Tandarts BUIJS
I
Predikbeurten.
GRAAF EGBERT
SIGAREN
VERBRUGGE
DIE-WATERVERF
Beste!
onze eilanden
WOENSDAG
12 FEBRUARI 1930
Het is niet alles goud
feuilleton.
w. HEIMBURG.
DOOR EENS ANDERS SCHULD.
Wonden
j- B.
OENSDAS 19 FEBRUARI, voorin,
ur, te Melissant, aan den Achterweg,
2 paarden, 13 stuks Vee, 6 Loop-
ens, Landbouwgereedschappen, Stroo,
Voederbieten, enz ten verzoeke van
MJJs. Notaris VAN DER SLUTS,
ndag 10 Februari 1930 des namidd. 2
ACHTHUIZEN a. h. Tramstation,
sdag 11 Februari 1930 des namidd. 2
MIDDELHARNIS aan de Kaai.
ensdag 12 Februari 1930 des namidd.
te NIEUWE TONGE aan de Wester-
t.
derdag 13 Februari 1930 des namidd.
te STAD AAN 'T HARINGVLIET
de Kaai.
nderdag 13 Februari 1930 des namidd.
te DEN BOMMEL aan de Kaai.
jdag 14 Februari 1930' des namidd. 2
SOMMELSDiJK aan de Kaai,
erdag 15 Februari 1930 des namidd. 2
OOLTGENSPLAAT aan het tram-
VAN TIMMERHOUT,
deurwaarder P. J. GROENENDIJK.
Zondag 9 Februari 1990.
ERLANDSCH HERVORMDE KERK.
arnis, vm. leeskerk en 's av. dhr. Bouman
lsdijk, vm. ds. van Ameide en 'sav. leesk.
nd, vin. leeskerk en 's av. ds. v.d.Wal.
en, vm ds v. d. Wal.
nt, nm. dhr. Vetter,
dam, vm. dhr. Bouman en 's av. ds. Vlas-
(doop).
ede, geen opgaaf.
3, vm. leeskerk en nm. ds. Dekker.
Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Dekker,
nge, vm ds. Vlasblom en 's av. leeskerk.
splaat, vm. leeskerk en 's av. ds. Polhuijs.
•aat, vm. dhr. Vetter,
mmel, vm. leeskerk en nm. ds. v. Ameide.
an 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en
leeskerk.
GEREFORMEERDE KERK.
arnis, vm. en 's av. ds. Bouma uit Rijs-
rg.
dam, vm en 's av. leeskerk.
p, vm. eu nm. leeskerk.
splaat, vm. en 'Sav. ds. de Lange,
•mmel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma.
't Haringvliet, vm. en'sav. ds. de Graaft',
etsluis, 's av. ds. Westerhuijs.
"elvoet, vm. ds. Westerhujjs.
D-GEREFORMEERDE GEMEENTE,
n 't Haringvliet,, vm., nm. en'savilees-
rEREFORMEERDE GEMEENTEN,
iiarnis, vm. en 'sav, ds. Kok uit Gouda,
nd, vm. en 's av. ds. de Blois.
gen, vm. en 'sav. leeskerk.
p, vm. en nm. leeskerk.
verkrijgbaar voor winkeliers bij
MIDDELHARNIS
houdt voortaan
des Maandagsmorgens
GEEN spreekuur.
De Centrale Proeftuin
voor
Goeree en Overflakkee
te Mlddelharnls (Langeweg)
is op eiken werkdag voor belangstel
lenden GRATIS TOEQANKELIJK.
Desgewenscht geeft de tuinman alle
inlichtingen, die mochten worden ver
langd.
LTadverteert in
Iken boekhandel.
Prijs per kwartaal f 1,—
Losse nummers 0,07®
ADVERTENTIËN
van 16 regels - - 1>20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent*
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
12E JAARGANG. - N°. 29
Het veel gebezigde spreekwoord: „Het is
niet alles goud wat daar blinkt", is, hoe
wel oud en wellicht wat uit de mode ge
raakt, nog geenszins ontzenuwd of geloochen-
straft.
Dit nu, spreekt duidelijk en overtuigend
voor de waarheid van deze zinspreuk, die
toch waarlijk niet van gisteren is.
