EERSTE BLAD
ZATERDAG
28 September 1929
11E JAARGANG. - N°. 92
excesses Ir de massa-schoolprodictis
feuilleton.
W. HEIMBURG.
door eens anders schuld.
fglqbss?!
Week-revsae»
Prijs per kwartaal f 1,—
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Mèt de uitbreiding van de epidemische
schoolmassa-productie schijnt gepaard te
gaan een groeiend waanzinnig tanatisme
van de voorstanders of stichters der bizon-
dere scholen, wat tot ongelooflijke excessen
leiden kan. Een voorbeeld van zulk een
door fanatisme verstard denkvermogen,
van zoo een hersen-vernietigende werking
en haar fatale gevolgen, werd dezer dagen
gedomonstreerd in een Sekteblaadje onder
het opschrift:
De Openbare School.
Bij den aanvang van het epistel is men
geneigd zich te verbazen, te schrikken, ja
zelfs wrevelig te worden, doch allengs
bij het verder lezen, vervloeien al deze
gewaarwordingen tot een mildere stem
ming, tenslotte tot medelijden; medelijden
met eten armen kranke, die in ijlkoorsten
ligt te worstelen met zijn eigen ziel, die
hij niet peilen kan, en waarbij hij niet één
greintje energie vermag te zamelen om
een verklaring te zoeken voor dezen hel-
schen brand in zijn binnenste, die zijn
hersens in chaotische wanorde door elkaar
ranselt.
Als deze mensch zich eens naar een
eenzamen sneeuwtop begaf en de branding
van zijn fanatisme ziekelijke hysterische
dweepzucht) eens kon berustigen, het
hoofd laten bekoelen, en hij zou zich
dan eens de vraag stellen: „Is dit, mijn
drijven, mijn opzweepen alles wel naar den
geest Gods en heb ik deel aan dien uni-
verseelen, dien Eenheidsgeest, die in
zichzelf niet verdeeld kan zijn?"
Als hij dan logisch en eerlijk tegenover
zichzelf stond, moest het antwoord onvoor
waardelijk „Neen" zijn. „Immers" zou hij
redeneeren „wij zijn, in strijd met dezen
geest, tien- en tienledig in onszelf verdeeld
waaruit wij dan wel moeten concludeeren,
dat wij geen deel hebben aan dezen geest,
ergo ook niet de geestelijke belangen
voorstaan, zooals wij valschelijk voorgeven;
maar enkel materiëele belangen najagen
uit louter machtswellust. Verder echter
stellen wij het voor, alsof wij rechtstreeks
de goddelijke gaven en de genade uit
Zijn hand ontvangen hebben en deze nu
naar welbehagen kwistig rond kunnen
strooien. Ja, sterker nog, zooals wij de taak
van God overnemen door bewapening en
oorlog uit te roepen, als Hij de menschen
wil straffen; zooals wij de doodstraf
proclameeren, om daarmee de uitvoering
van een vonnis Hem uit de handen te
nemen; zooals wij de vaccinatie verwerpen,
om onze hulpvaardigheid te toonen bij
het toepassen van Zijn strafoefeningen;
zooals wij vrijwillig afstand doen van de
zuivere rede en het gezond verstand, ons
door Hem geschonken, zoo moeten wij nu
die beklagenswaardige Openbare School
in onze liefderijke bescherming nemen;
zoo moeten wij, druipend van Christelijke
naastenliefde, aantoo.nen, dat neutraal
godsdienstloos tegen Gods Woord. Al
hebben wij dus geen deel aan den geest
Gods, wij hebben Zijn woord, en daarmede
kunnen wij schermutselen, dat Broekhuis
en Liebermann er van zouden watertan
den. In het heerlijk bezit nu van deze
acrobatische lenigheid van het woord,
moeten wij de Openbare School christia-
niseeren, en wel op de volgende manier:
wij moeten eerst de Openb. School van
alle zijden isoleeren van alle mogelijkheden
tot godsdienstonderricht; immers, als wij
het godsdienstonderwijs in de Openbare
School dulden, bereiken we slechts een
gedeelte der kinderen, en is dit dus een
halve maatregel, die niet tot het doel leidt.
