IS Uk
Limonade Siropen
PUROL
'HANDEL" te Amersfoort
ïtoff eerderij
lef. 12185
tevrëaen zult U
de geschenken
jitgebreide geïllus-
|t, die op aanvraag
>r Uw winkelier
Strekt.
iXXXXXXXXXXXXXX
IFF ZOON
X
X
X
X
X
X
X
X
txxxxxxxxxxxxxx
gestelde ver
beschaamd.
WOENSDAG
18 JUNI 1930
12E JAARGANG. - N°. 63
FEUILLETON.
OP EENZAMEN POST.
JEUGDHOEKJE
nieuwste model 47.50, Linnenkasten 27.50, Salon-
p, Slaapkamers spotgoedkoop, Rooktafels prima
|en en overtuigt III GEEN HUMBUG t
recht over
WASSEN
No. 81
Gummibadspons
45 coupons
No. 216
Sierkannetje
45 coupons
om me)
VAR DE BONS, HET
lONT DE MOEITE
VLAARDINGEN
arende prijzen.
OPGERICHT 1768
in het Depót te Numansdorp
Tzn., villa „Jacqeline".
Prijs per kwartaal f 1»—
Losse aummers 0,07®
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f i,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Wat moet mijn zoon worden?
Onder bovenstaanden titel zijn in de laatste
jaren heel wat boekjes en brochures ge
schreven. En vele instellingen zijn versche
nen om over bovenstaande vraag van advies
te dienen.
Helaas luidt de vraag, die de menscben
zich Stellen, nog steeds: „Wat moet mijn
zoon worden?" ennieti „Wat kan mijn zoon
worden?" De keuze van beroep wordt meer
bepaald door het verlangen der ouders om
dezer gevoel van eigenwaarde te strelen,
dan door den natuurlijken aanleg en de
voorkeur van het kind. Vandaar dat de
middelbare en hoogere scholen tegenwoordig
meer en meer bevolkt worden door massa's
jeugdigen, die door hun ouders den weg
voor de slachtoffers een lijdensweg - der
studie worden opgedreven om later in roem
van geleerdheid te stralen in de ouderlijke
omgeving. Zóó stellen de menschen zich dat
tenminste voor, maar de practljk levert vaak
heel iets anders op: de ouders in zorgen,
de kinderen afgetobd en zonder eenige voor
uitzichten, omdat einddiploma's H.B.S. e.d.
tegenwoordig om haar „overproductie" ook
al geen waarde meer hebben op de handels
markt en geen wjjdere perspectieven openen
dan die van jongste bediende op een kantoor.
Zulk een kunstmatige voorbereiding tot
een z.g, „goede positie" loopt maar al te
dikwijls op een desillusie uit. Ook als een
carrière voor een heele bevolkingsgroep
wordt „klaar gemaakt."
Na den oorlog moesten vele jongelingen
voor de hoenderfokkerij worden opgeleid.
Er waren nieuwe methoden ontdekt, die de
eierproductie snel opvoerden en de fokdieren
hadden een hooge waarde. Gretig werden
deskundige wenken opgevolgd en 't gevolg
was inderdaad, dat de kippen ware eieren-
machines werden en de productie zoo steeg,
dat de waarde der eieren tot beneden kost
prijs is gedaald en iedere kippenhouder heden
ten dage zijn consumenten subsidieert met
een cent of meer per ei. Er wordt dus geld
op toegelegd. De zwakke broeders gaan, wat
men populair heet „over den kop" en de
economisch sterkste en bekwaamste fokkers
zullen de crisis overwinnen om straks na
de noodzakelijke opruiming van kippen en
kippenhouders weer een behoorlijken prijs
te maken.
Nemen we thans als voorbeeld het boeren-
en tuinbouwbedrijf, de trots van ons land.
