ER
l4ï
Atelier
Iheekbank
;N a 99
DIKBEURTEN.
WOENSDAG
9 APRIL 1930
PLAAT
>DELHARNIS
INRICHTING
idelharnis
krijgbaar
Na de Wasch
BOOR EENS ANDERS SCHULD.
RIJMKRONIEK
an,
aet
ndag 6 April 1930.
ÜbCtl HERVORMDE KERK.
m. leeskerk. en'sav. ds.Polhuys.
m. leesk, 's av. ds. van Ameide.
ds. v. d. Wal en 's av. leesk.
i. ds. Dekker uit Nieuwe Tonge
ds van Ameide.
en 's av. Dhr. Bouman.
en 's av. dhr. Dekker v. Zeist,
eeskerk en nm. ds. v. d. Wal.
vin. leeskerk en nam. ds. Dekker,
i. leeskerk en's av. ds. Vlasblom,
vm. ds. Vlasblom en's av.leesk.
en nam. dhr. Vetter,
m. leeskerk en nam. ds. Dekker,
ingvliet, vm. ds. Polhuys en nm.
s morgens ds. Timmer.
I vm. ds. de Voogd v. d. Straa-
wenhoorn.
[vm. ds. Priester van N.-Helvoet
TESTANTENBOND.
.angeweg), 's av. 7 uur ds. A.
Pred. te Hoorn.
iat) 's av. ds. Sirks uit Den Haag.
"ORMEERDE KERK.
m. en 's av. ds. Brouwer uit
en 's av. dhr. Bouma uit Rijs-
s. Brouwer uit Rotterdam.
i nm. leeskerk.
m. en 's av. ds. de Lange,
rn. en 'sav. ds. Schaafsma.
vliet, vm. en's av. ds. de Graaft'.
!j av. ds. Westerhuijs.
vm. ds. Westerhuijs.
Imeerde gemeenten.
p. en 's av. leeskerk.
Vn 's av. ds. de Blois.
fen 'sav. leeskerk.
nm. leeskerk.
Prijs per kwartaal
Losse nummers
ADVERTENTIËN
van 16 regels ..-•»» 1,20
Elke regel meer - 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regeli, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
12E JAARGANG. - N°. 45
|ige ervaring
's garandeeren.
tN worden zon-
tig gevonden
IVELEND,
DER PLAAT
..-ioover op
ten kleed de
ieren en U
nlichten over
akkelijke be-
voorwaarden
inruil van
verouderde
Ged Meik
r. en hij Zuigt
lillioen gulden.
Oorlogswee.
m.
Het boek van Remarque: „Aan 't Weste-
kj front geen nieuws," wil geen aanklacht,
jch een bekentenis zijn, maar 't wil ver-
Hen over de generatie, die aan de granaten
tkwam en toch verwoest werd.
Hoe staan de soldaten in de ellende vaD
n oorlog? Hoe z(jn ze geestelijk?
En dan staat daar voor ons in helle ver
lokking: komen in de zone, waar
Ëi front begint en zijn mensch-dieren ge-
Men."
Ja, dat is wel het gruwelijkste; alles heeft
ir zijn beteekenis verloren voor den vecb-
aden, strijdenden mensch. Geestelijke
arden zijn waardeloos geworden;het ver-
len met al de schatten van opvoeding, be-
ïaving en geestelijke ontwikkeling zijn
■gleden in een wazige, droomige verte,
arin men zich niet meer kan denken. Het
jt in den oorlog bij de soldaten niet om
k of school of huis en bezitting, het gaat
.ten slotte om in 't leven te blijven;
'lichaam eischt alle belangstelling op, en
ir het lichaam alles vordert, moet de
st zwijgen. Ja „wy komen in de zone,
jr het front begint en zijn mensch-dieren
:den."
jongens van achttien, negentien jaar,
len door den grawelljken oorlog „zer-
rt."
