25c
MA
Big-Ben Pijpen
Sigaren doorsteker
A.L.VAN DORSSER
jJE SALAMANDER
i(V
HUISKES APON
A.V. R. O.
Sumatra-Zandblad Sigaar
•{•DAMES
Kipstraat 59, Rotterdam
WOENSDAG
14 AUGUSTUS 1929
DOOR EENS ANDERS SCHULD.
PUROL er op!
PLUIMVEE
TUINBOUW.
lementen blijven wij doorgaan
54.-, Linnenkast prima 27..'
ïassief eiken met 10 jaar garantie
met prima effen trijp, Slaap,
garantie. Nieuwste modellen
ing Queen Anne Buffetten met
reden wij alles zelf maken,
iOe
otlood ot Inktvlak
untenslljpar V' 1
>enhouder ReiaW 10'
•.teuten
nktlap
3ioc Nota iiouivri|pBp»er..~"-
Griffels In doos|e jood "|0'
Cahiers gelinieerd. Regar- l"5"1* 10
vril paplcf 3
6chrl]«nkt of Vulpenhou- jqc
der inkt
25=
Kleurpotloden m door*.c
Kleurkrijt K divrru
Potlooden zeer voordcellg -
12 vooriS'
SchrIJfgarnltuur op
Schoolétul c
SponzendoOS-cetiuioïd..
Vulpotlood met resetve pol-
looden
Cahiers eelinlcerd
Houtvrij 4 stuk»^5'
QlOC Nota gegor. höutvrU
t 1, ROTTERDAM
duel - Tel. 9238 - ROTTERDAM
turnituren Manchester
lillart- en Bestuurstafellaken
gd 1882
ALLE SOORTEN
STAALWAREN
JANSTR.4 EN REPARATIE-
)udschen-5ingel. INRICHTING.
6,8,10 en 12 cent per Stuk.
Geurig Zacht Licht.
(geen afsnijden der punt meer noodig)
Prachtig nikkel instrument rn ct. p.
om in vestzak te dragen OU stuk.
Verkrijgbaar bij
SlfiAREMHAOAZIJN MIPDEIHARNIS
Vraagt onze pillen en druppels ter rege
ling v. d. bloedsomloop, door H.H. Doc
toren aanbevolen, beslist onschadelijk
voor de gezondheid. Alleen bij ons
Is Bocces verzekerd.
Vraagt ons boekje met talrijke ®1-
beeldlngen met duidelijke en vol-
ledige inlichtingen in blanco ge
sloten Convert met 25 cents insluiten
aan postzegels.
Wacht U voor misleiding
of teleur stelling.
Koopt in zaken waar U zeker van
kan zijn vakkundig en succesvol
geholpen te worden, en niet door min
derwaardige namaak op de lange
aan geschoven te worden. WIJ zijn
anonds bekend het soliedste
idres. Let daar vooral op.
\/raagt gratis inlichtingen of prijscourant
prijs per kwartaal f I,
Losse nummers 0,075
ADVERTENTIËN
van 16 regels 1,20
Elke regel meer 0,20
Bij contract aanzienlijk korting.
Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen
j 1,per plaatsing tot een maximum
van 10 regels, elke regel meer 15 cent.
Dit blad verschijnt iederen
Woensdag- en Zaterdagmorgen.
Het wordt uitgegeven door de
N.V. Uitgeversmaatschappij
„Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15
Voorstraat Middelharnis.
11E JAARGANG. - N°. 79
Woord en Daad.
„Wilt gij, dat uw vermaning
waarlijk nuttig werkt, leg er U
dan op toe, om wat gij in anderen
leeljjk en afkeurenswaardig vindt,
in U zelf uit te roeien.
Of meent gij, dat die anderen
blind zijn?"
Wij menschen zijn gewoonlijk wel bereid,
met veel overtuiging aan andereu den weg,
die ons voorkomt de juiste te zijn, aan te
prijzen, wat ten zeerste voor ons moreel
schoonheidsgevoel pleit; doch niet zelden
laten wij welbewust na, dien goeden weg
zelf te bewandelen. Zóó onverschoonbaar
inconsequent zijn wij inderdaad menigmaal.
