Boerenleenbank
BIG BEN PIJPEN
Tandarts BUIJS
Adverteert in ..Onze Eilanden"
A.V. R. O.
Sigaren=doorsteker
A. L.VAN DORSSER
WOENSDAG
September 11929
11e jaargang. - n°. 87
smaakt als room
PLUIMVEE
I met een torenhooge hoed op het hoofd)
u zoo vriendelijk willen zijn, mevrouw,
oed af te zetten? Ik kan niets van het
el zien."
ne (verontwaardigd): „Nee."
br van beleedigde dames achter haar:
p af!"
ar de schoone kwelgeest trekt alleen
[eraden de lippen samen,
ig heer (duidelijk fluisteren): „Foei, laat
lame met rust; ze is kaal."
een oogwenk is de hoed verdwenen,
men een weelderige lokkenpracht be-
leren en zijn alle partijen tevreden.
vliegenplaag is er weer. En we moeten
i „gewapend" ta zijn, want 't idéé,
n in de melk, vliegen op de suiker,
n op de boterhammen en koekjes, is
t om te griezelen? Daarom geven we
r de omschrijving van twee modellen
vliegendekjes.
j eerste is gemaakt van erwten-tule.
s eenvoudig een rechte reep, genaaid
mwoeld ijzerdraad, dat in een cirkel
en wordt. Strak wordt de reep dan
't midden getrokken en te zamen ge-
Een been en ringetje voor het aan-
en rondom een valenciennekantje en
>ekjes of het suikerschaaltje kunnen
oor aanvallen behoeden.
tweede doekje is eveneens van erwten-
eenvoudig rond geknipt en met een
antje omzoomd. Houten kralen zorgen
;t dekje strak over de opening van een
alt.
HET ONWEER.
meldt uit Essen:
onweer dat in den Achterhoek gewoed
I heeft ook in West-Duitschland ver-
nde plaatsen geteisterd. In het district
er zijn tien boerenhoeven door den
"2 getroffen en afgebrand, bij Mettmann
bouwmanswoning met graanschuur
J asch gelegd. Ook in den omtrek van
I heeft het onweer onheil aangericht.
Jeden is een kabelhuis van de Rhei-
■Westfaelische Elektrizitaetswerke af-
%d.
Sumatra-Zandblad Sigaar
6, 8,10 en 12 cent per stuk.
Geurig - Zacht - Licht
f 2.-- per stuk.
(geen afsnijden der punt meer noodig)
Prachtig nikkel instrument
om in vestzak te dragen.
60 cent per stuk.
Verkrijgbaar bij
SIGARENMAGAZIJN MIDDELHARNIS
houdt voortaan
des Maandagsmorgens
GEEN spreekuur.
Middelharnis-Sommelsdijk
De bank leent gelden aan leden
tegen 4.6 6/„ 'sjaars. Zij neemt
gelden op tegen 3,84 's jaars, ook
van niet-leden. Voorschotten kunnen
dagelijks aangevraagd worden bij een
der leden van-het Bestuur.
Gelegenheid tot inbrengen en
terugbetaling van gelden eiken Maan
dagavond en Vrijdagavond van 6—8
uur ten huize van dèn kassier
i). JOPPE Cz. te Sommelsdijk
GIMBOPN'S
fl|/VNOL
itumasu
Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren
Prijs per kwartaal f 1,
j Losse nummers 0,076
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
3ij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
f 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
11
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
Hand, gemoed en hart.
De Hand geeft, het Gemoed geeft
toe en het Hart vergeeft.
Hand, Gemoed en Hart zijn drie voor
name functionarissen in het optreden van
den mensch, hoewel elk hunner een vry
uiteenloopende functie bekleedt; zij het dan
ook dat, vooral eerstgenoemde functionaris
niet als zelfstandig handelend mag worden
aangemerkt. Samen schreven zij, voor een
zeer groot deel althans, het levensboek van
den mensch en geven richting aan diens
levenslot.
Geven, toegeven en vergeven oefenen, in
verband tot elkaar, immers een zeer grooten
invloed uit op het levenssucces van den
mensch op zichzelf, zoowel als op den mensch
in onderlinge samenhandeling en samen
leving.