Vanneer men twee jaar lang niet anders
ft gedaan dan schieten en handgranaten
den, dan kan men dat later niet als een
is uittrekken. Ze begonnen de werelden
leven lief te krijgen, en toen moesten
er op schieten. De eerste granaat, die
was, trof hun eigen hart; zeverliezen
rereldbeschouwing, waarin ze opgevoed
zou er aan het front plaats voor één
idere levensbeschouwing zijn? Ze ge
in wel, maar alleen aan den oorlog,
strijd, dien zij voeren, is een strijd
eigen vernietiging. Daarom is 't niet
hun besef de vijand tegen wien zij
Iten moeten; een vijand kennen zij niet.
(ebben het altijd over „hen daar aan de
Ze strijden voor hun besef tegen
[dood, die hen overal beloert, 'tls om
behoud, dat zij anderen vernietigen,
ra bevel heeft deze zwijgende gestalten
Jnze vijanden gemaakt; een bevel zou
weer in onze vrienden kunqen ver
ren.
;ens aan een tafel wordt een stuk door
menschen onderteekend, die geen
ter kent en jarenlang is dat ons hoogste
el, waarop anders de verachting der wereld
haar hoogste straf rust."
3et vernietigen van anderen is hun eigen
ïoud. Ze doen 't automatisch.
jj?>t moet!
iKpcliuilen gebogen achter iedere beschut-
g, en gooien den vijand 'de handgranaten
>r de voeten, voor ze weer wegspringen
leven en daarom te dooden is als een
f, die hen doorstroomt, hun kracht ver-
nigvuldigt in angst en woede enlevens-
oger.
,Zou je vader met je familie daar aan
men, je zou niet aarzelen om hem de
maat tegen de borst te werpen I"
Ja, inderdaad, „wij zijn gevaarlijke dieren
worden 1"
Ja, wat een geweldige afstand ontstaat er
tusschen de soldaten en hun thuis.
Dat is ook oorlogswee. De beelden uit het
verleden wekken geen wenschen meer, maar
slechts droefheid, een zwaarmoedigheid die
niet uit te spreken is, die niet te dragen is.
De dingen van vroeger zijn voorbij. Ze
waren er maar keeren niet terug.
Wij zijn dood, en het verleden staat ver
aan den horizon."
De herinnering is er alleen nog maar. 't Is
als of ze op het portret van een dooden vriend
staren. Ja, 't zijn zijn trekken, het is zijn ge
zicht, en de dagen, die ze samen met hem
doorbrachten krijgen een vaag leven in hun
herinnering; maar hy zelf is het niet.
,wy zijn niet meer unbekümmert, we
zijn vreeselijk onverschillig. We zullen daar
zijn, maar zullen we leven?
We zyn verlaten als kinderen en hebben
ondervindingen als oude menschen, we zyn
ruw en droevig en oppervlakkig; ik geloof
dat we verloren zyn."
En dan staan de kranten vol van de gouden
humor der troepen, die zelfs gaan dansen,
wanneer ze nauwelijks uit het trommelvuur
terug zijn.
Maar dat is groote onzin.
„We doen dat niet omdat we humor heb
ben, maar we hebben humor omdat we
anders kapot gaan."
Als de soldaat met verlof thuis komt, in
het landschap van zijn jeugd begrijpt hem
niemand dan moeder. Hy zelf leeft die dagen
als in een droom. Hy kan zich niet in deze
omgeviDg terug vinden. Daar is zyne moeder,
daar zijne zuster, daar de kasten met op
geprikte vlinders, maar hy zelf is er nog
niet heelemaal. Tusschen hem en al die
dingen van vroeger is iets gekomen; een
sluier, een schrede is er tusschen.
Zyn vader wil maar dat-ie vertellen zal
van 't front en wat daar gebeurt en wat hy
heeft meegemaakt. En de zoon zou hem wel
graag dat plezier willen doen, maar het kan
niet. Deze dingen zijn immers niet onder
woorden te brengen en „er is een gevaar voor
hem, wanneer hij 't toch zou probeeren.'
