H
1
WOENSDAG
4 DECEMBER 1929
12E JAARGANG. - N°. 10
De gave van onderscheiding.
DOOR EENS ANDERS SCHIJLD.
Brandwonden
Kloosterbalsem
PROVINCIALE STATEN.
Grossier: Firma A. L. VERBRÜGGE, Middelharnis
Prijs per kwartaal
Losse nummers
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Menigeen wordt in onze dagen
door onderwijs en leerstelling zoo
met vreemde gedachten volgepropt,
dat de lust bij hem vergaat, er
eigen gedachten op na te houden.
Zou het waar zijn wat in bovenstaand motto
wordt beweerd?
Zou leering het initiatief verdringen? Zou
overvulling van den geest, dezen werkeloos
maken, zoo al niet verlammen?Wanneer
een rivier of een kleinere stroom wordt over-
vuld met water, dan zoekt die stroom ten slotte
een uitweg en kiest een eigen bedding, of over
vloeit alles wat hem omgeeft indien hij al
thans niet wordt gekeerd.
Zoo is het ook gesteld met den mensch. Hij
bezit, in ineerdeie of in mindere mate de gave
van onderscheiding, en deze is het behoud van
zijn initiatief. De oergedachte, zij moge dan
ook door al het denken en door ai het weer
geven van gedachten totaal verwaterd schijnen
zij leeft nochthans in veler geest zij het dan
ook schuw gemaakt of weifelend. Diep na
denken, maar ook wel een toevallige aanleiding
kan oorzaak worden van het plotseling on
stuimig of langzaam voorbereid, doorbreken
van een oorspronkelijke gedachte van een
initiatief. Een langzame planvorming, zoowel
als een plotselinge ingeving, kunnen alzoo de
openbaringen van de gave van onderscheiding
zijn. Een heldere, opmerkzame geest wil zich
baanbreken door al wat duister, wat raadsel
achtig, wat verward is. Hoewei deze aanleg of
eigenschap van den geest de schaduwzijde
heeft van het te ver gaan, van misvatting, zoo
is deze toch op zich zelf een heerlijk verschijn
sel.
De mensch, de diepnadenkende mensch, wil
ten aanzien van zijn bestemming, niet in het
onzekere leven. Hij zoekt, veronderstelt, doch
$luit zich toch in hoofdzaak aan bij de gezag
hebbende meeningen, zoolang de gave des
onderscheids nog in hem in ruste is. Doch zoo
dra de sluimering van zijn onderscheidenden
geest wordt verbroken, opponeert deze tegen
de stellingen, die, ofwel tegen het stelsel dat
hem gevangen hield. Hij woelt zich los van
den knellenden band en zoekt een eigen spoor,
een eigen weg en somtijds zelfs een eigen doel.
Doch ten aanzien van zijn bestaan, van het
doel van zijn bestaan en van zijn bestemming,
verliest hij zich in de groote onoplosbare raad
selen, waarin heel het menschdom, zoekende
en vragende, nog steeds, als eeuwen terug, ver
ward ligt. En toch is de menschengeest steeds
werkzaam geweest.
Wat al wijze en verstandige dingen zijn er
inderdaad in den loop der eeuwen gezegd of
neergeschreevn. De Grieksche wijsgeeren heb
ben vanuit de oudheid, hunne namen als zoo
danig, door de eeuwen heen behouden. Toch
zal hunne wijsbegeerte heden ten dage in
hoofdzaak wel slechts waarde hebben als tra
ditie zooals ook de wijsbegeerte van onzen
tijd in de oogen van de wijsgeeren van latere
eeuwen niet weinig namk zal gaan. Het zai,
naar wij vermoeden mogen, wel altijd tasten,
aanvoelen en mistasten zijn.
Inmiddels blijft van kracht de waarheid:
„Wat ons de Wijzen als „waarheid"
verkonden
Straks komt een wijzer, die 't wegredeneert."
Ligt het doel van zijn bestaan voor den
vragenden en zoekenden mensch vaak nog in
't duister, ten aanzien van verschillende onder
werpen, toch zijn er reeds zoovele overtui
gingen ontstaan, dat velen zich afvragen:
„Welke is de ware?" En nog steeds komen
er nieuwe meeningen opdagen. Ten allen tijde
hebben nagenoeg op elk terrein verschillende
meeningen gegolden en in de laatste tijden ze
ker niet het minst. Het onderscheidingsver
mogen van den mensch zoekt en speurt naar
alle zijden.
