ïoducten
telharnis
.l°ö#ten
EERSTE BLAD
mrnwm
mm
ZATERDAG
8 MAART 1930
•sets
J weer
DOOR EENS ANDERS SCHULD.
Spierpijn-*»*
Kloosterbalsem
Centrale Proeftuin.
STER-TABAK
installateur onze gratis
goede huisoerlichting.
np
Prijs per kwartaal f 1,
Losse nummers 0,076
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
12E JAARGANG. - N°. 36
Sa-QMSH
Eerlijkheid.
In het leven der volkeren, voor ons staat
kundig en maatschappelijk leven, voor ons
dageiyksch verkeer met elkander gelden
wetten. Dit is noodig, zal niet door wille
keur van den een of ander alles op losse
schroeven gezet worden en door bandelooze
daden van de samenleving een ruïne ge
maakt worden.
Uitwendig opgelegde wetten zUn hier
echter niet voldoende; de wetten moeten
wortelen in ons hart; ons leven moet op
vaste grondslagen rusten, n 1. die van het
recht.
Immers, uitwendige dwang maakt nooit
een goed burger; slechts wanneer de ge
geven wetten overeenkomen met onze na
tuur, wanneer ze weerklank vinden in ons
hart, zullen ze rechtvaardig genoemd en ook
vrijwillig opgevolgd kunnen worden. Dat wat
tegen onze natuur ingaat willen we niet
gehoorzamen.
Nu kunnen we wel het leven reglemen
teeren, maar er blijven altfld elementen in
dat leven, die niet onder wettelijke rege
lingen zjjn te bevatten: het is het terrein
van het eigen hart des menschen, waar aller
lei verkeerde gedachten opkomen, die vaak
leiden tot verkeerde gedragingen en hande
lingen, die voor de wet niet strafbaar zfln,
maar waarvan toch een ieder, die recht
vaardig oordeelt, zal moeten zeggen, dat ze
niet door den beugel kunnen.
„Die rechtvaardig oordeelt" schreven we
daar.
Immers, ieder onzör gevoelt, dat er boven
het geschreven recht nog een ander recht
is, een nog vaster liggende wet, of regel of
norm; waaraan we onze handelingen en
opkomende begeerten kunnen en moeten
toetsen.
Z.ou er zulk een hoogere wet of norm
niet zijn, dan zou er voor ons ook geen
reden zijn om ons aan eenmaal vaststaande
en onder de menschen geldende gewoonten,
zeden, gebruiken en opvattingen te houden.
Immers wie garandeert ons, dat die heer-
schende gewoonten goed zgn en waarom
zou het in de practtjk niet kunnen blijken,
dat, wanneer we juist het tegenovergestelde
daarvan deden, alles even goed, misschien
zelfs beter zou kunnen gaan, dan het nu
gaat?
Uit onzen wil, uit den gezameniyken wil
der menschheid, komt die hoogere wet niet
voort, want het blijkt juist zoo heel dikwijls,
dat die wil juist altijd anders, het verkeerde
verlangt te doen.
Er moet dus een wet, een wetgever boven
ons staan. Ons geweten zegt ons, dat die
wet goed is. Want we voelen ons bevredigd
als we aan de eisGhen daarvan beantwoord
hebben en onbevredigd ais ze op eenige
wijze door ons overtreden zUn.
Die hoogere wet krijgen we van onze
geboorte af mede; reeds het kleine kind
schaamt zich voor verkeerde daden en woor
den, tracht door allerlei handigheidjes be'
dreven kwaad te bedekken.
Iets daarbinnen zegt ons, dat we het goede
moeten doen en het slechte vermijden, dat
te midden van het r{jk geschakeerde leven
een vaste weg door ons moet betreden wor
den, die het opwaarts voert en dat niet dat
gene gedaan mag worden wat neertrekt in
de verkeerdheid en het kwade.
Zoo moet dus, zal het goed z(jn, heel ons
leven, het leven van ieder onzer aan hooger
norm beantwoorden.