BaDg is bij dat ze dan zoo reusachtig groot
worden dat ze niet meer beheerscht kunnen
worden. Waar zouden ze zelf moeten biy ven
als hun alles helder en klaar werd wat daar
buiten voorvalt
Zyn vroegere DuitsGhe leeraar dien hy
ontmoet, neemt hem mee naar de stam
kroeg, waar men hem luidruchtig ontvangt
En ze praten er over wat Duitschland an-
nexeeren zal, want ze moeten wat opschieten
met de doorbraak van het vyandelijke front.
En ais dan de soldaat beweert dat dat toch
beusch zoo gemakkelyk niet zal gaan en
dat een doorbraak onmogelijk is omdat de
anderen te veel reservetroepen hebben en de
oorlog zoo geheel anders is als zij zich voor
stellen kunnen, zegt men dat hy 't geheel
niet kan overzien. Hy waagt zijn leven, en
dat is prachtig, maar voor alles moet het
vyandeiyke front in Vlaanderen doorbroken
worden en dan „van boven af worden op
gerold, en dan naar Parijs I"
Welk een kloof tusschen den verlofganger
en zijn vroegere wereld. Hij kan zich in het
heden, in de wereld van vader en vroegere
leeraars en kennissen niet meer „zurecht
fleden."
Alleen moeder vraagt niets en begrijpt
Hil probeert op zijn kamer met zyn jeugd
boeken weer aansluiting aan het leven te
krijgen om de kloof tusschen heden en
vroeger te overbruggen. Die kamer zal toch
wel tot hem spreken, z'n boeken vooral.
Hy smeekt hun met zijnoogen: „Spreekt
tot me neemt my op, neem my op, gy,
leven van vroeger, zorgeloos en mooi,
neem my weer op
Het baat niets. Z'n onrust stygt. Hy is
uitgesloten; hoe hy zich ook inspant,'t helpt
niets, hy is als een veroordeelde. Hjj neemt
z'n boeken op om te lezen; 't zyn niets dan
woorden, woorden, woorden.
Wanneer de laatste avond van zyn verlof
voorby is en hy vroeg naar bed is gegaan,
komt zyn moeder in z'n kamer en hoewel
ze ziek is, blijft ze haast tot den morgen
stond.
„Ach, moeder, moeder! Voor U ben ik een
kind, waarom kan ik 't hoofd niet in uw
schoot leggen en schreien Ik zou zoo graag
ook eens weenen en getroost worden, ik ben
toch werkelyk niet veel meer dan een kind;
in de kast hangt nog myn korte jongens
broek I"
Dat is ook oorlogswee!
(Slot volgt.)
heeft men vaak last van schrijnende handen.
Dit schrijnen houdt dadelijk op door Purol.
FEUILLETON.
W. HEIMBURG.
1 VERTALING VAN HERMINE.
(Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
/laa? de oude vrouw hoorde niet naar hem. Wel
rihaar een siddering door de leden en moest
rich aan de tafel vasthouden, maar toch had zij
vvitte lippen in haar macht, toen zij, de oogen
t op den beambte gevestigd, zeide: „Mijnheer
commissaris, gij zoudt een onschuldige in het
hoor nemen Wolmeijer hier is de dader. Ik
hem herkend, toen ik wakker werd, en ben
aid dit met een eed te bevestigen."
Op den goeden weg.
Het zyn ongetwijfeld belangryke wijzigin
gen, welke de Minister van Aroeid, Handel
en Nijverheid dezer dagen heeft aangebracht
in het ontwerp-Drankwet van zyn voorgan
ger.
In de eerste plaats neemt Minister Ver
schuur geheel terug het voorstel tot invoe
ring van plaatselijke keuze, teneinde spoe
dig een zuivere behandeling van het ont
werp te verkrijgen. Zoodanig voorstel, voegt
hij er aan toe, ware in elk geval beter by
afzonderiyk wetsontwerp te doenintusschen
is zynerzijds geen voorstel tot invoering der
plaatselijke keuze te verwachten.