Als zinnebeeld voor „waarheid en schijn"
is deze zegswijze nog steeds van volle kracht
en wel waard om nog weer eens voor het
voetlicht te worden gehaald. Onze tijd heeft
haar, als waarschuwing, dubbel noodig; te
meer, omdat de waarheid er in het oogval
lend naar hunkert, hare boeien te verbreken
en op te trekken tegen den schijn tegen
de leugen, die zich juist dóarom tot aan de
tanden te wapenen zal.
„Het is niet alles goud wat daar blinkt".
Neen, zeker niet. Er is ook nog verguldsel
dat den schijn heeft van goud, dat bijna
daarvan niet is te onderscheiden, dat het ken
nersoog en den proefsteen behoeft om zijn
waardeloosheid te kunnen vaststellen. Er is
verguldsel, dat een onedel metaal bedekt
en den schijn heeft varr zuiver goud. En
menige menschenhand strekt zich gretig uit
naar dat waardeloos verguldsel, dat iets
even waardeloos bedekt, dat het oog bedriegt
en geheel ten onrechte voor echt doorgaat.
Maar het komt ook meermalen voor, dat
ook goud, echt hoog karaats goud, niet
aanstonds als zoodanig wordt herkend en
een kennersoog noodig heeft om de echtheid
en de hooge waarde vast te stellen. Laten wij
ook dat vooral niet uit liet oog verliezen,
j waar wij als taxateurs optreden, m.a.w.
waar wij de waarde van een medemensch
schatten.
Zbö immers is het toch gesteld, waar wij
menschen als beoordeelaars optreden van
menschenkarakters, van menschelijke deug
den en eigenschappen. Te dien aanzien ko-
men wij alleen niet zelden met zeer infe
rieure schaatsen op het ijs en komen wij
daarbij ook soms te weten, dat het ijs glad
is. Het oordeel van de massa is vaak het
vooroordeel van één mensch.
In het algemeen genomen, wordt ten aanzien
van den mensch, door het groote tot oordeeien
gereedstaande publiek, iets kwaads met meer
gretigheid geaccepteerd dan iets goeds. Dit
valt niet uitsluitend toe te schrijven aan het
feit, dat sommige menschen wat heel erg
belust zijn op een openlijk schandaaltje. Och
nee, buiten en behalve deze beminnelijke eigen
schap van heeren afbrekers en omverhalers
en van de dames-Langtong en Speldenprik,
bestaan er ook nog andere fraaie motieven, om
zuiver goud zoodanig met modder te besmeu
ren, dat het voor den oppervlakkigen beoor-
deelaar slechts een kluit modder is en niet
meer. En indien nu iemand zich de moeite
geeft, de modder af te wasschen en de werke
lijke waarde te doen zien dan blijft het
een onaanzienlijk hoopje modder. En daarvoor
bestaat heel veel kans want menige voor
bijganger, de waarde niet vermoedende welke
onder de modderkluit verborgen ligt, trapt
er met z'n voet nog wat van de zwarte brei
bovenop en maakt daardoor het reeds bedekte
goud nog minder herkenbaar.
Zóó is het inderdaad in het werkelijke
doen en laten van zeer velen onzer gesteld.
Waar wij al niet in meerdere of mindere
mate meedoen aan dat bemodderen, daar
zijn wij toch somtijds allen de onwillekeurige
verspreiders van den laster, door onnaden
kendheid. En naarmate wij méér in een reuk
van achtbaarheid staan, vindt onze versprei
ding te meer ingang ook zelfs, als wij
daaraan ter geruststelling toevoegen: „maar
ik kan het haast niet gelooven".