Dit in tegenspraak zijn met eigen over
tuiging, hoe afkeurenswaardig ook, behoeft
ons evenwel nog niet tot huichelaars te
stempelen; maar het signaleert opmerkelijk
onzen zwakken wil en mede ons gebrek aan
zelfkennis. Toch valt daarbij ook een goede
eigenschap te noteeren. Wij willen n 1dus
doende, onzen medemensch er niet laten
inloopen en wjj willen tevens recht laten
wedervaren aan wat goed en schoon is;
daarvan getuigt immers onze aanbeveling.
Maar wat te denken van ons zelf? Hoe
kunnen wy ons verantwoorden tegenover
de door ons gehuldigde beginselen, die wij
eenvoudig maar niet naleven? En hoe be
schaamd moeten wij staan tegenover onze
medemenschen. Och ja, daar zijn veront
schuldigingen. Maar verontschuldigen die ons
wel? Er kunnen levensomstandigheden zich
voordoen, die het ons uiterst moeilijk maken
onze beginselen in alle deelen na te leven.
De goedwillende mensch, die inderdaad
zich er op toelegt goede, edele beginselen
tot de zijne te maken, kan immers voor een
keuze worden gesteld, die hem doet zwichten
- zjj het dan ook met strijd en onrust.
Er kan noodzakelijkheid aan de eena zijde
staan. Maar bestaat er dan noodzakelijk
heid om datgene, wat men voor plicht of
althans voor een mooi beginsel houdt, niet
na te leven? Deze rechtstreeksche vraag is
zeer moeilijk te beantwoorden, te meer daar
toch de verwikkelingen en de bizondere toe
standen, die den mensch van wat hij goed en
recht oordeelt, doen afwijken, bekend zou
den moeten zijn, om een zuiver oordeel te
kunnen uitspreken. Doch onloochenbaar is
het, dat er omstandigheden bestaanbaar zijn
van zóó ingrijpenden aard, dat zij ook door
den strengsten beoordeelaar als verzachtende
omstandigheden moeten aangemerkt worden,
ook daar, waar het de verloochening van een
aangenomen principe geldt. Der menschen
natuur komt menigmaal In botsing met zijn
leer, doch sluit niettemin beginneloosbeid
voor hem uit, wanneer toch zijn streven hem
heilige ernst is. Laten wij tenminste zooveel
menschenkennis en zooveel rechtvaardig
heidsgevoel bezitten, dat wij dit erkennen.
Wij zijn menschen geen heiligen.
Maar hoe is dan toch de betiteling van
.hoogstaande mensch" in de wereld ge
komen
Die betiteling is dikwijls om niet te
zeggen: meestal slechts een phrase, al
thans menigmaal sterk overdreven. Immers
wat zijne tekortkomingen aanbelangt, is de
mensch van nature geneigd d6ze niet naar
buiten te brengen en zelfs, wat men noemt
in alles wat voor het voetlicht komt, z'n
beste beentje naar voren te brengen, wat
ook al weer het zelfbesef in zich sluit, dat
innerlijk niet alles betreffende doen en laten
zuiver is, en hjj bijgevolg niet onaangekleed
moet uitgaan. Ja, dat moreel toilet heeft
heel wat te beduiden en daaraan wordt
meestal door den mensch heel wat zorg,
heel wat moeite besteed. Als wij niet zoo
aangekleed waren als wjj onder de oogen van
anderen komen, dan zou er niet zoo veel
menschenkennis noodig zijn om elkaar wat
beter te kennen. Doch, stil wat. Wij laten
de toiletkamer ook niet heelemaal met rust,
waar wij onder onze eigen oogen moeten
verschijnen. Doch dan gelukt ons dat ver-
kleeden toch minder goed. De mensch kan
zich zelf toch minder gemakkelijk foppen
dan andereD, want het eigen zielsoog ziet
scherp. Het is zoo dicht bij die binnenkamer
van den mensch, waar alles bedacht en be
redderd wordt, dicht bij die kleedkamer ook,
waar de regisseur van ons innerlijk leven
(het geweten) zoo gemakkelijk kan binnen
komen. Doch die regisseur gaat niet mede
op het wereldtooneel. Als de mensch ten
tooneele verschijnt, wordt de regisseur zoo
maar pardoes in de kleerkast gestopt en
secuur opgesloten. Want deze chef achter
de coulissen houdt beslist niet van grimee
ren en schminken. Hij mag niet mee op het
levenstooneel, waar gehandeld, geschacherd
en gegesticuleerd wordt; maar in de af
zondering, als de mensch eens met zich
zelf alléén is, bijv.inslapeloozenachten,dan
kan die mensch dezen regisseur niet in de
kleerkast houden, dan roert deze chef zich
en laat zich gelden. En hij zegt het onver
bloemd en duidelijk aan den mensch: dat
de vertooning geheel of gedeeltelijk niet in
orde was, dat er weer geverfd en gegesti
culeerd is en dat het applaudissement ge
heel of gedeeltelijk onverdiend is binnen
gekomen. Het publiek heeft zich uitgesloofd,
zegt het geweten, voor.een vertooning
Ja, het publiek, hoe critiseerend ook aan
gelegd, stelt zich nog maar al te dikwijls
met bombasterij tevreden, maar „de waar
heid", die het geweten uit de costuumkast
verlost, stuurt het op den mensch af, soms
als deze nog bezig is den onverdienden
krans of bloemenruiker te bewonderen. De
wierook, die de menschen ons toezwaaien,
vermag gelukkig niet binnen te dringen in
dat verborgen heiligdom, waar waarheiden
geweten zetelen.
