ER l4ï Atelier Iheekbank ;N a 99 DIKBEURTEN. WOENSDAG 9 APRIL 1930 PLAAT >DELHARNIS INRICHTING idelharnis krijgbaar Na de Wasch BOOR EENS ANDERS SCHULD. RIJMKRONIEK an, aet ndag 6 April 1930. ÜbCtl HERVORMDE KERK. m. leeskerk. en'sav. ds.Polhuys. m. leesk, 's av. ds. van Ameide. ds. v. d. Wal en 's av. leesk. i. ds. Dekker uit Nieuwe Tonge ds van Ameide. en 's av. Dhr. Bouman. en 's av. dhr. Dekker v. Zeist, eeskerk en nm. ds. v. d. Wal. vin. leeskerk en nam. ds. Dekker, i. leeskerk en's av. ds. Vlasblom, vm. ds. Vlasblom en's av.leesk. en nam. dhr. Vetter, m. leeskerk en nam. ds. Dekker, ingvliet, vm. ds. Polhuys en nm. s morgens ds. Timmer. I vm. ds. de Voogd v. d. Straa- wenhoorn. [vm. ds. Priester van N.-Helvoet TESTANTENBOND. .angeweg), 's av. 7 uur ds. A. Pred. te Hoorn. iat) 's av. ds. Sirks uit Den Haag. "ORMEERDE KERK. m. en 's av. ds. Brouwer uit en 's av. dhr. Bouma uit Rijs- s. Brouwer uit Rotterdam. i nm. leeskerk. m. en 's av. ds. de Lange, rn. en 'sav. ds. Schaafsma. vliet, vm. en's av. ds. de Graaft'. !j av. ds. Westerhuijs. vm. ds. Westerhuijs. Imeerde gemeenten. p. en 's av. leeskerk. Vn 's av. ds. de Blois. fen 'sav. leeskerk. nm. leeskerk. Prijs per kwartaal Losse nummers ADVERTENTIËN van 16 regels ..-•»» 1,20 Elke regel meer - 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regeli, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 12E JAARGANG. - N°. 45 |ige ervaring 's garandeeren. tN worden zon- tig gevonden IVELEND, DER PLAAT ..-ioover op ten kleed de ieren en U nlichten over akkelijke be- voorwaarden inruil van verouderde Ged Meik r. en hij Zuigt lillioen gulden. Oorlogswee. m. Het boek van Remarque: „Aan 't Weste- kj front geen nieuws," wil geen aanklacht, jch een bekentenis zijn, maar 't wil ver- Hen over de generatie, die aan de granaten tkwam en toch verwoest werd. Hoe staan de soldaten in de ellende vaD n oorlog? Hoe z(jn ze geestelijk? En dan staat daar voor ons in helle ver lokking: komen in de zone, waar Ëi front begint en zijn mensch-dieren ge- Men." Ja, dat is wel het gruwelijkste; alles heeft ir zijn beteekenis verloren voor den vecb- aden, strijdenden mensch. Geestelijke arden zijn waardeloos geworden;het ver- len met al de schatten van opvoeding, be- ïaving en geestelijke ontwikkeling zijn ■gleden in een wazige, droomige verte, arin men zich niet meer kan denken. Het jt in den oorlog bij de soldaten niet om k of school of huis en bezitting, het gaat .ten slotte om in 't leven te blijven; 'lichaam eischt alle belangstelling op, en ir het lichaam alles vordert, moet de st zwijgen. Ja „wy komen in de zone, jr het front begint en zijn mensch-dieren :den." jongens van achttien, negentien jaar, len door den grawelljken oorlog „zer- rt." Vanneer men twee jaar lang niet anders ft gedaan dan schieten en handgranaten den, dan kan men dat later niet als een is uittrekken. Ze begonnen de werelden leven lief te krijgen, en toen moesten er op schieten. De eerste granaat, die was, trof hun eigen hart; zeverliezen rereldbeschouwing, waarin ze opgevoed zou er aan het front plaats voor één idere levensbeschouwing zijn? Ze ge in wel, maar alleen aan den oorlog, strijd, dien zij voeren, is een strijd eigen vernietiging. Daarom is 't niet hun besef de vijand tegen wien zij Iten moeten; een vijand kennen zij niet. (ebben het altijd over „hen daar aan de Ze strijden voor hun besef tegen [dood, die hen overal beloert, 'tls om behoud, dat zij anderen vernietigen, ra bevel heeft deze zwijgende gestalten Jnze vijanden gemaakt; een bevel zou weer in onze vrienden kunqen ver ren. ;ens aan een tafel wordt een stuk door menschen onderteekend, die geen ter kent en jarenlang is dat ons hoogste el, waarop anders de verachting der wereld haar hoogste straf rust." 3et vernietigen van anderen is hun eigen ïoud. Ze doen 't automatisch. jj?