Tandarts BUIJS I Predikbeurten. GRAAF EGBERT SIGAREN VERBRUGGE DIE-WATERVERF Beste! onze eilanden WOENSDAG 12 FEBRUARI 1930 Het is niet alles goud feuilleton. w. HEIMBURG. DOOR EENS ANDERS SCHULD. Wonden j- B. OENSDAS 19 FEBRUARI, voorin, ur, te Melissant, aan den Achterweg, 2 paarden, 13 stuks Vee, 6 Loop- ens, Landbouwgereedschappen, Stroo, Voederbieten, enz ten verzoeke van MJJs. Notaris VAN DER SLUTS, ndag 10 Februari 1930 des namidd. 2 ACHTHUIZEN a. h. Tramstation, sdag 11 Februari 1930 des namidd. 2 MIDDELHARNIS aan de Kaai. ensdag 12 Februari 1930 des namidd. te NIEUWE TONGE aan de Wester- t. derdag 13 Februari 1930 des namidd. te STAD AAN 'T HARINGVLIET de Kaai. nderdag 13 Februari 1930 des namidd. te DEN BOMMEL aan de Kaai. jdag 14 Februari 1930' des namidd. 2 SOMMELSDiJK aan de Kaai, erdag 15 Februari 1930 des namidd. 2 OOLTGENSPLAAT aan het tram- VAN TIMMERHOUT, deurwaarder P. J. GROENENDIJK. Zondag 9 Februari 1990. ERLANDSCH HERVORMDE KERK. arnis, vm. leeskerk en 's av. dhr. Bouman lsdijk, vm. ds. van Ameide en 'sav. leesk. nd, vin. leeskerk en 's av. ds. v.d.Wal. en, vm ds v. d. Wal. nt, nm. dhr. Vetter, dam, vm. dhr. Bouman en 's av. ds. Vlas- (doop). ede, geen opgaaf. 3, vm. leeskerk en nm. ds. Dekker. Tonge, vm. leeskerk en 's av. ds. Dekker, nge, vm ds. Vlasblom en 's av. leeskerk. splaat, vm. leeskerk en 's av. ds. Polhuijs. •aat, vm. dhr. Vetter, mmel, vm. leeskerk en nm. ds. v. Ameide. an 't Haringvliet, vm. ds. Polhuijs en leeskerk. GEREFORMEERDE KERK. arnis, vm. en 's av. ds. Bouma uit Rijs- rg. dam, vm en 's av. leeskerk. p, vm. eu nm. leeskerk. splaat, vm. en 'Sav. ds. de Lange, •mmel, vm. en 'sav. ds. Schaafsma. 't Haringvliet, vm. en'sav. ds. de Graaft', etsluis, 's av. ds. Westerhuijs. "elvoet, vm. ds. Westerhujjs. D-GEREFORMEERDE GEMEENTE, n 't Haringvliet,, vm., nm. en'savilees- rEREFORMEERDE GEMEENTEN, iiarnis, vm. en 'sav, ds. Kok uit Gouda, nd, vm. en 's av. ds. de Blois. gen, vm. en 'sav. leeskerk. p, vm. en nm. leeskerk. verkrijgbaar voor winkeliers bij MIDDELHARNIS houdt voortaan des Maandagsmorgens GEEN spreekuur. De Centrale Proeftuin voor Goeree en Overflakkee te Mlddelharnls (Langeweg) is op eiken werkdag voor belangstel lenden GRATIS TOEQANKELIJK. Desgewenscht geeft de tuinman alle inlichtingen, die mochten worden ver langd. LTadverteert in Iken boekhandel. Prijs per kwartaal f 1,— Losse nummers 0,07® ADVERTENTIËN van 16 regels - - 1>20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent* Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 12E JAARGANG. - N°. 29 Het veel gebezigde spreekwoord: „Het is niet alles goud wat daar blinkt", is, hoe wel oud en wellicht wat uit de mode ge raakt, nog geenszins ontzenuwd of geloochen- straft. Dit nu, spreekt duidelijk en overtuigend voor de waarheid van deze zinspreuk, die toch waarlijk niet van gisteren is. Als zinnebeeld voor „waarheid en schijn" is deze zegswijze nog steeds van volle kracht en wel waard om nog weer eens voor het voetlicht te worden gehaald. Onze tijd heeft haar, als waarschuwing, dubbel noodig; te meer, omdat de waarheid er in het oogval lend naar hunkert, hare boeien te verbreken en op te trekken tegen den schijn tegen de leugen, die zich juist dóarom tot aan de tanden te wapenen zal. „Het is niet alles goud wat daar blinkt". Neen, zeker niet. Er is ook nog verguldsel dat den schijn heeft van goud, dat bijna