Och, de Mensch is zoo spoedig en zoo
gemakkelijk over zich zelf voldaan. Boven-
j staande beeldspraak geeft dit waarlijk niet
te scherp aan. Als wij ons leven eens als
1 een legkaart in elkaar zouden zetten en
geen stukjes daaruit waren zoek geraakt,
dan zouden de menschen, die ons nu nog al
„passable" vinden, wellicht erg teleurgesteld
zijn voor het minst, gedesilluslonneerd.
En w(j zelf?Wij zouden die legkaart
gauw in de doos opbergen en het diep be
treuren, dat wij daaraan ons heele leven
hebben besteed. Er zullen misschien uit
zonderingen zijn; men mag voorzeker niet
het geheele menschdom met dezelfde maat
meteD. Wij nemen bij onze beoordeeling na
tuurlijk slechts eenige modellen voor oogen,
en deze modellen, deze beelden?.hangen
niet in de tijdingzaal van een courant. Ze
worden gewoonlijk niet geëxposeerd. Doch
zulke voorbeelden, vermeerderd en geïllu
streerd door onze zelfkennis, vestigen toch
bij ons menschen, stellig vrij algemeen de
overtuiging, dat er, in het algemeen, een
FEUILLETON.
W. HEIMBURG.
VERTALING VAN HERMINE.
{Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.)
1)
-Elk mensch heeft zijn beschermengel," placht
mijn vader te zeggen. Nu stelt men zich engelen
doorgaans voor als ideale wezens met lange
blonde lokken, lichte kleederen en mooie witte
vleugels, die onzichtbaar nevens de aan hunne
bescherming toevertrouwde personen voortzweven
deze bij voorkomende gelegenheden verhin
deren in een afgrond te vallen. Dit gelooft men
echter alleen in zijn prille jeugd; later ziet men de
beschermengel in haar wezenlijke gedaante, ont
daan van allen bovenaardschen glans.
Toen mevrouw Wolmeijer gestorven was en ik
met mama bij haar doodbaar stond, die met rouw
vers behangen beneden in de gang was neergezet,
vermoedde ik wel is waar niet, dat zij ook op deze
aarde een engel, een beschermengel was geweest.
denkbeeld zou mij toen al heel komiek zijn
voorgekomen, ondanks de ernstige stemming,
waarin ik op dat oogenblik verkeerde. Eerst later
h ri ilc inz'en> Li°e 8oed en trouw Z'J gehandeld
nad en begrijpen, dat een engelachtig uiterlijk
maar bijzaak is voor zulk een beroep,
t-en goede ziel was zij, die Johanna Wolmeijer,
geboren Hemel 1 Nu lag zij daar buiten op het
Drieëenheidskerkhof. Of de weduwnaar, die zich
bij haar baar van geweldige aandoening zoo luid
en aanhoudens den neus snoot, dat 't mij toescheen,
alsof hij de doode in haar kist door zulk trompet
geschal weer levend wilde maken of mijnheer
Wolmeijer, lid van den stedelijken raad, eenigs-
zins begreep wat hij aan haar verloor, zullen we
dóór laten. Nicht Hemel, een nicht van de afge
storvene, die sedert vele jaren een bescheiden en
zuur verdiend stuk genadebrood bij de familie
Wolmeijer genoot, voelde er alles van. Met den tip
van haar boezelaar veegde zij zich de tranen uit
de oogen en zeidc: „Hoe zal 't nu met hem gaan?