Inderdaad een verstandige beslissing. BLj
de indiening van het wets-ontwerp is toch
ondubbelzinnig gebleken, dat ons volk niet
gediend is van dergelijke dwangmaatregelen.
Bovendien leiden dwangmiddelen tot ver
zet ieder weet hoe funest de toestanden op
drankgebied in Amerika zyn; hoe de wet
daar voortdurend ontdoken wordt en de
smokkelwaar wordt geconsumeerd door per
sonen, die er vroeger niet aan dachten drank
te gebruiken. En tenslotte brengt de plaatse
lijke keuze het drank vraagstuk in de sfeer
der partij-politiek. Om al deze redenen stemt
het dankbaar, dat de plaatseiyke keuze voor-
loopig van de baan is. Ëu wellicht zyn over
eenige jaren de denkbeelden omtrent de be-
stryding der drankzucht zoodanig gewyzigd,
dat dit heillooze dwangmiddel door de groote
meerderheid niet meer wordt begeerd.
In de tweede plaats is door den Minister
teruggenomen het verbod om wijn en bier
in gesloten flesschen in allerlei wiukels te
verkoopen. Volstaan wordt thans met een
verbod om deze dranken anders dan in ge
sloten flesschen, kannen, kruiken of vaten
aanwezig te hebben of te verstrekken of het
gebruiken ervan toe te laten. Oogetwyfeld
voorkomt deze wyzigiDg, dat zonder nood
zaak schade wordt toegebracht aan de be
langen van tal van middenstanders. Intus
schen is er een schaduwzyde: het gevaar
dat de verkoop van deze dranken in allerlei
soorten winkels aanleiding geeft tot clande-
stienen verkoop van sterken drank. In de
winkels waar men wyn en bier koopt, pro
beert men vaak ook sterken drank te ver-
krygen, en de winkeliers zouden spoedig in
de verleiding komen om in dat opzicht hun
klanten tegemoet te komen. Drankzaken
mogen niet door kinderen beneden zestien
jaar worden betredengewone winkels echter
wel, dus ook zaken waar de zwak-alcoholi-
sche dranken verkocht worden. Uit een oog
punt van drankbestrydingisditongetwyfeld
niet zonder bedenking; het verlamt de actie
der drankbestryders. Waar derhalve deze
wyziginggeen algeheele bevredigingschenkt,
dient naar een meer doeltreffende oplossing
van deze verkoopsquaestie te worden ge
zocht.
In de derde plaats wil de Minister de mo-
geiykheid scheppen, dat voor restaurants en
derg. een vennootschapsvergnnning geldt,
omdat in deD regel dan de geldeiyke kracht
om de inrichting op een zeker peil te bren
gen en te houden aanwezig zal zyn. Een beel
wat mildere regeling, die nog: belangryk zou
kunnen worden verbeterd, indien ook de
verloven voor zwak-alcoholhoudende dran
ken niet meer als „vergunningen" werden
behandeld, en eveneens verdwenen de dwaze
verbodsbepalingen om in de open lucht vöör
café of theeschenkery, bier of wyn te ver
koopen. Zou de Minister ook deze wyzigin-
gen van het ontwerp-Drankwet terugnemen,
dan mag hem de tydige behandeling, waarop
hy prijs stelt, zeer zeker worden toege-
wenschtI
De Chocoladefabriek Ewatta te Breda
heeft dit begrepen en het begrip reclame en
praktische onderlegging samengevoegd.
Door de Kwattafabrieken is een boekje
uitgegeven over de verkeersregelen dat is
samengesteld door de heeren B. H. A. Meyer
en J. J. Verboeten, resp. Commissaris van
politie en Inspecteur van het L. O. te Breda.
In dit werkje worden de verkeersproblemen
van den weg zeer begrypelyk beschreven en
verduidelykt met enkele teekeningen van den
binnenhuisarchitect N. P. de Koo te Rotter
dam. Dit werkje is verspreid op bykans alle
scholen van eenige beteekenis. Het aantal
daarvoor noodig bedroeg niet minder dan
600.000 ex. Alle schoolhoofden waren om
het praktische, gaarne bereid dat boekje
den kinderen te verstrekken, mogeiyk is
er voor de hoofden van onze scholen nog
een restantje over om aan te vragen.