daarvan niet is te onderscheiden, dat het ken nersoog en den proefsteen behoeft om zijn waardeloosheid te kunnen vaststellen. Er is verguldsel, dat een onedel metaal bedekt en den schijn heeft varr zuiver goud. En menige menschenhand strekt zich gretig uit naar dat waardeloos verguldsel, dat iets even waardeloos bedekt, dat het oog bedriegt en geheel ten onrechte voor echt doorgaat. Maar het komt ook meermalen voor, dat ook goud, echt hoog karaats goud, niet aanstonds als zoodanig wordt herkend en een kennersoog noodig heeft om de echtheid en de hooge waarde vast te stellen. Laten wij ook dat vooral niet uit liet oog verliezen, j waar wij als taxateurs optreden, m.a.w. waar wij de waarde van een medemensch schatten. Zbö immers is het toch gesteld, waar wij menschen als beoordeelaars optreden van menschenkarakters, van menschelijke deug den en eigenschappen. Te dien aanzien ko- men wij alleen niet zelden met zeer infe rieure schaatsen op het ijs en komen wij daarbij ook soms te weten, dat het ijs glad is. Het oordeel van de massa is vaak het vooroordeel van één mensch. In het algemeen genomen, wordt ten aanzien van den mensch, door het groote tot oordeeien gereedstaande publiek, iets kwaads met meer gretigheid geaccepteerd dan iets goeds. Dit valt niet uitsluitend toe te schrijven aan het feit, dat sommige menschen wat heel erg belust zijn op een openlijk schandaaltje. Och nee, buiten en behalve deze beminnelijke eigen schap van heeren afbrekers en omverhalers en van de dames-Langtong en Speldenprik, bestaan er ook nog andere fraaie motieven, om zuiver goud zoodanig met modder te besmeu ren, dat het voor den oppervlakkigen beoor- deelaar slechts een kluit modder is en niet meer. En indien nu iemand zich de moeite geeft, de modder af te wasschen en de werke lijke waarde te doen zien dan blijft het een onaanzienlijk hoopje modder. En daarvoor bestaat heel veel kans want menige voor bijganger, de waarde niet vermoedende welke onder de modderkluit verborgen ligt, trapt er met z'n voet nog wat van de zwarte brei bovenop en maakt daardoor het reeds bedekte goud nog minder herkenbaar. Zóó is het inderdaad in het werkelijke doen en laten van zeer velen onzer gesteld. Waar wij al niet in meerdere of mindere mate meedoen aan dat bemodderen, daar zijn wij toch somtijds allen de onwillekeurige verspreiders van den laster, door onnaden kendheid. En naarmate wij méér in een reuk van achtbaarheid staan, vindt onze versprei ding te meer ingang ook zelfs, als wij daaraan ter geruststelling toevoegen: „maar ik kan het haast niet gelooven". De lasteraar of lasteraarster verricht het schendend, eerroovend werk zelden met open vizier, doch hult zich meestal in een zeer schoonen schijn. Het veguldsel wordt daar bij zeer dik opgelegd, opdat men het on edele metaal, dat het bedekken moet, niet zal kunnen zien of vermoeden. Het is het werk van den menschenkenner, dat bedek- sel te onderscheiden van echt goud, en zich niet te laten afbrengen van zijne beoordeeling door lichtgeioovige menschen, die den schijn voor waarheid aanzien en zoodoende, huns ondanks, het kwaad helpen bevorderen. Want de schijn is een zeer machtige factor in het leven, en het gelukt aan de waarheid niet altijd, het verguldsel te verwijderen en de naaktheid bloot te leggen, De schijnmensch overwint menigmaal in het leven den recht schapen mensch, die alle kunstmiddelen