„Geven" is o.a. een prestatie van de hand,
doch slechts op aansporing of bevel van ge
moed en hart onder medezeggingschap
van het verstand.
De hand is eigeniyk, als lichaamsdeel,
ten zeer ondergeschikte, hoewel onmisbare
functionaris, doch is, in overdrachtelyken
zin, met een zekere zelfstandigheid toegerust.
Men zegt: „De rechterhand mag niet weten
wat de linkerhand doet" waarmede wordt
te kennen gegeven, dat men z'n weldaden
maar liefst niet moet onthouden. De han
deling van de hand is in deze spreekwijze
inférieur; de ingeving tot de daad daaren
tegen, superieur. Het „geven" door middel
van de hand, kan ook blindelings, onberaden
en buiten het verstand om plaats hebben,
waardoor de handeling veel of wel alles in
waarde verliest. In de uitdrukking: „Hij heeft
daar de hand in gehad" is het zelfs mogelijk
of waarschijnlijk, dat de hand geheel in ruste
is gebleven en alléén de geest is werkzaam
geweest.
In de directe beteekenis van „geven", staat
evenwel de „hand" voorzeker niet achter
aan, n.l. daar, waar de hand „werk" verricht
hetzij dan de hand van den landbouwer,
van den vakman of van den kunstenaar.
Alsdan is de hand althans meer zelfstandig.
Het gemoed geeft toe. Dit is dus een lijde
lijk optreden, zoo men een berustende hou
ding een „optreden" zou mogen noemen.
De handeling van toegeven, welke toch
eigenlijk een negatieve daad is, kenmerkt
ook het gemoed als een ondergeschikte func
tionaris, die zyn zwakheid menigmaal aan
goedheid des harten, maar ook wel aan een
zwakken wil, aan besluiteloosheid of aan ge
brek aan moed, ontleent. Wat men gewoon
is het „gemoed" te noemen, is eigenlijk de
stemming van de ziel, die veelal door ge
brek aan vastheid, aan allerlei invloeden
gehoorzaamt. Al naar gelang die invloeden
.zijn, kan het gemoed in mooie of niet mooie
stemming geraken, m.a.w. het kan kalm, op
bruisend, edelmoedig, toegevend, laagstaand
licht geraakt, stemmig, aandoenlijk, hard
vochtig, koud en onverschillig zijn. Het „toe
geven" van het gemoed, dat ook nog ver
schillende andere nuances op zijn repertoire
heeft, is dus nog al gevarieerd en werkt
lang niet altijd naar buiten uit; daar toch
heerschzuchtige en koppige karaktertrekken
niet vreemd zijn aan gemoedsuitingen en
zeker niet van toegevendheid getuigen. Daar
om zal het toch noodig zfln een bescheiden
vraagteeken achter de eigenschap van „toe
geven" te plaatsen, waar die eigenschap aan
FEUILLETON.
W HEIMBURG.
DOOR EENS ANDERS SCHULD.
VERTALING VAN HERMINE.
(Geautoriseerde uitgave van D. Bo le.)
9)
Veel is mij eerst later duidelijk geworden, in dien
tijd was ik te moe om te denken, om op te merken
en gevolgtrekkingen te maken; ik ergerde mij
slechts altijd opnieuw over de vertrouwelijkheid
van dien woordenrijken man, wiens oplettend
heden zoo onfijn mogelijk waren, 't Verwonderde
mij, dat mama zich deze zoo kalm en bedaard liet
welgevallen zonder ze af te wijzen, en staarde
haar soms verwonderd aan. Zij ontweek dan mijn
blikken en kreeg min of meer een kleur. O, als ik
<cns geweten had, waarom!
Zij was zoo goed voor mij, zoo erg goed en zorg
zaam. Al mijn lievelingswenschen voorkwam of
vervulde zij al die duizenden invallen en be
geerten, die een ziek mensch heeft. Alles, alles
geschiedde voor mij, en ik vroeg niet: „Mama,
Waarvan betaalt gij eigenlijk de meerdere uit
gaven?" En toen ik eindelijk eens iets van dien
aard zeide, antwoordde zij„Ge weet wel, dat oom
Herbert ons geld heeft gestuurd, en bovendien
bedenk eens wat wij uitsparen, nu gij al die dure
tesen niet meer krijgt."