Wel mag zeker, ten aanzien van de groote
levensvragen ten volle worden gezegd: dat het
recht van onderscheiding een onaantastbaar,
heilig recht zal behooren te zijn wil men niet
de overtuigingen in het algemeen en de heiligste
gevoelens van den mensch in het bizonder, on
eerbiedig en aanmatigend in den weg staan.
„De gave van onderscheiding" (want het
onderscheidingsvermogen is een gave), moet
toch bij iederen mensch zij het dan dok niet
in gelijke mate worden verondersteld. Deze
overtuigingsgave, zooals men ook het onder
scheidingsvermogen zou kunnen noemen, zal
natuurlijk niet nalaten verschillende meenin
gen te vestigen, en deze wetenschappelijke of
andere meeningen kunnen lijnrecht indruischen
degen min of meer algemeen aangenomen ziens
wijzen, gevoelens of leerstellingen. De open
haar heerschende meeningen en overtuigingen
ilaten nu eenmaal geen inbreuken, geen af
wijkingen en beschouwen toe. Men beschouwt
.eenvoudig den eigengerechtigden mensch, die
't durft wagen van wat de massa doet of aan
neemt af te wijken, als: een zonderling. De
beoordeelaars houden bij zulk een uitspraak
.geen rekenschap met de gave van onder
scheiding, die het deel kan zijn van zulk een
enkeling een gave, welke hem een eigen
inzicht gaf, ten aanzien van zijn vertrouwen,
zijn liefde tot de dingen die hem boeien of be
lang inboezemen. Dit niet meegaan kan de
wereld zich niet indenken. Zulk een afdwalende
enkeling kan evenwel gelijk zijn aan een zich
vrijgemaakt hebbend zijstroompje, aan een
kleine klare beek, die zijn onvertroebeld beeld
zuiver water wegvoert naar de groote zee der
eeuwigheid. Dit stroompje is weliswaar on
bevaarbaar, doch zij, die wel eens aan zijn
oever hebben gestaan, hebben door het krista.
eeuwigheid, dat door de heerlijke Godsgedachte
wordt omruischt en waar stille, zoekende
en van de Godsgenade overtuigde zielen
„vrede" vinden. VIKING.
FEUILLETON,
W. HEIMBURG.
VERTALING VAN HERMINE.
(Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
33)
Lieve beste freule Annelise! Zoudt gij zoo goed
willen zijn, zestig gulden van de spaarbank te halen
en mij per post te sturen: adres Dorothea Hemel
te Langenwalde bij Óuersleben, af te geven bij den
opztchter Hubner aldaar. En ik zou u zeer dank
baar zijn, als gij daarbij eens wilt schrijven of gij
gezond en wel zijt en hoe 't verder met alles gaat,
en of uw mama zich het hoofd niet te veel met de
huishouding behoeft te breken, en of de nieuwe
keukenmeid al gewend is ik maak mij zoo dik
wijls bezorgd hoe 't met u is, maar anders gaat 't
mij goed. Zoo dikwijls denk ik: was freule Annelise
maar hier, als 't zoo mooi en rustig om mij heen is.
Ik kon niet in den molen wonen, daar de pachter
zooveel plaats noodig heeft voor zijn groot gezin,
maar nu ben ik in het kasteeltje onder dak ge
komen, waar de opzichtersvrouw mij goed eten
geeft voor weinig geld. Omstreeks kersttijd ben ik
altijd zoo neergedrukt, dit jaar al heel bijzonder;
ik heb veel te weinig te doen, niets anders dan
spinnen, en dan spinnen de gedachten zoo mee en
begint 't in mijn hoofd fe draaien, alsof daar ook
een raadje zit.
Wybert-tablelten on
der het oefenen ter
bescherming van de
keel, vóór het op
treden ter zuivering
van de stem.
(Adv.)
heldere water heen, den blanken, modder-
vrijen bodem kunnen waarnemen.