>t moet! iKpcliuilen gebogen achter iedere beschut- g, en gooien den vijand 'de handgranaten >r de voeten, voor ze weer wegspringen leven en daarom te dooden is als een f, die hen doorstroomt, hun kracht ver- nigvuldigt in angst en woede enlevens- oger. ,Zou je vader met je familie daar aan men, je zou niet aarzelen om hem de maat tegen de borst te werpen I" Ja, inderdaad, „wij zijn gevaarlijke dieren worden 1" Ja, wat een geweldige afstand ontstaat er tusschen de soldaten en hun thuis. Dat is ook oorlogswee. De beelden uit het verleden wekken geen wenschen meer, maar slechts droefheid, een zwaarmoedigheid die niet uit te spreken is, die niet te dragen is. De dingen van vroeger zijn voorbij. Ze waren er maar keeren niet terug. Wij zijn dood, en het verleden staat ver aan den horizon." De herinnering is er alleen nog maar. 't Is als of ze op het portret van een dooden vriend staren. Ja, 't zijn zijn trekken, het is zijn ge zicht, en de dagen, die ze samen met hem doorbrachten krijgen een vaag leven in hun herinnering; maar hy zelf is het niet. ,wy zijn niet meer unbekümmert, we zijn vreeselijk onverschillig. We zullen daar zijn, maar zullen we leven? We zyn verlaten als kinderen en hebben ondervindingen als oude menschen, we zyn ruw en droevig en oppervlakkig; ik geloof dat we verloren zyn." En dan staan de kranten vol van de gouden humor der troepen, die zelfs gaan dansen, wanneer ze nauwelijks uit het trommelvuur terug zijn. Maar dat is groote onzin. „We doen dat niet omdat we humor heb ben, maar we hebben humor omdat we anders kapot gaan." Als de soldaat met verlof thuis komt, in het landschap van zijn jeugd begrijpt hem niemand dan moeder. Hy zelf leeft die dagen als in een droom. Hy kan zich niet in deze omgeviDg terug vinden. Daar is zyne moeder, daar zijne zuster, daar de kasten met op geprikte vlinders, maar hy zelf is er nog niet heelemaal. Tusschen hem en al die dingen van vroeger is iets gekomen; een sluier, een schrede is er tusschen. Zyn vader wil maar dat-ie vertellen zal van 't front en wat daar gebeurt en wat hy heeft meegemaakt. En de zoon zou hem wel graag dat plezier willen doen, maar het kan niet. Deze dingen zijn immers niet onder woorden te brengen en „er is een gevaar voor hem, wanneer hij 't toch zou probeeren.' BaDg is bij dat ze dan zoo reusachtig groot worden dat ze niet meer beheerscht kunnen worden. Waar zouden ze zelf moeten biy ven als hun alles helder en klaar werd wat daar buiten voorvalt Zyn vroegere DuitsGhe leeraar dien hy ontmoet, neemt hem mee naar de stam kroeg, waar men hem luidruchtig ontvangt En ze praten er over wat Duitschland an- nexeeren zal, want ze moeten wat opschieten met de doorbraak van het vyandelijke front. En ais dan de soldaat beweert dat dat toch beusch zoo gemakkelyk niet zal gaan en dat een doorbraak onmogelijk is omdat de anderen te veel reservetroepen hebben en de oorlog zoo geheel anders is als zij zich voor stellen kunnen, zegt men dat hy 't geheel niet kan overzien. Hy waagt zijn leven, en dat is prachtig, maar voor alles moet het vyandeiyke front in Vlaanderen doorbroken worden en dan „van boven af worden op gerold, en dan naar Parijs I" Welk een kloof tusschen den verlofganger en zijn vroegere wereld. Hij kan zich in het heden, in de wereld van vader en vroegere leeraars en kennissen niet meer „zurecht fleden." Alleen moeder vraagt niets en begrijpt Hil probeert op zijn kamer met zyn jeugd boeken weer aansluiting aan het leven te krijgen om de kloof tusschen heden en vroeger te overbruggen. Die kamer zal toch wel tot hem spreken, z'n boeken vooral. Hy smeekt hun met zijnoogen: „Spreekt tot me neemt my op, neem my op, gy, leven van vroeger, zorgeloos en mooi, neem my weer op Het baat niets. Z'n