ver smaadt en zich ten allen tijde toont, zooals hij in waarheid is. De eerlijke, ongekunstelde mensch daarentegen, maakt zich door zijn waarheidsliefde en ongedektheid menigmaal zeer gevaarlijke en voor niets terugdeinzende vijanden, die door hun haat, hunne jaloezie en heerschzucht, niet zelden tot de laagste plage rijen en waanzinnige geluksverstoringen hun toevlucht nemen, om het beoogde doel te bereiken. En velen mogen goedmoedig, arge loos of wel bevooroordeeld voor den schijn mensch den handschoen opnemen, de verdedi ging aanvaarden en beweren: dat er zulke slechte menschen niet te vinden zijn, dat alléén het wantrouwen het bestaan van zulke wange drochten in menschelijke gedaante aanneemt en fantaseert het leven ieert ons niettemin de waarheid kennen en herkennenin haar schoone, maar ook in hare afschuwelijke wan- gedrochtelijke gedaanten. De niet aantrekkelijke, de niet vleiende maar goedgemeende, rechtvaardige mensch, heeft menigmaal slechts weinig vrienden, ma.ar daarentegen, zooals reeds gezegd vele vijanden; en, zoo het hem voorspoedig gaat, ook vele benijders. Niet iedereen staat ten allen tijde gereed met een vriendelijken glimlach waar het den eenen mensch geldt, en met een boozen spotlach; een tergende gelaatsuitdrukking, waar het den anderen mensch betreft. Er zijn menschen, die zich geen moeite geven zich aangenaam voor te doen, te vleien en altijd maar gelijk te geven. Doch zoo iemand, dat wat menschenkennis bezit en wat verder kijkt dan zijn neus lang is, eens met den toetssteen zijner ervaring en met nuchterheid vari geest en zinnen, bij zoodanige van de buitenzijde misschien af- stootende, althans niet beminnelijk schijnen de menschen een proef zou nemen tot onder zoek, dan zou hij wellicht het echte waarde volle goud vinden, dat somtijds, neen menig maal, slechts door toeval wordt gevonden daar waar men het niet had vermoed. Dat wij dan ddarom alléén reeds, vooral ook naar goud zoeken op die akkers die niet algemeen bekend staan als goudvelden. Viking. VERTALING VAN HERMINE. (iGeautoriseerde uitgave van D. Bolle.) 52) „Ja, mama, ga liever heen, ik kan beter spreken als gij er niet bij zijt," zeide ik nu ook en drong haar achteruit. Zij wierp mij nog een onbeschrijfe lijk angstigen blik toe, maar ging toch werkelijk heen. Ik bleef rustig staan bij de groote boeken kast met de sierlijke prachtbanden, welker inhoud den eigenaar waarschijnlijk geheel onbekend was gebleven, behalve „Doctor Qualm's compieete werken," die hij aan de koffietafel zijn gasten altijd met hetzelfde welgevallen in de afgezaagde grap) pen voorlegde. „Welnu, mijn goede Annelise, ik wil dan eigen lijk dat gij gaat trouwen." „Dat dacht ik al." „Wel zoo? Dacht ge dat al? Dus heeft Brank- witz „Eer gij verder gaat, mijnheer Wolmeijer, moet ik u zeggen, dat ik over die zaak nog precies een der denk als voor eenige weken, toen ik van hier vertrok, en dat ik nooit eenige sympathie voor mijnheer van Brankwitz zal gaan gevoelen." „Dat denkt gij nu misschien, maar wie weet of ik je niet gauw van gedachten zal doen veranderen" zeide hij op schijnbaar gemoedelijken toon. „Dat betwijfel ik." „Ik niet!" „Ik geloof stellig, dat gij hetzelfde middel, om mij inschikkelijk en meegaand te maken, bij mij wilt aanwenden, als ge bij mama met goed gevolg hebt gedaan; maar bij mij zal 't u niet gelukken." „O? Tot nu toe heb ik bij je