Ook kan het natuurlijk niet de taak der
overheid zijn door de school het volk
christelijk te maken, dat moeten wij doen,
wij hebben de pretentie. En als dan de
Openbare School na zekeren tijd ligt te
zieltogen, dan kunnen wij ze natuurlijk
niet aan haar lot overlaten en beginnen
wij liefdevol bijv. 's Zondags te evangeli-
seeren in de Openbare School. De bizon-
dere School wordt dus regel, de openbare
wordt uitzondering. Doch we moeten ons
haasten, want de oogst is rijp om gemaaid
te worden. (De landswet maakt het ons
gemakkelijk).
Inmiddels en aldus redeneerende is de
mensch van zijn heilbeloovenden sneeuw
top weer langzaam afgedaald tot op de
gloeiend-heete vlakte, het begint weer te
kloppen in zijn slapen, te bruisen in zijn
hoofd en wild gebarend krijt hij„Hier
ligt een schoone taak, die we niet uit het
oog mogen verliezen
Ongeneeslijk!
A. P.
VERTALING VAN HERMINE.
Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
INGEZONDEN MEDEDEELING.
sma&kl als room
Binnenland.
De moderne straatjeugd is voor geen klein
geruchtje vervaard en de Rotterdamsche, die'
toch al geen a! te gunstige reputatie heeft,
heeft dezer dagen eenige baldadigheden uit
gevoerd, bij uitstek geschikt om de ongunstige
reputatie nog te verergeren, indien zulks mo
gelijk is ten minste.
Op het rangeer-emplacement aan den Paral
lelweg, waar de vorige week eveneens door
baldadigheid reeds brand was gesticht in eenige
spoorwegwagons, hebben eenige jongens nog
maals een vuurtje gestookt in eenige daar
staande wagons en wel met zoo'n schitterend
resultaat, dat de wagons weldra in brand ston
den en geheel uitbrandden.
Deze kleinigheid alleen, we zijn in Rotter-1
dam, waar ze een gemeenteraad hebben, die
elkaar behalve met woorden ook met glaasjes
water bestrijden, was nog niet voldoende. Een
dag later, tijdens het rangeeren van een con-
vooitrein, welke van de Maashaven naar '1 ran
geerterrein aan den Parallelweg op weg was,
schijnen eenige aldaar spelende jongens, de
hier aan den openbaren weg liggende wissels
zijn onbeheerd, het wissel te hebben omge
gooid, met als gevolg eenige omgekantelde en
ernstig beschadigde wagons. Het ingestelde
onderzoek der politie heeft uitgewezen, dat
eenige aldaar spelende jongens na het gebeurde
snel de beenen namen. De schade van deze
ergerlijke baldadigheid is vrij aanzienlijk.
De eerste najaarsstormen hebben onze kus
ten weer gebeukt en reeds dadelijk heeft de
zee een eerste offer geëischt. Het Italiaansche
stoomschip „Disciplina" groot ruim 3000 ton,
geladen met steenkool, is op het Zuiderhoofd
bij Hoek van Holland gestrand. De bemanning
is door de reddingsboot „Koningin Wilhelmina,
onder commando van kapitein Slis, in veilig
heid gebracht. Voor de laatste badgasten was
een en ander een zeer ongewoon schouwspel.
Omtrent vadertje Staat, met zijn overschot
ten van vele millioenen, krijgen we af en toe
staaltjes van ongekende zuinigheid, zoo zuinig
zelfs, dat de meest fanatieke bezuinigings
maniak het welletjes vindt.
Eenige merkwaardige staaltjes hiervan heb
ben we gehoord bij de rectoraat-overdracht
aan de landbouwhoogeschool te Wageningen.
Dit nuttige instituut, waar een gebouwennood
heerscht als gevolg van de vroegere bezuini
gingsmaatregelen en de toeneming van het
aantal studenten, is veel te bekrompen gehuis
vest. Bij schier alle afdeelingen heerscht een
gebrek aan ruimte, met als gevolg, dat bij
voorbeeld de bibliotheek met haar 200.000
deelen, een der allerbeste van de wereld en
slechts door de Washingtonsche overtroffen,
in een laboratorium is ondergebracht, waar
dagelijks extracties met licht ontvlambare stof
fen worden verricht en waar ook door andere
werkzaamheden groote kans op brand bestaat.
Moet er nu eerst weer een kalfje verdrinken,
alvorens de regeering den put gaat dempen?