Johanna was zijn goede geest!"
Geen schooner lijkrede is bij haar graf gehouden,
geen grooter lof is haar toegezwaaid dan in deze
weinige woorden ligt opgesloten.
Nu was er sedert dien tijd juist een jaar ver-
loopen. Ik zat met mijne moeder in onze huiskamer
aan het venster; 't was najaar en 't begon te
schemeren. Zij hield haar mooie, vlijtige handen
in den schoot gevouwen en keek naar beneden op
het voorplein; wij spraken niet. Ik trachtte mij de
overledene weer voor te stellen, zooals zij er bij
haar leven had uitgezien.
Mevrouw Wolmijer had uiterlijk niet veel op
hare nicht geleken; deze laatste was mager met
ernstige, zelfs strenge gelaatstrekken, stil van aard
en uiterst karig in haar woorden; Johanna was
rond en al te dik geweest, altijd tot tranen geroerd
en tot spreken geneigd, steeds in zenuwachtigen
angst voor haar man. Maar de echt vrouwelijke
eigenschap om in het leed en de vreugde van ande
ren te deelen, om met inspanning van alle krachten
zich van hare plichten te kwijten, dit hadden
beiden met elkander gemeen, en dit laatste werd
verre afstand is waar te nemen tusschen
„woord" en „daad". Onze goede wil is nog
zoo afhankelijk van bijkomende dingen, van
velerlei omstandigheden en invloeden, van
onze zwakheid ook vooral. Doch wij mogen
ons toch niet verontschuldigen met het veel
gehoorde: „Nu ja, niemand is immers vol
maakt". Een ernstig en geslaagd zelfonder
zoek behoeft aan onzen levenslust, aan onze
levensblijheid geen afbreuk te doen; doch
wij kunnen daarbij toch zeer goed voor
oogen houden, dat Woord en Daad bij elkan-
detffehehooren, waar zulks goede voornemens
enNfë^ksferkondiging van goede hoogstaande
beginselen betreft. Doch de mensch zelf, hij
plaatste zichzelf nimmer op een piëdestal.
De openbaar-wording van de zelfzucht, de
eerzucht, de heerschzucht en vele andere
zuchten, die hem leiden en beheerschen, zal
hem ongetwijfeld eenmaal van zijn voetstuk
rukken... want hoog staan is een moeilijk
werk en op de teenen staan verheft ons
maar weinig boven anderen en kan buiten
dien niet lang worden volgehouden.
VIKING.
Bij stukloopen van huid en voeten,
doorzitten, zonnebrand en smetten; maar
vooral ook bij brand- en snijwonden,
ontvellingen en allerlei huidverwondingen
Het verzacht en geneest
(Adv.)
INENTING VAN JONGE HENNEN.
Nu komt de tijd weer voor het enten der
jonge hennen tegen diphterie en pokben.
De kuikentljd ia voorby. Tenminste be
hoort voorbij te zijn. Want wij hadden vorig
jaar afgesproken, op tijd te broeden. En dan
beschikt nu een ieder over jonge hennen
van minstens 6—7 weken oud. Jonger mag
beslist niet. Wie succes wil hebben, moet
op tijd zijn.
Over de voeding willen we het nu ook
niet hebben. Wel willen we er even op wij
zen, dat de jonge hennen voorloopig nog
geen ochtendvoer brijgen. Daar zijn ze nog
te jong voor. Als ze drie maanden zijn, dan
gaat het., maardan zek6r per dag nog
tweemaal volop graan. Na de vijfde maand
houden we hier pas mee op en wordt het
eens per dag graan en verder volop ochtend-
voer. Maar ais de jonge hennen nog geen
drie maanden zijn, geef dan opfokvoer. Dat
is voor de dieren veel beter. Als Uw hande
laar behalve opfokvoer en ochtendvoer nog
een zoogenaamd overgangsvoeder heeft, ge
bruik dan dit. Dat staat in tusschen opfok
voer en ochtendvoer en is een mooie over
gang. Want geleidelijkheid is bij de voeding
ook by jonge hennen een zeer voornaam
iets.