De mensch, bij wien de gave van onder
scheiding in actie is, die steeds speurt, die de
dingen des levens sorteert, die zichzelf vragen
stelt en die, wanneer hij gegrepen heeft, niet
loslaat, maar het initiatief neemt heeft geen
vrede als hij, door zijn onderscheidingsgave de
gewone dingen des levens, de zakelijke dingen
van het maatschappelijk bestaan en de hoogere
dingen, die het gewetensleven betreffen, anders
aanziet. Hij verbreekt de dijken en zich afzon
derend, laat hij zich neerglijden in het dal,
waar stille beekjes, door nauwere bedding, ook
zeker hun weg vinden naar het meer der
HET PLANTEN VAN STRUIKEN
EN VRUCHT BOOMEN.
Nu is de planttijd weer aangebroken. Hier
mede wil ik niet zeggen, dat in het najaar alle
boom- en stuikvormen maar geplant kunnen
worden en dat het nergens beter zou zijn in
het .voorjaar te planten, maar ik bedoel, dat
un het algemeen de najaarsplanting de voor
keur verdient boven het planten in het voor
jaar. Op zeer natte gronden of gronden, die
's winters onder water komen, is het betere
te wachten tot het voorjaar, maar op bijna alle
andere gronden is de beste tijd het najaar.
Waarom? Omdat de plant zich dan in de
winterrust-periode herstellen kan van het ge
leden verlies en zich klaar kan maken om in
het voorjaar zijn werk naar behooren te ver
vullen. Want verplanten mag pp zichzelf een
heel onschuldig iets lijken, inderdaad is het
dit niet. De plant verliest bij het verplanten
bijna al zijn haarwortels. En die haarworstels
zorgen voor de watervoorziening en voor het
.opnemen van de anorganische bestanddeelen
uit den bodem. Bij het verplanten worden die
afgerukt (ruw of voorzichtig), maar we zijn
ze kwijt. De plant kan er niet meer over be
schikken. De wortels, die aan zoo'n boom of
struik nog aanwezig zijn, de dikke en de dun
nere zijn voor de voeding en watervoorziening
waardeloos. Die vervullen in hoofdzaak hun
plaats als bevestiging van de plant en als drager
van de fijnere wortelvezels.
Een verplante boom of struik heeft dus een
flinke operatie ondergaan, soms op kundige
wijze, veelal zoo onbeholpen mogelijk zonder
op den patiënt te letten. En toch zijn die fijnere
wortelvezels en de daarop zich bevindende
wortelharen noodzakelijk. Een plant, die in
het voorjaar wordt overgeplant kan zich niet
voeden, maar wat nog erger is, kan ook niet
drinken en dat is even erg als bij een dier. De
plant moet dan nog die wortelharen vormen.
Een ontluikende plant vraagt veel water. En
een pas overgeplante boom mist de organen
om zich dat water te verschaffen.
En daarom moeten wij als het eenigszins
mogelijk is den hajaarstijd benutten om over
te planten en om onzen tuin wat aan te vullen.
De kweekers hebben er op gerekend. Ze zijn
nu druk met de verzending bezig en wachten
ook op Uw bestelling. Die hebben ook liever,
dat een plant aanstaat, dan dat ze later bericht
ontvangen, dat „men" geen schik heeft van
die struik of boom, want dat ze wei ging uït-
loopen, maar daarna dood ging.
Planten in het najaar wil zeggen: de plant
gelegenheid geven zich te herstellen. Want al
is alle uiterlijke leven 's winters dood, de wor
tels groeien nog en vormen zoo zoetjes aan
nieuwe wortels en wortelharen. Haalt meer
eens een plant uit den grond, die een winter
heeft gekuild gezeten, een struik bijv., die nog
wachtte op nadere bestemming. Hebt ge dan
wel eens opgemerkt dat er vele lange dunne
witte worteltjes aan gegroeid zijn? Die zijn het,
die de plant in leven houden en niet de dikke.
Plant dus zoo mogelijk in het najaar en
dat is nu, nu nu.
Bij het planten worden er natuurlijk altijd
wortels beschadigd, maar voor dat de plant
in Uw bezit komt, is er vaak al veel meer mee
gebeurd. Dat uithalen uit den grond heeft nog
al eens een worteldeel doen afscheuren of be
schadigen. Het vervoer doet er ook geen goed
aan en kneust menig worteldeel. Alles wat ge
kneusd of verdroogd of gescheurd is, moet er
voor het planten af. Met een scherp mes ver
wijderen we dit, dan kan daar tenminste geen
rot of schimmel zijn tehuis vestigen en zoo in
de jonge plant de kiem al vast leggen van een
latere ergernis, wie weet voor hoeveel jaren?