Er was eenige jaren geleden rumor in casa,
want de boerenzoons hadden geen toekomst
er was voor hen geen land meer om te be
bouwen. Voorloopig werd het landbouw
onderwijs ernstig bevorderd, opdat door
intensieve cultuurmethoden van kleinere
stukken grond grootere opbrengsten te ver
werven zouden zijn. Intusschen zou de
Zuiderzee worden drooggelegd om grond
voor den land- en tuinbouw te winnen. De
millioenen verdwijnen nog steeds in het
zilte water, duizenden visschers, aan wie
een bestaansbron ontnomen wordt, moeten
door het Eijk geholpen worden, en het
landbouwonderwijs heeft al zooveel resul
taten opgeleverd, dat we voor een geweldige
overproductie staan en hetgeen de bodem
opbrengt voor een deel nog slechts waarde
heeft als mest, die dienen moet om nieuwe
overproductie te bevorderen. Wat moet dat
worden, als straks de Zuiderzeegronden be
schikbaar zijn gekomen 1
Kleine landbouwers zullen vergaan in dezen
crisistijd en slechts de sterksten en bekwaam-
sten zullen blijven, tot de natuurlijke selectie
zich heeft voltrokken. De natuur laat zich
nu eenmaal niet dwingen.
Het loopt tegen de vacanties en vele
ouders zullen zich met zorg de vraag stellen,
hierboven genoemd. „Wat moet mijn zoon
worden, als hij straks van school komt?"
Welnu, werp vooral de gedachte aan dat
„moeten" weg, doch vraag u af, wat hij
blijkens aanleg, ambitie en voorkenr kan
worden. Schakel alle eerzuchtige en bereken
de gevoelens uit en koester geen overdreven
vrees voor de sombere perspectieven, die
het door uw kind gewensGhte beroep op het
oogenblik mocht bieden. Als dat kind behoort
tot degenen, die voor dat beroep een be
paalde geschiktheid hebben, dan zal het later
ook behooren tot de groep sterken en be
kwamen, die de crisissen, welke periodiek
in alle beroepen en bedrijven ontstaan, kun
nen overwinnen.
PARIJSCHE MODEBRIEF.
Avondjaponnen en bijpassende mantels.
Er is tegenwoordig geen enkel seizoen
meer waarin een elegante Parijsche vrouw
haar avondjapon ban missen. Zelfs'szomers
niet, wanneer ze de warme, stoffiige stad
verlaat om buiten verpoozing te zoeken.
Overal wachten haar feesten, avondpartijen
en mondaine bijeenkomsten, tenminste,
wanneer ze zelf niet zoo verstandig is, dit
wereldsche leventje een poosje stop te zetten.
Dat de moderne avondjaponnen lang zijn,
behoeven we u wel niet meer te vertellen.
De rokken vallen tot aan de enkels, tippen
rondom den grond of zijn met een sleepje
afgewerkt. Hoe chiquer de soirée, hoe langer
de rok! Hetgeen niet wegneemt, dat men
voor jonge meisjes nog heel dikwijls de half
lange japonnen prefereert die veel vlugger
en jonger staan.
De avondjapon
van het zomer
seizoen wordt bij
voorkeurvanteere
luchtige stof ge
maakt, het liefst
zijden voile, be-
druktemousseline
of een dergelijk
soepel en transpa
rant weefsel. Dit
wordt niet meer
zooalsvroegerover
een satijnen onder
japon gedragi
Men houdt op het
oogenblik minder
van die sterke
schittering en ne
men daarom liefst
een onderjapon
van dezelfde stof
als de japon, waar
door deze luchti
ger en waziger
blijft. Deze teere,
soepele stofjes lee-
nen zich bijzonder
goed voor de pe
lerine-kragen en
capes de volants,
plooien en draperieën, welke nu zoo zeer
in den smaak zpn. Men ziet, op een onder-
BOOTH TARKINGTON.
NAAR HET AMERIRAANSCH DOOR
HENRI VAN DE WEG.
Geautuitgave van de N. V. Uitgeverij p. D. Bolle.)
15)
Heur haren streelden zijn wang en het maanlicht
overglansde haar hoofd met goud. Lichtbruin was
dat haar, zij had grijze oogen en haar bovenlip
krulde, als een rozenblad. Hij zette zijn last neer
op de trap welke paar de serre leidde. Beiden
lachten.
„Toch bent u met me meegegaan," hijgde zij
triomfantelijk.
„Ik heb altijd gedacht, dat je groot zoudt zijn,"
antwoordde hij.
Eerst later kwam het besef, dat dit antwoord
eenigszins onbegrijpelijk was geweest.
VI.
Juni.
Rechter Briscoe lachte grimmig, toen hij in het
maanlicht, dat de serre binnenviel, op zijn geweer
leunde. Hij en William Todd hadden de boschjes
afgezocht en vonden nu bij hun terugkeer in het
huis Minnie alleen. „Of wij veilig zijn hier?" her
haalde hij tot zijn dochter, die hem angstig aan
keek. „Zij zijn in elk geval veilig, op dit oogenblik,
zelfs in den tuin."