De jonge haantjes zijn natuurlijk al bij de
jonge hennetjes vandaan. Waar dit nog niet
gedaan is, moet het spoedig geschieden. De
hennetjes zullen er wel bij varen
Veel ruimte en liefst begroeid is voor de
jonge hennen aan te raden. Wie geen gras
veld ter beschikking heeft, moet veel groen
voer geven, want nu moeten de jonge hen
nen de kracht verzamelen, om den ganschen
winter door te leggen. Wie nu geen flinke
reserve meegeeft, krijgt dezen winter geen
aaneengesloten leg. Want niet het hok en
voer van den winter zullen Uw voordeel
bepalen, maar vooral het hok en het voer,
wat verstrekt is, toen de hennetjes nog jong
waren.
Waar ik nu vooral op wijzen wilde, is het
volgende:
Zorgt, dat de groei en de leg der hennen
niet onderbroken wordt door de steeds en
overal woekerende diphterie en pokken, die
den leg vaak tot nul reduceert en bij ern
stige aantasting zelfs Uw kippenstapel her
haaldelijk decimeert. Duizende kippen ster
ven er in ons land jaarlijks aan en geen voer
en hok en verzorging kunnen de ziekte koe
ren. En als de ziekte eenmaal is losgebroken,
veel geld en moeite kost het dan om de die
ren weer te genezen en de nog niet-aange-
taste er voor te vrijwaren.
Gelukkig is er een middel, wat nu al ge
bruikt kan worden en wat de dieren vrij
houdt van diphterie en pokken. Dit middel
moet nu toegepast worden en werkt dan
zeker een jaar, ja, wel gedurende een heel
kippenleven. Zoo'n kippenleven moet niet
langer duren dan twee, drie jaar. Twee jaar
is het best. Voor een slechte legster is het
te lang en wel twee jaar. Want zulke dieren
geven ons toch geen voordeel.
Ieder, die kippen houdt, moet laten enten
tegen deze gevreesde ziekte.
En wie kippen houdt voor zijn beroep,
moet dit zeker doen. Dat is hij verplicht
aan zichzelf en aan zijn gezin.
Dat enten is een heel eeuvoudig werk. De
dieren lijden er niets van. En het kost heel
weinig. Per dier komt het tusschen 7 en 15
cent. Het goedkoopst gaat het gezamenlijk.
Waar een vereeniging zich er voor spant
en een dierenarts bespreekt, geeft het voor
deel voor beiden. Laat elke plaats, waar
zich een pluimvee-vereeniging bevindt, deze
zaak eens aanpakken. Het geeft voldoening.
De entstof is niet vrij in den handel. Er
is wel „vr(je" entstof te verkrijgen, maai
de ouderdom en herkomst is dan zoo moei
lijk na te gaan En als er aan de entstof iets
mankeert, dan is de enting waardeloos. Het
is zonde van de bestede kosten.
Laat altijd enten door een dierenarts. Deze
kan de goede entstof bekomen. Dan alleen
heeft U waarborg, dat het goed is.
De Augustusmaand moet de maand wor
den van het enten. Maakt nu vast de voor
bereiding. Stelt U in verbinding met een
dierenarts. Vereenigingen, gaat Utv leden
eens langs, roept eens een vergadering bij
elkaar. Het is een groot belang, dat alle
hennen en hanen geënt worden tegen diph
terie en pokken.
haar niet altijd gemakkelijk gemaakt. En nog in
één punt stemden zij overeen; beiden waren met
roerende teederheid aan mij gehecht. „Johanna
heeft heel veel van je gehouden," placht hare
nicht dikwijls te zeggen.
Ja, dat wist ik wel! Talloos vele van die kleine
en toch zoo groote genoegens uit mijn kinder- en
jongemeisjes jaren was ik aan hare goedheid ver
schuldigd. Zij had een kind, een meisje, gehad en
weer moeten afstaan en hechtte zich nu met roe
rende teederheid aan de kleine Anneiise Sternfcld.
Schreiende haalde zij 's winters, op lange achter
middagen, de poppen en liet keukentje van haar
overleden lieveling voor den dag en liet mij daar
mee spelen; aan het kléine spinnewiel van haar
dochtertje mocht ik leeren spinnen, wat nog altijd
een van mijn liefste bezigheden is. Hierbij leerde
zij mij de oude, droevige volksliederen zingen, die
in het Thuringer woud van mond tot mond gaan.
Hoe grooter ik werd, des te meer hechtte zij zicli
aan mij. „Nu zou mijn kleine ook al zoo groot zijn,
nicht!" zeide zij menigmaal.