De lasteraar of lasteraarster verricht het
schendend, eerroovend werk zelden met open
vizier, doch hult zich meestal in een zeer
schoonen schijn. Het veguldsel wordt daar
bij zeer dik opgelegd, opdat men het on
edele metaal, dat het bedekken moet, niet
zal kunnen zien of vermoeden. Het is het
werk van den menschenkenner, dat bedek-
sel te onderscheiden van echt goud, en zich
niet te laten afbrengen van zijne beoordeeling
door lichtgeioovige menschen, die den schijn
voor waarheid aanzien en zoodoende, huns
ondanks, het kwaad helpen bevorderen. Want
de schijn is een zeer machtige factor in het
leven, en het gelukt aan de waarheid niet
altijd, het verguldsel te verwijderen en de
naaktheid bloot te leggen, De schijnmensch
overwint menigmaal in het leven den recht
schapen mensch, die alle kunstmiddelen ver
smaadt en zich ten allen tijde toont, zooals
hij in waarheid is. De eerlijke, ongekunstelde
mensch daarentegen, maakt zich door zijn
waarheidsliefde en ongedektheid menigmaal
zeer gevaarlijke en voor niets terugdeinzende
vijanden, die door hun haat, hunne jaloezie en
heerschzucht, niet zelden tot de laagste plage
rijen en waanzinnige geluksverstoringen hun
toevlucht nemen, om het beoogde doel te
bereiken. En velen mogen goedmoedig, arge
loos of wel bevooroordeeld voor den schijn
mensch den handschoen opnemen, de verdedi
ging aanvaarden en beweren: dat er zulke
slechte menschen niet te vinden zijn, dat alléén
het wantrouwen het bestaan van zulke wange
drochten in menschelijke gedaante aanneemt
en fantaseert het leven ieert ons niettemin
de waarheid kennen en herkennenin haar
schoone, maar ook in hare afschuwelijke wan-
gedrochtelijke gedaanten.
De niet aantrekkelijke, de niet vleiende
maar goedgemeende, rechtvaardige mensch,
heeft menigmaal slechts weinig vrienden,
ma.ar daarentegen, zooals reeds gezegd vele
vijanden; en, zoo het hem voorspoedig gaat,
ook vele benijders. Niet iedereen staat ten
allen tijde gereed met een vriendelijken
glimlach waar het den eenen mensch geldt,
en met een boozen spotlach; een tergende
gelaatsuitdrukking, waar het den anderen
mensch betreft. Er zijn menschen, die zich
geen moeite geven zich aangenaam voor te
doen, te vleien en altijd maar gelijk te geven.
Doch zoo iemand, dat wat menschenkennis
bezit en wat verder kijkt dan zijn neus lang
is, eens met den toetssteen zijner ervaring
en met nuchterheid vari geest en zinnen, bij
zoodanige van de buitenzijde misschien af-
stootende, althans niet beminnelijk schijnen
de menschen een proef zou nemen tot onder
zoek, dan zou hij wellicht het echte waarde
volle goud vinden, dat somtijds, neen menig
maal, slechts door toeval wordt gevonden
daar waar men het niet had vermoed. Dat wij
dan ddarom alléén reeds, vooral ook naar goud
zoeken op die akkers die niet algemeen bekend
staan als goudvelden.
Viking.
VERTALING VAN HERMINE.
(iGeautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
52)
„Ja, mama, ga liever heen, ik kan beter spreken
als gij er niet bij zijt," zeide ik nu ook en drong
haar achteruit. Zij wierp mij nog een onbeschrijfe
lijk angstigen blik toe, maar ging toch werkelijk
heen. Ik bleef rustig staan bij de groote boeken
kast met de sierlijke prachtbanden, welker inhoud
den eigenaar waarschijnlijk geheel onbekend was
gebleven, behalve „Doctor Qualm's compieete
werken," die hij aan de koffietafel zijn gasten altijd
met hetzelfde welgevallen in de afgezaagde grap)
pen voorlegde.
„Welnu, mijn goede Annelise, ik wil dan eigen
lijk dat gij gaat trouwen."
„Dat dacht ik al."
„Wel zoo? Dacht ge dat al? Dus heeft Brank-
witz
„Eer gij verder gaat, mijnheer Wolmeijer, moet
ik u zeggen, dat ik over die zaak nog precies een
der denk als voor eenige weken, toen ik van hier
vertrok, en dat ik nooit eenige sympathie voor
mijnheer van Brankwitz zal gaan gevoelen."
„Dat denkt gij nu misschien, maar wie weet of
ik je niet gauw van gedachten zal doen veranderen"
zeide hij op schijnbaar gemoedelijken toon.
„Dat betwijfel ik."
„Ik niet!"