De moordzaak Giesen-Nieuwkerk wordt zoo
langzamerhand een soort reclame-object, het
geen nu niet bepaald een aangenamen indruk
maakt. Een der bioscopen heeft zelfs het echt
paar Kroon op het tooneel laten optreden.
Gezien ook de houding van dit echtpaar voor
de Dordtsche rechtbank, ai is er dan ook veel
ter hunner verontschuldiging aan te voeren, is
dit toch wel de meest misselijke vertooning,
welke denkbaar is. Over het Rotterdamsche
14)
De aanstaande bruidegom voegde zich op dat
oogenblik bij ons; de champagne steeg hem al naar
het hoofd, de trots op zijn geluk maakte hem over
moedig. Hij zeider',.Schoonmamatje" tegen de
freule, die niet van mama's zijde week, noemde
mam: „Mijn schat!" en riep dit over de geheele
tafel heen. Ik balde de handen krampachtig in mijn
japon en de freule wierp hem een blik toe, die ieder
'ander had doen bevriezen. „Nu nu! Mijn
heer!" hoorde ik haar zeggen.
„Ga naar boven, Annelise, gij zijt nog niet sterk
genoeg voor zulk een drukte om je heenfluisterde
mama mij toe, en ik ging dan ook maar. Ik had
't niet langer kunnen aanzien; 't maakte mij zoo
diep rampzalig. Maar och, daar boven was 't nog
erger! Ik liep radeloos rond, de handen wringende;
't was alsof de zoldering op mij neerviel. En ik
ging weer naar beneden, naar de keuken, en vroeg
waar nicht Hemel was. In haar eigen kamer, werd
mij geantwoord.
Deze lag niet ver van de keuken en zag op den
tuin uit; zij had maar één raam, terwijl een bonte
katoenen gordijn, waarachter een alkoof met een
bed, het vertrek in twee gedeelten scheidde. Een
brandende lamp stond op tafel en de oude vrouw
zat.bij de kachel met de handen op haar witten
boezelaar voor zich uit te staren. „Zijt gij 't freule
Annelise?" zeide zij, vluchtig opziende,. „Ik rust
wat uit. Zelden heb ik mij zoo moeten afsjouwen
als vandaag."
„Mag ik dan een poosje bij u blijven, nicht?"
,,'t ls mij wél!" antwoordde zij, opnieuw voor
zich uit starende.
Nog eer ik een plaats had gezocht, werd de deur
opengeworpen en kwam er een vrouw binnen
stormen, die ik nu en dan wel eens in huis had
gezien. Ze moest een verre nicht van mijnheer
Wolmeijer zijn, een weduwe, tusschen de dertig en
veertig jaar oud, die hij met zijn alom bekende
edelmoedigheid aan een bestaan had geholpen
door haar in een winkeltje te zetten, waar zij lint
en knoopen, naaigaren en spelden verkocht en
hiermee haar kind en zichzelve aan den kost hielp.
Zij was een knappe vrouw met frissche roode
wangen, maar overigens een zeer ordinair uiterlijk
en stond door het geheele stadje als Knoopen-
Martha bekend. Dien dag scheen zij een geheele
gedaanteverandering te hebben ondergaan; haar
aangezicht was nóg rooder dan anders, haar kleine
zwarte oogen flikkerden, alsof ze niet wel bij het
hoofd was, de omslagdoek was haar van de schou
ders gegleden en een van hare vlechten had zich
losgelaten en hing haar over den rug.
,,'t Gaat hier al héél vroolijk toe'."„riep zij, ter
wijl zij met de bevende handen driftig haar doek
afdeed. „Dat is me een mooie koppelarij, waarin
gij natuurlijk de hand
„Goede hemel, Martha, heb gij je verstand ver
loren?" riep de oude vrouw, terwijl zij van haar
INGEZONDEN MEDEDEELING.
publiek dat deze vertooning toejuichte zullen
we maar zwijgen.
Buitenland.
