Boerenleenbank BIG BEN PIJPEN Tandarts BUIJS Adverteert in ..Onze Eilanden" A.V. R. O. Sigaren=doorsteker A. L.VAN DORSSER WOENSDAG September 11929 11e jaargang. - n°. 87 smaakt als room PLUIMVEE I met een torenhooge hoed op het hoofd) u zoo vriendelijk willen zijn, mevrouw, oed af te zetten? Ik kan niets van het el zien." ne (verontwaardigd): „Nee." br van beleedigde dames achter haar: p af!" ar de schoone kwelgeest trekt alleen [eraden de lippen samen, ig heer (duidelijk fluisteren): „Foei, laat lame met rust; ze is kaal." een oogwenk is de hoed verdwenen, men een weelderige lokkenpracht be- leren en zijn alle partijen tevreden. vliegenplaag is er weer. En we moeten i „gewapend" ta zijn, want 't idéé, n in de melk, vliegen op de suiker, n op de boterhammen en koekjes, is t om te griezelen? Daarom geven we r de omschrijving van twee modellen vliegendekjes. j eerste is gemaakt van erwten-tule. s eenvoudig een rechte reep, genaaid mwoeld ijzerdraad, dat in een cirkel en wordt. Strak wordt de reep dan 't midden getrokken en te zamen ge- Een been en ringetje voor het aan- en rondom een valenciennekantje en >ekjes of het suikerschaaltje kunnen oor aanvallen behoeden. tweede doekje is eveneens van erwten- eenvoudig rond geknipt en met een antje omzoomd. Houten kralen zorgen ;t dekje strak over de opening van een alt. HET ONWEER. meldt uit Essen: onweer dat in den Achterhoek gewoed I heeft ook in West-Duitschland ver- nde plaatsen geteisterd. In het district er zijn tien boerenhoeven door den "2 getroffen en afgebrand, bij Mettmann bouwmanswoning met graanschuur J asch gelegd. Ook in den omtrek van I heeft het onweer onheil aangericht. Jeden is een kabelhuis van de Rhei- ■Westfaelische Elektrizitaetswerke af- %d. Sumatra-Zandblad Sigaar 6, 8,10 en 12 cent per stuk. Geurig - Zacht - Licht f 2.-- per stuk. (geen afsnijden der punt meer noodig) Prachtig nikkel instrument om in vestzak te dragen. 60 cent per stuk. Verkrijgbaar bij SIGARENMAGAZIJN MIDDELHARNIS houdt voortaan des Maandagsmorgens GEEN spreekuur. Middelharnis-Sommelsdijk De bank leent gelden aan leden tegen 4.6 6/„ 'sjaars. Zij neemt gelden op tegen 3,84 's jaars, ook van niet-leden. Voorschotten kunnen dagelijks aangevraagd worden bij een der leden van-het Bestuur. Gelegenheid tot inbrengen en terugbetaling van gelden eiken Maan dagavond en Vrijdagavond van 6—8 uur ten huize van dèn kassier i). JOPPE Cz. te Sommelsdijk GIMBOPN'S fl|/VNOL itumasu Verkrijgbaar bij alle Boekhandelaren Prijs per kwartaal f 1, j Losse nummers 0,076 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 3ij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen f 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. 11 Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. Hand, gemoed en hart. De Hand geeft, het Gemoed geeft toe en het Hart vergeeft. Hand, Gemoed en Hart zijn drie voor name functionarissen in het optreden van den mensch, hoewel elk hunner een vry uiteenloopende functie bekleedt; zij het dan ook dat, vooral eerstgenoemde functionaris niet als zelfstandig handelend mag worden aangemerkt. Samen schreven zij, voor een zeer groot deel althans, het levensboek van den mensch en geven richting aan diens levenslot. Geven, toegeven en vergeven oefenen, in verband tot elkaar, immers een zeer grooten invloed uit op het levenssucces van den mensch op zichzelf, zoowel als op den mensch in onderlinge samenhandeling en samen leving. „Geven" is o.a. een prestatie van