„Ik geloof stellig, dat gij hetzelfde middel, om
mij inschikkelijk en meegaand te maken, bij mij
wilt aanwenden, als ge bij mama met goed gevolg
hebt gedaan; maar bij mij zal 't u niet gelukken."
„O? Tot nu toe heb ik bij je moeder nog geen
bijzondere middelen behoeven aan te wenden; dat
zal waarschijnlijk nu eerst beginnen." Hij blies
groote rookwolken naar de zoldering. „En dus,
Annelise, zijt ge niet van plan naar een verstandig
woord te luisteren?"
„Met die zaak heeft het zoogenaamd verstand
niets te maken. Ik trouw niet tegen mijn zin, en
nog veel minder als ik een bepaalden afkeer van
iemand heb."
„Nu, dan zal ik je niet zoozeer de voordeelen
van die verbintenis onder het oog brengen, als wel
de nadeelen van een weigering met je overwegen.
Gij gaat een zeer drukkende toekomst tegemoet.
Daar ik voor mijn eigen familie moet zorgen, kan
en mag ik niets meer beloven dan hier in mijn huis
een dak boven je hoofd. Een hard iets voor zoo'n
trotsch meisje als gij."
„Beloof maar niet te veel," zeide ik. De onver
schillige toon, waarop hij dit alles zeide, spoorde
mij aan om mijn drift te bekampen, hoe moeilijk
't mij ook viel.
Hij zag mij verwonderd aan. „Wat bedoeld ge
daarmee?"
„Wel, ik bedoel dat niemand de toekomst in zijn
hand heeft."
„Een lamme uitdrukking van de nicht!" viel hij
knorrig in. „Blijft gij dus bij je weigering?"
,Ja!'
Schuttevaêr.
Zoo eens per jaar komen de Sommeisdijksche
en Middelharnissche schippers bij elkaar
zoover ze thuis zijn om over hunne schippers-
belangen te spreken.
En ai is de vereeniging niet zoo bar groot
misschien wat ze mist dan aan geweldig
aantal leden, heeft ze te goed aan belangrijk
heid en invloed in de regeering.
We kunnen onze binnenscheepvaart gerust
noemen een van de hartslagaders van Holland.
Zij toch zijn het, die onze landbouwproducten
voor civielen prijs moeten vervoeren en het
welbegrepen belailg van Holland is om de
schipperij zooveel mogelijk ten dienste en hulp
te wezen. Elke hinderpaal den schipperij na-
deelig wreekt zich èn met verlating van
aankomst van de vracht èn finantieel op de
burgerij die voor die verlating weer terecht
meer zal moéten betalen.
De stemming op de Schuttevaêrvergadering
was er een van gemoedelijke samenwerking
waarbij een olijk woord zeer gewaardeerd
wordt.
Zelfs dc gasfabriek is niet in staat om de ge
moedelijke toon te doen bederven. De schip
pers gewend aan wind en om altijd je kalmte
te bewaren, blijven zichzelf.
De heer Joppe als vice-voorzitter opent om
kwart voor acht de vergadering en wenscht
liet is de eerste, bijeenkomst dit jaar van de
schippers, allen een voorspoedig 1930 in huis
gezin en zaken.
De notulen worden gelezen door den heer
Hoek en goedgekeurd, nadat er een opmerking
kwam of Middelharnis de afgebroken palen in
de Kaai had afgezaagd. De heer Vroegindeweij
bevestigt dit; het is al twee weken geleden ge
beurd hetgeen 'n olijk Middelharnisch varens
man laat opmerken men bedenke dat dit
opruimen Januari 1929 was verzochtja, ja,
maar bij ons zijn ze vlug.
De heer Hoek houdt een kleine inleiding over
Schuttevaêr, den schichter. Deze, een schipper
en kapitein op de Kleine Vaart wist de schip
pers te vereenigen en als eerste daad was het
behouden van Schokland, dat zulk een goede
reede is bij slecht weer op de Zuiderzee.
Naar hem werd de vereeniging genoemd en
als Voorzitter werd hij opgevolgd door schipper
De Jong, terwijl daarna de tegenwoordige
voorzitter Mr. Harm Smeenge, de voorzitters
hamer te hanteeren kreeg.