Is dat echter in de pract{jk wel altyd het
geval
Nemen we het wel zoo nauw in onzen
omgang en ons verkeer met onzen naaste
met da eischen, die er aan ons gesteld wor
den, met de wet, welker vervulling we moe
ten najagen?
Neem b.v. de wet der eerlijkheid.
Vermijden we wel wat onrechtvaardig en
oneerlijk is, altijd en in alle omstandigheden
van het leven?
Vinden we er wel altijd een vreugde in
te geven aan ieder het zijne, nemen we het
wel nauw met het mfln en het dijn?
Als we letten op bet doen en laten van
onze medemenschen, dan vragen we ons af,
of ze wel altoos eerlijk aan hun verdiensten
komen, of ze in handel en wandel wel steeds
de deugd van het „recht door zee" be
trachten.
We schilderen U niet, hoe struikroovers,
inbrekers en dieven, doortrapte oplichters
enz. met voeten de wet der eerlijdheid ver
trappen. Ieder weldenkend mensch zal ter
stond moeten toegeven, dat hier van het
nastreven der hoogere wet in geen geval
sprake zal kunnen zijn.
Er is echter ook een verfijnder manier,
om eerlijk te schijnen voorden medemensch
en toch oneerlijk te zijn.
een paar Wybert-
labletten! Zij bescher
men legen verkoud
heid en infectie.
(Adv.)
FEUILLETON.
W. HEIMBURG.
VERTALING VAN HERMINE.
Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
59)
„Van hem," zeide ik, mij aan de tafel vast
houdende. Ja, de freule had wel gelijk: ik was
sedert den dood van mama als slapende geweest;
nu kwam 't ontwaken een vreeselijk ontwaken.
Ik verscheurde het couvert, vouwde den brief open
en ontstelde al van den aanhef:
„Mijn lieve dochter en pupil!
Deze is dienende om je te herinneren, dat 't tijd
wordt in mijn huis terug te keeren. 't Is de uit
drukkelijke wensch van je moeder, dien ze mij op
haar sterfbed opdroeg, dat ik je onder mijne be
scherming zou nemen.
Ik verwacht je dus eerstdaags, maar laat de be
paling van dag en uur aan jezelve over. Met een
vaderlijken groet,
je voogd
Bernhard Wolmeijer."
Dat had jk toch niet verwacht.
„Ik doe 't niet," zeide ik wanhopig, terwijl ik
de freule den brief overhandigde.
Men denke b.v. aan de wyze waarop vaak
aan de beurs gewerkt wordt om door spe
culaties stukken te doen r(jzen of dalen in
waarde, om er zoo zelf voordeel b(j te heb
ben; aan de valsche voorspiegelingen van
grootfabrikanten aangaande hun fabricaten
of van groothandelaren ten opzichte van een
oogst, die goed of slecht wordt afgeschil
derd, al naar gelang men zelf met weinig
of veel producten zit, om zoo een klein
handelaar, die dat alles niet controleeren
kan, koopgraag te maken voor veel te hooge
prijzen.
Kan men b(j dit alles en een ieder kan
deze voorbeelden wel met meerdere aan
vullen - van eerlijkheid spreken?
Maar als we. oprecht zijn, zullen we moe
ten erkennen, dat ook niet altijd ons eigen
leven in dit opzicht rein en smetteloos is.
Hebben we er niet allen mee te strijden,
om, wanneer we iemand beet kunnen nemen
en zelf een zoet winstje te maken, de op
komende verkeerde verlangens en begeerten
te onderdrukken, ja geven we er vaak juist
niet, tegen beter weten in, aan toe?
Daar is b v. een paard in ons bezit, waar
van we weten, dat het een gebrek heeft.
hetz(j uitwendig of inwendig, maarzoo,dat
het niet zonder meer door een niet-kenner
kan geconstateerd worden.
We gaan met het beest naar de markt.