Die goede Johanna Wolmeijer! Zij was zoo
graag gestorven beweerde hare nicht, en dit had
zijzeive ook een paar dagen vóór haar dood tot
mijne moeder gezegd, toen zij voor de laatste maal
in den warmen zonneschijn zat en in liet groen van
den ouden, prachtigen tuin keek.
,,Ik ga graag van hier, mevrouw, ik heb genoeg
van het leven. Altijd in zoo'n rolstoel te zitten en
niets meer te kunnen uitvoeren, dat vait hard!
En als ik een jaar dood ben, dan kan hij een andere
vrouw trouwen, een knappe, ontwikkelde vrouw,
die beter voor voor hem geschikt is en over wie
hij zich niet behoeft te schamen. En ais 't waar is,
dat ik mijn kind daar boven weerzie, zooals de
Aardbeien.
We kunnen over den oogst der aardbeien
dit jaar niet roemen. Toch laten we daarom
den moed niet zakken en ik geloof, dat
er dit jaar weer evenveel, ja meer aardbeien
aangeplant zullen worden dan vorig jaar.
De teelt op den kouden grond neemt toe
en de teelt onder glas nog meer. Goede plan
ten zijn veel waard en een goede grondbe
werking en bemesting beteekenen de rest.
Een aardbeien-oogst kan zeer goede uit
komsten geven. Maar ze is recht evenredig
met de zorg, die wij voor dien tyd daaraan
besteedden. Flink bemesten met stalmest en
zoo noodig per Are nog 7 K.G, superfosfaat
en 7 K.G. patentkali, daarby in het vroege
voorjaar nog een paar K.G. kalksalpeter of
chili en de zaak is van onzen kant goed
verzorgd. Onkruid weghouden en den grond
los, is het laatste wat wy er aan doen kun
nen. De rest is voor Hem, Die wasdom geeft,
maar die tevens beloont ons werk, zoodat
iemand, die zorg toont, verder komt dan hij,
die van dien wasdom alles verwacht.
Het vervroegen van aardbeien wordt hoe
langer hoe algemeener. De hoogere prijzen
zijn daarvan de oorzaak.
Bij vervroeging onder plat glas moeten
we in het bezit zijn van éénruiters.
Op den gewonen tijd (Aug.-Sept.) wor
den de jonge aardbeiplanten uitg'epoot op
de plaats, waar ze vervroegd zullen worden.
Verplanten gaat wel, maar dan metflinken
kluit en goed vastgieten. De ramen komen
er pas op in het begin van het volgende
jaar. Er zijn tuinders, die in Januari hun
,s ai aanbrengen, maar zelfs tot in Maart
wordt het gedaan. Hoe vroeger glasbedek
king, hoe meer kennis er voor noodig is.
Wie voor het eerst begint kan beter in
Februari (2e helft) pas met glas beginnen.
De gure winden zijn dan buitengesloten,
terwijl alle zonnewarmte benut wordt. Een
aardbei voelt zich niet thuis in groote hitte.
Ze houdt van frissche lucht. En dit is een
groote fout van beginners, dat ze deramen
te veel dicht laten. Luchten is noodzakelijk,
flink luchten. Als het weer niet al te koud
is, dag en nacht. Als er niet of te weinig
gelucht wordt, zullen de planten in het be
gin veel flinker opschieten, maar tegen den
oogsttyd vindt ge blad in plaats van vrucht.
Eq daar dit niet de bedoeling is, herhaal ik
nogmaals i lucht veel.
Een aardbei houdt van water, maar wie
dit zou aanbrengen door gieten, zou weer
een fout begaan, die zichzelf zou straffen.
Het voorjaar is te koud om te gieten. De
aardbeien zouden wegrotten. Als we zeker
zijn van een flinke regenbui, mag het glas
er af. Verder wordt er alleen gegoten als
het beslist noodzakelijk is, dus als het niet
anders kan. Voor een goed vochthoudenden
grond moeten we zorgen, een humusrijken.
Turfmolm bewijst ons hier goede diensten
en stalmest helpt ons er bij.
Op humusrijke gronden werkt kunsmest
uitstekend, maar op niet-humusrijke liever
een flinke portie stalmest met zoo noodig
een aanvulling van kunstmest.