Het boekje ziet er keurig uit en zal veel
bydragen de ongelukken op den weg te
verminderen.
hans weet ik niet meer nauwkeurig te vertellen,
i Idfe gebeurtenissen elkander dien dag opvolgden
4 -V' weet ik nog, dat zij zich als een lawine over
f {is en zijn bewoners uitstortten. De nicht
i) Itond pal, te midden van alles wat om haar
j fenkelde en viel.
Srir.ner mij nog, dat iemand mij uit de kamer
;drceg dan leidde, nadat de nicht had ge
il dat Wolmeijer lachte, schamper, brutaal
lom'daarop plotseling te verstommen; dat
itiecommissaris met hem naar boven ging
en dat de nicht in haar eigen kamer bleef, alleen,
heel alleen en stil. Wat de oude vrouw daar ge
streden en geleden heeft, dat weet God alleen.
Wat het onderzoek verder aan den dag bracht,
dat nu door den rechter geschiedde, vermoedde ik
nog niet. 't Was een oponhoudelijk komen en gaan
van agenten en telegraafklerken. Wolmeijer ver
langde de nicht te spreken, nadat er een telegram
was gekomen met het bericht, dat er een dikke
brief in Robert's woning was gevonden, ongeopend
daar de geadresseerde nog in dienst was. De be
ambten hadden vervolgens het huis van Wol
meijer verlaten, nadat deze overtuigd was ge
worden van schuld.
't Waren pijnlijke uren, die ik doorbracht. Ik
lag op mijn bed, niet in staat mij te verroeren, en
moest het smeeken en kermen van die stem hooren
die mij tot dusver nooit anders dan met de groot
ste zelfgenoegzaamheid of in redelooze drift in de
ooren had geklonken. Ik kon de woorden niet ver
staan en drukte ook het hoofd in de kussens. Op
eens riep hij echter zoo hard, dat ik 't wel hooren
moest„Ik eisch dat papier terug, 't is m ij n eigen
dom! Zeg hem dat hij alles daarvoor mag vragen
wat hij wil: de ellendeling mag al mijn geld hebben
en het meisje er al bij! Waarom zou men die zaak
aan de groote klok hangen dat's immers geheel
onnoodig. Komaan, naar het station trek maar
op! En dan weer dat wanhopig steunen!
Wat de nicht geantwoord heeft, weet ik niet.
Wat zij geleden heeft met den man zóó te -zien,
wien zij eens haar gansche hart had geschonken,
heb ik ook niet vernomen. Zij vertrok niet naar
Halle, ze had geen greintje mededoogen meer,met
J hem, nadat hij die laaghartige handeling op de
schouders van Robert trachtte te laden, wiens
Van onze adverteerders.
Belangryke uitbreiding van de Cadeauljjat
der Firma O. DE WILJES.
Tot dusverre gaf de bekende firma O. de
Wiljes aan de verbruikers van haar Koffie
en Thee by inlevering van een bepaald aan
tal bons verschillende artikelen.
Teneinde tegemoet te komen aan de wen
schen barer clienièle, wordt voortaan ook
goede en leerzame lectuur verschaft. De
boekencatalogus bevat niet minder dan 427
nummers. Men kan kiezen uit Reisgidsen,
Boeken over Techniek, Gezondheidsleer en
Opvoeding, Huiehoudelyke onderwerpen,
Sport. Verder uit Woordenboeken, Atlassen,
Jongens- en Meisjesboeken, Gedichten, No
velles enz. Tenslotte heeft men een ruime
keuze uit Prenten- en Sprookjesboeken Zoo
als men ziet er is „voor elck wat wils".
De geregelde verbruikers van O. de Wiljes'
geurige artikelen kunnen zoo ongemerkt in
het bezit komen van een welvoorziene
bibliotheek. En, zooals begrypelyk, zal ook
het debiet der firma ongetwyfeld grooter
worden, wat dan ook trouwens hare ver
wachting is.