„Misschien was het beter geweest, hem niet te
laten gaan," gaf zij nerveus ten antwoord.
„Kom, kom, de zaak is weer in orde; die zwerver
is op het oogenblik alweer halverwege zijn huis.
Denk je ook niet, William?"
„Hij vloog onder de heg door, als een verschrikte
haas," antwoordde mr. Rodd, zijn hoed afzettend,
nu hij in damesgezelschap kwam. „Ik behoefde
hem niet eens iets toe te roepen; hij wist uit zich
zelf wel, hoe hard hij moest Ioopen." Toen mr.
Harkless weer naar buiten kwam, was hij reeds
uit het gezicht verdwenen; wij zagen hem het
laatst, terwijl hij een halve mijl verder den weg
overstak. Er scheen iemand bij hem te zijn, een
kind nog; dat rende het land over, om zich bij hem
te voegen. Zij zijn nu dichter bij hun huis, dan bij
het onze."
„Heeft miss Helen u vier of vijf keer bedankt,"
vroeg Briscoe voor zich uitkijkend.
„Neen, hoezoo?"
„Omdat Harkless het deed; mijn.hand doet er
pijn van en die van William waarschijnlijk ook.
Hij trok ons bijna den arm uit het lid, toen wij
hem uitscholden voor dwaas. Dat scheen hem
plezier te doen. Ik heb gezegd, dat hij moest pro-
beeren, een mannetje te huren, dat eiken ochtend
voor het ontbijt een paar keer op hem schiet al
is het eigenlijk geen zaak om mee te spotten."
„Niet bepaald," zeide William, het voorhoofd
fronsend, „maar hij steekt er genoeg den gek mee.
Zelfs nu wil hij nog niet beloven een wapen bij
zich te steken. Hij beweert, dat hij zoo'n ding niet
kan hanteeren, omdat hij sinds zijn jeugd geen
grond van lichtgrijs, beige-rose en touwkleur,
groote bloemen gedrukt in zachte tinten, ook
wel schotsche motieven, nopjes e.d. De effen
stoffen vertoonen, behalve wit en zwart, heel
veel fondantkleurtjes, lichtblauw, lila, zacht-
rose, terwyi ook een tint, die aan den zons
ondergang ontleend schjjnt, een teer naar
lila overhellend roze, zeer in zwang is voor
avondkleeding.
Als nouveauté van het seizoen werd ons
een mousseline toiletje getoond waarvan het
lijfje met een hekwerk van diamanten banden
was versierd. Hierbij behoorden lange suêde
handschoenen in de kleur der japon of zwarte
handschoenen, eveneens met diamantjes ge
borduurd. Japonnen van mousseline of kant
worden voorts heel veel gecompleteerd door
een bolerotje of korte cape, die geheel met
diamantjes of kraaltjes bewerkt is. Een heel
mooi avondjaponnetje was van effen zwarte
mousseline met een in kleuren bedrukten
rand. Van sommige japonnen waren de vo
lants met een andere kleur gevoerd. "Weer
andere toiletten waren in afloopende tinten
uitgevoerd. Ook zwart met goud blijft altijd
een fijne combinatie. We zagen een zwarte
japon met een met gouden kraaltjes gebor
duurde bolero en een goudkleurige japon met
een zwart gitten bolerotje elk in zyn genre
zeer smaakvol.
Het combineeren van avondtoilet en -man-
tel behoort tot de verfijndsteeleganties van
onzen tijd.Kiest men het ensemble in een prac-
tische kleur, in wit, licht-grijs, zwart of goud
kleur, zoo kan de mantel by meerdere japon
nen dienst doen. Een moeilijke kwestie blyft
altyd de lengte
van den man
tel. Bij de zeer
onregelmatige
roklijn der mo
dernejaponnen
stond de man
telvan normale
lengte zoo lee-
lijk, dat men
hem maar zoo
veel mogeiyk
verkort heeft
en hij meestal
slechts toteven
over de heupen reikt. De schouders zyn
breed, en om de heupen is de stof gedrapeerd.