de hand, doch slechts op aansporing of bevel van ge moed en hart onder medezeggingschap van het verstand. De hand is eigeniyk, als lichaamsdeel, ten zeer ondergeschikte, hoewel onmisbare functionaris, doch is, in overdrachtelyken zin, met een zekere zelfstandigheid toegerust. Men zegt: „De rechterhand mag niet weten wat de linkerhand doet" waarmede wordt te kennen gegeven, dat men z'n weldaden maar liefst niet moet onthouden. De han deling van de hand is in deze spreekwijze inférieur; de ingeving tot de daad daaren tegen, superieur. Het „geven" door middel van de hand, kan ook blindelings, onberaden en buiten het verstand om plaats hebben, waardoor de handeling veel of wel alles in waarde verliest. In de uitdrukking: „Hij heeft daar de hand in gehad" is het zelfs mogelijk of waarschijnlijk, dat de hand geheel in ruste is gebleven en alléén de geest is werkzaam geweest. In de directe beteekenis van „geven", staat evenwel de „hand" voorzeker niet achter aan, n.l. daar, waar de hand „werk" verricht hetzij dan de hand van den landbouwer, van den vakman of van den kunstenaar. Alsdan is de hand althans meer zelfstandig. Het gemoed geeft toe. Dit is dus een lijde lijk optreden, zoo men een berustende hou ding een „optreden" zou mogen noemen. De handeling van toegeven, welke toch eigenlijk een negatieve daad is, kenmerkt ook het gemoed als een ondergeschikte func tionaris, die zyn zwakheid menigmaal aan goedheid des harten, maar ook wel aan een zwakken wil, aan besluiteloosheid of aan ge brek aan moed, ontleent. Wat men gewoon is het „gemoed" te noemen, is eigenlijk de stemming van de ziel, die veelal door ge brek aan vastheid, aan allerlei invloeden gehoorzaamt. Al naar gelang die invloeden .zijn, kan het gemoed in mooie of niet mooie stemming geraken, m.a.w. het kan kalm, op bruisend, edelmoedig, toegevend, laagstaand licht geraakt, stemmig, aandoenlijk, hard vochtig, koud en onverschillig zijn. Het „toe geven" van het gemoed, dat ook nog ver schillende andere nuances op zijn repertoire heeft, is dus nog al gevarieerd en werkt lang niet altijd naar buiten uit; daar toch heerschzuchtige en koppige karaktertrekken niet vreemd zijn aan gemoedsuitingen en zeker niet van toegevendheid getuigen. Daar om zal het toch noodig zfln een bescheiden vraagteeken achter de eigenschap van „toe geven" te plaatsen, waar die eigenschap aan FEUILLETON. W HEIMBURG. DOOR EENS ANDERS SCHULD. VERTALING VAN HERMINE. (Geautoriseerde uitgave van D. Bo le.) 9) Veel is mij eerst later duidelijk geworden, in dien tijd was ik te moe om te denken, om op te merken en gevolgtrekkingen te maken; ik ergerde mij slechts altijd opnieuw over de vertrouwelijkheid van dien woordenrijken man, wiens oplettend heden zoo onfijn mogelijk waren, 't Verwonderde mij, dat mama zich deze zoo kalm en bedaard liet welgevallen zonder ze af te wijzen, en staarde haar soms verwonderd aan. Zij ontweek dan mijn blikken en kreeg min of meer een kleur. O, als ik <cns geweten had, waarom! Zij was zoo goed voor mij, zoo erg goed en zorg zaam. Al mijn lievelingswenschen voorkwam of vervulde zij al die duizenden invallen en be geerten, die een ziek mensch heeft. Alles, alles geschiedde voor mij, en ik vroeg niet: „Mama, Waarvan betaalt gij eigenlijk de meerdere uit gaven?" En toen ik eindelijk eens iets van dien aard zeide, antwoordde zij„Ge weet wel, dat oom Herbert ons geld heeft gestuurd, en bovendien bedenk eens wat wij uitsparen, nu gij al die dure tesen niet