moeder nog geen bijzondere middelen behoeven aan te wenden; dat zal waarschijnlijk nu eerst beginnen." Hij blies groote rookwolken naar de zoldering. „En dus, Annelise, zijt ge niet van plan naar een verstandig woord te luisteren?" „Met die zaak heeft het zoogenaamd verstand niets te maken. Ik trouw niet tegen mijn zin, en nog veel minder als ik een bepaalden afkeer van iemand heb." „Nu, dan zal ik je niet zoozeer de voordeelen van die verbintenis onder het oog brengen, als wel de nadeelen van een weigering met je overwegen. Gij gaat een zeer drukkende toekomst tegemoet. Daar ik voor mijn eigen familie moet zorgen, kan en mag ik niets meer beloven dan hier in mijn huis een dak boven je hoofd. Een hard iets voor zoo'n trotsch meisje als gij." „Beloof maar niet te veel," zeide ik. De onver schillige toon, waarop hij dit alles zeide, spoorde mij aan om mijn drift te bekampen, hoe moeilijk 't mij ook viel. Hij zag mij verwonderd aan. „Wat bedoeld ge daarmee?" „Wel, ik bedoel dat niemand de toekomst in zijn hand heeft." „Een lamme uitdrukking van de nicht!" viel hij knorrig in. „Blijft gij dus bij je weigering?" ,Ja!' Schuttevaêr. Zoo eens per jaar komen de Sommeisdijksche en Middelharnissche schippers bij elkaar zoover ze thuis zijn om over hunne schippers- belangen te spreken. En ai is de vereeniging niet zoo bar groot misschien wat ze mist dan aan geweldig aantal leden, heeft ze te goed aan belangrijk heid en invloed in de regeering. We kunnen onze binnenscheepvaart gerust noemen een van de hartslagaders van Holland. Zij toch zijn het, die onze landbouwproducten voor civielen prijs moeten vervoeren en het welbegrepen belailg van Holland is om de schipperij zooveel mogelijk ten dienste en hulp te wezen. Elke hinderpaal den schipperij na- deelig wreekt zich èn met verlating van aankomst van de vracht èn finantieel op de burgerij die voor die verlating weer terecht meer zal moéten betalen. De stemming op de Schuttevaêrvergadering was er een van gemoedelijke samenwerking waarbij een olijk woord zeer gewaardeerd wordt. Zelfs dc gasfabriek is niet in staat om de ge moedelijke toon te doen bederven. De schip pers gewend aan wind en om altijd je kalmte te bewaren, blijven zichzelf. De heer Joppe als vice-voorzitter opent om kwart voor acht de vergadering en wenscht liet is de eerste, bijeenkomst dit jaar van de schippers, allen een voorspoedig 1930 in huis gezin en zaken. De notulen worden gelezen door den heer Hoek en goedgekeurd, nadat er een opmerking kwam of Middelharnis de afgebroken palen in de Kaai had afgezaagd. De heer Vroegindeweij bevestigt dit; het is al twee weken geleden ge beurd hetgeen 'n olijk Middelharnisch varens man laat opmerken men bedenke dat dit opruimen Januari 1929 was verzochtja, ja, maar bij ons zijn ze vlug. De heer Hoek houdt een kleine inleiding over Schuttevaêr, den schichter. Deze, een schipper en kapitein op de Kleine Vaart wist de schip pers te vereenigen en als eerste daad was het behouden van Schokland, dat zulk een goede reede is bij slecht weer op de Zuiderzee. Naar hem werd de vereeniging genoemd en als Voorzitter werd hij opgevolgd door schipper De Jong, terwijl daarna de tegenwoordige voorzitter Mr. Harm Smeenge, de voorzitters hamer te hanteeren kreeg. De ingekomen stukken behelzen een tweetal brieven; éen van Dirksland, dat de Bank vlak INGEZONDEN MEDEDEELING. ^Dubbel is het genot