De meest verschillende mouwen ziet men
aan deze mantels, wyde pagodemouwen en
evenzeer aansluitende taillemouwen. Vele
avondmantels zijn in den vorm van een cape
met glad schouderstuk gemaakt. Weelderig
en rijk zijn ze, van fluweel, satijn, lainé enz.
met vossebont of hermeiy'n afgezet. In plaats
van bont aan den hals werkt men den mantel
soms af met een geweldige strik van dezelfde
stof, wat heel chic en origineel staat.
WILHELMINE.
Onze lezeressen, die uitvoerig wen-
schen ingelicht te worden over de laat
ste mode, zoowel voor dames als kin
derera, radera wij dringend aan een
abonnement te nemen op „Het Nieuwe
Modeblad".
Dit uiterst practische Nederlandsche
modetijdschriit, hetwelk ook een schat
van gegevens biedt voor handwerken
in alle genres, is hl) de altgevers dezer
Courant tegen sterk gereduceerden prijs
verkrijgbaar.
De abonnementsprijs van Het Nieuwe
Modeblad, 2 maal per maand verscblj-
schot meer heeft gelost. Dit is nu al de derde keer
dit jaar, dat er een aanslag op hem wordt gepleegd.
Volgens hem was het de beide andere keeren
hoe noemt hij het ook weer?"
„Een compliment op den grootst mogelijken af
stand," vulde Briscoe aan. Hij bood William een
sigaar en nam er zelf ook een. „Minnie, zou je niet
naar binnen gaan, of wil je liever de anderen
opzoeken."
„Ik?" deed zij verwonderd. „Ik weet toch zeker
wel, wanneer ik mijn gezelschap niet moet op
dringen; brengt u liever dat verschrikkelijke
schietwapen weg."
„Geen sprake van," zeide Briscoe, zorgvuldig
zijn sigaar aanstekend, „het doet hier geen kwaad
maar het kon wel eens zijn, dat William en ik
beter deden een beetje in den boomgaard op en
neer te loopen, zoolang zij nog buiten blijven."
In den tuin, waar het bleeke licht schemerde
tusschen de boomen en rozen' wiegden in koelte
van den avond, wandelden de uitgever van de
„Herald" en het meisje, dat hem ter hulpe snelde,
langs een pad, waarover de schaduwen beefden,
naar het beekje, dat zacht murmelde. Zij liepen
langzaam, als waren zij vertrouwde kameraden.
Niets in deze manier van doen kwam hun vreemd
voor. Zij namen plaats op fie bank, nadat hij een
plekje voor haar had schoongemaakt door het af
te slaan met zijn slappen hoed. Natuurlijk speet
het hem dezen hoed, een oud model uit Plattville,
te hebben opgezet.
Het was een lange bank en hij nam zoo plaats,
dat een flinke ruimte tusschen hen openbleef,
hoewel hij zich plotseling bewust werd, dat zij op
de smalle tuinpaden heel dicht naast elkaar hadden
geloopen.
nenrïe in 16 bladzijden met telkenmale
2 gratis knlppatronenbladen, bedraagt
slecbts i 0,96 per kwartaal, franeo per
post f 1,25.
Hei Noodlot.
II.
En toen nu het gezin zich neerzette aan
den avonddisch, trokken ze elkaar de brok
ken uit den mond, en in een oogenblik was
de groote ketel leeg. Na den eten kwam de
jonge vrouw, aan wie het de beurt was om
den boel op te ruimen; ze deed alle been
deren op een hoop bijeen en wierp ze achter
den kachel. Terwijl de vreemdeling zich er
over verwonderde dat de jonge vrouw de
beenderen op een hoop btjeen wierp, kwa
men er plotseling twee armzalige, stokoude
menschen, zoo mager als geraamten, te voor
schijn en begonnen aan de beenderen te
sabbelen. Toen vroeg de vreemdeling aan
den huisvader: „Wie zijn die twee daar
achter den kachel?" en deze antwoordde:
„Die, broeder? dat zyn mijn vader en moe
der; die kunnen maar niet sterven,'t is net
alsof ze aan deze wereld zitten vastgesmeed."
Den volgenden morgen, toen de gast verder
wilde gaan, zei de huisvader nog tegen hem i
„Broeder, denk aan mij als je het Noodlot
hier of daar ontmoet, en vraag, wat of dat
toch voor een vloek is die op mi) rust, dat
ik mijn huisgenóoten nooit verzadigen kan,
en dat mijn vader en moeder niet kunnen
sterven." De gast beloofde het, nam afscheid
en trok verder om het Noodlot op te zoeken.
