25c MA Big-Ben Pijpen Sigaren doorsteker A.L.VAN DORSSER jJE SALAMANDER i(V HUISKES APON A.V. R. O. Sumatra-Zandblad Sigaar •{•DAMES Kipstraat 59, Rotterdam WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1929 DOOR EENS ANDERS SCHULD. PUROL er op! PLUIMVEE TUINBOUW. lementen blijven wij doorgaan 54.-, Linnenkast prima 27..' ïassief eiken met 10 jaar garantie met prima effen trijp, Slaap, garantie. Nieuwste modellen ing Queen Anne Buffetten met reden wij alles zelf maken, iOe otlood ot Inktvlak untenslljpar V' 1 >enhouder ReiaW 10' •.teuten nktlap 3ioc Nota iiouivri|pBp»er..~"- Griffels In doos|e jood "|0' Cahiers gelinieerd. Regar- l"5"1* 10 vril paplcf 3 6chrl]«nkt of Vulpenhou- jqc der inkt 25= Kleurpotloden m door*.c Kleurkrijt K divrru Potlooden zeer voordcellg - 12 vooriS' SchrIJfgarnltuur op Schoolétul c SponzendoOS-cetiuioïd.. Vulpotlood met resetve pol- looden Cahiers eelinlcerd Houtvrij 4 stuk»^5' QlOC Nota gegor. höutvrU t 1, ROTTERDAM duel - Tel. 9238 - ROTTERDAM turnituren Manchester lillart- en Bestuurstafellaken gd 1882 ALLE SOORTEN STAALWAREN JANSTR.4 EN REPARATIE- )udschen-5ingel. INRICHTING. 6,8,10 en 12 cent per Stuk. Geurig Zacht Licht. (geen afsnijden der punt meer noodig) Prachtig nikkel instrument rn ct. p. om in vestzak te dragen OU stuk. Verkrijgbaar bij SlfiAREMHAOAZIJN MIPDEIHARNIS Vraagt onze pillen en druppels ter rege ling v. d. bloedsomloop, door H.H. Doc toren aanbevolen, beslist onschadelijk voor de gezondheid. Alleen bij ons Is Bocces verzekerd. Vraagt ons boekje met talrijke ®1- beeldlngen met duidelijke en vol- ledige inlichtingen in blanco ge sloten Convert met 25 cents insluiten aan postzegels. Wacht U voor misleiding of teleur stelling. Koopt in zaken waar U zeker van kan zijn vakkundig en succesvol geholpen te worden, en niet door min derwaardige namaak op de lange aan geschoven te worden. WIJ zijn anonds bekend het soliedste idres. Let daar vooral op. \/raagt gratis inlichtingen of prijscourant prijs per kwartaal f I, Losse nummers 0,075 ADVERTENTIËN van 16 regels 1,20 Elke regel meer 0,20 Bij contract aanzienlijk korting. Dienstaanbiedingen en Dienstaanvragen j 1,per plaatsing tot een maximum van 10 regels, elke regel meer 15 cent. Dit blad verschijnt iederen Woensdag- en Zaterdagmorgen. Het wordt uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Tel. Int. No. 15 Voorstraat Middelharnis. 11E JAARGANG. - N°. 79 Woord en Daad. „Wilt gij, dat uw vermaning waarlijk nuttig werkt, leg er U dan op toe, om wat gij in anderen leeljjk en afkeurenswaardig vindt, in U zelf uit te roeien. Of meent gij, dat die anderen blind zijn?" Wij menschen zijn gewoonlijk wel bereid, met veel overtuiging aan andereu den weg, die ons voorkomt de juiste te zijn, aan te prijzen, wat ten zeerste voor ons moreel schoonheidsgevoel pleit; doch niet zelden laten wij welbewust na, dien goeden weg zelf te bewandelen. Zóó onverschoonbaar inconsequent zijn wij inderdaad menigmaal. Dit in tegenspraak zijn met eigen over tuiging, hoe afkeurenswaardig ook, behoeft ons evenwel nog niet tot huichelaars te stempelen; maar het signaleert opmerkelijk onzen zwakken wil en mede ons gebrek aan zelfkennis. Toch valt daarbij ook een goede eigenschap te noteeren. Wij willen n 1dus doende, onzen medemensch er niet laten inloopen en wjj willen tevens recht laten wedervaren aan wat goed en schoon is; daarvan getuigt immers onze aanbeveling. Maar wat te denken van ons zelf? Hoe kunnen wy ons verantwoorden tegenover de door ons gehuldigde beginselen, die wij eenvoudig maar niet naleven? En hoe be schaamd moeten wij staan tegenover onze medemenschen. Och ja, daar zijn veront schuldigingen. Maar verontschuldigen die ons wel? Er kunnen levensomstandigheden zich voordoen, die het ons uiterst moeilijk maken onze beginselen in alle deelen na te leven. De goedwillende mensch, die inderdaad zich er op toelegt goede, edele beginselen tot de zijne te maken, kan immers voor een keuze worden gesteld, die hem doet zwichten - zjj het dan ook met strijd en onrust. Er kan noodzakelijkheid aan de eena zijde staan. Maar bestaat er dan noodzakelijk heid om datgene, wat men voor plicht of althans voor een mooi beginsel houdt, niet na te leven? Deze rechtstreeksche vraag is zeer moeilijk te beantwoorden, te meer daar toch de verwikkelingen en de bizondere toe standen, die den mensch van wat hij goed en recht oordeelt, doen afwijken, bekend zou den moeten zijn, om een zuiver oordeel te kunnen uitspreken. Doch onloochenbaar is het, dat er omstandigheden bestaanbaar zijn van zóó ingrijpenden aard, dat zij ook door den strengsten beoordeelaar als verzachtende omstandigheden moeten aangemerkt worden, ook daar, waar het de