier of vijf keer bedankt," vroeg Briscoe voor zich uitkijkend. „Neen, hoezoo?" „Omdat Harkless het deed; mijn.hand doet er pijn van en die van William waarschijnlijk ook. Hij trok ons bijna den arm uit het lid, toen wij hem uitscholden voor dwaas. Dat scheen hem plezier te doen. Ik heb gezegd, dat hij moest pro- beeren, een mannetje te huren, dat eiken ochtend voor het ontbijt een paar keer op hem schiet al is het eigenlijk geen zaak om mee te spotten." „Niet bepaald," zeide William, het voorhoofd fronsend, „maar hij steekt er genoeg den gek mee. Zelfs nu wil hij nog niet beloven een wapen bij zich te steken. Hij beweert, dat hij zoo'n ding niet kan hanteeren, omdat hij sinds zijn jeugd geen grond van lichtgrijs, beige-rose en touwkleur, groote bloemen gedrukt in zachte tinten, ook wel schotsche motieven, nopjes e.d. De effen stoffen vertoonen, behalve wit en zwart, heel veel fondantkleurtjes, lichtblauw, lila, zacht- rose, terwyi ook een tint, die aan den zons ondergang ontleend schjjnt, een teer naar lila overhellend roze, zeer in zwang is voor avondkleeding. Als nouveauté van het seizoen werd ons een mousseline toiletje getoond waarvan het lijfje met een hekwerk van diamanten banden was versierd. Hierbij behoorden lange suêde handschoenen in de kleur der japon of zwarte handschoenen, eveneens met diamantjes ge borduurd. Japonnen van mousseline of kant worden voorts heel veel gecompleteerd door een bolerotje of korte cape, die geheel met diamantjes of kraaltjes bewerkt is. Een heel mooi avondjaponnetje was van effen zwarte mousseline met een in kleuren bedrukten rand. Van sommige japonnen waren de vo lants met een andere kleur gevoerd. "Weer andere toiletten waren in afloopende tinten uitgevoerd. Ook zwart met goud blijft altijd een fijne combinatie. We zagen een zwarte japon met een met gouden kraaltjes gebor duurde bolero en een goudkleurige japon met een zwart gitten bolerotje elk in zyn genre zeer smaakvol. Het combineeren van avondtoilet en -man- tel behoort tot de verfijndsteeleganties van onzen tijd.Kiest men het ensemble in een prac- tische kleur, in wit, licht-grijs, zwart of goud kleur, zoo kan de mantel by meerdere japon nen dienst doen. Een moeilijke kwestie blyft altyd de lengte van den man tel. Bij de zeer onregelmatige roklijn der mo dernejaponnen stond de man telvan normale lengte zoo lee- lijk, dat men hem maar zoo veel mogeiyk verkort heeft en hij meestal slechts toteven over de heupen reikt. De schouders zyn breed, en om de heupen is de stof gedrapeerd. De meest verschillende mouwen ziet men aan deze mantels, wyde pagodemouwen en evenzeer aansluitende taillemouwen. Vele avondmantels zijn in den vorm van een cape met glad schouderstuk gemaakt. Weelderig en rijk zijn ze, van fluweel, satijn, lainé enz. met vossebont of hermeiy'n afgezet. In plaats van bont aan den hals werkt men den mantel soms af met een geweldige strik van dezelfde stof, wat heel chic en origineel staat. WILHELMINE. Onze lezeressen, die uitvoerig wen- schen ingelicht te worden over de laat ste mode, zoowel voor dames als kin derera, radera wij dringend aan een abonnement te nemen op „Het Nieuwe Modeblad". Dit uiterst practische Nederlandsche modetijdschriit, hetwelk ook een schat van gegevens biedt voor handwerken in alle genres, is hl) de altgevers dezer Courant tegen sterk gereduceerden prijs verkrijgbaar. De abonnementsprijs van Het Nieuwe Modeblad, 2 maal per maand verscblj- schot meer heeft gelost. Dit is nu al de derde keer dit jaar, dat er een aanslag op hem wordt gepleegd. Volgens hem was het de beide andere keeren hoe noemt hij het ook weer?" „Een compliment op den grootst mogelijken af stand," vulde Briscoe aan. Hij bood William een sigaar en nam er zelf ook een. „Minnie, zou je niet naar binnen gaan, of wil je liever de anderen opzoeken." „Ik?" deed zij verwonderd. „Ik weet toch zeker wel, wanneer ik mijn gezelschap niet moet op dringen; brengt u liever dat verschrikkelijke schietwapen weg." „Geen sprake van," zeide Briscoe, zorgvuldig zijn sigaar aanstekend, „het doet hier geen kwaad maar het kon wel eens zijn, dat William en ik beter deden een beetje in den boomgaard op en neer te loopen, zoolang zij nog buiten blijven." In den tuin, waar het bleeke licht schemerde tusschen de boomen en rozen' wiegden in koelte van den avond, wandelden de uitgever van de „Herald" en het meisje, dat hem ter hulpe snelde, langs een pad, waarover de schaduwen beefden, naar het beekje, dat zacht murmelde. Zij liepen langzaam, als waren zij vertrouwde kameraden. Niets