Ik had zeer weinig begrip van geldzaken. Wat
het „gemoed" mocht worden toegeschreven.
Immers, „gemoedelijkheid" sluimert niet in
elk gemoed en deze toch is veelal de
oorzaak der toegevendheid. „Der Dritte im
Bunde" is het hart; en dit is voorwaar niet
de minste van de drie. Toch is de scheidings
lijn tusschen gemoed en hart nagenoeg een
denkbeeldige. Ons stoffelijk hart is immers
slechts een symbool voor onze gevoelens en
neigingen, die op hunne beurt weer in nauw
contact staan met onzen geest, met onze
gedachten en langs dien weg zich open-
baren en zich tot daden uitstrekken.
Of evenwel aan het hart, in zyn symbo
lische beteekenis de uitsluitende eigenschap
van „vergeven" mag worden toegekend, is
minstens twijfelachtig, of laten wij liever
zeggen: onjuist. Juist in dat hart woelt en
bruist zooveel wat tegenstrijdig is en wat
niet aan de eischen van ethische-aesthetica
voldoet; hoewel daarnevens ook wel de
neiging tot vergeven zich menigmaal, soms
zelfs in hooge mate, openbaart. Het hart
speelt zulk een groote rol in het lief en
leed van den mensch, dat men niet ten allen
tijde daaraan den eisch tot vergevensgezind
heid mag stellen, hoe schoon die neiging
van het hart bp zichzelf ook moge wezen.
De mensch is tegelijkertijd ook de bewaker
van zjjn eer en als zoodanig staat hij wel
eens voor de vraagj of hij wel vergeven mag
en vergeten kan. Onverdiende smaad en
bezoedeling van zijn eer te vergeven, mag
wellicht „naastenliefde" in de „superlativus"
heeten, doch ons eergevoel komt daartegen
niet zonder reden op, met een klemmend
protest. Het hart heeft evenwel over een
uitgebreid repertoire van tegenstrijdigheden
te beschikken, die den levensstrijd aanmer
kelijk bemoeilijken en die waarschijnlijk de
spreekwijze „Niets is veranderlijker dan de
mensch" in het leven hebben geroepen. Doch
wat dit laatste betreft, zullen de levens
omstandigheden ook wel voor een niet on
beduidend aandeel op het „debet" van ieder
menschenleven bebben ingeteekend en blij
ven iDteekenen. Het verantwoordelijkheids
gevoel zal wel de beste accountant blijken
te zijn, bij het nazien van de levensrekening
van den mensch. Doch dat verantwoordelijk
heidsgevoel heeft verschillende afmetingen
en is bij een zeker aantal menschen minia-
tuurvormig.
„Als ik mijn doel maar bereik", zegt menig
menschenhart, en is dan op de middelen
daartoe niet zoo heel kieskeurig.
Ja, dat toegevende menschenhart vergeeft
soms zoo verbazend graag.maar toch het
liefst aan zichzelf.
Men behoeft nu juist geen menschenhater
te zyn om deze diDgen te erkennen. In de
school van het leven worden dienaangaande
vele wijze lessen verstrektdoorgaans even
wel, niet „gratis".
Of ten aanzien van anderen het hart ook
zoo vergevensgezind is?.Och, wij moeten
daarover het hart maar niet al te hard val
len. Geboorte, opvoeding en levensontmoe
tingen spreken daarin een hartig woordje
mee. De teleurstellingen in ons leven kunnen
ons wel opvoeden, beschaven en veredelen,
maar zij bezitten ook helaas de macht om
het menschenhart te degradeeren. De geven
de hand, het toegevende gemoed en het ver
gevende hart zijn drie, niet altijd vakkundige
functionarissen in het leven van den mensch.
Zij kunnen bouwmeesters, maar ook sloopers
zijn, die ieder op zichzelf en in vereeniging
met elkaar, een zeer groote verantwoordelijk
heid hebben. Want zij sloopen en bouwen op
velerlei manieren, aan het eigen leven niet
alléén, maar vaak ook aan het geluksleven
van den medemensch. Zij breken en met
selen helaas maar al te dikwijls zonder
architectonische kennis en schoonheidszin,
en ontzien daarby niet altyd het geluks-
bestanddeel van dat leven, waaraan zij breken
met moker en hakbeitel. En waar zij wel
bouwen, daar brengen zij niet altijd de beste
bouwstoffen aan.