Zet vooral den boom of struik recht. Voor
het planten slaat ge vast een paal of paaltje
in den grond en bevestigd hieraan na eenigen
tijd den jongen boom. Niet direct, eerst moet
de grond goed bezakt zijn. Waarom we niet
na dien tijd een paal slaan, zult ge vragen?
Ja, kijk eens, wie prijs stelt op gezonde en
onbeschadigde wortels, komt later met een
paal liefst niet dicht meer bij de plant, want
het kan niet anders of er moeten meerdere
wortels beschadigd worden. De grond moet
goed los zijn. Dat wil niet zeggen, dat het plant-
gat nu maar flink, groot en diep genomen
moet worden. Volstrekt niet. Als men plant,
maakt men een gat, niet grooter dan noodig is,
om het wortelstel in uit te kunnen spreiden,
Dat losmaken van den bodem moet ver voor
dien tijd geschieden, niet bij het planten. Dat
geeft onnoodig verzakken en ellende voor niets.
De kuil vullen met allerlei afval is dus nergens
voor noodig. Wel zou het goed kunnen zijn,
als dit een jaar te voren gebeurde. Hoe zwaar
der grond, hoe nadeeliger het graven van een
diepen kuil. Op losse gronden merkt men in
den regel van de nadeelen van een diepen kuil
niets, maar ik vraag me af: waarvoor is op
dien grond dat diepe loswerken toch wel voor
noodig?
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Als 't Mei wordt moet feule Annelise eens komen,
maar nu is 't ook al mooi en is er een sneeuwbaan,
die u wel bevallen zal! Vaarwel, treule Annelise!
Zoo zeker als er een hemel boven ons is, zoo zeker
zal u tot aan haar dood liefhebben
de oude nicht
Dorothea Hemel.
P. S. Als gij 't niet kwalijk neemt mocht ge
soms verlegen zijn om geld, haal 't maar gerust
op dit boekje men kan 't niet weten. Ik heb
toch maar weinig noodig, alleen maar zoo'n beetje
tegen Kerstmis; anders krijg ik alles, en alles krijgt
eens Robert Nordman, maar wie weet of hij niet
dood is!"
Die goede oude nicht! Ik zat nog met den brief
in de hand, toen het kamermeisje mij uit naam
van mijn stiefvader kwam vragen, of ik boven met
het overig gezelschap wilde eten dan of ik verkoos
beneden te blijven.
O, hier beneden!" antwoordde ik zonder aar
zelen. En toen ik weer alleen was, dacht ik na, of
't fijngevoeligheid was, die hem aandreef mij hier
beneden te laten óf angst voor mij?
Wat zouden ze echter mama hebben voorge
praat? Na tafel kwam zij bleek en gejaagd be
neden bij mij. Het liefst zou ik haar om den ha.ls
zijn gevallen en haar alles verteld hebben, maar zij
werd op den voet gevolgd door die Olga Selman
en deze zette zich bij'het venster-en babbelde aller
lei onzin, noemde mij „stijfhoofdje", „kluizenaar
ster" en wat al niet meer, en deed, alsof die af
zondering maar een inval, een gril van mij was.
Zij zat daar en dacht niet aan heengaan, hoewel
mama als op gloeiende kolen stond en ik haar dui
delijk liet merken, dat wij haar op het oogenblik
best missen konden.
De beroemde keukenmeid kwam nu aan mama
vragen of zij de ganzelever- of de lijsterpastei in
de mand moest pakken, die naar het huis van den
predikant werd gezonden.
Wolmeijer's fijne tong zorgde, dat zij ook aan
de tafel van zijn minder door de fortuin gezegende
bekenden iets naar haar uitgelezen smaak aantrof,
en bij den predikant behoefde men niet te vreezen,
dat de mand werd teruggestuurd, zooals eens door
freule Degenberg. De predikantsvrouw, die een
drukke huishouding had, nam die welkome be
zending altijd met vreugde in ontvangst.