meer krijgt." Ik had zeer weinig begrip van geldzaken. Wat het „gemoed" mocht worden toegeschreven. Immers, „gemoedelijkheid" sluimert niet in elk gemoed en deze toch is veelal de oorzaak der toegevendheid. „Der Dritte im Bunde" is het hart; en dit is voorwaar niet de minste van de drie. Toch is de scheidings lijn tusschen gemoed en hart nagenoeg een denkbeeldige. Ons stoffelijk hart is immers slechts een symbool voor onze gevoelens en neigingen, die op hunne beurt weer in nauw contact staan met onzen geest, met onze gedachten en langs dien weg zich open- baren en zich tot daden uitstrekken. Of evenwel aan het hart, in zyn symbo lische beteekenis de uitsluitende eigenschap van „vergeven" mag worden toegekend, is minstens twijfelachtig, of laten wij liever zeggen: onjuist. Juist in dat hart woelt en bruist zooveel wat tegenstrijdig is en wat niet aan de eischen van ethische-aesthetica voldoet; hoewel daarnevens ook wel de neiging tot vergeven zich menigmaal, soms zelfs in hooge mate, openbaart. Het hart speelt zulk een groote rol in het lief en leed van den mensch, dat men niet ten allen tijde daaraan den eisch tot vergevensgezind heid mag stellen, hoe schoon die neiging van het hart bp zichzelf ook moge wezen. De mensch is tegelijkertijd ook de bewaker van zjjn eer en als zoodanig staat hij wel eens voor de vraagj of hij wel vergeven mag en vergeten kan. Onverdiende smaad en bezoedeling van zijn eer te vergeven, mag wellicht „naastenliefde" in de „superlativus" heeten, doch ons eergevoel komt daartegen niet zonder reden op, met een klemmend protest. Het hart heeft evenwel over een uitgebreid repertoire van tegenstrijdigheden te beschikken, die den levensstrijd aanmer kelijk bemoeilijken en die waarschijnlijk de spreekwijze „Niets is veranderlijker dan de mensch" in het leven hebben geroepen. Doch wat dit laatste betreft, zullen de levens omstandigheden ook wel voor een niet on beduidend aandeel op het „debet" van ieder menschenleven bebben ingeteekend en blij ven iDteekenen. Het verantwoordelijkheids gevoel zal wel de beste accountant blijken te zijn, bij het nazien van de levensrekening van den mensch. Doch dat verantwoordelijk heidsgevoel heeft verschillende afmetingen en is bij een zeker aantal menschen minia- tuurvormig. „Als ik mijn doel maar bereik", zegt menig menschenhart, en is dan op de middelen daartoe niet zoo heel kieskeurig. Ja, dat toegevende menschenhart vergeeft soms zoo verbazend graag.maar toch het liefst aan zichzelf. Men behoeft nu juist geen menschenhater te zyn om deze diDgen te erkennen. In de school van het leven worden dienaangaande vele wijze lessen verstrektdoorgaans even wel, niet „gratis". Of ten aanzien van anderen het hart ook zoo vergevensgezind is?.Och, wij moeten daarover het hart maar niet al te hard val len. Geboorte, opvoeding en levensontmoe tingen spreken daarin een hartig woordje mee. De teleurstellingen in ons leven kunnen ons wel opvoeden, beschaven en veredelen, maar zij bezitten ook helaas de macht om het menschenhart te degradeeren. De geven de hand, het toegevende gemoed en het ver gevende hart zijn drie, niet altijd vakkundige functionarissen in het leven van den mensch. Zij kunnen bouwmeesters, maar ook sloopers zijn, die ieder op zichzelf en in vereeniging met elkaar, een zeer groote verantwoordelijk heid hebben. Want zij sloopen en bouwen op velerlei manieren, aan het eigen leven niet alléén, maar vaak ook aan het geluksleven van den medemensch. Zij