onrust stygt. Hy is uitgesloten; hoe hy zich ook inspant,'t helpt niets, hy is als een veroordeelde. Hjj neemt z'n boeken op om te lezen; 't zyn niets dan woorden, woorden, woorden. Wanneer de laatste avond van zyn verlof voorby is en hy vroeg naar bed is gegaan, komt zyn moeder in z'n kamer en hoewel ze ziek is, blijft ze haast tot den morgen stond. „Ach, moeder, moeder! Voor U ben ik een kind, waarom kan ik 't hoofd niet in uw schoot leggen en schreien Ik zou zoo graag ook eens weenen en getroost worden, ik ben toch werkelyk niet veel meer dan een kind; in de kast hangt nog myn korte jongens broek I" Dat is ook oorlogswee! (Slot volgt.) heeft men vaak last van schrijnende handen. Dit schrijnen houdt dadelijk op door Purol. FEUILLETON. W. HEIMBURG. 1 VERTALING VAN HERMINE. (Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.) /laa? de oude vrouw hoorde niet naar hem. Wel rihaar een siddering door de leden en moest rich aan de tafel vasthouden, maar toch had zij vvitte lippen in haar macht, toen zij, de oogen t op den beambte gevestigd, zeide: „Mijnheer commissaris, gij zoudt een onschuldige in het hoor nemen Wolmeijer hier is de dader. Ik hem herkend, toen ik wakker werd, en ben aid dit met een eed te bevestigen." Op den goeden weg. Het zyn ongetwijfeld belangryke wijzigin gen, welke de Minister van Aroeid, Handel en Nijverheid dezer dagen heeft aangebracht in het ontwerp-Drankwet van zyn voorgan ger. In de eerste plaats neemt Minister Ver schuur geheel terug het voorstel tot invoe ring van plaatselijke keuze, teneinde spoe dig een zuivere behandeling van het ont werp te verkrijgen. Zoodanig voorstel, voegt hij er aan toe, ware in elk geval beter by afzonderiyk wetsontwerp te doenintusschen is zynerzijds geen voorstel tot invoering der plaatselijke keuze te verwachten. Inderdaad een verstandige beslissing. BLj de indiening van het wets-ontwerp is toch ondubbelzinnig gebleken, dat ons volk niet gediend is van dergelijke dwangmaatregelen. Bovendien leiden dwangmiddelen tot ver zet ieder weet hoe funest de toestanden op drankgebied in Amerika zyn; hoe de wet daar voortdurend ontdoken wordt en de smokkelwaar wordt geconsumeerd door per sonen, die er vroeger niet aan dachten drank te gebruiken. En tenslotte brengt de plaatse lijke keuze het drank vraagstuk in de sfeer der partij-politiek. Om al deze redenen stemt het dankbaar, dat de plaatseiyke keuze voor- loopig van de baan is. Ëu wellicht zyn over eenige jaren de denkbeelden omtrent de be- stryding der drankzucht zoodanig gewyzigd, dat dit heillooze dwangmiddel door de groote meerderheid niet meer wordt begeerd. In de tweede plaats is door den Minister teruggenomen het verbod om wijn en bier in gesloten flesschen in allerlei wiukels te verkoopen. Volstaan wordt thans met een verbod om deze dranken anders dan in ge sloten flesschen, kannen, kruiken of vaten aanwezig te hebben of te verstrekken of het gebruiken ervan toe te laten. Oogetwyfeld voorkomt deze wyzigiDg, dat zonder nood zaak schade wordt toegebracht aan de be langen van tal van middenstanders. Intus schen is er een schaduwzyde: het gevaar dat de verkoop van deze dranken in allerlei soorten winkels aanleiding geeft tot clande- stienen verkoop van sterken drank. In de winkels waar men wyn en bier koopt, pro beert men vaak ook sterken drank te ver- krygen, en de winkeliers zouden spoedig in de verleiding komen om in dat opzicht hun klanten tegemoet te komen. Drankzaken mogen niet door kinderen beneden zestien jaar worden betredengewone winkels echter wel, dus ook zaken waar de zwak-alcoholi- sche dranken verkocht worden. Uit een oog punt van drankbestrydingisditongetwyfeld niet zonder bedenking; het verlamt de actie der drankbestryders. Waar derhalve deze wyziginggeen algeheele bevredigingschenkt, dient