Bijdragen, niet grooter dan 48 en niet kleiner dan 36
regels, mogen voor deze rubriek worden ingezonden. Bij
opname vergoeden wij voor actueele (niet plaatselijke)
gedichten 2,50, (Nadruk verboden)
(Ingezonden.)
DE OUDE ZANGER.
Ik ben een oude zanger
En zing nog graag myn lied
Wat ik ook vond in 't leven,
Den zang vergat ik niet.
Ik leerde vroeg reeds zingen
B(j moeder op haar schoot,
De liedjes van de Lente
En „Als de zwaluw vlood".
Ik zong in m'n jong'lingsjaren,
Toen 'k minde 'n lief madelein
En 's avonds met baar wandelde
In 't licht der maneschijn.
Hoe zong 'k op den dag van trouwen
Vol levensmoed en kracht,
Toen ik m(jn aardig wyfje
In ons kleiue huisje bracht.
Ik zong, toen de eerste kleine
Op mijn sterke knieen zat,
Dat waren wiegeliedjes,
Die 'k nooit vergeten had.
Al plaagden mij ook stormen,
In den stryd om het bestaan,
Ik stuurde zingend m'n scheepje
Door den levens-oceaan.
En nu ik oüd van jaren,
Mijn laatste dagen slijt,
Zing 'k nog dezelfde liedjes
En denk aan vroeger tijd.
De Verkeersproblemen
en
KWATTA.
Het moderne verkeer eischt tegenwoordig
dat allen die gebruik maken van de straten
en wegen, dat ze weten de regelen van het
verkeer. Ook de jongens en meisjes dienen
zich daarmee vertrouwd te maken.
vader hij ook had onteerd.
Nu spande de man, die zoo wist te rekenen, nog
eens zijn laatste krachten in en maakte zelf de
rekening van zijn leven op, waarvan het bedrag
verachting, straf, zware straf voor den wereldlijken
rechter bleek te zijn, en dit wel op een wijs, die
voor hem zoowel als voor het gerecht de eenvou
digste was 's Namiddags omstreeks drie uur
klonk een schot boven op zijn studeerkamer.
De nicht kwam bij mij in de kamer. „Wat was
dat?" vroeg ik, verschrikt opspringende.
„Er zal hier of daar iets omgevallen zijn, Anne-
lise."
Nu hoorde men het kamermeisje al met luider
stem roepen, zoodat 't door het heele huis weer
galmde: „Mijnheer Mijnheer
Zwijgend ging de oude vrouw de deur uit.
In de stad werd eerst iets ruchtbaar van het
voorgevallene bij de Wolmeijers, toen de dokter
werd geroepen om te constateeren, dat de heer des
huizes wegens nog onverklaarbare redenen den
dood gezocht en gevonden had.
Ik zat gedurende al dien tijd op dezelfde plaats
in den leunstoel bij de kachel zonder te eten of te
drinken. De freule, die bij mij was, hield mijn han
den krampachtig in de hare geklemd. Ik was niet
in staat een woord uit te brengen, toen de heeren
van het gerecht mij het een en ander vroegen.
„Laat het arme kind met rust," verzocht de
freule hen. „Ge kunt wel zien dat zij ziek is."
Het voorplein was vol menschen, vol gaanden
en komenden; een benauwd zoele lucht heerschte
buiten en binnen. De kennissen kwamen met ont
hutst gelaat aanzetten en 't gelukte zelfs aan eeni-
gen, tot mij door te dringen.
„Maar in 's hemels naam, waarom?" vroegen zij.
„Wat is de reden? Een klap in zijn fortuin!"
„Och, lieve deugd, het verlies van zijn vrouw!"
„Ja, in den laatsten tijd was hij erg verouderd;
de dokter heeft hem al op reis willen sturen, maar
hij bedankte daarvoor." „Arm kind, nu geen
vader of moeder meer!" En zóó ging 't voort.