„Gaat ge van avond mee, Annelise Immers ja?"
vroeg mama, toen zij op het punt stond van mij te
verlaten.
„Neen," zeide ik, daar ik de freule niet in den
weg wilde zitten, in geval zij haar plan om mijn
heer Wolmeijer eens onder handen te nemen ten
uitvoer kon brengen. Mijn moeder ging zwijgend
heen.
„Dan zult gij misschien wei met ons meegaan?"
vroeg mevrouw Selman. „Otto en ik willen voor
de grap eens naar de komedie. Ik heb nog nooit
zoo'n reizenden troep gezien, die in de romans
altijd zoo aardig beschreven wordt en verheug mij
om eens flink te lachen. Gaat ge mee?"
„Er zal van lachen niet veel inkomen." ant
woordde ik. 's Morgens had ik al aan de hoeken
van de straten aangeplakt gezien, dat de stads
schouwburg te Westenberg in de zaal van „De drie
Populieren", dien dag zou geopend worden. „Ze
geven immers Don Carlos."
„Alsof dit juist niet lachwekkend zal zijnl" her
nam zij. „Verbeeld je eens de Eboli, die hier zal
optreden!"
zijn pijnlijk en duren lang omdat de huid
vernield is. Akker's Kloosterbalsem er op
verdrijft dadelijk de pijn, doet de blaren
verdwijnen en ge houdt geen litteekens.
„Geen goud
zoo goed"
ZUID-HOLLAND.
Bij hun voorstel met betrekking tot de
Brielsche veren hebben Gedep. Staten aan de
Staten meegedeeld, dat zij over de bijdrage
van de localiteit in de kosten van de bediening
van die veren volgens de nieuwe plannen, wel'
ke bijdrage zij op 25 pet. van die kosten met
een maximum van ƒ4000 per jaar gesteld wil
den zien, nog met die localiteit in onderhan
deling waren, en dat zij hun voorstel tot vast
stelling van het nieuwe tarief tot den afloop
daarvan meenden te moeten aanhouden. De
uitslag van de onderhandelingen is thans, dat
in totaal de maximum-bijdrage van de loeali-
„Nu, ik bedank," zeide ik. „Ik heb hoofdpijn en
blijf thuis.
Op eens stond zij vlak nevens mijzij hield een
rooden juchtlederen etui in de hand en op de veer
drukkend, zoodat zij opensprong, hield zij mij iets
flikkerends en glinsterends voor. „Is dat niet
prachtig?"
Een fraaie, met diamanten versierde armband
blonk mij tegen, In het midden was ons wapen,
een gierenklauw die een kogel vasthoudt, ook in
diamanten gezet, aangebracht; de kogel was een
prachtige groote parel. „Wat zegt ge wel daarvan?"
vroeg zij.
„'t Is heel mooi, maar mama is niets op zulke
dingen gesteld, antwoordde ik, denkende dat 't een
kerstgeschenk van Wolmeijer voor mama was.
„Dat komt hier niet in aanmerking," hernam zi
losweg; „dit wil mijn broer aan iemand geven.'
En zij kon zich niet verzadigen, naar 't scheen,
aan het gezicht dier fonkelende steenen.
Ik wendde mij hoofdschuddend af. Hoe onge
manierd en dom! Ze hoopten blijkbaar, dat de
groote attentie van mij ons wapen in briljanten
te doen zien, mijn hart zou treffen!
„Een verrukkelijk ding!" zeide zij, terwijl ze
den etui weer in haar zak liet verdwijnen.
Ik had mij onderwijl voor de kachel geplaatst
en pookte uit al mijn macht het vuur op, iets dat
ik altijd recht gaarne deed, maar nu zeer werk
tuiglijk, daar mijn gedachten plotseling een won
derlijken sprong hadden gemaakt; zij waren op
iets gekomen, dat mij onaangenaam, ja, zelfs pijn
lijk aandeed. Ik dacht namelijk, of de vreemdeling
van het kerkhof soms tot den komediantentroep
behoorde, welke dien dag zijn muzentempel open-
de. Deze onderstelling hinderde mij bepaald, ik
INGEZONDEN MEDEDEELING.
teit ƒ3210 per jaar bedraagt of ƒ790 beneden
het gedachte bedrag. Gedep. Staten zullen in-
tusschen weder met Den Briei en Rockanje in
overleg treden en deze gemeenten trachten te
bewegen, alsnog het gevraagde bedrag be
schikbaar te stellen. De andere gemeenten
hebben zich reeds tot de gevraagde bijdragen
verbonden.