met Wybert-tabietten, de keel 'is tegen ontsteking be veiligd, de adem zuiver! In origin, doozen k 45 en 65 ets. Hij deed nu geen moeite meer om de zaak schert senderwijs te behandelen. Hij stond op, opende en sloot elke deur even, om te zien of er soms, iemand luisterde, en kwam toen dicht voor mij staan. „De eer van je moeder zoowel als je eigen eer, je beider bestaan zijn nauw verbonden met m ij n e eer en m ij n bestaan Begrijpt ge dat wel?" „Dat's niet te ontkennen, mijnheer Wolmeijer," zeide ik. „Ge moest den spottenden toon, dien gij aan slaat, laten varen, dunkt mijtot nu toe heeft 't je hier bij mij aan niets ontbroken." Ik zweeg. Voor iemand als hij was 't natuurlijk alles, als men eten en drinken en een dak boven zijn hoofd had, en dit een en ander zoo weelderig mogelijk. „Ja, dat kunt ge nu niet ontkennen, niet waar?" ging hij voort. „En vooral als gij nog eens terug denkt aan den tijd, toen je moeder weduwe was, hebt gij 't nog niet zoo slecht onder de hoede van Wolmeijer hè?" „Waarover spraken wij eigenlijk, mijnheer Wol meijer?" „Ik blijf bij de zaak en wil hopen dat gij mij be grijpt, als gij tenminste zoo'n puik-puik verstand hebt als je goede mama beweert en als ge mij wilt begrijpen." „Ik zal mijn best daartoe doen, want klaarheid is het eenige middel om een eind aan die tweespalt te maken." „Nu dan! Als gij weigert mevrouw van Brank witz te worden, heeft dit de grootste geldelijke verliezen voor mij ten gevolge en natuurlijk ook voor je moeder en jou." „Dat begrijp ik niet. Dat's immers onmogelijk." „Brankwitz trekt zich dan uit de zaken terug. voor en naast de haven een betere geul heeft gekregen, zoodat de Dirkslandsche schippers minder last van den bodem zullen hebben. Een schrijven over de gedenkplaat voor den heer Vlieger, een van de vroegere eminente figuren. De Rekening sloot men 'n nadeelig saldo van 1,30, maar des ondanks heeft Schuttevaêr nog 185,32| in 't laadje. De heer Hoek bracht verslag uit over de algemeene vergadering in Geertruidenberg. Hij had de voorstellen van de afdeeling Sommels- dijkMiddelharnis hooren aannemen,rde eerste behelzende dat de Regeering de Bienïngen op diepte zou houden en 2e dat ook de Kleine Beer in die zorg zou deelen. Overigens was de heer Hoek uitstekend te spreken over de ont vangst van gemeente etc. in Geertruidenberg, over de boottocht, de muziek, het vuurwerk, het hotel etc. Alleen het diner niet erg juist toen hij zich in postuur scheen te zetten om de schotels eer aan te doen, was het afgeloopen. Maar in 't geheel was zijn gang een groot succes. Herkozen als bestuursleden worden de hee ren L. J. den Hollander en M. Joppe, en ge kozen tot bestuurslid, wegens aftreden van H. Ruitenberg, die geen herbenoeming zou aan nemen, de kapitein van de Middelharniscshe boot, de heer M. v. d. Gevel. INGEZONDEN MEDEDEELING. huiduitslag, springen» I de handen, kloven, win- 1 terteenen, dadelijk ver- I l zaehten en verzorgen met J AKKER's KLOOSTERBALSEM A bijt niet! „Geen goad zoo goed." Daarna komt een wijdloopige bespreking over een afgevaardigde naar de Hoofdvergadering in Bodegraven en zijn instructies. Tot afgevaardigde wordt de heer Hoek ge kozen die de wenschen meekrijgt dat hij niet alleen de voorstellen er door krijgt, maar het meteen mag treffen met het dineeren. En de voorstellen waren: le. Een groenlicht op den dam in de kleine Beer aan de Zuiderwal te verkrijgen. 