naar een meer doeltreffende oplossing van deze verkoopsquaestie te worden ge zocht. In de derde plaats wil de Minister de mo- geiykheid scheppen, dat voor restaurants en derg. een vennootschapsvergnnning geldt, omdat in deD regel dan de geldeiyke kracht om de inrichting op een zeker peil te bren gen en te houden aanwezig zal zyn. Een beel wat mildere regeling, die nog: belangryk zou kunnen worden verbeterd, indien ook de verloven voor zwak-alcoholhoudende dran ken niet meer als „vergunningen" werden behandeld, en eveneens verdwenen de dwaze verbodsbepalingen om in de open lucht vöör café of theeschenkery, bier of wyn te ver koopen. Zou de Minister ook deze wyzigin- gen van het ontwerp-Drankwet terugnemen, dan mag hem de tydige behandeling, waarop hy prijs stelt, zeer zeker worden toege- wenschtI De Chocoladefabriek Ewatta te Breda heeft dit begrepen en het begrip reclame en praktische onderlegging samengevoegd. Door de Kwattafabrieken is een boekje uitgegeven over de verkeersregelen dat is samengesteld door de heeren B. H. A. Meyer en J. J. Verboeten, resp. Commissaris van politie en Inspecteur van het L. O. te Breda. In dit werkje worden de verkeersproblemen van den weg zeer begrypelyk beschreven en verduidelykt met enkele teekeningen van den binnenhuisarchitect N. P. de Koo te Rotter dam. Dit werkje is verspreid op bykans alle scholen van eenige beteekenis. Het aantal daarvoor noodig bedroeg niet minder dan 600.000 ex. Alle schoolhoofden waren om het praktische, gaarne bereid dat boekje den kinderen te verstrekken, mogeiyk is er voor de hoofden van onze scholen nog een restantje over om aan te vragen. Het boekje ziet er keurig uit en zal veel bydragen de ongelukken op den weg te verminderen. hans weet ik niet meer nauwkeurig te vertellen, i Idfe gebeurtenissen elkander dien dag opvolgden 4 -V' weet ik nog, dat zij zich als een lawine over f {is en zijn bewoners uitstortten. De nicht i) Itond pal, te midden van alles wat om haar j fenkelde en viel. Srir.ner mij nog, dat iemand mij uit de kamer ;drceg dan leidde, nadat de nicht had ge il dat Wolmeijer lachte, schamper, brutaal lom'daarop plotseling te verstommen; dat itiecommissaris met hem naar boven ging en dat de nicht in haar eigen kamer bleef, alleen, heel alleen en stil. Wat de oude vrouw daar ge streden en geleden heeft, dat weet God alleen. Wat het onderzoek verder aan den dag bracht, dat nu door den rechter geschiedde, vermoedde ik nog niet. 't Was een oponhoudelijk komen en gaan van agenten en telegraafklerken. Wolmeijer ver langde de nicht te spreken, nadat er een telegram was gekomen met het bericht, dat er een dikke brief in Robert's woning was gevonden, ongeopend daar de geadresseerde nog in dienst was. De be ambten hadden vervolgens het huis van Wol meijer verlaten, nadat deze overtuigd was ge worden van schuld. 't Waren pijnlijke uren, die ik doorbracht. Ik lag op mijn bed, niet in staat mij te verroeren, en moest het smeeken en kermen van die stem hooren die mij tot dusver nooit anders dan met de groot ste zelfgenoegzaamheid of in redelooze drift in de ooren had geklonken. Ik kon de woorden niet ver staan en drukte ook het hoofd in de kussens. Op eens riep hij echter zoo hard, dat ik 't wel hooren moest„Ik eisch dat papier terug, 't is m ij n eigen dom! Zeg hem dat hij alles daarvoor mag vragen wat hij wil: de ellendeling mag al mijn geld hebben en het meisje er al bij! Waarom zou men die zaak aan de groote klok hangen dat's immers geheel onnoodig. Komaan, naar het station trek maar op! En dan weer dat wanhopig steunen! Wat de nicht geantwoord heeft, weet ik niet. Wat zij geleden heeft met den man zóó te -zien, wien zij eens haar gansche hart had geschonken, heb ik ook niet vernomen. Zij vertrok niet naar Halle, ze had geen greintje