De kenner monstert het paard, ziet of con
stateert het gebrek en denkt er natuurlijk
niet aan het beest van ons te koopen.
Dan kómt er echter een man - geen vee
houder of veehandelaar die voor z'n be
drijf of handel een paard noodig beeft.
We zien, dat het iemand is, die van paar
den geen verstand heeft en hemelen de
deugden van het te koop aangebodene zeer
op en vragen daarvoor een prijs, dien we
er zeker niet voor zouden maken als de
adspirantkooper wist welk gebrek ons paard
aankleeft. HU koopt het en betaalt de ge
vraagde koopsom.
Hebben we dan eerlijk gehandeld? Zegt
ons geweten ons dan niet, dat het niet goed
is, wat we gedaan hebben?
Wordt er verder ook in den kleinhandel
niet veel door ons allen gedaan, wat niet
door den beugel kan Wordt er niet vee)
onrecht gepleegd met gewicht, el, maat en
ondeugdelijke waar?
Nu is het gelukkig, dat veel hier de laatste
jaren verbeterd is. Het scherpere toezicht
dat er gekomen is van overheidswege maakt
de zeer ernstige en grove knoeierijen, die
vroegere perioden te zien gaven, niet meer
zoo goed mogelijk.
Maar velen zullen, wanneer ze het kunnen,
nog heel gaarne hun medemensch bedriegen.
Men spreekt dan, zooals in het geval van
het paard boven omschreven, van handig
heid en goochem zijn en lacht dan nog fijn
tjes om den onnoozelen hals, die er zoo mooi
is ingeloopen. En die „onnoozele hals" kan
straks met veel schade het gekochte van de
hand doen, kan er weer voor ploeteren en
werken om de schade, wellicht van enkele
honderden guldens, weer in te halen.
WU hebben er voordeel bi) gehad.
En toch „eerlijk duurt het langst" zegt
een bekend Hollandsch spreekwoord. Het
mag heel vaak scbUnen, dat we met ge
meen zijn en oneerlUkheid het veel verder
brengen toch is het maar schUn. Iemand,
die op dit punt zUn geweten als met een
brandijzer toeschroeit, heeft in werkelUk-
heid geen goed en mooi leven. Alle glans
en fleur gaat er af. Het hoogere lokt en
trekt niet meer; het lagere houdt hem ge
vangen en doet hem jagen naar meer be
zittingen, meer rijkdom, ten koste van eigen
zielsrust, van waarachtige levensvreugde ei>
-schoonheid.
Met een open oog den naaste te kunnen
aanzien en met hem te kunnen onderhande
len het geeft meer rust en vrede, dan het
bezit van eenige honderden guldens meer,
op oneerlUke wUze verkregen.
Maar afgezien daarvan blijkt, toch ook
heel vaak, dat oneerlUke practUken zichzelf
tenslotte wreken.
Men denke slechts aan de wUze, waarop
onze boeren - in de tweede helft der vorige
eeuw met hun boter knoeiden. Het gevolg
was, dat de Deensche boter al spoedig de
onze van de buitenlandscbe, althans Engel-
sche markt verdrong.
En, om een voorbeeld uit eigen omgeving
te nemen: hU, die dikwUls bedorven eieren
ter markt breDgt, zal op 't laatst aan nie
mand meer z'n eieren, al zUn ze ook goed,
kwUt kunnen; en zoo zalhU moeten leeren,
dat men door schade en schande wijs moet
worden.
Want de slimheid onzer boterproducenten
wreekte zich aan henzelf; zoo zal ook ten
laatste de verkooper van bedorven eieren
zelf de gevolgen van z'n verkeerde doen
moeten dragen.