AIzoo leert het leven en bewijst ons
de waarheid van zijn vaak harde lessen.
VIKING.
wij uitzuinigden op het goedkoop onderwijs,
waarvan de duurste lessen, de muzieklessen, vier
entwintig stuivers kostten van mama leerde ik
Engelsch dit was een heele schat, meende ik,
zoodat ik met de grootste rust en kalmte alles
nam en gebruikte wat mama mij voorzette.
De dokter kwam nu dagelijks bij ons. Ik begreep
niet, waarom.
„Dokter, gij doet net alsof ik erg ziek ben,"
knorde ik op zekeren dag. „Wij zijn wel altijd blij
als wij u zien, maar mama zal zich nog gaan ver
beelden, dat ik op sterven na dood ben en zich
ongerust maken."
„Wel zoo, freule Annelise! Nu, ik kan ook wel
wegblijven," antwoordde hij, min of meer gebelgd.
„Maar ik moet toch hier aan huis zijn en dan wil
ik even naar u komen kijken."
„Zoo? Wie is er dan ziek bij Wolmeijer?"
„O, mijnheer zelf, maar niet van belang, 't Is
wat rheumatlek, wat jicht meer niet!" Hier
mede ging hij heen.
't Was een regenachtige dag in de maand Juni,
waarop dit gesprek plaats had, en wij moesten
natuurlijk in huis blijven. Ik weet niet meer, of
het weer mij zoo onrustig maakte of wót 't was
dat mij zoo neerdrukte maar ik voelde mij ellen
dig zenuwachtig en kon slechts met moeite mijn
tranen bedwingen. In de zijkamer zat freule
Degenberg bij mijne moeder: haar harde stem klonk
mij in de ooren.
„Gij zult je nog ziek maken, Helena! Wees toch
verstandig!" zeide zij. Hoe kunt gij er nu over
tobben, dat gij nog eens aan je broer hebt ge
schreven? Dat kan en dat mag hij niet kwalijk
nemen, ziek zijn kost geld, dat zal hij ook wel
weten, en alles kan immers mettertijd weer
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Verslag van de vergadering van den Raad
der gemeente MIDDELHARNIS, op
Vrijdag 6 September des nam. 2 uur.
Voorzitter: Burgemeester Den Hollander.
Alle leden tegenwoordig.
De voorzitter opende op de gebruikelijke
wijze de vergadering en deed daarna mede?
deeling van een schryven van Ged. Staten,
waarbij werd medegedeeld dat in openbare
vergadering de twee beroepen tegen het be°
sluit van den raad, inhoudende de inwilliging
van het verzoek om te geraken tot stichting
van een Bijz. U. L. O. school, zullen worden
behandeld.
B. en W. stelden voor geen afgevaardigden
naar die vergadering te zenden, daar eerst
het verzoek is onderzocht door den Inspecteur
op het L. O. en daarna nog eens door den
Hoofd-inspecteur.
Slis zeide niet te kunnen begrypen, dat
nadat is geconstateerd dat er voor kinderen
op die lyst is geteekend, die daartoe niet
gerechtigd waren, nog van een wettige lyst
te durven spreken. Ik stel dan ook voor den
heer Van der Meideaf te vaardigen. Die is er
by betrokken als regent van het weeshuis
en derhalve heeft te beslissen over de op
voeding der weezen.
Vroegindewey Wz. meende dat hetjuiste
aantal er was, dat elk jaar het aantal wel
zal wisselen, dus de stand van thans niet
in aanmerking komt.
Voorzitter merkte op, dat de raad thans
de zaak van Ged. Staten in behandeling ging
nemen zonder ook maar eenigszins op de
hoogte te zijn van den stand van zaken. Die
verschillende kwesties is door Ged. Staten
onderzócht en hebben derhalve ook die de
zaak uit te zoeken.