De ingekomen stukken behelzen een tweetal
brieven; éen van Dirksland, dat de Bank vlak
INGEZONDEN MEDEDEELING.
^Dubbel is het genot met
Wybert-tabietten, de keel
'is tegen ontsteking be
veiligd, de adem zuiver!
In origin, doozen k 45 en 65 ets.
Hij deed nu geen moeite meer om de zaak schert
senderwijs te behandelen. Hij stond op, opende en
sloot elke deur even, om te zien of er soms, iemand
luisterde, en kwam toen dicht voor mij staan. „De
eer van je moeder zoowel als je eigen eer, je beider
bestaan zijn nauw verbonden met m ij n e eer en
m ij n bestaan Begrijpt ge dat wel?"
„Dat's niet te ontkennen, mijnheer Wolmeijer,"
zeide ik.
„Ge moest den spottenden toon, dien gij aan
slaat, laten varen, dunkt mijtot nu toe heeft 't je
hier bij mij aan niets ontbroken."
Ik zweeg. Voor iemand als hij was 't natuurlijk
alles, als men eten en drinken en een dak boven
zijn hoofd had, en dit een en ander zoo weelderig
mogelijk.
„Ja, dat kunt ge nu niet ontkennen, niet waar?"
ging hij voort. „En vooral als gij nog eens terug
denkt aan den tijd, toen je moeder weduwe was,
hebt gij 't nog niet zoo slecht onder de hoede van
Wolmeijer hè?"
„Waarover spraken wij eigenlijk, mijnheer Wol
meijer?"
„Ik blijf bij de zaak en wil hopen dat gij mij be
grijpt, als gij tenminste zoo'n puik-puik verstand
hebt als je goede mama beweert en als ge mij
wilt begrijpen."
„Ik zal mijn best daartoe doen, want klaarheid
is het eenige middel om een eind aan die tweespalt
te maken."
„Nu dan! Als gij weigert mevrouw van Brank
witz te worden, heeft dit de grootste geldelijke
verliezen voor mij ten gevolge en natuurlijk ook
voor je moeder en jou."
„Dat begrijp ik niet. Dat's immers onmogelijk."
„Brankwitz trekt zich dan uit de zaken terug.
voor en naast de haven een betere geul heeft
gekregen, zoodat de Dirkslandsche schippers
minder last van den bodem zullen hebben.
Een schrijven over de gedenkplaat voor den
heer Vlieger, een van de vroegere eminente
figuren.
De Rekening sloot men 'n nadeelig saldo van
1,30, maar des ondanks heeft Schuttevaêr
nog 185,32| in 't laadje.
De heer Hoek bracht verslag uit over de
algemeene vergadering in Geertruidenberg. Hij
had de voorstellen van de afdeeling Sommels-
dijkMiddelharnis hooren aannemen,rde eerste
behelzende dat de Regeering de Bienïngen op
diepte zou houden en 2e dat ook de Kleine
Beer in die zorg zou deelen. Overigens was de
heer Hoek uitstekend te spreken over de ont
vangst van gemeente etc. in Geertruidenberg,
over de boottocht, de muziek, het vuurwerk,
het hotel etc. Alleen het diner niet erg juist
toen hij zich in postuur scheen te zetten om
de schotels eer aan te doen, was het afgeloopen.
Maar in 't geheel was zijn gang een groot
succes.
Herkozen als bestuursleden worden de hee
ren L. J. den Hollander en M. Joppe, en ge
kozen tot bestuurslid, wegens aftreden van
H. Ruitenberg, die geen herbenoeming zou aan
nemen, de kapitein van de Middelharniscshe
boot, de heer M. v. d. Gevel.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
huiduitslag, springen»
I de handen, kloven, win-
1 terteenen, dadelijk ver- I
l zaehten en verzorgen met J
AKKER's
KLOOSTERBALSEM A
bijt niet!
„Geen goad
zoo goed."
Daarna komt een wijdloopige bespreking over
een afgevaardigde naar de Hoofdvergadering
in Bodegraven en zijn instructies.
Tot afgevaardigde wordt de heer Hoek ge
kozen die de wenschen meekrijgt dat hij
niet alleen de voorstellen er door krijgt, maar
het meteen mag treffen met het dineeren.