De tiende Assemblée te Genève behoort
weer tot het verleden. De kopstukken waren
reeds eerder vertrokken en de mindere goden,
welke zitting hadden in de verschillende com
missies, hebben deze week hun werkzaamheden
beëindigd. Wij zullen geen lange uiteenzetting
geven van wat er gedurende deze bijeenkomst
zooal te Genève is verricht, want behalve het
feit dat acht staten de facultatieve clausule
hebben onderteekend, bestaat de verdere
winst uit.een verdaging der talrijke andere
kwesties. Per slot van rekening is er alleen in
theorie eenige winst, omdat er in de praktijk
voorloopig niets verandert. Wij hebben nu zoo
langzamerhand een zoo groot aantal commis
sies verkregen te Genève, dat uitbreiding hier
van vrijwel onmogelijk is. Toch heeft men te
Genève nog kans gezien het reeds onmogelijke
aantal nog verder uit te breiden. De tiende
Assemblée heeft een motie aangenomen, waar
in den Volkenbondsraad wordt uitgenoodigd,
een studiecommissie van zeven leden te be
noemen, om na te gaan, wat de oorzaken zijn,
dat de Volkenbondsconventies in zoo onvol
doende mate worden geratificeerd, terwijl zij
toch door zooveel regeeringen worden getee-
kend.
Dat er eenig verschil en wel een groot ver
schil bestaat tusschen de hooge idealen van
Genève en de vaak lage praktijk daaraan twij
felt niemand, terwijl ook omtrent de oorzaak
weinig twijfel kan bestaan. De verlangde com
missie van zeven zal de wereld dan ook weinig
nieuws te vertellen hebben, indien deze heeren
ons te eeniger tijd met een rapport gelukkig
maken, dat toch niemand leest, doch dat bij
voorbaat beschikt is om op een stoffige boe
kenplank te vergelen.
De belangrijkste berichten dezer week be
staan voornamelijk uit crisis en schandaal-
berichten. In Checlioslowakije hebben de re-
geeringspartijen herrie gekregen over de ver
deeling der ministerzetels, welk heibeltje zeer
waarschijnlijk nieuwe verkiezingen tot gevolg
zal hebben.
In Litauen heeft Woldemaras het eveneens
met zijn kabinet te-kwaad gekregen en wel in
zoodanige mate, dat hij het bijltje er bij neer
gelegd heeft. Er is reeds een nieuw kabinet ge
formeerd en Woldemaras is voorloopig van het
politieke tooneel verdwenen, tot groote vreug
de van zijn tegenstanders, welke wel eens wat
al te hardhandig door dezen geleerden politicus
werden aangepakt, hetgeen een der voornaam
ste oorzaken is geweest, dat de gematigden
zijner partij steeds verder van hem vervreemd
werden, met het bekende gevolg.
In Polen, het land van de eeuwige crisis, waar
Pilsoedski, gesteund door zijn militaire aan
hangers, het bestaande parlementaire stelsel
op de meest drastische wijze vertrapt, als de
meerderheid niet naar bevelen van den dicta
tor wenscht te luisteren, wordt de landdag uit
wandelen gezonden, worden pogingen onder
nomen om de aldus gestopte parlementaire
machine weer gedeeltelijk op gang te brengen.
Deze pogingen hebben een zeer mager resul
taat opgeleverd, of liever, heelemaal geen resul
taat. Deswege is Pilsoedski uit zijn hum en
heeft hij in een artikel zijn overkropt gemoed
gelucht. De gebezigde uitdrukkingen hebben
evenwel voor Poolsche ooren een zeer milden
stoel opvloog en naar mij wees. „Zie toch eerst,
wie ge voor hebt, eer ge zoo uitvalt! Wat wilt ge
toch?"
