H 1 WOENSDAG 4 DECEMBER 1929 12E JAARGANG. - N°. 10 De gave van onderscheiding. DOOR EENS ANDERS SCHIJLD. Brandwonden Kloosterbalsem PROVINCIALE STATEN. Grossier: Firma A. L. VERBRÜGGE, Middelharnis Prijs per kwartaal Losse nummers ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Menigeen wordt in onze dagen door onderwijs en leerstelling zoo met vreemde gedachten volgepropt, dat de lust bij hem vergaat, er eigen gedachten op na te houden. Zou het waar zijn wat in bovenstaand motto wordt beweerd? Zou leering het initiatief verdringen? Zou overvulling van den geest, dezen werkeloos maken, zoo al niet verlammen?Wanneer een rivier of een kleinere stroom wordt over- vuld met water, dan zoekt die stroom ten slotte een uitweg en kiest een eigen bedding, of over vloeit alles wat hem omgeeft indien hij al thans niet wordt gekeerd. Zoo is het ook gesteld met den mensch. Hij bezit, in ineerdeie of in mindere mate de gave van onderscheiding, en deze is het behoud van zijn initiatief. De oergedachte, zij moge dan ook door al het denken en door ai het weer geven van gedachten totaal verwaterd schijnen zij leeft nochthans in veler geest zij het dan ook schuw gemaakt of weifelend. Diep na denken, maar ook wel een toevallige aanleiding kan oorzaak worden van het plotseling on stuimig of langzaam voorbereid, doorbreken van een oorspronkelijke gedachte van een initiatief. Een langzame planvorming, zoowel als een plotselinge ingeving, kunnen alzoo de openbaringen van de gave van onderscheiding zijn. Een heldere, opmerkzame geest wil zich baanbreken door al wat duister, wat raadsel achtig, wat verward is. Hoewei deze aanleg of eigenschap van den geest de schaduwzijde heeft van het te ver gaan, van misvatting, zoo is deze toch op zich zelf een heerlijk verschijn sel. De mensch, de diepnadenkende mensch, wil ten aanzien van zijn bestemming, niet in het onzekere leven. Hij zoekt, veronderstelt, doch $luit zich toch in hoofdzaak aan bij de gezag hebbende meeningen, zoolang de gave des onderscheids nog in hem in ruste is. Doch zoo dra de sluimering van zijn onderscheidenden geest wordt verbroken, opponeert deze tegen de stellingen, die, ofwel tegen het stelsel dat hem gevangen hield. Hij woelt zich los van den knellenden band en zoekt een eigen spoor, een eigen weg en somtijds zelfs een eigen doel. Doch ten aanzien van zijn bestaan, van het doel van zijn bestaan en van zijn bestemming, verliest hij zich in de groote onoplosbare raad selen, waarin heel het menschdom, zoekende en vragende, nog steeds, als eeuwen terug, ver ward ligt. En toch is de menschengeest steeds werkzaam geweest. Wat al wijze en verstandige dingen zijn er inderdaad in den loop der eeuwen gezegd of neergeschreevn. De Grieksche wijsgeeren heb ben vanuit de oudheid, hunne namen als zoo danig, door de eeuwen heen behouden. Toch zal hunne wijsbegeerte heden ten dage in hoofdzaak wel slechts waarde hebben als tra ditie zooals ook de wijsbegeerte van onzen tijd in de oogen van de wijsgeeren van latere eeuwen niet weinig namk zal gaan. Het zai, naar wij vermoeden mogen, wel altijd tasten, aanvoelen en mistasten zijn. Inmiddels blijft van kracht de waarheid: „Wat ons de Wijzen als „waarheid" verkonden Straks komt een wijzer, die 't wegredeneert." Ligt het doel van zijn bestaan voor den vragenden en zoekenden mensch vaak nog in 't duister, ten aanzien van verschillende onder werpen, toch zijn er reeds zoovele overtui gingen ontstaan, dat velen zich afvragen: „Welke is de ware?" En nog steeds komen er nieuwe meeningen opdagen. Ten allen tijde hebben nagenoeg