breken en met selen helaas maar al te dikwijls zonder architectonische kennis en schoonheidszin, en ontzien daarby niet altyd het geluks- bestanddeel van dat leven, waaraan zij breken met moker en hakbeitel. En waar zij wel bouwen, daar brengen zij niet altijd de beste bouwstoffen aan. AIzoo leert het leven en bewijst ons de waarheid van zijn vaak harde lessen. VIKING. wij uitzuinigden op het goedkoop onderwijs, waarvan de duurste lessen, de muzieklessen, vier entwintig stuivers kostten van mama leerde ik Engelsch dit was een heele schat, meende ik, zoodat ik met de grootste rust en kalmte alles nam en gebruikte wat mama mij voorzette. De dokter kwam nu dagelijks bij ons. Ik begreep niet, waarom. „Dokter, gij doet net alsof ik erg ziek ben," knorde ik op zekeren dag. „Wij zijn wel altijd blij als wij u zien, maar mama zal zich nog gaan ver beelden, dat ik op sterven na dood ben en zich ongerust maken." „Wel zoo, freule Annelise! Nu, ik kan ook wel wegblijven," antwoordde hij, min of meer gebelgd. „Maar ik moet toch hier aan huis zijn en dan wil ik even naar u komen kijken." „Zoo? Wie is er dan ziek bij Wolmeijer?" „O, mijnheer zelf, maar niet van belang, 't Is wat rheumatlek, wat jicht meer niet!" Hier mede ging hij heen. 't Was een regenachtige dag in de maand Juni, waarop dit gesprek plaats had, en wij moesten natuurlijk in huis blijven. Ik weet niet meer, of het weer mij zoo onrustig maakte of wót 't was dat mij zoo neerdrukte maar ik voelde mij ellen dig zenuwachtig en kon slechts met moeite mijn tranen bedwingen. In de zijkamer zat freule Degenberg bij mijne moeder: haar harde stem klonk mij in de ooren. „Gij zult je nog ziek maken, Helena! Wees toch verstandig!" zeide zij. Hoe kunt gij er nu over tobben, dat gij nog eens aan je broer hebt ge schreven? Dat kan en dat mag hij niet kwalijk nemen, ziek zijn kost geld, dat zal hij ook wel weten, en alles kan immers mettertijd weer INGEZONDEN MEDEDEELING. Verslag van de vergadering van den Raad der gemeente MIDDELHARNIS, op Vrijdag 6 September des nam. 2 uur. Voorzitter: Burgemeester Den Hollander. Alle leden tegenwoordig. De voorzitter opende op de gebruikelijke wijze de vergadering en deed daarna mede? deeling van een schryven van Ged. Staten, waarbij werd medegedeeld dat in openbare vergadering de twee beroepen tegen het be° sluit van den raad, inhoudende de inwilliging van het verzoek om te geraken tot stichting van een Bijz. U. L. O. school, zullen worden behandeld. B. en W. stelden voor geen afgevaardigden naar die vergadering te zenden, daar eerst het verzoek is onderzocht door den Inspecteur op het L. O. en daarna nog eens door den Hoofd-inspecteur. Slis zeide niet te kunnen begrypen, dat nadat is geconstateerd dat er voor kinderen op die lyst is geteekend, die daartoe niet gerechtigd waren, nog van een wettige lyst te durven spreken. Ik stel dan ook voor den heer Van der Meideaf te vaardigen. Die is er by betrokken als regent van het weeshuis en derhalve heeft te beslissen over de op voeding der weezen. Vroegindewey Wz. meende dat hetjuiste aantal er was, dat elk jaar het aantal wel zal wisselen, dus de stand van thans niet in aanmerking komt. Voorzitter merkte op, dat de raad thans de zaak van Ged. Staten in behandeling ging nemen zonder ook maar eenigszins op de hoogte te zijn van den stand van zaken. Die verschillende kwesties is door Ged. Staten onderzócht en hebben derhalve ook die de zaak uit te zoeken. Vogelaar zeide dat een afgevaardigde