in deze manier van doen kwam hun vreemd voor. Zij namen plaats op fie bank, nadat hij een plekje voor haar had schoongemaakt door het af te slaan met zijn slappen hoed. Natuurlijk speet het hem dezen hoed, een oud model uit Plattville, te hebben opgezet. Het was een lange bank en hij nam zoo plaats, dat een flinke ruimte tusschen hen openbleef, hoewel hij zich plotseling bewust werd, dat zij op de smalle tuinpaden heel dicht naast elkaar hadden geloopen. nenrïe in 16 bladzijden met telkenmale 2 gratis knlppatronenbladen, bedraagt slecbts i 0,96 per kwartaal, franeo per post f 1,25. Hei Noodlot. II. En toen nu het gezin zich neerzette aan den avonddisch, trokken ze elkaar de brok ken uit den mond, en in een oogenblik was de groote ketel leeg. Na den eten kwam de jonge vrouw, aan wie het de beurt was om den boel op te ruimen; ze deed alle been deren op een hoop bijeen en wierp ze achter den kachel. Terwijl de vreemdeling zich er over verwonderde dat de jonge vrouw de beenderen op een hoop btjeen wierp, kwa men er plotseling twee armzalige, stokoude menschen, zoo mager als geraamten, te voor schijn en begonnen aan de beenderen te sabbelen. Toen vroeg de vreemdeling aan den huisvader: „Wie zijn die twee daar achter den kachel?" en deze antwoordde: „Die, broeder? dat zyn mijn vader en moe der; die kunnen maar niet sterven,'t is net alsof ze aan deze wereld zitten vastgesmeed." Den volgenden morgen, toen de gast verder wilde gaan, zei de huisvader nog tegen hem i „Broeder, denk aan mij als je het Noodlot hier of daar ontmoet, en vraag, wat of dat toch voor een vloek is die op mi) rust, dat ik mijn huisgenóoten nooit verzadigen kan, en dat mijn vader en moeder niet kunnen sterven." De gast beloofde het, nam afscheid en trok verder om het Noodlot op te zoeken. En nadat hij langen tijd gegaan was, ai verder en verder, kwam hij op een avond in een ander dorp en klopte om een nacht verblijf aan. Hij werd bereidwillig opgeno men, en men vroeg hem waarheen hij ging, en hij vertelde alles uitvoerig. Toen zeiden de menschen in dat huis: „Ach,broeder,als je je doel bereikt, vraag dan eens aan het Noodlot waarom ons rundvee niet gedijen wil, maar altijd schraler wordt." Hij be loofde het hun en toog den anderen morgen verder. En altoos verder gaande kwam hij aan een breeds rivier en riep: „O, water, o water, breng mij overl" En het water vroeg hemi „Waar wil je heen?" En h\j vertelde het. Toen droeg het water hem over en sprak: „Ik bid je, vraag aan het Noodlot waarom er in mij niets levends is." En hij beloofde het en trok al maar verder. Na lang, lang zwerven kwam hij ten laatste in een bosch, en daarin vond hij een kluizenaar, en dien vroeg hij of hö hem ook eenige in lichtingen omtrent het Noodlot kon geven En de kluizenaar zei! „Ga van hieruit over dat gebergte, dan sta je vlak voor zjjn k; teel; maar als je bij het Noodlot bent,mag je geen woord zeggen, en je moet altijd maar doen wat je het Noodlot ziet doen, totdat het je zelf ondervraagt." Hierop dankte den man den kluizenaar en sloeg den weg over het gebergte in. En toen hij in het kasteel van het Noodlot kwam, daar kreeg hij wat te zien! Alles was daar keizerlijk prachtig, en het krioelde er van dienaren en dienares sen. Maar het Noodlot zat heel alleen aan een gedekten tafel en gebruikte zijn avond- Geen van beiden beseften, dat er geen woord was gesproken sinds het oogenblik, waarop zij de serre verlieten, hoewel de wandeling door boomgaard en tuin vrij lang had geduurd. Zij bleef zitten, de kin steunend op de hand, terwijl zij peinzend naar het water keek. De vroolijkheid was uit haar gezicht verdwenen. Haar houding was veeleer somber. Hij merkte op, dat heur haar krulde over het voor hoofd, op een manier, zooals de vrouw van zijn droomen het niet droeg; maar dit was veel aardiger. Hij hield niet bizonder van groote meisjes; zijn verliefde buien hadden nooit langer dan een half uur geduurd, wanneer de aangebedene lang was. Slank en klein trok hem veel meer. Zelf had hij er geen notie van, hoe hij haar zat aan te kijken op een manier, die een zwart potkacheltje zou doen gloeien, maar hij wendde zijn blik af, bang een opmerking te zullen maken over haar schoonheid, als hij nog langer bleef kijken. Zijn oogen richtten zich op den grond, maar zoo, dat hij nog juist een deel van haar witten rok en iets van haar voet kon zien. Ook nu weer voelde hij zich verplicht in een andere richting te kijken, ten einde de opmer king te voorkomen, dat vrouwen altijd witte japonnen en witte schoenen moesten dragen, als