En de voorstellen waren:
le. Een groenlicht op den dam in de kleine
Beer aan de Zuiderwal te verkrijgen.
2e. De Bieningen zijn wel verbeterd, maar
kap. v. d. Gevel verklaart dat de laatste 2
maanden de boel weer hard verzandt. De ver
betering en het toezicht bespoedigen.
3e. Om de haven van Middelharnis nabij
de kunstmestschuur van Kooman te verbree-
den.
4e. Het Hellegat te normaliseeren tot be
neden de Galatheesche haven; want die toe
stand is nog niet in orde.
5e. Dat bij de Guano-fabriek aan de Noord
geul de zeeschepen dikwijls een onhebbelijke
houding aannemen. Deze schepen belemmeren
door dwars voor het vaarwater te gaan liggen
de binnenscheepvaart leelijk en of er maat
regelen tegen worden genomen.
Aan B. en W. te Middelharnis zal verzocht
worden ,mee te werken over de havenverbete-
ring nl. om bij Kooman's kunstmestschuur,
de haven te laten uitbaggeren.
Kapitein van den Gevel vraagt of er iets
bekend is over de plannen om dezen zomer de
sluisdeuren van Middelharnis te lichten. Maar
men weet nog van niets.
Ook de Sommeisdijksche haven komt in be
handeling. De wisselplaats of die nu komt of
niet komt. Of de steen nabij de Wilhelmina-
brug er uit gaat. Aan dit alles wordt gewerkt
is een troost voor de schipperij die er last van
heeft.
De Sommeisdijksche haven komt onder crï-
tisch oog; het was nu maar het beste dat zij,
net als de Middelharnissche haven, beschoeid
werd of dempen!
En de kom van Middelharnis verbeteren,
waarvoor de schipperij schijnbaar nog al voelt.
Die haven is dan wel een lastig punt. Maar
voor dempen voelt de voorzitter niets. „We
moeten wèt hebben om over te praten!
Van belang was er verder niets; een ver-
Ioting, yyaarbij allen met een prijs belukkig
werden gemaakt. En met de beste wenschen
voor allen en Schuttevaêr, sluit de heer Joppe
deze zeer geanimeerde schippersbijeenkomst.
Verslag van den Ouderavond van de O.L.S.
te Stad a. 't Haringvliet op Woensdag
5 Febr. 1930, 's avonds te 6.30 uur.
De Voorz. der oudercommissie, de heer J.
Koert Cz., opent de vergadering met de vele
aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen
en zegt dat de groote belangstelling voor het
Openbaar onderwijs weer ten volle blijkt door
de medewerking welke de oudercommissie
ondervindt om een dergelijken avond goed te
doen slagen.
Daarna leest de secr. de heer J. Trommel Ez.
de notulen van den vorige ouderavond. In een
goed gestyleerd verslag worden de aanwezigen
herinnerd aan de behandlede onderwerpen, zoo
dat op de vraag van den voorz. omtrent op- of
aanmerkingen allen hun volle goedkeuring ver-
leenen.
De oudercommissie van oordeel dat de rond
vraag door het late uur wel eens minder de
belangstelling heeft als deze op het eind van
den avond gehouden wordt, besluit deze eerst
te behandelen. Niemand verlangt echter het
woord, zoodat de leerlingen van het 2de en
3de leerjaar ten tooneele verschijnen en vol
enthousiasme 6 leuke kinderversjes n.l. 1. De
klepperklompjes. 2. Een geweldig jagertje. 3.
De schutters. 4. Duifjes met uw blanke veeren.
5. De veldmuis. 6. Van een kikkertje, ten ge-
hoore brengen, waarvoor hartelijk wordt ge-
applaudiseerd, 't welk de hummels een kleur
van genoegen bezorgd.