eigen lijk alleen maar heeft te zeggen, dat de raad de aanvraag heeft goedgekeurd, want voor het overige is geen oordeel te geven aangezien men geen inzage van de stukken heeft gehad. Van der Meide zeide dat het een feit is dat de lyst niet zuiver is. De voogden zyn niet bevoegd de opvoeding der weeskinderen te bepalen. Reeds een jaar geleden is besloten dat de weezen zouden worden opgeleid in het tuindersvak, hetgeen ook is geschied. Een afgevaardigde naar Den Haag testuren, achtte spreker overbodig. Koote zeide, al worden een paar kinderen afgevoerd, er dan nog voldoende over zyn. Voorzitter zeide, dat de taak van afgevaar digde lang niet gemakkeiyk zal zyn, daar men den inhoud der rapporten niet kent. Slis zeide niet te kunnen begrijpen, dat een gemeenteraad kan medewerken aan een onjuist verzoek. Vogelaar zeide, dat er absoluut niets aan de lijst hapert en deze volkomen eerlijk is. Van der Meide: Dat moet U niet zeggen Vogelaar, de lijst is niet zuiver en dit is met voorbedachten rade gedaan, de regenten heb ben over de weezen te beslissen en niet de voogden. Slis: Dat zou wel een mooi zaakje kunnen worden als de voogden daarover te beslissen hadden, dan kon de een wel wenschen dat het betrokken kind dokter moest worden, een tweede ingenieur, een derde weer wat anders enz. en waar zou dan het geld vandaan moeten komen. Daarna werd besloten geen afgevaardigde te sturen. Van de R. T. M. was nog een brief inge komen met de voorwaarden waaronder een buis voor de rioleering gelegd kan worden onder de spoorlyn door. Koote verklaarde zich tegen die voorwaar den. De uitwatering voor dat gedeelte van de gemeente moest maar via den polder ge schieden, dat was veel goedkooper. Voorzitter zeide, dat daarvoor nimmer toe stemming verkregen zal worden en dat boven dien met het stuk rioleering van den beginne af gerekend is op aansluiting aan het bestaan de gemeenteriool. Daarna ging de vergadering in gesloten zitting over. terechtkomen." Wat mijne moeder hierop antwoordde, kon ik niet verstaan. „Hoe? Ja; dat weet God, Lena. Dat kan ik niet zeggen. Laat het hoofd maar niet zinken, hoor de goede God leeft nog, hij heeft je altijd geholpen en zal 't ook ditmaal doen." Nu lachte mama. 't Was een bittere, hoonende lach, die mij door de ziel ging. „Ik zal mijn best doen om 't te gelooven, freule," zeide zij luid. „Met gevouwen handen zal ik hem aanroepen: „Hemelsche vader, ik heb een ziek kind, een kind, dat alles is wat ge mij gelaten hebt, en dat kind moet verandering van lucht hebben als 't in het leven zal blijven Geef mij geld, Heer, want ik heb niets, niemendal en geen schepsel, dat mij kan helpen. Geef mij dus geld of doe een wonder!" Misschien zal dit helpen, freule!" Ik voelde onder deze wanhopige uitbarsting, hoe mijn hart als tot ijs verstijfde en daarop als door een brandenden gloed werd verteerd vonken en roode vlammetjes dansten mij voor de oogen. Ik wilde opstaan en roepen, maar kon mij niet bewe gen en had ook mijn stem niet in mijn macht. Ik hoorde niet meer, wat de freule zeide, ik weet ook niet meer wat ik dacht in dat vreeselijke uur, dat ik alleen en half bezwijmd doorbracht; alleen weet ik nog dat 't afschuwelijk was. Toen mijne moeder eindelijk zich met moeite beheerschende, bij mij kwam, vond zij mij koortsig en ijlende, niet in staat om haar op het een of ander te antwoorden, en zwaar ziek. Van den eerstvolgenden tijd weet ik niets. Toen ik" weer tot bewustzijn kwam, zat mama bij mijn