op elk terrein verschillende meeningen gegolden en in de laatste tijden ze ker niet het minst. Het onderscheidingsver mogen van den mensch zoekt en speurt naar alle zijden. Wel mag zeker, ten aanzien van de groote levensvragen ten volle worden gezegd: dat het recht van onderscheiding een onaantastbaar, heilig recht zal behooren te zijn wil men niet de overtuigingen in het algemeen en de heiligste gevoelens van den mensch in het bizonder, on eerbiedig en aanmatigend in den weg staan. „De gave van onderscheiding" (want het onderscheidingsvermogen is een gave), moet toch bij iederen mensch zij het dan dok niet in gelijke mate worden verondersteld. Deze overtuigingsgave, zooals men ook het onder scheidingsvermogen zou kunnen noemen, zal natuurlijk niet nalaten verschillende meenin gen te vestigen, en deze wetenschappelijke of andere meeningen kunnen lijnrecht indruischen degen min of meer algemeen aangenomen ziens wijzen, gevoelens of leerstellingen. De open haar heerschende meeningen en overtuigingen ilaten nu eenmaal geen inbreuken, geen af wijkingen en beschouwen toe. Men beschouwt .eenvoudig den eigengerechtigden mensch, die 't durft wagen van wat de massa doet of aan neemt af te wijken, als: een zonderling. De beoordeelaars houden bij zulk een uitspraak .geen rekenschap met de gave van onder scheiding, die het deel kan zijn van zulk een enkeling een gave, welke hem een eigen inzicht gaf, ten aanzien van zijn vertrouwen, zijn liefde tot de dingen die hem boeien of be lang inboezemen. Dit niet meegaan kan de wereld zich niet indenken. Zulk een afdwalende enkeling kan evenwel gelijk zijn aan een zich vrijgemaakt hebbend zijstroompje, aan een kleine klare beek, die zijn onvertroebeld beeld zuiver water wegvoert naar de groote zee der eeuwigheid. Dit stroompje is weliswaar on bevaarbaar, doch zij, die wel eens aan zijn oever hebben gestaan, hebben door het krista. eeuwigheid, dat door de heerlijke Godsgedachte wordt omruischt en waar stille, zoekende en van de Godsgenade overtuigde zielen „vrede" vinden. VIKING. FEUILLETON, W. HEIMBURG. VERTALING VAN HERMINE. (Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.) 33) Lieve beste freule Annelise! Zoudt gij zoo goed willen zijn, zestig gulden van de spaarbank te halen en mij per post te sturen: adres Dorothea Hemel te Langenwalde bij Óuersleben, af te geven bij den opztchter Hubner aldaar. En ik zou u zeer dank baar zijn, als gij daarbij eens wilt schrijven of gij gezond en wel zijt en hoe 't verder met alles gaat, en of uw mama zich het hoofd niet te veel met de huishouding behoeft te breken, en of de nieuwe keukenmeid al gewend is ik maak mij zoo dik wijls bezorgd hoe 't met u is, maar anders gaat 't mij goed. Zoo dikwijls denk ik: was freule Annelise maar hier, als 't zoo mooi en rustig om mij heen is. Ik kon niet in den molen wonen, daar de pachter zooveel plaats noodig heeft voor zijn groot gezin, maar nu ben ik in het kasteeltje onder dak ge komen, waar de opzichtersvrouw mij goed eten geeft voor weinig geld. Omstreeks kersttijd ben ik altijd zoo neergedrukt, dit jaar al heel bijzonder; ik heb veel te weinig te doen, niets anders dan spinnen, en dan spinnen de gedachten zoo mee en begint 't in mijn hoofd fe draaien, alsof daar ook een raadje zit. Wybert-tablelten on der het oefenen ter bescherming van de keel, vóór het op treden ter zuivering van de stem. (Adv.) heldere water heen, den blanken, modder- vrijen bodem kunnen waarnemen. De mensch, bij wien de gave van onder scheiding in actie is, die steeds speurt, die de dingen des levens