Hoewel de gelegenheid ontbreekt, de uit
komst van het nader overleg af te wachten,
meenen Gedep. Staten thans toch te moeten
voorstellen, niet over te gaan tot de vaststel
ling van een hooger tarief dan reeds door hen
was ontworpen en dat nu ter goedkeuring aan
de staten wordt aangeboden.
BOTERLETTER EN BANKETLETTER.
Een deskundige verhandeling.
De directeur van den keuringsdienst voor
waren in het keuringsgebied Nijmegen, dr. W.
J. de Mooy, vestigt, nu Sinterklaas weer komt,
er de aandacht op, dat de verkoopers van
boterletter, banketletter enz., tusschen die
waren onderscheid moeten maken. Boterletter
is bereid met uitsluitend natuurboter, in ban
ketletter kan margarine of kunnen andere
vetten zijn verwerkt.
Minder bekend, zoo deelt hij mede, is mis
schien, dat er ook nog ai wat verschil is in de
spijs, die men gebruikt. De eigenlijke spijs be
staat hoofdzakelijk uit gemalen amandelpitten
en suiker, in de mindere kwaliteiten worden de
amandelpitten ten deele vervangen door per
zik- of abrikozenpitten; soms"worden ook
groote hoeveelheden tarwemeel of boonemneel
erin verwerkt. Wettelijke bepalingen, die het
goede product beschermen, bestaan niet, wel
staat vast, dat alle gebak, dat met de aan
duiding „boter" wordt verkocht (dus boter
letter, boterspeculaas enz.) met uitsluitend
natuurboter moet zijn bereid. Maar voor de
spijs bestaan nog geen bepalingen. Hier moet
dus het publiek voor zich zelf zorgen. Men kan
dit doen door duidelijk aan te geven, wat men
wenscht.
moest zekerheid hebben.
„Misschien ga ik ook," zeide ik dus op eens tot
Olga, „maar ik zal zelve wel voor een plaats zorgen.
Gij moet u maar niet verwonderen, als ge mij daar
ziet ik haal eerst mijn oude Fransche leer
meesteres af; dat zal mama wei goed vinden."
Mevrouw Selman meesmuilde. „Ik heb al een
kaartje voor je, Annelise. Gij zult ons immers niet
alleen laten gaan?"
„Och, ik bedenk mij ik ga toch liever niet,"
stemelde ik, vuurrood van toom. Op dat vol, ge-
blanket .glimlachend aangezicht stond zoo duide
lijk triomf te lezen een triomf, dien zij met
haar armband bereikt meende te hebben.
„Ik moet brieven schrijven," liet ik er kortaf op
volgen, mij naar de schrijftafel wendende. Zij lach
te wederom zegevierend. „Ik zal je niet storen,"
lispelde zij en zweefde de kamer uit, alsof ik een
vischje was, dat aan het aas beet en dat door haar
uit wreedaardig medelijden nog een poos in zijn
eigen element werd gelaten. Voor welk een nietig
schepsel moeten die menschen mij aanzien!
Zoodra 't begon te schemeren, haalde ik het geld
voor de nicht. Over het geheel was ik wel wat
kalmer geworden en had een onwrikbaar vertrou
wen op aen invloed van de freule, en al was ik ten
opzichte van mama niet zeker van mijn zaak
ik kon 't mijzelve niet verhelen, dat zij iets boven-
menschelijks zou doen uit plichtsgevoel jegens haar
nieuwen man zou zij mij toch niet tot een
huwelijk tegen mijn zin dwingen. Dit geloof had
freule Degenberg bij mij aangemoedigd. Zij was
toch mijn moeder en ik haar eenig kind, haar alles,
zooals zij mij wel duizendmaal had genoemd. En
wachtte mij strijd, welnu, dan zou ik niet alleen
strijden. Wordt vervolgd.)
11
a
o
g
li
le
e-
n
d
r.
in
i,
k
is
3
ig
it
r-
n
it
r.
t
e