mededoogen meer,met J hem, nadat hij die laaghartige handeling op de schouders van Robert trachtte te laden, wiens Van onze adverteerders. Belangryke uitbreiding van de Cadeauljjat der Firma O. DE WILJES. Tot dusverre gaf de bekende firma O. de Wiljes aan de verbruikers van haar Koffie en Thee by inlevering van een bepaald aan tal bons verschillende artikelen. Teneinde tegemoet te komen aan de wen schen barer clienièle, wordt voortaan ook goede en leerzame lectuur verschaft. De boekencatalogus bevat niet minder dan 427 nummers. Men kan kiezen uit Reisgidsen, Boeken over Techniek, Gezondheidsleer en Opvoeding, Huiehoudelyke onderwerpen, Sport. Verder uit Woordenboeken, Atlassen, Jongens- en Meisjesboeken, Gedichten, No velles enz. Tenslotte heeft men een ruime keuze uit Prenten- en Sprookjesboeken Zoo als men ziet er is „voor elck wat wils". De geregelde verbruikers van O. de Wiljes' geurige artikelen kunnen zoo ongemerkt in het bezit komen van een welvoorziene bibliotheek. En, zooals begrypelyk, zal ook het debiet der firma ongetwyfeld grooter worden, wat dan ook trouwens hare ver wachting is. Bijdragen, niet grooter dan 48 en niet kleiner dan 36 regels, mogen voor deze rubriek worden ingezonden. Bij opname vergoeden wij voor actueele (niet plaatselijke) gedichten 2,50, (Nadruk verboden) (Ingezonden.) DE OUDE ZANGER. Ik ben een oude zanger En zing nog graag myn lied Wat ik ook vond in 't leven, Den zang vergat ik niet. Ik leerde vroeg reeds zingen B(j moeder op haar schoot, De liedjes van de Lente En „Als de zwaluw vlood". Ik zong in m'n jong'lingsjaren, Toen 'k minde 'n lief madelein En 's avonds met baar wandelde In 't licht der maneschijn. Hoe zong 'k op den dag van trouwen Vol levensmoed en kracht, Toen ik m(jn aardig wyfje In ons kleiue huisje bracht. Ik zong, toen de eerste kleine Op mijn sterke knieen zat, Dat waren wiegeliedjes, Die 'k nooit vergeten had. Al plaagden mij ook stormen, In den stryd om het bestaan, Ik stuurde zingend m'n scheepje Door den levens-oceaan. En nu ik oüd van jaren, Mijn laatste dagen slijt, Zing 'k nog dezelfde liedjes En denk aan vroeger tijd. De Verkeersproblemen en KWATTA. Het moderne verkeer eischt tegenwoordig dat allen die gebruik maken van de straten en wegen, dat ze weten de regelen van het verkeer. Ook de jongens en meisjes dienen zich daarmee vertrouwd te maken. vader hij ook had onteerd. Nu spande de man, die zoo wist te rekenen, nog eens zijn laatste krachten in en maakte zelf de rekening van zijn leven op, waarvan het bedrag verachting, straf, zware straf voor den wereldlijken rechter bleek te zijn, en dit wel op een wijs, die voor hem zoowel als voor het gerecht de eenvou digste was 's Namiddags omstreeks drie uur klonk een schot boven op zijn studeerkamer. De nicht kwam bij mij in de kamer. „Wat was dat?" vroeg ik, verschrikt opspringende. „Er zal hier of daar iets omgevallen zijn, Anne- lise." Nu hoorde men het kamermeisje al met luider stem roepen, zoodat 't door het heele huis weer galmde: „Mijnheer Mijnheer Zwijgend ging de oude vrouw de deur uit. In de stad werd eerst iets ruchtbaar van het voorgevallene bij de Wolmeijers, toen de dokter werd geroepen om te constateeren, dat de heer des huizes wegens nog onverklaarbare redenen den dood gezocht en gevonden had. Ik zat gedurende al dien tijd op dezelfde plaats in den leunstoel bij de kachel zonder te eten of te drinken. De freule, die bij mij was, hield mijn han den krampachtig in de hare geklemd. Ik was niet in staat een woord uit te brengen, toen de heeren van het gerecht mij het een en ander vroegen. „Laat het arme kind met rust," verzocht de freule hen. „Ge kunt wel zien dat zij ziek is." Het voorplein was vol menschen, vol gaanden en komenden; een benauwd zoele lucht heerschte buiten en binnen. De