En nadat hij langen tijd gegaan was, ai
verder en verder, kwam hij op een avond
in een ander dorp en klopte om een nacht
verblijf aan. Hij werd bereidwillig opgeno
men, en men vroeg hem waarheen hij ging,
en hij vertelde alles uitvoerig. Toen zeiden
de menschen in dat huis: „Ach,broeder,als
je je doel bereikt, vraag dan eens aan het
Noodlot waarom ons rundvee niet gedijen
wil, maar altijd schraler wordt." Hij be
loofde het hun en toog den anderen morgen
verder. En altoos verder gaande kwam hij
aan een breeds rivier en riep: „O, water,
o water, breng mij overl" En het water
vroeg hemi „Waar wil je heen?" En h\j
vertelde het. Toen droeg het water hem over
en sprak: „Ik bid je, vraag aan het Noodlot
waarom er in mij niets levends is." En hij
beloofde het en trok al maar verder. Na
lang, lang zwerven kwam hij ten laatste in
een bosch, en daarin vond hij een kluizenaar,
en dien vroeg hij of hö hem ook eenige in
lichtingen omtrent het Noodlot kon geven
En de kluizenaar zei! „Ga van hieruit over
dat gebergte, dan sta je vlak voor zjjn k;
teel; maar als je bij het Noodlot bent,mag
je geen woord zeggen, en je moet altijd maar
doen wat je het Noodlot ziet doen, totdat
het je zelf ondervraagt." Hierop dankte den
man den kluizenaar en sloeg den weg over
het gebergte in. En toen hij in het kasteel
van het Noodlot kwam, daar kreeg hij wat
te zien! Alles was daar keizerlijk prachtig,
en het krioelde er van dienaren en dienares
sen. Maar het Noodlot zat heel alleen aan
een gedekten tafel en gebruikte zijn avond-
Geen van beiden beseften, dat er geen woord was
gesproken sinds het oogenblik, waarop zij de serre
verlieten, hoewel de wandeling door boomgaard en
tuin vrij lang had geduurd. Zij bleef zitten, de kin
steunend op de hand, terwijl zij peinzend naar het
water keek. De vroolijkheid was uit haar gezicht
verdwenen. Haar houding was veeleer somber.
Hij merkte op, dat heur haar krulde over het voor
hoofd, op een manier, zooals de vrouw van zijn
droomen het niet droeg; maar dit was veel aardiger.
Hij hield niet bizonder van groote meisjes; zijn
verliefde buien hadden nooit langer dan een half
uur geduurd, wanneer de aangebedene lang was.
Slank en klein trok hem veel meer. Zelf had hij er
geen notie van, hoe hij haar zat aan te kijken op
een manier, die een zwart potkacheltje zou doen
gloeien, maar hij wendde zijn blik af, bang een
opmerking te zullen maken over haar schoonheid,
als hij nog langer bleef kijken. Zijn oogen richtten
zich op den grond, maar zoo, dat hij nog juist een
deel van haar witten rok en iets van haar voet kon
zien. Ook nu weer voelde hij zich verplicht in
een andere richting te kijken, ten einde de opmer
king te voorkomen, dat vrouwen altijd witte
japonnen en witte schoenen moesten dragen, als
de maan 's avonds zoo mooi scheen.
Zij plukte een langen grashalm af en wikkelde
dien peinzend om haar vingers. Ze opende den
mond, als wilde zij spreken, doch bracht geen
woord uit. Haar houding was zoo bekoorlijk en de
diepe stilte vormde zulk een band tusschen hen,
dat hij zonder verder na te denken, dichter bij haar
ging zitten.
„Wat wilde u zeggen," vroeg h'J en zijn stem
klonk fluisterend. Zij frommelde den grashalm tot
een propje en wierp dat in het water, voor zij ant
maal. Toen de man dat zag zette hij zich
ook aan tafel en at mee. Na het eten legde
het Noodlot zich te slapen: de man even
eens. Tegen middernacht begon het in het
kasteel vreeselijk te dreunen, en midden in
't gedreun werd een stem verneembaar, en
die stem riep: „O Noodlot, o Noodlot, zóó
en zóóveel zielen zijn er vandaag geboren,
geef hun iets naar Ï7w goeddunken." Toen
stond het Noodlot op, opende een kist met
goud, en strooide daaruit fonkelende dukaten
op den kamervloer uit, terwijl het sprak:
„Zooals het m(j heden gaat, zoo ga het hun
hun leven lang."