de maan 's avonds zoo mooi scheen. Zij plukte een langen grashalm af en wikkelde dien peinzend om haar vingers. Ze opende den mond, als wilde zij spreken, doch bracht geen woord uit. Haar houding was zoo bekoorlijk en de diepe stilte vormde zulk een band tusschen hen, dat hij zonder verder na te denken, dichter bij haar ging zitten. „Wat wilde u zeggen," vroeg h'J en zijn stem klonk fluisterend. Zij frommelde den grashalm tot een propje en wierp dat in het water, voor zij ant maal. Toen de man dat zag zette hij zich ook aan tafel en at mee. Na het eten legde het Noodlot zich te slapen: de man even eens. Tegen middernacht begon het in het kasteel vreeselijk te dreunen, en midden in 't gedreun werd een stem verneembaar, en die stem riep: „O Noodlot, o Noodlot, zóó en zóóveel zielen zijn er vandaag geboren, geef hun iets naar Ï7w goeddunken." Toen stond het Noodlot op, opende een kist met goud, en strooide daaruit fonkelende dukaten op den kamervloer uit, terwijl het sprak: „Zooals het m(j heden gaat, zoo ga het hun hun leven lang." B(j het aanbreken van den dag echter was het prachtige slot verdwenen, en in plaats daarvan stond een middelmatig huis, maar Doos 30'60 Ju be 80ct.BijApoth.en Drogisten. (Adv daarin was toch ook van alles rijkelijk en overvloedig. Toen het avond werd zette het Noodlot zich wederom aan den avonddisch, en de man schoof bij, maar niemand sprak een woord. En na het eten gingen beiden slapen. Tegen middernacht begon het nu weer schrikkelijk te dreunen, en midden in het gedreun werd er een stem hoorbaar, en die stem riep: „O Noodlot, o Noodlot, zóó en zóóveel zielen hebben heden het levens licht aanschouwd, geef hun iets naar Uw goeddunken 1" Daar staat Noodlot op en opent een geldkist; daar zaten echter geen dukaten in, maar enkel zilvergeld, met slechts hiel en daar een goudstuk. En het Noodlot strooir de daarvan op den vloer, terwijl het sprak: „Zooals het mij heden gaat, zoo ga het hun hun leven lang." Bij het aanbreken van den dag was ook dat huis verdwenen, en op zijn plaats stond een veel kleiner en alle nachten ging het net eender; en iederen morgen was het huis kleiner, totdat er eindelijk niets stond dan een ellendige hut. Toen nam het Noodlot een spade en begon te spitten; en de man nam ook een spa, en zij spitten beiden den heelen dag. Toen het avond werd nam het Noodlot een stuk brood, brak er de helft af en gaf het den man. Dat was hun avond maaltijd; en toen zij het op hadden legden zij zich te slapen. Tegen middernacht begon het weer vreeselijk te dreunen, en in het gedreun werd een stem waarneembaar en die stem sprak: „O Noodlot, o Noodlot, zóó en zóó veel zielen zijn er vannacht geboren, geef hun iets naar Uw goeddunken." Toen stond het Noodlot op, deed een kist open, en begon daaruit kleine scherven te strooien, zooals die waar de kinderen wel mee spelen en onder de scherven waren enkele kleine koperen munten, zooals men ze als dag- looner verdienen kan; en het sprak: „Zoo als het mij heden gaat, zoo ga het hun hun leven lang." (Wordt vervolgd). woordde. „Weet u wel mr. Harkless, dat wij elkaar nog nooit ontmoet hebben. Hebben wij het voorstellen eigenlijk niet vergeten?" „Neem mij niet kwalijk, miss Sherwood. Tijdens de opvoering van onze kleine comedie, heb ik er niet aan gedacht." „Het had meer van een drama," merkte zij op. Hij begon te lachen, maar zij schudde het hoofd. „Een comedie heusch," betoogde hij, „behalve uw rol dan, die beter ongespeeld warè geblevne. Die hoorde niet bij de verplichtingen van logeeren- de dames. Maar houd mij als 't u belieft niet voor een tooneelspeler. Ik ben waarlijk niet verant woordelijk voor de slechte regie. Mijn vriend, den „Witkap" komt de eer toe, de opvoering welke u hielp verstoren te hebben geregeld." „Het was te schilderachtig, vrees ik. Ik heb al een en ander gehoord van uw vijanden. Wat bent u nu van plan?" „Niets natuurlijk. Wat zou ik moeten doen?" „Bent u van plan hun gelegenheid te geven te blijven schieten, tot zij.zij gebaarde heftig met de hand. „Er is geen openluchttheater in hun dorp, niet eens een kerk; waarom zouden zij er er niet mee doorgaan," vroeg hij spottend. „Tijdens de lange en vervelende avonden, is het voor zoo'n armen- „Witkap" een verzetje eens een uitstapje te maken om op mij te schieten. Voor hem is het een welkome afleiding en hij heeft na afloop gele genheid zich te oefenen in hardloopen." „Hebt u ooit een verstandig antwoord gegeven?" riep zij verontwaardigd uit. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1930 | | pagina 1