De soort aardbei heeft een grooten in
vloed en lang niet alle soorten laten zich
vervoegen. De Dutch Evern staat bovenaan
volgens het meerendeel der tuinders.
Ik hoop U hiermee eenige nuttige wen
ken gegeven te hebben. Volg deze nu op,
want voor den beginner is aardbeien-for-
ceeren een te moeilijk vak om zelf het eens
op eigen houtje te probeeren.
Het aangewezen middel.
„En waarom schryf je „persoonlijk" op
die enveloppe ?M
„Omdat ik graag heb dat de vrouw van
den geadresseerde óók den brief leest."
dominé zegt, dan ben ik tevreden."
„Maar, mevrouw Wolmeijer," had mijne moeder
geantwoord, „hoe kunt ge zoo spreken! Je man
zal je erg, erg missen, en je nicht en alle andere
menschen zullen dat ook doen niet waar,
Anneiise?"
„Neen, neen, hij zal mij niet missen, mevrouw
van Sternfcld! Vroeger, daar ginds te Langen-
walde, toen wij trouwden en samen in dien ouden
molen zaten en met elkander werkten voor ons
dagelijksch brood en de toekomst van onze kin
deren ja, toen had hij 't niet zonder mij kunnen
stellen, dat geloof ik wel. Maar nu is hij rijk en
deftig geworden en gaat met al de eersten hier in
de stad om nu heeft hij mij niet meer noodig!"
En Johanna was in het geloof gestorven, dat zij
hein van een grooten last bevrijdde; zij scheen maar
al te goed te weten hoe hij over haar dacht, 't Ga
je goed, Wolmeijer," had zij gezegd, „ik verwijt je
niets." En zij had er nog iets bijgevoegd, iets met
gebroken stem en zulk een ernstigen blik, als alleen
oogen kunnen hebben eer zij zich voor altijd sluiten,
iets, dat ik eerst veel later vernam door de
nicht, die 't gehoord had, hoewel 't alleen bestemd
was geweest voor de ooren van den man, die zich
over de stervende had heengebogen: Vergeet
niet, wat ge mij beloofd hebt! Vergeet niet, Wol
mijer, Robert zijn vader; als ik rust in het graf
zal hebben, maak 't dan goed gauw, Wol
mijer gauw! Zult ge 't doen?"
Hij moest 't haar beloofd hebben, want zij had
hem de hand gedrukt en was rustig ingeslapen,
nogmaals prevelend: „'t Ga je goed!"
En nu was 't juist een jaar geleden, dat zij
Johanna begraven hadden en alles ging in huis
schijnbaar op de oude manier voort tot op dezen
dag. Hij begon al geheel anders dan anders. Voor
eerst kwam mij de nicht, toen ik met mijn boeken
en schriften naar den letterkundigen cursus van
Dr. Steinberg ging, op de trap tegen, niet meer
met een zwartkrippen muts op, maar met een
witte, zooais vóór Johanna's dood, en ook met
een witten boezelaar zooals toen. Zij ving mijn ver
baasden blik op en zeide: „Inwendig zit de echte
droefheid, freule Anneiise; de zwarte kleeren doen
't 'em niet." Ten tweede ontmoette ik den weduw
naar met een spikslinternieuwen lichtgrijzen cilin
der op, kanariegele handschoenen en in een donker
blauw najaarskostuum. Met zijn bekend minzaam
handgebaar riep hij mij over de geheele breedte
van de straat toe: Uw dienaar, freule Anneiise!"
„Wat heeft die?" dacht ik, terwijl ik zijn groet
evenals altijd zeer uit de hoogte beantwoordde,
daar 't mij van jongsaf ergerde, als hij al te fami
liaar was. Papa had dit ook nooit kunnen uitstaan.
Ik had deze.ontmoeting juist aan mijne moeder
verteld, zonder d'at dit verhaal haar bijzonder
scheen te treffen, en zoo keken wij beiden zwijgend
op het reeds in schemering gehulde voorplein neer
en in het verschiet door de open poort, waar ver
dorde bladeren 'n dwarrelenden dans op het slechte
plaveisel van het stille kerkplein uitvoerden. De
geheele kamer was met bloemengeur vervuld
door een ruiker prachtige herfstrozen, Gloire de
Dyon, en herfsthiacinthen, maar mama had mij niet
gezegd van waar al die heerlijkheid afkomstig was.
(Wordt vervolgd.)