Dit was in den namiddag; tegen den avond kwam
er niemand meer. Eerst fluisterend, daarop al lui
der en stelliger drong de ware toedracht der zaak
tot de menschen door, die tot hiertoe gewend
waren geweest om dien man als een voorbeeld van
maatschappelijke deugden te vereeren. Zelfmoord,
omdat hij betrapt was geworden, terwijl hij uit een
gesloten lade van de oude juffrouw Hemel een ge
schreven stuk trachtte te ontvreemden, dat een
zware schuld van zijn verleden aan het licht bracht!
Allerlei bijzonderheden, die men thans nog uit den
mond der Westenbergers kan hooren, werden het
lid van den stedelijken raad Wolmeijer ten laste
gelegd maar zóó erg, zóó vreeselijk als de wer
kelijkheid, was niets van alles wat er verteld werd.
Om tien uur 's avonds bracht men den doode
naar het lijkhuisje op het kerkhof.
De freule had ons verlaten, de duisternis viel
over al de huizen en hutten van de kleine stad,
waar alle menschen bijna zonder uitzondering met
de gedachte aan de treurige gebeurtenis insliepen,
't Was een nacht, zoo geheel in overeenstemming
met dat vreeselijke voorval. Het onweer, dat den
vorigen dag al gedreigd had, was met wind en
regen losgebarsten, de hooge boomen in den tuin
kraakten en steunden en het bliksemvuur was bijna
fliet van de lucht. De meiden in de keuken waren
Goud bewaren zoo, dat het er goed biyft
uitzien, geschiedt door het op te bergen in
poetslappen gewikkeld. Dat is veel beter
dan in étuis.
Om leeren zittingen van stoelen schoon
te maken, wryft men het leer eerst droog
af en daarna met benzine. Melk kan men
op dezelfde manier aanwenden.
bang zij zaten den geheelen nacht bleek en rillend
bij de brandende lamp, en als een vensterluik
knarste of de regen zwiepend tegen de ruiten sloeg,
gilden zij, dat wij 't zelfs bij ons in de kamer kon
den hooren.
De nicht, met haar sleutelbos in haar ceintuur,
was alleen naar den overloop gegaan om hier een
slecht sluitend venster toe te grendelen. De deuren
van de kamers boven waren al gerechtelijk ver
zegeld.
Een paar brieven, die 's namiddags waren ge
komen, lagen in de kamer van de nicht op de tafel.
Een daarvan kwam uit Amerika en was van de
hand van Brankwitz.
„Ga nu slapen, Annelise," zeide de oude vrouw,
„ik blijf hier bij je. 't Is Waar, 't zou beter zijn als
gij in dat nette kamertje bij de freule sliept."
„Zou ik u hier alleen laten? Dat nooit, nicht!"
Zoo bleven wij bij elkander in dien akeligen
nacht, zonder te spreken. Geen van ons beiden kon
den slaap vatten. Toen 't licht werd, kookte de
oude vrouw koffie, deed de lamp uit, opende de
luiken en stond hier een poos te wachten; eindelijk
verliet zij schielijk het vertrek. Ik hoorde, dat zij
de huisdeur ontgrendelde en toen met iemand
sprak.
Ik hief mij op in mijn stoel Robert? De nicht
moest met hem in haar kamer zijn. Ik zag hem niet,
ik hoorde alleen zijn stem. 't Was niet veel, wat hij
zeide; zij praatte meer. Daarop werd 't weer stil
en scheen hij weer vertrokken.
's Namiddags kwam de freule; zij wilde mij met
geweld meenemen. Ik verzette mij tegen dat plan;
de oude vrouw mocht niet alleen blijven. Niemand
buiten mij wist immers, wat zij in die dagen leed.
(Wordt vervolgd.)
)DS
l in
als,
ran
bet
het
èn
12
akt
de
aed
en,
»ik,
eer
uin
en.
I.
3lk,
■en,
en
;en,
ten
egt
ilen
het
otel
den