Laten we er dus naar streven èn voor
eigen zielsrust èn voor eigen welvaart eE
voorspoed altUd recht door zee te gaan;
laten we steeds den naaste geven datgene,
wat we eerlijkheidshalve ook van hem zou
den verlangen, als we hetzelfde van hem
moesten koopen of ontvangen, wat wij aan
hem leveren.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
stijve spieren
dadelijk wrijven met het eenige middel
dat tot diep in Uw spieren doordringt
en U snel weer lenig maakt: Akkers
„Geen goud
zoo goed"
Mijne Heeren, zoo sprak de heer A. A. Mijs,
bij den aanvang van de algemeene vergadering
van den Centralen Proeftuin op Dinsdag 4 dezer,
het spijt me dat, gelijk de tram, waarmee de
heer Wiersma moest komen, ook wij wat te laat
zijn om te beginnen met deze vergadering, om
dat op mij de plicht rustte den heer Wiersma
af te halen. En na de gebruikelijke welkomst
woorden tot de leden en den heer Wiersma,
leest de secretaris de notulen, die onveranderd
worden goedgekeurd.
Bij de mededeelingen was bericht, dat de
heer Hekman, wegens hoogen leeftijd voor een
herbenoeming niet in aanmerking wenschte te
komen; een mededeeling dat de tuin van de
gemeente Middelharnis weer voor 14 jaar in
pacht is gegaandat de tuinbouwcursus 25 leer
lingen telt; en tot slot een kleine uiteenzetting
over een finantieele aangelegenheid, waarvan
het slot is, dat het dagelijksch bestuur van den
proeftuin borg blijft voor een leening bij de
Nutsspaarbank, groot 5000 A 4J Mocht
een der leden soms geld disponibel weten om
deze schuld aftelossen.zonderdeborgbepaling,
dan zal de secretaris gaarne hiervan nota
nemen.
De rekening en verantwoording van den
penningmeester is in orde. Bij monde van den
heer Koote brengt de commissie verslag uit,
maar heeft deze opmerking, de ze gaarne een
quitantie a ƒ0,10 in de bescheiden zag, daar
deze de betaling is van het recht van overpad
over een stukje grond van de R.T.M., en dit
als bewijs van recht, altijd bewaard blijft,
waarmee de voorzitter accoord kan gaan.
De heer v. d. Meide zag gaarne dat de commis
sie, die nu benoemd wordt, vroeger bericht kre-
fen dan zij het hadden gehad, dat de rekeningen
unnen worden nagekeken. De voorzitter licht
toe, door welke bizondere omstandigheden dit
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Stroomende regen, door
weekte kleeding, natte
voeten, maar_ gewapend
met een pijp
en daardoor de goede
stemming bewaard, het
gevoel van vriendschap
versterkt! De kwaliteit
van Ster-tabak overwint
de elementen.
„Mijn arm gansje!" mompelde zij, terwijl zij
zich achterover in een grooten stoel wierp en het
voorhoofd in honderd rimpels trok. „Zijt ge nu
negentien jaar?"
„Ja. Oud genoeg om te weten wat ik wil."
„O ja wel, kind! Maar de wet!"
„De wet?" herhaalde ik knorrig. „Is er dan een
wet, die mij dwingen kan onder het dak van een
schurk te wonen?"
„Neen, Annelise. Maar eerst moet gij bewijzen,
dat hij een schurk is."
„Tante, ge weet even goed als ik
„Ja, ik weet, dat hij gemeene zaken doet, ten
minste heb ik dit uit het een en ander opgemaakt,
maar bewijzen kan ik 't niet, en gij evenmin."
„Ik loop weg, en ditmaal zal niemand mij kun
nen vinden!" riep ik in een aanval van mijn oude
geestkracht.
„Wacht voorshands nog daarmee! Ik zal eerst
eens met mijn advocaat gaan spreken," zeide de
freule.
En zij liet geen gras groeien over dit besluit. Met
regenmantel en overschoenen gewapend, stapte zij
de breede, slecht geplaveide straat af; de Burger-
steeg liet zij links liggen, wijl men daar óf in den
modder zakte, óf in den drup van de dakgoten
liep, dien dien dag op schuimende en bruisende
beekjes geleken.