bed met een matten glimlach op het vermagerd ge- laat. Zij boog zich over mij heen en gaf mij een kus. Deze week werd mij een serie vragen toe gezonden, waarvan het me goed lijkt deze voor allen te bespreken. Iemand heeft gelegenheid tot het houden van hoenders (eenige honderden) en wil nu beginnen met het koopen van Wit Leghorns van 3 maanden oud. Daar deze vraagsteller geen kennis van kippen heeft, d.w.z. hij W. L. slechts kent aan de gele pooten en snavel en een fokker daar ter plaatse hem zeide, dat dit voor hem het kenmerk was iets goeds te ontvangen, terwijl een andere fok ker ter plaatse hem zegt, dat dit geen ken merken zijn, daar hij die gele kleur zoo niet aanwezig kan te voorschijn roepen, lijkt me goed deze erfelijkheidsfactoren eens te bespreken. Vraagsteller wil weinig aankoopen, maar goed en daaruit zelf een bedrijf opbouwen. Dit lijkt me zeer verstandig. De kennis komt en groeit dan vanzelf aan en met een beet je bloedververscbing en controle komt men op die manier het goedkoopst aan een park. Vraagsteller is wat angstig zoo maar te koopen, daar een 200-tal ééndagskuikens van hem al aan Pullorum zijn gestorven. Wat die gele kleur betreft, het is als met alle andere kenmerken van W. L., ze zijn byzaak ten opzichte van die ééne groote eigenschap, waarvoor men kippen houdt, de legeigenschap. De voornaamste moet de voor naamste biyven. En alle andere eigenschap pen moeten ondergeschikt gemaakt worden aan die ééne. En wanneer alle eigenschap pen niet ten volle tot uiting kunnen komen, moeten we zorgen, dat de legeigenschap het wel kan. Den waarborg van goeden leg hebben we in de afstamming. Legcontrole leert ons, welke eigenschappen de hennen en ook de hanen hebben. Het beste is, om door te fok ken, maar net goed genoeg. Afstamming is voor den leg hoofdzaak. Daar kan vorm of kleur of prys niets aan veranderen. Nooit moeten wy dus dieren koopen, waarvan wy niets afweten. Het zou toevallig iets goeds kunnen zijn, maar de grootste kans is juist het omgekeerde. Wij moeten slechts koopen bij hen, die legcontrole toepassen en hun boeken open durven leggen om ons dit te bewijzen. Want woorden alleen hebben de fokkerij nooit diensten bewezen. Een afstam ming van boven 185 eieren, zooals vraag steller- aangeboden wordt, is een prima af stamming. Als die 185 vaststaat, is daar wel van te koopen. Wat die poot- en snavelkleur betreft, een W. L. moet deze geel hebben. Dat is een eigenschap van de W. L. Ik voor mij zou ze met andere pootkleur niet willen hebben, want het is een eigenschap, die byna nooit behoeft te onderbreken. Iets anders is het volgende: Een W. L. kan door gebrek aan kleurstof wel eens witte pooten hebben. Dat komt voor bij gebrek aan groen. Ik ken fokkers, wier jonge hennen steeds witte pooten hebben. Later komt die kleur van zelf te voorschijn en door het voeren van mais zelfs zeer gauw. Ook door sterken leg verlaten heel wat kleurstoffen het lichaam en zoo zien we in het voorjaar bij de sterkste legsters een witte poot- en snavelkleur op treden. By den rui komt die weer terug. Wanneer een dier de eigenschap door ver bastering bijv. mist, dan kan een witte poot kleur optreden, en niemand ter wereld kan die kleur door het voeren van mais byv. doen optreden. Ik voor mij zie niet graag hennen van 3 maanden met witte pootkleur- Die zyn zeker oud genoeg om de goede kleur te vertoonen. Als die dan nog niet aanwezig is, zijn ze toch wel een beetje extra-ongewoon groot gebracht. Een goed