„Wel, ik wil feliciteeren, met die verloving
feliciteeren," riep de vrouw opgewonden. „Wat
zou ik anders willen? Dat's zeker de freule, zijn
aanstaande' stiefdochter?" dus wendde zij zich
tot mij. „Nu, ik feliciteer freule ook wel, ge
krijgt een voortreffelijken vader en een slimmen
ook want, ja, dat is hij! Die verstaat de kunst
van van een vrouw ja te laten zeggen," en ze
trad mij op zijde en strekte haar groote bevende
hand uit en klapte met de andere daarin. „Vraag
't maar eens aan uw moeder, freuletje, hoe en waar
door hij haar heeft overgehaald, en als zij 't u.niet
vertellen wil dan kunt gij 't van mij hooren. Hare
hand is leeg geweest, even leeg als de mijne 't was,
en hongerlijden doet pijn, weet ge! God beware u,
dat ge ooit in uw leven iemand, dien ge liefliebt,
gebrek moet zien lijden. En dan staat hij daar in
zulke oogenblikken legt geld in die arme leege
hand en praat van menschen- en christenplicht
en van in Gods naam te helpen Och, en dat doet
in het begin zoo goed en dan dan geeft hij nóg
meer, nog véél meer dan men noodig heeft, en wil
niets daarvoor in de plaats hebben hij wil alleen
helpen, dat's zijn belooning, zegt hij. Ja, als men
dom genoeg is om 't te gelooven!En al
scheurt ge mij mijn rok van het lijf, nicht, ik spreek
tóch!" riep zij, terwijl zij de oude, radelooze vrouw
[-zoo heftig van zich afstiet, dat zij bijna tegen den
muur tuimelde. „Ik wil niet zwijgen! O, mijnheer
Wolmeijer weet wel waar voor zijn geld te krijgen,
ik heb er ook voor moeten betalen, met mijn ge
weten heb ik betaald, met mijne eer heb ik be
taald! Uwe moeder betaalt hem ook, maar met
klank. De linkerpartijen gaan in hun eischen
tegen de regeering het verst en eischen het
onmiddellijk aftreden der regeering, de regee
ring der kolonels, en de volledige liquidatie van
het huidige systeem waardoor het parlement
geheel terzijde wordt geschoven. Er zullen nog
wel eenige harde noten gekraakt worden in
Polen alvorens de heerschende onrust en gis
ting geheel is verdwenen.
Erger nog dan al dit politiek geharrewar, zijn
een reeks financieele en andere schandalen, die
op het oogenblik de volle aandacht trekken.
In Duitschland hebben eenige kleine bankjes
de loketten moeten sluiten, waardoor meeren-
deels kleinere spaarders worden getroffen, ter
wijl Londen in beroering is gebracht door de
arrestaties van Clarence Hatry en eenige zijner
vrienden, leider van 7 ondernemingen, de
Hatry-groep genaamd. De aandeelhouders van
deze ondernemingen zullen hier de klappen
krijgen. Men heeft een bepaald soort menschen
die alles in het groot doen en deze Hatry, die
oorspronkelijk als een zeer bescheiden kantoor
bediende is begonnen, doch die zich door hard
werken en door zekeren flair snel wist op te
werken, moet door fraudes eenige honderd
duizenden ponden hebben verzwendeld. Be
reidwillige slachtoffers, genegen de rol van ge
plukte kip te vervullen, hoe ondankbaar en
onaangenaam ook, worden er overal ter wereld
gevonden, en indien dit niet het geval was,
zou geen enkele beurs kunnen bestaan. De
manier waarop de slachtoffers te Londen even
wel zijn genomen is evenwel wat al te radicaal.
Behalve deze financieele schandalen, geniet
of ergert de wereld zich aan eenige onthulde
politieke schandaaltjes. Het meest weerzin
wekkende hiervan is wel het beruchte „Shearer
schandaal". Deze Shearer, oorlogsstoker eerste
klas, heeft de laatste jaren niets anders ge
daan dan te trachten op alle mogelijke ma
nieren onrust en haat te zaaien tusschen Ame
rika en Engeland, tot voor kort met maar al
te groot succes. Dit funest gewroet van dezen
agent-provocateur heeft er in niet geringe mate
toe bijgedragen, dat de eerste conferenties voor
vlootbeperking te Genève, welker mislukking
toen zoo'n slechten indruk heeft gemaakt, is
mislukt. AI dit gewroet ging door onder den
dekmantel van oprechte vaderlandsliefde en
nu is gebleken, dat deze vaderlandsliefde al
leen dan bestond, indien ze met duizenden dol
lars werd opgewekt. Shearer heeft verklaard
te hebben gewerkt voor eenige groote scheeps
bouwmaatschappijen en hiervan een kleine
50.000 dollars te hebben ontvangen, doch dat
hij nog een goede 200.000 dollars van zijn last
gevers te vorderen heeft, Deswege heeft hij
een proces tegen de beschuldigde maatschap
pijen ingesteld, waarop president Hoover in
greep en een streng onderzoek omtrent de ware
toedracht van dit vieze zaakje in te stellen.
De beschuldigde maatschappijen ontkennen
natuurlijk alles, hebben evenwel reeds moeten
toegeven, dat Shearer verschillende bedragen
van hen ontvangen heeft, doch voeren nu ter
verontschuldiging aan, dat ze nooit geweten
hebben dat het om den bouw van oorlogs
schepen ging, doch dat ze altijd in de onschul
dige meening hebben verkeerd, dat het om uit
breiding der Amerikaansche handelsvloot ging.