kennissen kwamen met ont hutst gelaat aanzetten en 't gelukte zelfs aan eeni- gen, tot mij door te dringen. „Maar in 's hemels naam, waarom?" vroegen zij. „Wat is de reden? Een klap in zijn fortuin!" „Och, lieve deugd, het verlies van zijn vrouw!" „Ja, in den laatsten tijd was hij erg verouderd; de dokter heeft hem al op reis willen sturen, maar hij bedankte daarvoor." „Arm kind, nu geen vader of moeder meer!" En zóó ging 't voort. Dit was in den namiddag; tegen den avond kwam er niemand meer. Eerst fluisterend, daarop al lui der en stelliger drong de ware toedracht der zaak tot de menschen door, die tot hiertoe gewend waren geweest om dien man als een voorbeeld van maatschappelijke deugden te vereeren. Zelfmoord, omdat hij betrapt was geworden, terwijl hij uit een gesloten lade van de oude juffrouw Hemel een ge schreven stuk trachtte te ontvreemden, dat een zware schuld van zijn verleden aan het licht bracht! Allerlei bijzonderheden, die men thans nog uit den mond der Westenbergers kan hooren, werden het lid van den stedelijken raad Wolmeijer ten laste gelegd maar zóó erg, zóó vreeselijk als de wer kelijkheid, was niets van alles wat er verteld werd. Om tien uur 's avonds bracht men den doode naar het lijkhuisje op het kerkhof. De freule had ons verlaten, de duisternis viel over al de huizen en hutten van de kleine stad, waar alle menschen bijna zonder uitzondering met de gedachte aan de treurige gebeurtenis insliepen, 't Was een nacht, zoo geheel in overeenstemming met dat vreeselijke voorval. Het onweer, dat den vorigen dag al gedreigd had, was met wind en regen losgebarsten, de hooge boomen in den tuin kraakten en steunden en het bliksemvuur was bijna fliet van de lucht. De meiden in de keuken waren Goud bewaren zoo, dat het er goed biyft uitzien, geschiedt door het op te bergen in poetslappen gewikkeld. Dat is veel beter dan in étuis. Om leeren zittingen van stoelen schoon te maken, wryft men het leer eerst droog af en daarna met benzine. Melk kan men op dezelfde manier aanwenden. bang zij zaten den geheelen nacht bleek en rillend bij de brandende lamp, en als een vensterluik knarste of de regen zwiepend tegen de ruiten sloeg, gilden zij, dat wij 't zelfs bij ons in de kamer kon den hooren. De nicht, met haar sleutelbos in haar ceintuur, was alleen naar den overloop gegaan om hier een slecht sluitend venster toe te grendelen. De deuren van de kamers boven waren al gerechtelijk ver zegeld. Een paar brieven, die 's namiddags waren ge komen, lagen in de kamer van de nicht op de tafel. Een daarvan kwam uit Amerika en was van de hand van Brankwitz. „Ga nu slapen, Annelise," zeide de oude vrouw, „ik blijf hier bij je. 't Is Waar, 't zou beter zijn als gij in dat nette kamertje bij de freule sliept." „Zou ik u hier alleen laten? Dat nooit, nicht!" Zoo bleven wij bij elkander in dien akeligen nacht, zonder te spreken. Geen van ons beiden kon den slaap vatten. Toen 't licht werd, kookte de oude vrouw koffie, deed de lamp uit, opende de luiken en stond hier een poos te wachten; eindelijk verliet zij schielijk het vertrek. Ik hoorde, dat zij de huisdeur ontgrendelde en toen met iemand sprak. Ik hief mij op in mijn stoel Robert? De nicht moest met hem in haar kamer zijn. Ik zag hem niet, ik hoorde alleen zijn stem. 't Was niet veel, wat hij zeide; zij praatte meer. Daarop werd 't weer stil en scheen hij weer vertrokken. 's Namiddags kwam de freule; zij wilde mij met geweld meenemen. Ik verzette mij tegen dat plan; de oude vrouw mocht niet alleen blijven. Niemand buiten mij wist immers, wat zij in die dagen leed. (Wordt vervolgd.) )DS l in als, ran bet het èn 12 akt de aed en, »ik, eer uin en. I. 3lk, ■en, en ;en, ten egt ilen het otel den

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1930 | | pagina 1