Vogelaar zeide dat een afgevaardigde eigen
lijk alleen maar heeft te zeggen, dat de raad de
aanvraag heeft goedgekeurd, want voor het
overige is geen oordeel te geven aangezien
men geen inzage van de stukken heeft gehad.
Van der Meide zeide dat het een feit is
dat de lyst niet zuiver is. De voogden zyn
niet bevoegd de opvoeding der weeskinderen
te bepalen. Reeds een jaar geleden is besloten
dat de weezen zouden worden opgeleid in
het tuindersvak, hetgeen ook is geschied. Een
afgevaardigde naar Den Haag testuren, achtte
spreker overbodig.
Koote zeide, al worden een paar kinderen
afgevoerd, er dan nog voldoende over zyn.
Voorzitter zeide, dat de taak van afgevaar
digde lang niet gemakkeiyk zal zyn, daar
men den inhoud der rapporten niet kent.
Slis zeide niet te kunnen begrijpen, dat
een gemeenteraad kan medewerken aan een
onjuist verzoek.
Vogelaar zeide, dat er absoluut niets aan
de lijst hapert en deze volkomen eerlijk is.
Van der Meide: Dat moet U niet zeggen
Vogelaar, de lijst is niet zuiver en dit is met
voorbedachten rade gedaan, de regenten heb
ben over de weezen te beslissen en niet de
voogden.
Slis: Dat zou wel een mooi zaakje kunnen
worden als de voogden daarover te beslissen
hadden, dan kon de een wel wenschen dat
het betrokken kind dokter moest worden,
een tweede ingenieur, een derde weer wat
anders enz. en waar zou dan het geld vandaan
moeten komen.
Daarna werd besloten geen afgevaardigde
te sturen.
Van de R. T. M. was nog een brief inge
komen met de voorwaarden waaronder een
buis voor de rioleering gelegd kan worden
onder de spoorlyn door.
Koote verklaarde zich tegen die voorwaar
den. De uitwatering voor dat gedeelte van
de gemeente moest maar via den polder ge
schieden, dat was veel goedkooper.
Voorzitter zeide, dat daarvoor nimmer toe
stemming verkregen zal worden en dat boven
dien met het stuk rioleering van den beginne
af gerekend is op aansluiting aan het bestaan
de gemeenteriool. Daarna ging de vergadering
in gesloten zitting over.
terechtkomen."
Wat mijne moeder hierop antwoordde, kon ik
niet verstaan.
„Hoe? Ja; dat weet God, Lena. Dat kan ik niet
zeggen. Laat het hoofd maar niet zinken, hoor
de goede God leeft nog, hij heeft je altijd geholpen
en zal 't ook ditmaal doen."
Nu lachte mama. 't Was een bittere, hoonende
lach, die mij door de ziel ging.
„Ik zal mijn best doen om 't te gelooven, freule,"
zeide zij luid. „Met gevouwen handen zal ik hem
aanroepen: „Hemelsche vader, ik heb een ziek
kind, een kind, dat alles is wat ge mij gelaten hebt,
en dat kind moet verandering van lucht hebben
als 't in het leven zal blijven Geef mij geld,
Heer, want ik heb niets, niemendal en geen
schepsel, dat mij kan helpen. Geef mij dus geld of
doe een wonder!" Misschien zal dit helpen, freule!"
Ik voelde onder deze wanhopige uitbarsting, hoe
mijn hart als tot ijs verstijfde en daarop als door
een brandenden gloed werd verteerd vonken en
roode vlammetjes dansten mij voor de oogen. Ik
wilde opstaan en roepen, maar kon mij niet bewe
gen en had ook mijn stem niet in mijn macht. Ik
hoorde niet meer, wat de freule zeide, ik weet ook
niet meer wat ik dacht in dat vreeselijke uur, dat
ik alleen en half bezwijmd doorbracht; alleen weet
ik nog dat 't afschuwelijk was. Toen mijne moeder
eindelijk zich met moeite beheerschende, bij mij
kwam, vond zij mij koortsig en ijlende, niet in staat
om haar op het een of ander te antwoorden, en
zwaar ziek.
Van den eerstvolgenden tijd weet ik niets. Toen
ik" weer tot bewustzijn kwam, zat mama bij mijn
bed met een matten glimlach op het vermagerd ge-
laat. Zij boog zich over mij heen en gaf mij een kus.