Volgens eenige Amerikaansche bladen moet
Hoover onlangs verzucht hebben: „Een pre
sident van de Vereenigde Staten moest het
haar maakt hij 't beter dan met mij, hij maakt
haar tot zijn vrouw ja ja met zoo'n arm
schepsel als ik wordt niet zooveel omslag gemaakt.
Maar ik benijd 't haar niet, zeg haar dat maar,
ik benijd 't haar niet, want ik ben vrij en kan den
schurk het gat van de deur wijzen, als hij 't waagt
bij mij te komen; maar zij, ze zal vastgeklonken
aan hem zijn, ze zal moeten dragen en dulden, zoo
als de vrouw heeft gedragen en geduld, die nu daar
ginds op het kerkhof ligt, zooals allen, die iets met
hem hebben uit te staan, zooals die daar!" riep
zij, naar den muur wijzende, waar een paar photo-
graphieën hingen, „die daaronder bezweken en
ellendig omgekomen zijn! Zeg dit dus maar aan
uw moeder, zeg 't haar nog bij tijds, laat haar weg
gaan, zoover haar voeten haar dragen kunnen,
eer ze
De stem begaf hier de half krankzinnige vrouw.
Eensklaps sloeg zij de handen voor het gelaat en
barstte in bitere tranen uit. Het volgend oogenblik
had ze haar doek opgegrepen en snelde nog altijd
snikkend de deur uit.
De nicht zat op den rand van haar bed, roerloos
als een steenen beeld, en durfde mij niet aanzien.
Ik leunde tegen den muur; alles draaide mij voor
de oogen. Wij zwegen beiden een eeuwigheid,
naar mij voorkwam. Eindelijk mompelde de oude
vrouw; „Ze schijnt wel half razend, die Martha!
Ik geloof, dat ze hier schraapte ze haar keel
„dat zij zich wel eens verbeeld heeft dat hij haar
zou trouwen. Dat lichtzinnige vrouwvolk!"
„Had hij 't maar gedaan!" dacht ik. „Mijn
arme, arme moeder!" En wij zwegen opnieuw. De
nicht zat voorovergebogen, alsof er een berg van
zorgen en bezwaren op haar ouden rug lag ge
stapeld, en haar aangezicht stond akelig strak.
Ik liep, door inwendige onrust gedreven, in de
kleine kamer rond, nauwelijks wetend wat ik deed
of wat ik zag. Voor de latafel bleef ik staan en
vestigde de oogen op de portretten daarboven,
waarnaar de vrouw straks had gewezen, 't Waren
een paar verbleekte, slecht vervaardigde photo-
graphiëen: een jong paar, dat met de handen
ineen naast elkander zat: voorts het portretje van
een kleinen jongen en daaronder dat van een jonk
man, misschien van zestien tot achttien jaar.
Werktuiglijk nam ik dit van de spijker en bekeek 't.
„Wie is dit?" vroeg ik, half het hoofd omwenden
eigenlijk alleen om nicht Hemel aan het spreken te
krijgen, wijl ik 't akelig vond, zoo onbeweeglijk
als ze daar zat.
„Dat's dat's Robert Nordman," antwoordde
zij zacht en kuchte, alsof haar iets in de keel bleef
steken.
Die naam klonk mij zoo gezellig in de ooren, en
zoo goed en vertrouwelijk keek dat verstandig,
fijn besneden gelaat mij aan, zóó goed en ver
trouwelijk, alsof ik 't levenslang had gekend. O ja,
zeker, er bestaan voorgevoelens, er bestaat een
geheimzinnige band, die de geesten dikwijls al
verbonden heeft, lang eer men de menschen,
met wie hij ons vereenigt, van aangezicht tot
aangezicht aanschouwd of het geluid hunner
stem ooit gehoord heeft.
„Wie is dat? Waar is die Robert Nordman?"
vroeg ik haastig.
„Dat's een neef van Johanna," antwoordde de
oude vrouw met een stem, alsof ze tranen in haar
keel had. „En waar hij is? Dat mag God weten
ergens in de wijde wereld, sinds
Zij zweeg.
(Wordt vervolgd.)