De advocaat Schülzen was haar raadgever. Hij
stond in hoog aanzien bij alle adellijke families in
den omtrek en was niet alleen een knap rechts
geleerde, maar ook een gezellig man in den omgang.
Eerst sedert den dood zijner vrouw kwam hij min
der in gezelschappen; deze was voor twee jaar
gestorven.
„Terwijl de freule uit was, zat ik in mijn kamer,
is geschied. Immers, eerst Zaterdag is het geld
ontvangenwaarop de heer De Wilde opmerkt,
dat in 't verslag staat, dat een en ander voor
1 Maart al geschied was. De voorzitter geeft
dit toe, de regeering wil nu eenmaal dat het
voor 1 Maart in orde heet te zijn en deze
kleine anti-dateering is toch heusch niet van
belang.
Als punt 4 komt behandeling van de be
grooting. De heer Wiersma zag voortaan liever
bij het jaarverslag een balans, dan kan men
meteen zien, hoe de zaken precies staan.
De heer Van Heest vraagt, of de heer Wier
sma niet een exploitatie-rekening bedoelt waar
op de heer Wiersma toelicht, dat het hem om
de Verlies- en Winstrekening te doen is.
De voorzitter kan met deze opmerking ac
coord gaan, dan komt de juiste staat van den
tuin beter uit. Nu wijst het nadeelig saldo een
bedrag aan van 1400. In waarheid is dit min
der. De proeftuin heeft cokes gekocht eind 1929.
Een gedeelte, ongeveer 2/3 is nog aanwezig. Dit
komt op een balans tot uiting, niet in de reke
ning en verantwoording. Al die „kleinigheden"
bij elkaar, maken, dat het verlies slechts ƒ900
is. En verder de kassen. Op de balans blijkt
dan, hoever ze afgeschreven zijn en hun waarde.
Tot bestuursleden van den Centrale Proef
tuin worden de heeren A. A. Mijs, A. W. Keijzer
en Ding. Slis herbenoemd, en in de plaats van
de heeren Hekman en Vis gekozen de heeren
J. P. de Wilde uit Nieuwe Tonge en Witte uit
Ouddorp.
ten einde raad. Man gansche ziel kwam in opstand
tegen dat verlangen van mijn stiefvader. Na on
geveer een uur keerde tante terug. Zij zag bleek;
een hoogroode vlek brandde haar op de rechter
wang.
Ik ging haar in de gang tegemoet, ontdeed haar
van hoed en doek en zag haar angstig vragend aan
maar zij sprak geen enkel woord.
Eindelijk binnengekomen, zeide zij kortaf, ter
wijl zij het deurtje van de kanariekooi open- en
dichtmaakte, om mij niet te behoeven aan te zien:
„Of ge wilt of niet, kind, ge moet er heen."
Ik zweeg. Ik was vast besloten er n i e t heen te
gaan.
„Die laatste wil van je moeder, dat's blijkbaar
een leugen," ging zij voort, „maar dat heeft ook
eigenlijk niets met de zaak te maken. Ge kunt
echter zonder zijn toestemming niet zijn huis ver
laten, eer gij meerderjarig zijt; tot zóólang staat
ge onder zijn voogdijschap."
„En als ik tóch wegga?"
Zij kuchte. „Ik vroeg mijnheer Schulzen, wat er
zou kunnen gebeuren, als gij als ik je stilletjes
wegbracht, bijvoorbeeld naar Hamburg?"
„O, ja, tante, doe dat alsjeblieft! Breng mij
weg!" viel ik hier smeekend in.