Deze week werd mij een serie vragen toe
gezonden, waarvan het me goed lijkt deze
voor allen te bespreken.
Iemand heeft gelegenheid tot het houden
van hoenders (eenige honderden) en wil nu
beginnen met het koopen van Wit Leghorns
van 3 maanden oud. Daar deze vraagsteller
geen kennis van kippen heeft, d.w.z. hij W.
L. slechts kent aan de gele pooten en snavel
en een fokker daar ter plaatse hem zeide,
dat dit voor hem het kenmerk was iets
goeds te ontvangen, terwijl een andere fok
ker ter plaatse hem zegt, dat dit geen ken
merken zijn, daar hij die gele kleur zoo
niet aanwezig kan te voorschijn roepen,
lijkt me goed deze erfelijkheidsfactoren eens
te bespreken.
Vraagsteller wil weinig aankoopen, maar
goed en daaruit zelf een bedrijf opbouwen.
Dit lijkt me zeer verstandig. De kennis komt
en groeit dan vanzelf aan en met een beet
je bloedververscbing en controle komt men
op die manier het goedkoopst aan een park.
Vraagsteller is wat angstig zoo maar te
koopen, daar een 200-tal ééndagskuikens van
hem al aan Pullorum zijn gestorven.
Wat die gele kleur betreft, het is als met
alle andere kenmerken van W. L., ze zijn
byzaak ten opzichte van die ééne groote
eigenschap, waarvoor men kippen houdt, de
legeigenschap. De voornaamste moet de voor
naamste biyven. En alle andere eigenschap
pen moeten ondergeschikt gemaakt worden
aan die ééne. En wanneer alle eigenschap
pen niet ten volle tot uiting kunnen komen,
moeten we zorgen, dat de legeigenschap
het wel kan.
Den waarborg van goeden leg hebben we
in de afstamming. Legcontrole leert ons,
welke eigenschappen de hennen en ook de
hanen hebben. Het beste is, om door te fok
ken, maar net goed genoeg. Afstamming
is voor den leg hoofdzaak. Daar kan vorm
of kleur of prys niets aan veranderen. Nooit
moeten wy dus dieren koopen, waarvan wy
niets afweten. Het zou toevallig iets goeds
kunnen zijn, maar de grootste kans is juist
het omgekeerde. Wij moeten slechts koopen
bij hen, die legcontrole toepassen en hun
boeken open durven leggen om ons dit te
bewijzen. Want woorden alleen hebben de
fokkerij nooit diensten bewezen. Een afstam
ming van boven 185 eieren, zooals vraag
steller- aangeboden wordt, is een prima af
stamming. Als die 185 vaststaat, is daar wel
van te koopen.
Wat die poot- en snavelkleur betreft, een
W. L. moet deze geel hebben. Dat is een
eigenschap van de W. L. Ik voor mij zou
ze met andere pootkleur niet willen hebben,
want het is een eigenschap, die byna nooit
behoeft te onderbreken. Iets anders is het
volgende: Een W. L. kan door gebrek aan
kleurstof wel eens witte pooten hebben.
Dat komt voor bij gebrek aan groen. Ik ken
fokkers, wier jonge hennen steeds witte
pooten hebben. Later komt die kleur van
zelf te voorschijn en door het voeren van
mais zelfs zeer gauw. Ook door sterken leg
verlaten heel wat kleurstoffen het lichaam
en zoo zien we in het voorjaar bij de sterkste
legsters een witte poot- en snavelkleur op
treden. By den rui komt die weer terug.
Wanneer een dier de eigenschap door ver
bastering bijv. mist, dan kan een witte poot
kleur optreden, en niemand ter wereld kan
die kleur door het voeren van mais byv.
doen optreden. Ik voor mij zie niet graag
hennen van 3 maanden met witte pootkleur-
Die zyn zeker oud genoeg om de goede
kleur te vertoonen. Als die dan nog niet
aanwezig is, zijn ze toch wel een beetje
extra-ongewoon groot gebracht.
Een goed fokker kan vraagsteller zeker
aan goed materiaal helpen. Maar dit jaar is
er vooral in het voorjaar slecht gebroeid en
keus in 3-maands hennen is er niet veel.