fokker kan vraagsteller zeker aan goed materiaal helpen. Maar dit jaar is er vooral in het voorjaar slecht gebroeid en keus in 3-maands hennen is er niet veel. Wat den prys betreft, daar kan ik dus niets over zeggen. Iets goeds is niet gauw te duur. Voor 34 maands hennen moet U toch wel minstens 3,50 ƒ4,uitleggen. Het Rijksproeffokstation te Beekbergen levert ook wel, maar of ze nu nog voorraad hebben, betwijfel ik. Wel zou ik in Uw ge val daar een haan bestellen. Vraag maar eens prijs. Wat die Pullorum-kuikens betreft, hoe weet U, dat het Pullorum is Heeft U dieren opgezonden Aan de manier, waarop U naar de kenmerken van Pullorum vraagt, lijkt het me niet het geval. Als U weer iets met Uw dieren heeft, zend dan een exemplaar naar het Instituut voor Parasitaire en In fectieziekten te Utrecht of naar de Rijks- serum-inrichting te Rotterdam. Het kostU verder niets en U weet, wat den dieren scheelt. Adressen kan ik U verder niet noemen. „Stil, stil, Annelise Ge moogt niet veel spre ken." Mijn oogen dwaalden langzaam de kamer rond; ik moest mij eerst alles te binnen brengen. „Mama, hoelang ben ik ziek geweest?" Met schrik herin nerde ik mij op eens haar geldzorgen. Zou zij ge holpen zijn? Ik kon niet helder genoeg denken om de onwaar heid van dit gezegde te begrijpen. „Ga nu maar weer slapen, rustig slapen, kind! Als ge wél genoeg zijt, gaan we op reis, Annelise." „Waarheen?" „Ergens, waar gij gezond zult worden. Slaap maar kind!" En ik sliep, ik sliep soms dagen achtereen, ik sliep en at, totdat ik weer gezond en krachtig was geworden. De volkomen genezing liet zich niet lang wachten onder de trouwe verpleging van mijne moeder. Zij was zoo doorschijnend bleek, zij liep zoo gebogen, en het eigenaardig droef geestig glimlachje wilde niet meer van haar aange zicht wijken. Ze zag er uit als een martelares. „Mama, hebt gij verdriet?" „Wel neen, mijn beste. Gij wordt immers met den dag beter wat zou men meer verlangen?" „Gij hebt bij mijn oppassing te veel van uw eigen krachten gevergd." „Hoe komt ge daaraan? De nicht, weet ge, de nicht heeft je bijna geheel alleen opgepast, ge moet haar daarvoor eens bedanken, en mijnheer Wolmeijer ook; zij hebben beiden véél gedaan. Ja, ja, Annelise, gij hebt zijn duurste wijnen gedronken en zie de prachtige bloemen toch eens!" „Ik zal hem wel eens bedanken, doch bloemen moet hij mij maar niet meer sturen, ik wil ze niet ruiken. Maar laat de nicht eens bij mij komen." En zoo stelde ik mijzelve gerust en merkte niet wat mama gedaan had en ging onvoorbereid een vreeselijke ontdekking tegemoet. 't Was op een warmen Juliavond, kort vóór den dag waarop ons vertrek naar St. Moritz in het Engadlnegebergte bepaald was, welke lucht ik op raad van den dokter moest inademen. De naaister had mij den geheelen dag met passen geplaagd; mama had voor haarzelve en mij een paar nette kostuums laten maken, die natuurlijk pas ter elfder ure gereed kwamen; alle andere voorbe reidingen waren getroffen, en wat er nog ontbrak aan die kleine praktische zaken, die het reizen zoo gemakkelijk maken, zou te Frankfort a/M aangeschaft worden. Te Westenberg had men misschien een botaniseertrommel kunnen koopen, maar geen beugeltasch, en die hoorde er toch nood zakelijk bij. Mama vond dit ook. En ze kon immers koopen, oom Herbert scheen haar een aardig sommetje gestuurd te hebben; hij had, zoo als mama mij vertelde, een vrouw met zeer veel geld getrouwd. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1