sorteert, die zichzelf vragen stelt en die, wanneer hij gegrepen heeft, niet loslaat, maar het initiatief neemt heeft geen vrede als hij, door zijn onderscheidingsgave de gewone dingen des levens, de zakelijke dingen van het maatschappelijk bestaan en de hoogere dingen, die het gewetensleven betreffen, anders aanziet. Hij verbreekt de dijken en zich afzon derend, laat hij zich neerglijden in het dal, waar stille beekjes, door nauwere bedding, ook zeker hun weg vinden naar het meer der HET PLANTEN VAN STRUIKEN EN VRUCHT BOOMEN. Nu is de planttijd weer aangebroken. Hier mede wil ik niet zeggen, dat in het najaar alle boom- en stuikvormen maar geplant kunnen worden en dat het nergens beter zou zijn in het .voorjaar te planten, maar ik bedoel, dat un het algemeen de najaarsplanting de voor keur verdient boven het planten in het voor jaar. Op zeer natte gronden of gronden, die 's winters onder water komen, is het betere te wachten tot het voorjaar, maar op bijna alle andere gronden is de beste tijd het najaar. Waarom? Omdat de plant zich dan in de winterrust-periode herstellen kan van het ge leden verlies en zich klaar kan maken om in het voorjaar zijn werk naar behooren te ver vullen. Want verplanten mag pp zichzelf een heel onschuldig iets lijken, inderdaad is het dit niet. De plant verliest bij het verplanten bijna al zijn haarwortels. En die haarworstels zorgen voor de watervoorziening en voor het .opnemen van de anorganische bestanddeelen uit den bodem. Bij het verplanten worden die afgerukt (ruw of voorzichtig), maar we zijn ze kwijt. De plant kan er niet meer over be schikken. De wortels, die aan zoo'n boom of struik nog aanwezig zijn, de dikke en de dun nere zijn voor de voeding en watervoorziening waardeloos. Die vervullen in hoofdzaak hun plaats als bevestiging van de plant en als drager van de fijnere wortelvezels. Een verplante boom of struik heeft dus een flinke operatie ondergaan, soms op kundige wijze, veelal zoo onbeholpen mogelijk zonder op den patiënt te letten. En toch zijn die fijnere wortelvezels en de daarop zich bevindende wortelharen noodzakelijk. Een plant, die in het voorjaar wordt overgeplant kan zich niet voeden, maar wat nog erger is, kan ook niet drinken en dat is even erg als bij een dier. De plant moet dan nog die wortelharen vormen. Een ontluikende plant vraagt veel water. En een pas overgeplante boom mist de organen om zich dat water te verschaffen. En daarom moeten wij als het eenigszins mogelijk is den hajaarstijd benutten om over te planten en om onzen tuin wat aan te vullen. De kweekers hebben er op gerekend. Ze zijn nu druk met de verzending bezig en wachten ook op Uw bestelling. Die hebben ook liever, dat een plant aanstaat, dan dat ze later bericht ontvangen, dat „men" geen schik heeft van die struik of boom, want dat ze wei ging uït- loopen, maar daarna dood ging. Planten in het najaar wil zeggen: de plant gelegenheid geven zich te herstellen. Want al is alle uiterlijke leven 's winters dood, de wor tels groeien nog en vormen zoo zoetjes aan nieuwe wortels en wortelharen. Haalt meer eens een plant uit den grond, die een winter heeft gekuild gezeten, een struik bijv., die nog wachtte op nadere bestemming. Hebt ge dan wel eens opgemerkt dat er vele lange dunne witte worteltjes aan gegroeid zijn? Die zijn het, die de plant in leven houden en niet de dikke. Plant dus zoo mogelijk in het najaar en dat is nu, nu nu. Bij het planten worden er natuurlijk altijd wortels beschadigd, maar voor dat de plant in Uw bezit komt, is er vaak al veel meer mee gebeurd. Dat uithalen