2e. De Bieningen zijn wel verbeterd, maar kap. v. d. Gevel verklaart dat de laatste 2 maanden de boel weer hard verzandt. De ver betering en het toezicht bespoedigen. 3e. Om de haven van Middelharnis nabij de kunstmestschuur van Kooman te verbree- den. 4e. Het Hellegat te normaliseeren tot be neden de Galatheesche haven; want die toe stand is nog niet in orde. 5e. Dat bij de Guano-fabriek aan de Noord geul de zeeschepen dikwijls een onhebbelijke houding aannemen. Deze schepen belemmeren door dwars voor het vaarwater te gaan liggen de binnenscheepvaart leelijk en of er maat regelen tegen worden genomen. Aan B. en W. te Middelharnis zal verzocht worden ,mee te werken over de havenverbete- ring nl. om bij Kooman's kunstmestschuur, de haven te laten uitbaggeren. Kapitein van den Gevel vraagt of er iets bekend is over de plannen om dezen zomer de sluisdeuren van Middelharnis te lichten. Maar men weet nog van niets. Ook de Sommeisdijksche haven komt in be handeling. De wisselplaats of die nu komt of niet komt. Of de steen nabij de Wilhelmina- brug er uit gaat. Aan dit alles wordt gewerkt is een troost voor de schipperij die er last van heeft. De Sommeisdijksche haven komt onder crï- tisch oog; het was nu maar het beste dat zij, net als de Middelharnissche haven, beschoeid werd of dempen! En de kom van Middelharnis verbeteren, waarvoor de schipperij schijnbaar nog al voelt. Die haven is dan wel een lastig punt. Maar voor dempen voelt de voorzitter niets. „We moeten wèt hebben om over te praten! Van belang was er verder niets; een ver- Ioting, yyaarbij allen met een prijs belukkig werden gemaakt. En met de beste wenschen voor allen en Schuttevaêr, sluit de heer Joppe deze zeer geanimeerde schippersbijeenkomst. Verslag van den Ouderavond van de O.L.S. te Stad a. 't Haringvliet op Woensdag 5 Febr. 1930, 's avonds te 6.30 uur. De Voorz. der oudercommissie, de heer J. Koert Cz., opent de vergadering met de vele aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen en zegt dat de groote belangstelling voor het Openbaar onderwijs weer ten volle blijkt door de medewerking welke de oudercommissie ondervindt om een dergelijken avond goed te doen slagen. Daarna leest de secr. de heer J. Trommel Ez. de notulen van den vorige ouderavond. In een goed gestyleerd verslag worden de aanwezigen herinnerd aan de behandlede onderwerpen, zoo dat op de vraag van den voorz. omtrent op- of aanmerkingen allen hun volle goedkeuring ver- leenen. De oudercommissie van oordeel dat de rond vraag door het late uur wel eens minder de belangstelling heeft als deze op het eind van den avond gehouden wordt, besluit deze eerst te behandelen. Niemand verlangt echter het woord, zoodat de leerlingen van het 2de en 3de leerjaar ten tooneele verschijnen en vol enthousiasme 6 leuke kinderversjes n.l. 1. De klepperklompjes. 2. Een geweldig jagertje. 3. De schutters. 4. Duifjes met uw blanke veeren. 5. De veldmuis. 