Dr. P. Oosthoek verkrijgt nu het woord en
begint met te zeggen, dat ofschoon hij gelooft
hetgeen hij vertellen gaat misschien niet tot
het amusante deel van den avond gerekend
kan worden, hij ook niet door te ver uit te wei
den, vervelend hoopt te zijn. Besproken wordt
op welke manier ouders voor hun kinderen
kunnen en moeten zorgen. Door lichtbeelden
wordt duidelijk gemaakt de belangrijkheid
welke goede luchtverversching in een gesloten
ruimte heeft, daar bloedsomloop en zenuwen
vooral van het kind het eerste lijden door ver
zuim van deze. Voorts wijst spr. op een goede,
luchtige en zindelijke slaapplaats, reinigen vart
nagels en tanden als direct met het lichaam in
verband staande, maar ook op een hygiënische
behandeling van vaatwerk, deurknop enz.
Ik kan je dit niet in korte woorden uitleggen, maar
ik ik
ScheidtJ hij zich dan van u, zijn vaderlijken
vriend, omdat i k niet met hem trouwen wil?"
„Ja! Hij zou 't mij nooit vergeven, dat mijn
dochter hem bedankte."
„Zoo? Heeft hij u dat gezegd?"
„Ja zeker."
„Wat geeft hem het recht om u te dreigen?"
vroeg ik langzaam, hem met groote oogen aanzien
de.
„Met wel recht hij dit doet? Met het recht van
een beleedigd, afgewezen man, die ontzaglijk veel
van je houdt. Verliefden zijn ontoerekenbaar, ze
zijn tot alles in staat!"
„Maar g ij wijst hem niet af!"
Hij stampte met den voet op den grond. „Kort
om, onze betrekking wordt daardoor verbroken,
want hij zal al de schuld aan m ij geven," riep hij.
„En wilt gij mij dan aan zulk een wraakzuchtig
en laaghartig man ter wille van uw eigen voordeel
verkoopen?"
Een drukkende pauze volgde. Ik hoorde hem
gejaagd ademhalen.
„Ik wil niets meer van dat heele geval hooren,"
zeide ik eindelijk, „'t Spijt mij als mijn weigering
u in onaangenaamheden brengt, maar als ik in uw
plaats was, liet ik iemand, die zoo dom en dwaas
is om u iets te laten ontgelden, waaraan gij part
noch deel hebt, eenvoudig loopen. Ge zult hem niet
missen."
„Spaar mij je schoolmeisjeswijsheidl" hoorde ik
hem sissen, schuimbekkend van woede, terwijl zijn
vuurrood gelaat plotseling voor mij opdook. Ik zag
zijn vertoornde oogen en de zweetdroppels, die op
zijn voorhoofd blonken. Hij greep mij bij den
schouder. „Wilt gij je moeder tot de vrouw van
een bedelaar maken?" vroeg hij met heesche stem.
„Laat mij los!" eischte ik, daar zijn groote hand
zwaar op mij rustte. „Ik ben overtuigd, dat mama
liever bedelt dan dat zij mij ongelukkig ziet." En
met geweld schudde ik zijn hand van mij af en liep
naar de deur. Nu trok hij mij aan den arm om mij
terug te houden en dit wel met zulk een kracht, dat
ik achteruitwaggelde en met het hoofd tegen den
gebeeldhouwden pijler van de boekenkast viel,
zóó hard, dat ik 't uitschreeuwde van pijn.
Opeens werd de deur opengeworpen en kwam
mama binnenvliegen; buiten zichzelve van schrik
en met opgeheven handen stond zij voor hem.
„Wat hebt gij gedaan?" bracht zij uit. En toen ik
mij oprichtte en naar haar toesnelde om haar ge
rust te stellen, duwde zij mij driftig van zich af.
„Hebt gij 't gewaagd de hand aan haar te slaan?"
riep zij den woedenden man toe. „Is 't niet genoeg
dat gij mij brutaliseert, moet ge zelfs mijn kind
nog slaan?"
Hij greep haar ruw bij de schouders, zoodat zij
een kreet slaakte van schrik. „Houd je bedaard!"
beet hij haar toe. „Moet gij de heele huishouding
bij elkaar roepen, Helena? Annelise heeft zich tegen
de kast gestooten, ik heb haar niets gedaan ge
weet niet wat ge zegt. Heb ik je geslagen? Zeg!"
vroeg hij op gesmoorden toon. „Ja ofdi^n?"
„Neen!" zeide ik minachtend.
Hij liet mama los. „Krankzinnig, dom vrouw
volk adellijke kuren!"
(Wordt vervolgd.)