uit den grond heeft nog al eens een worteldeel doen afscheuren of be schadigen. Het vervoer doet er ook geen goed aan en kneust menig worteldeel. Alles wat ge kneusd of verdroogd of gescheurd is, moet er voor het planten af. Met een scherp mes ver wijderen we dit, dan kan daar tenminste geen rot of schimmel zijn tehuis vestigen en zoo in de jonge plant de kiem al vast leggen van een latere ergernis, wie weet voor hoeveel jaren? Zet vooral den boom of struik recht. Voor het planten slaat ge vast een paal of paaltje in den grond en bevestigd hieraan na eenigen tijd den jongen boom. Niet direct, eerst moet de grond goed bezakt zijn. Waarom we niet na dien tijd een paal slaan, zult ge vragen? Ja, kijk eens, wie prijs stelt op gezonde en onbeschadigde wortels, komt later met een paal liefst niet dicht meer bij de plant, want het kan niet anders of er moeten meerdere wortels beschadigd worden. De grond moet goed los zijn. Dat wil niet zeggen, dat het plant- gat nu maar flink, groot en diep genomen moet worden. Volstrekt niet. Als men plant, maakt men een gat, niet grooter dan noodig is, om het wortelstel in uit te kunnen spreiden, Dat losmaken van den bodem moet ver voor dien tijd geschieden, niet bij het planten. Dat geeft onnoodig verzakken en ellende voor niets. De kuil vullen met allerlei afval is dus nergens voor noodig. Wel zou het goed kunnen zijn, als dit een jaar te voren gebeurde. Hoe zwaar der grond, hoe nadeeliger het graven van een diepen kuil. Op losse gronden merkt men in den regel van de nadeelen van een diepen kuil niets, maar ik vraag me af: waarvoor is op dien grond dat diepe loswerken toch wel voor noodig? INGEZONDEN MEDEDEELING. Als 't Mei wordt moet feule Annelise eens komen, maar nu is 't ook al mooi en is er een sneeuwbaan, die u wel bevallen zal! Vaarwel, treule Annelise! Zoo zeker als er een hemel boven ons is, zoo zeker zal u tot aan haar dood liefhebben de oude nicht Dorothea Hemel. P. S. Als gij 't niet kwalijk neemt mocht ge soms verlegen zijn om geld, haal 't maar gerust op dit boekje men kan 't niet weten. Ik heb toch maar weinig noodig, alleen maar zoo'n beetje tegen Kerstmis; anders krijg ik alles, en alles krijgt eens Robert Nordman, maar wie weet of hij niet dood is!" Die goede oude nicht! Ik zat nog met den brief in de hand, toen het kamermeisje mij uit naam van mijn stiefvader kwam vragen, of ik boven met het overig gezelschap wilde eten dan of ik verkoos beneden te blijven. O, hier beneden!" antwoordde ik zonder aar zelen. En toen ik weer alleen was, dacht ik na, of 't fijngevoeligheid was, die hem aandreef mij hier beneden te laten óf angst voor mij? Wat zouden ze echter mama hebben voorge praat? Na tafel kwam zij bleek en gejaagd be neden bij mij. Het liefst zou ik haar om den ha.ls zijn gevallen en haar alles verteld hebben, maar zij werd op den voet gevolgd door die Olga Selman en deze zette zich bij'het venster-en babbelde aller lei onzin, noemde mij „stijfhoofdje", „kluizenaar ster" en wat al niet meer, en deed, alsof die af zondering maar een inval, een gril van mij was. Zij zat daar en dacht niet aan heengaan, hoewel mama als op gloeiende kolen stond en ik haar dui delijk liet merken, dat wij haar op het oogenblik best missen konden. De beroemde keukenmeid kwam nu aan mama vragen of zij de ganzelever- of de lijsterpastei in de mand moest pakken, die naar het huis van den predikant werd gezonden. Wolmeijer's fijne tong zorgde, dat zij ook aan de tafel van zijn minder door de fortuin gezegende bekenden iets naar haar uitgelezen smaak aantrof, en bij den