B(j het aanbreken van den dag echter was
het prachtige slot verdwenen, en in plaats
daarvan stond een middelmatig huis, maar
Doos 30'60 Ju be 80ct.BijApoth.en Drogisten.
(Adv
daarin was toch ook van alles rijkelijk en
overvloedig. Toen het avond werd zette het
Noodlot zich wederom aan den avonddisch,
en de man schoof bij, maar niemand sprak
een woord. En na het eten gingen beiden
slapen. Tegen middernacht begon het nu
weer schrikkelijk te dreunen, en midden in
het gedreun werd er een stem hoorbaar, en
die stem riep: „O Noodlot, o Noodlot, zóó
en zóóveel zielen hebben heden het levens
licht aanschouwd, geef hun iets naar Uw
goeddunken 1" Daar staat Noodlot op en opent
een geldkist; daar zaten echter geen dukaten
in, maar enkel zilvergeld, met slechts hiel
en daar een goudstuk. En het Noodlot strooir
de daarvan op den vloer, terwijl het sprak:
„Zooals het mij heden gaat, zoo ga het hun
hun leven lang."
Bij het aanbreken van den dag was ook
dat huis verdwenen, en op zijn plaats stond
een veel kleiner en alle nachten ging het
net eender; en iederen morgen was het huis
kleiner, totdat er eindelijk niets stond dan
een ellendige hut. Toen nam het Noodlot
een spade en begon te spitten; en de man
nam ook een spa, en zij spitten beiden den
heelen dag. Toen het avond werd nam het
Noodlot een stuk brood, brak er de helft af
en gaf het den man. Dat was hun avond
maaltijd; en toen zij het op hadden legden
zij zich te slapen. Tegen middernacht begon
het weer vreeselijk te dreunen, en in het
gedreun werd een stem waarneembaar en
die stem sprak: „O Noodlot, o Noodlot, zóó
en zóó veel zielen zijn er vannacht geboren,
geef hun iets naar Uw goeddunken." Toen
stond het Noodlot op, deed een kist open,
en begon daaruit kleine scherven te strooien,
zooals die waar de kinderen wel mee spelen
en onder de scherven waren enkele kleine
koperen munten, zooals men ze als dag-
looner verdienen kan; en het sprak: „Zoo
als het mij heden gaat, zoo ga het hun hun
leven lang."
(Wordt vervolgd).
woordde.
„Weet u wel mr. Harkless, dat wij elkaar nog
nooit ontmoet hebben. Hebben wij het voorstellen
eigenlijk niet vergeten?"
„Neem mij niet kwalijk, miss Sherwood. Tijdens
de opvoering van onze kleine comedie, heb ik er
niet aan gedacht."
„Het had meer van een drama," merkte zij op.
Hij begon te lachen, maar zij schudde het hoofd.
„Een comedie heusch," betoogde hij, „behalve
uw rol dan, die beter ongespeeld warè geblevne.
Die hoorde niet bij de verplichtingen van logeeren-
de dames. Maar houd mij als 't u belieft niet voor
een tooneelspeler. Ik ben waarlijk niet verant
woordelijk voor de slechte regie. Mijn vriend, den
„Witkap" komt de eer toe, de opvoering welke u
hielp verstoren te hebben geregeld."
„Het was te schilderachtig, vrees ik. Ik heb al
een en ander gehoord van uw vijanden. Wat bent
u nu van plan?"
„Niets natuurlijk. Wat zou ik moeten doen?"
„Bent u van plan hun gelegenheid te geven te
blijven schieten, tot zij.zij gebaarde heftig
met de hand.
„Er is geen openluchttheater in hun dorp,
niet eens een kerk; waarom zouden zij er er niet
mee doorgaan," vroeg hij spottend. „Tijdens de
lange en vervelende avonden, is het voor zoo'n
armen- „Witkap" een verzetje eens een uitstapje
te maken om op mij te schieten. Voor hem is het
een welkome afleiding en hij heeft na afloop gele
genheid zich te oefenen in hardloopen."
„Hebt u ooit een verstandig antwoord gegeven?"
riep zij verontwaardigd uit.
(Wordt vervolgd.)