Wat den prys betreft, daar kan ik dus niets
over zeggen. Iets goeds is niet gauw te duur.
Voor 34 maands hennen moet U toch wel
minstens 3,50 ƒ4,uitleggen.
Het Rijksproeffokstation te Beekbergen
levert ook wel, maar of ze nu nog voorraad
hebben, betwijfel ik. Wel zou ik in Uw ge
val daar een haan bestellen. Vraag maar
eens prijs.
Wat die Pullorum-kuikens betreft, hoe
weet U, dat het Pullorum is Heeft U dieren
opgezonden Aan de manier, waarop U naar
de kenmerken van Pullorum vraagt, lijkt
het me niet het geval. Als U weer iets met
Uw dieren heeft, zend dan een exemplaar
naar het Instituut voor Parasitaire en In
fectieziekten te Utrecht of naar de Rijks-
serum-inrichting te Rotterdam. Het kostU
verder niets en U weet, wat den dieren
scheelt.
Adressen kan ik U verder niet noemen.
„Stil, stil, Annelise Ge moogt niet veel spre
ken."
Mijn oogen dwaalden langzaam de kamer rond;
ik moest mij eerst alles te binnen brengen. „Mama,
hoelang ben ik ziek geweest?" Met schrik herin
nerde ik mij op eens haar geldzorgen. Zou zij ge
holpen zijn?
Ik kon niet helder genoeg denken om de onwaar
heid van dit gezegde te begrijpen.
„Ga nu maar weer slapen, rustig slapen, kind!
Als ge wél genoeg zijt, gaan we op reis, Annelise."
„Waarheen?"
„Ergens, waar gij gezond zult worden. Slaap
maar kind!"
En ik sliep, ik sliep soms dagen achtereen, ik
sliep en at, totdat ik weer gezond en krachtig was
geworden. De volkomen genezing liet zich niet
lang wachten onder de trouwe verpleging van
mijne moeder. Zij was zoo doorschijnend bleek,
zij liep zoo gebogen, en het eigenaardig droef
geestig glimlachje wilde niet meer van haar aange
zicht wijken. Ze zag er uit als een martelares.
„Mama, hebt gij verdriet?"
„Wel neen, mijn beste. Gij wordt immers met
den dag beter wat zou men meer verlangen?"
„Gij hebt bij mijn oppassing te veel van uw eigen
krachten gevergd."
„Hoe komt ge daaraan? De nicht, weet ge, de
nicht heeft je bijna geheel alleen opgepast, ge moet
haar daarvoor eens bedanken, en mijnheer
Wolmeijer ook; zij hebben beiden véél gedaan. Ja,
ja, Annelise, gij hebt zijn duurste wijnen gedronken
en zie de prachtige bloemen toch eens!"
„Ik zal hem wel eens bedanken, doch bloemen
moet hij mij maar niet meer sturen, ik wil ze niet
ruiken. Maar laat de nicht eens bij mij komen."
En zoo stelde ik mijzelve gerust en merkte niet
wat mama gedaan had en ging onvoorbereid een
vreeselijke ontdekking tegemoet.
't Was op een warmen Juliavond, kort vóór den
dag waarop ons vertrek naar St. Moritz in het
Engadlnegebergte bepaald was, welke lucht ik op
raad van den dokter moest inademen. De naaister
had mij den geheelen dag met passen geplaagd;
mama had voor haarzelve en mij een paar nette
kostuums laten maken, die natuurlijk pas ter
elfder ure gereed kwamen; alle andere voorbe
reidingen waren getroffen, en wat er nog ontbrak
aan die kleine praktische zaken, die het reizen
zoo gemakkelijk maken, zou te Frankfort a/M
aangeschaft worden. Te Westenberg had men
misschien een botaniseertrommel kunnen koopen,
maar geen beugeltasch, en die hoorde er toch nood
zakelijk bij. Mama vond dit ook. En ze kon
immers koopen, oom Herbert scheen haar een
aardig sommetje gestuurd te hebben; hij had, zoo
als mama mij vertelde, een vrouw met zeer veel
geld getrouwd.
(Wordt vervolgd.)