predikant behoefde men niet te vreezen, dat de mand werd teruggestuurd, zooals eens door freule Degenberg. De predikantsvrouw, die een drukke huishouding had, nam die welkome be zending altijd met vreugde in ontvangst. „Gaat ge van avond mee, Annelise Immers ja?" vroeg mama, toen zij op het punt stond van mij te verlaten. „Neen," zeide ik, daar ik de freule niet in den weg wilde zitten, in geval zij haar plan om mijn heer Wolmeijer eens onder handen te nemen ten uitvoer kon brengen. Mijn moeder ging zwijgend heen. „Dan zult gij misschien wei met ons meegaan?" vroeg mevrouw Selman. „Otto en ik willen voor de grap eens naar de komedie. Ik heb nog nooit zoo'n reizenden troep gezien, die in de romans altijd zoo aardig beschreven wordt en verheug mij om eens flink te lachen. Gaat ge mee?" „Er zal van lachen niet veel inkomen." ant woordde ik. 's Morgens had ik al aan de hoeken van de straten aangeplakt gezien, dat de stads schouwburg te Westenberg in de zaal van „De drie Populieren", dien dag zou geopend worden. „Ze geven immers Don Carlos." „Alsof dit juist niet lachwekkend zal zijnl" her nam zij. „Verbeeld je eens de Eboli, die hier zal optreden!" zijn pijnlijk en duren lang omdat de huid vernield is. Akker's Kloosterbalsem er op verdrijft dadelijk de pijn, doet de blaren verdwijnen en ge houdt geen litteekens. „Geen goud zoo goed" ZUID-HOLLAND. Bij hun voorstel met betrekking tot de Brielsche veren hebben Gedep. Staten aan de Staten meegedeeld, dat zij over de bijdrage van de localiteit in de kosten van de bediening van die veren volgens de nieuwe plannen, wel' ke bijdrage zij op 25 pet. van die kosten met een maximum van ƒ4000 per jaar gesteld wil den zien, nog met die localiteit in onderhan deling waren, en dat zij hun voorstel tot vast stelling van het nieuwe tarief tot den afloop daarvan meenden te moeten aanhouden. De uitslag van de onderhandelingen is thans, dat in totaal de maximum-bijdrage van de loeali- „Nu, ik bedank," zeide ik. „Ik heb hoofdpijn en blijf thuis. Op eens stond zij vlak nevens mijzij hield een rooden juchtlederen etui in de hand en op de veer drukkend, zoodat zij opensprong, hield zij mij iets flikkerends en glinsterends voor. „Is dat niet prachtig?" Een fraaie, met diamanten versierde armband blonk mij tegen, In het midden was ons wapen, een gierenklauw die een kogel vasthoudt, ook in diamanten gezet, aangebracht; de kogel was een prachtige groote parel. „Wat zegt ge wel daarvan?" vroeg zij. „'t Is heel mooi, maar mama is niets op zulke dingen gesteld, antwoordde ik, denkende dat 't een kerstgeschenk van Wolmeijer voor mama was. „Dat komt hier niet in aanmerking," hernam zi losweg; „dit wil mijn broer aan iemand geven.' En zij kon zich niet verzadigen, naar 't scheen, aan het gezicht dier fonkelende steenen. Ik wendde mij hoofdschuddend af. Hoe onge manierd en dom! Ze hoopten blijkbaar, dat de groote attentie van mij ons wapen in briljanten te doen zien, mijn hart zou treffen! „Een verrukkelijk ding!" zeide zij, terwijl ze den etui weer in haar zak liet verdwijnen. Ik had mij onderwijl voor de kachel geplaatst en pookte uit al mijn macht het vuur op, iets dat ik altijd recht gaarne deed, maar nu zeer werk tuiglijk, daar mijn gedachten plotseling een won derlijken sprong hadden gemaakt; zij waren op iets gekomen, dat mij onaangenaam, ja, zelfs pijn lijk aandeed. Ik dacht namelijk, of de vreemdeling van het kerkhof soms tot den komediantentroep behoorde, welke dien dag zijn muzentempel open- de. Deze onderstelling hinderde mij bepaald, ik INGEZONDEN MEDEDEELING. teit ƒ3210 