„Toen nam hij een boek van de tafel," hernam
zij, zonder op mijn uitroep te letten, „en las mij
iets voor. Zie, kind, daar staat ongeveer: „Wie een
minderjarige persoon door list, bedreiging of ge
weld aan het gezag van den wettigen voogd tracht
te onttrekken, maakt zich aan overtreding van
artikel zoo en zooveel van het strafwetboek schul
dig en is strafbaar voor het gerecht." „Wel, man,"
vroeg ik, „wordt men dan met een geldboete ge
straft? Die zal ik mij dan „Pardon freule,"
viel hij mij glimlachend in de rede, terwijl hij een
snuifje tusschen duim en wijsvinger nam, „dat's
niet met geld af te doen dan moet men zitten."
En toen snoof hij zijn prise op, alsof 't niets was,
dat zitten!"
„Tante 1" riep ik verschrikt,
„Ja, kindlief! En ge ziet dus, dat ik je nu niet
helpen kan."
,Neen, natuurlijk niet," stamelde ik.
„Hij vroeg mij daarop, of gij familie van mij
waart. Maar dit is niet het geval, mijn arm gansje,
anders had ik het recht bij den raad van voogdij
je meerderjarigverklaring te verzoeken. Maar zóó"
Zij trok met een gramstorig gebaar haar muts van
het eene oor naar het andere, nam haar breiwerk
ter hand, een groot, gedeeltelijk in een servet in
gepakt werk, een voor het eene of andere nichtje
bestemde wiegedeken van hemelsblauw en wit, en
weldra sloegen de houten pennen fortissimo tegen
elkaar.
Ontzetting en toorn tegelijk woedden in mijn
binnenste.
„Dat's alles het gevolg van dat onberaden hu
welijk," knorde de freule. „Als je moeder niet in
haar bezorgdheid voor haar kind met open oogen
in haar verderf was geloopen, zou alles er heel
anders uitzien. Dan hadt gij je moeder nu nog!
Ja, dit houd ik vol, want hoe hij haar geplaagd
en gefolterd heeft, dat's mij nu eerst klaar en dui
delijk geworden."
Ik sloeg de handen voor het aangezicht; hoe
zwaar had mama geleden!
„Nu zal hij jou gaan kwellen, zonder dat wij
een hand of vinger kunnen uitsteken om je te
helpen! O, ik wilde dat er een tweede zondvloed
kwam, die de slechte menschheid weer opruimde!
En als men daaraan maar een eind kon zien!"
ging zij voort: „aan dat wonen bij Wolmeijer, meen
ik; twee jaar lang houdt gij 't niet bij hem uit.
Als ge maar in de gelegenheid waart om te trouwen 1
Maar waar zou hier te Westenberg een geschikte
partij voor je te vinden zijn? Ik zou niemand weten.
Een paar jongelui, die nog van huns vaders geld
leven Steinberg is al met Cato van Tollen ge-
engageerd en de hulpprediker zou even goed
bij je passen als de catechismus bij een bundel
minneliedjes Neen, kind, 't ziet er wanhopig
uit."
Deze of gene zou ook ooit de dochter van Wol
meijer nemen 1 dacht ik bij mijzelve.
En alsof zij 't gehoord had, hernam de freule:
,,'t Zal niet ontbreken aan liefhebbers, die je geld
willen hebben, of beter gezegd dat van Wolmeijer,
want gij zijt nu zeker zijn erfgenaam."
En ik dacht opnieuw: „Ge moest eens weten,
tante, w i e n dat geld van Gods- en rechtswege
toekomt!"
„Maar ze zullen er ook naar zijn, die heeren,"
hernam zij. „Lieve deugd zoo'n verloopen grond
bezitter of een Iuitenantje, of zoo iemand als
Brankwitz Ba, die Brankwitz!" En na een lange
poos verwoed gebreid te hebben liet zij er zuchtend
op volgen: „Zie, ge zijt nu al negentien en hebt
nog niet eens een „eerste liefde" gehad, zooals alle
jonge meisjes van dien leeftijd toekomt, mijn arm
gansje!"
Ik werd vuurrood en perste de handen saam.
„Hoe krijgt ge zoo'n kleur, Annelise?"
„Ik? Wel neen!" stamelde ik.
(Wordt vervolgd.)
3