6. Van een kikkertje, ten ge- hoore brengen, waarvoor hartelijk wordt ge- applaudiseerd, 't welk de hummels een kleur van genoegen bezorgd. Dr. P. Oosthoek verkrijgt nu het woord en begint met te zeggen, dat ofschoon hij gelooft hetgeen hij vertellen gaat misschien niet tot het amusante deel van den avond gerekend kan worden, hij ook niet door te ver uit te wei den, vervelend hoopt te zijn. Besproken wordt op welke manier ouders voor hun kinderen kunnen en moeten zorgen. Door lichtbeelden wordt duidelijk gemaakt de belangrijkheid welke goede luchtverversching in een gesloten ruimte heeft, daar bloedsomloop en zenuwen vooral van het kind het eerste lijden door ver zuim van deze. Voorts wijst spr. op een goede, luchtige en zindelijke slaapplaats, reinigen vart nagels en tanden als direct met het lichaam in verband staande, maar ook op een hygiënische behandeling van vaatwerk, deurknop enz. Ik kan je dit niet in korte woorden uitleggen, maar ik ik ScheidtJ hij zich dan van u, zijn vaderlijken vriend, omdat i k niet met hem trouwen wil?" „Ja! Hij zou 't mij nooit vergeven, dat mijn dochter hem bedankte." „Zoo? Heeft hij u dat gezegd?" „Ja zeker." „Wat geeft hem het recht om u te dreigen?" vroeg ik langzaam, hem met groote oogen aanzien de. „Met wel recht hij dit doet? Met het recht van een beleedigd, afgewezen man, die ontzaglijk veel van je houdt. Verliefden zijn ontoerekenbaar, ze zijn tot alles in staat!" „Maar g ij wijst hem niet af!" Hij stampte met den voet op den grond. „Kort om, onze betrekking wordt daardoor verbroken, want hij zal al de schuld aan m ij geven," riep hij. „En wilt gij mij dan aan zulk een wraakzuchtig en laaghartig man ter wille van uw eigen voordeel verkoopen?" Een drukkende pauze volgde. Ik hoorde hem gejaagd ademhalen. „Ik wil niets meer van dat heele geval hooren," zeide ik eindelijk, „'t Spijt mij als mijn weigering u in onaangenaamheden brengt, maar als ik in uw plaats was, liet ik iemand, die zoo dom en dwaas is om u iets te laten ontgelden, waaraan gij part noch deel hebt, eenvoudig loopen. Ge zult hem niet missen." „Spaar mij je schoolmeisjeswijsheidl" hoorde ik hem sissen, schuimbekkend van woede, terwijl zijn vuurrood gelaat plotseling voor mij opdook. Ik zag zijn vertoornde oogen en de zweetdroppels, die op zijn voorhoofd blonken. Hij greep mij bij den schouder. „Wilt gij je moeder tot de vrouw van een bedelaar maken?" vroeg hij met heesche stem. „Laat mij los!" eischte ik, daar zijn groote hand zwaar op mij rustte. „Ik ben overtuigd, dat mama liever bedelt dan dat zij mij ongelukkig ziet." En met geweld schudde ik zijn hand van mij af en liep naar de deur. Nu trok hij mij aan den arm om mij terug te houden en dit wel met zulk een kracht, dat ik achteruitwaggelde en met het hoofd tegen den gebeeldhouwden pijler van de boekenkast viel, zóó hard, dat ik 't uitschreeuwde van pijn. Opeens werd de deur opengeworpen en kwam mama binnenvliegen; buiten zichzelve van schrik en met opgeheven handen stond zij voor hem. „Wat hebt gij gedaan?" bracht zij uit. En toen ik mij oprichtte en naar haar toesnelde om haar ge rust te stellen, duwde zij mij driftig van zich af. „Hebt gij 't gewaagd de hand aan haar te slaan?" riep zij den woedenden man toe. „Is 't niet genoeg dat gij mij brutaliseert, moet ge zelfs mijn kind nog slaan?" Hij greep haar ruw bij de schouders, zoodat zij een kreet slaakte van schrik. „Houd je bedaard!" beet hij haar toe. „Moet gij de heele huishouding bij elkaar roepen, Helena? Annelise heeft zich tegen de kast gestooten, ik heb haar niets gedaan ge weet niet wat ge zegt. Heb ik je geslagen? Zeg!" vroeg hij op gesmoorden toon. „Ja ofdi^n?" „Neen!" zeide ik minachtend. Hij liet mama los. „Krankzinnig, dom vrouw volk adellijke kuren!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1930 | | pagina 1