per jaar bedraagt of ƒ790 beneden het gedachte bedrag. Gedep. Staten zullen in- tusschen weder met Den Briei en Rockanje in overleg treden en deze gemeenten trachten te bewegen, alsnog het gevraagde bedrag be schikbaar te stellen. De andere gemeenten hebben zich reeds tot de gevraagde bijdragen verbonden. Hoewel de gelegenheid ontbreekt, de uit komst van het nader overleg af te wachten, meenen Gedep. Staten thans toch te moeten voorstellen, niet over te gaan tot de vaststel ling van een hooger tarief dan reeds door hen was ontworpen en dat nu ter goedkeuring aan de staten wordt aangeboden. BOTERLETTER EN BANKETLETTER. Een deskundige verhandeling. De directeur van den keuringsdienst voor waren in het keuringsgebied Nijmegen, dr. W. J. de Mooy, vestigt, nu Sinterklaas weer komt, er de aandacht op, dat de verkoopers van boterletter, banketletter enz., tusschen die waren onderscheid moeten maken. Boterletter is bereid met uitsluitend natuurboter, in ban ketletter kan margarine of kunnen andere vetten zijn verwerkt. Minder bekend, zoo deelt hij mede, is mis schien, dat er ook nog ai wat verschil is in de spijs, die men gebruikt. De eigenlijke spijs be staat hoofdzakelijk uit gemalen amandelpitten en suiker, in de mindere kwaliteiten worden de amandelpitten ten deele vervangen door per zik- of abrikozenpitten; soms"worden ook groote hoeveelheden tarwemeel of boonemneel erin verwerkt. Wettelijke bepalingen, die het goede product beschermen, bestaan niet, wel staat vast, dat alle gebak, dat met de aan duiding „boter" wordt verkocht (dus boter letter, boterspeculaas enz.) met uitsluitend natuurboter moet zijn bereid. Maar voor de spijs bestaan nog geen bepalingen. Hier moet dus het publiek voor zich zelf zorgen. Men kan dit doen door duidelijk aan te geven, wat men wenscht. moest zekerheid hebben. „Misschien ga ik ook," zeide ik dus op eens tot Olga, „maar ik zal zelve wel voor een plaats zorgen. Gij moet u maar niet verwonderen, als ge mij daar ziet ik haal eerst mijn oude Fransche leer meesteres af; dat zal mama wei goed vinden." Mevrouw Selman meesmuilde. „Ik heb al een kaartje voor je, Annelise. Gij zult ons immers niet alleen laten gaan?" „Och, ik bedenk mij ik ga toch liever niet," stemelde ik, vuurrood van toom. Op dat vol, ge- blanket .glimlachend aangezicht stond zoo duide lijk triomf te lezen een triomf, dien zij met haar armband bereikt meende te hebben. „Ik moet brieven schrijven," liet ik er kortaf op volgen, mij naar de schrijftafel wendende. Zij lach te wederom zegevierend. „Ik zal je niet storen," lispelde zij en zweefde de kamer uit, alsof ik een vischje was, dat aan het aas beet en dat door haar uit wreedaardig medelijden nog een poos in zijn eigen element werd gelaten. Voor welk een nietig schepsel moeten die menschen mij aanzien! Zoodra 't begon te schemeren, haalde ik het geld voor de nicht. Over het geheel was ik wel wat kalmer geworden en had een onwrikbaar vertrou wen op aen invloed van de freule, en al was ik ten opzichte van mama niet zeker van mijn zaak ik kon 't mijzelve niet verhelen, dat zij iets boven- menschelijks zou doen uit plichtsgevoel jegens haar nieuwen man zou zij mij toch niet tot een huwelijk tegen mijn zin dwingen. Dit geloof had freule Degenberg bij mij aangemoedigd. Zij was toch mijn moeder en ik haar eenig kind, haar alles, zooals zij mij wel duizendmaal had genoemd. En wachtte mij strijd, welnu, dan zou ik niet alleen strijden. Wordt vervolgd.) 11 a o g li le e- n d r. in i, k is 3 ig it r- n it r. t e

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1