verloochening van een aangenomen principe geldt. Der menschen natuur komt menigmaal In botsing met zijn leer, doch sluit niettemin beginneloosbeid voor hem uit, wanneer toch zijn streven hem heilige ernst is. Laten wij tenminste zooveel menschenkennis en zooveel rechtvaardig heidsgevoel bezitten, dat wij dit erkennen. Wij zijn menschen geen heiligen. Maar hoe is dan toch de betiteling van .hoogstaande mensch" in de wereld ge komen Die betiteling is dikwijls om niet te zeggen: meestal slechts een phrase, al thans menigmaal sterk overdreven. Immers wat zijne tekortkomingen aanbelangt, is de mensch van nature geneigd d6ze niet naar buiten te brengen en zelfs, wat men noemt in alles wat voor het voetlicht komt, z'n beste beentje naar voren te brengen, wat ook al weer het zelfbesef in zich sluit, dat innerlijk niet alles betreffende doen en laten zuiver is, en hjj bijgevolg niet onaangekleed moet uitgaan. Ja, dat moreel toilet heeft heel wat te beduiden en daaraan wordt meestal door den mensch heel wat zorg, heel wat moeite besteed. Als wij niet zoo aangekleed waren als wjj onder de oogen van anderen komen, dan zou er niet zoo veel menschenkennis noodig zijn om elkaar wat beter te kennen. Doch, stil wat. Wij laten de toiletkamer ook niet heelemaal met rust, waar wij onder onze eigen oogen moeten verschijnen. Doch dan gelukt ons dat ver- kleeden toch minder goed. De mensch kan zich zelf toch minder gemakkelijk foppen dan andereD, want het eigen zielsoog ziet scherp. Het is zoo dicht bij die binnenkamer van den mensch, waar alles bedacht en be redderd wordt, dicht bij die kleedkamer ook, waar de regisseur van ons innerlijk leven (het geweten) zoo gemakkelijk kan binnen komen. Doch die regisseur gaat niet mede op het wereldtooneel. Als de mensch ten tooneele verschijnt, wordt de regisseur zoo maar pardoes in de kleerkast gestopt en secuur opgesloten. Want deze chef achter de coulissen houdt beslist niet van grimee ren en schminken. Hij mag niet mee op het levenstooneel, waar gehandeld, geschacherd en gegesticuleerd wordt; maar in de af zondering, als de mensch eens met zich zelf alléén is, bijv.inslapeloozenachten,dan kan die mensch dezen regisseur niet in de kleerkast houden, dan roert deze chef zich en laat zich gelden. En hij zegt het onver bloemd en duidelijk aan den mensch: dat de vertooning geheel of gedeeltelijk niet in orde was, dat er weer geverfd en gegesti culeerd is en dat het applaudissement ge heel of gedeeltelijk onverdiend is binnen gekomen. Het publiek heeft zich uitgesloofd, zegt het geweten, voor.een vertooning Ja, het publiek, hoe critiseerend ook aan gelegd, stelt zich nog maar al te dikwijls met bombasterij tevreden, maar „de waar heid", die het geweten uit de costuumkast verlost, stuurt het op den mensch af, soms als deze nog bezig is den onverdienden krans of bloemenruiker te bewonderen. De wierook, die de menschen ons toezwaaien, vermag gelukkig niet binnen te dringen in dat verborgen heiligdom, waar waarheiden geweten zetelen. Och, de Mensch is zoo spoedig en zoo gemakkelijk over zich zelf voldaan. Boven- j staande beeldspraak geeft dit waarlijk niet te scherp aan. Als wij ons leven eens als 1 een legkaart in elkaar zouden zetten en geen stukjes daaruit waren zoek geraakt, dan zouden de menschen, die ons nu nog al „passable" vinden, wellicht erg teleurgesteld zijn voor het minst, gedesilluslonneerd. En w(j zelf?Wij zouden die legkaart gauw in de doos opbergen en het diep be treuren, dat wij daaraan ons heele leven hebben besteed. Er zullen misschien uit zonderingen zijn; men mag voorzeker niet het geheele menschdom met dezelfde maat meteD. Wij nemen bij onze beoordeeling na tuurlijk slechts eenige modellen voor oogen, en deze modellen, deze beelden?.hangen niet in de tijdingzaal van een courant. Ze worden gewoonlijk niet geëxposeerd. Doch zulke voorbeelden, vermeerderd en geïllu streerd door onze zelfkennis, vestigen toch bij ons menschen, stellig vrij algemeen de overtuiging, dat er, in het algemeen, een FEUILLETON. W. HEIMBURG. VERTALING VAN HERMINE. {Geautoriseerde uitgave van D. Bolle.) 1) -Elk mensch heeft zijn beschermengel," placht mijn vader te zeggen. Nu stelt men zich engelen doorgaans voor als ideale wezens met lange blonde lokken, lichte kleederen en mooie witte vleugels, die onzichtbaar nevens de aan hunne bescherming toevertrouwde personen voortzweven deze bij voorkomende gelegenheden verhin deren in een afgrond te vallen. Dit gelooft men echter alleen in zijn prille jeugd; later ziet men de beschermengel in haar wezenlijke gedaante, ont daan van allen bovenaardschen glans. Toen mevrouw Wolmeijer gestorven was en ik met mama bij haar doodbaar stond, die met rouw vers behangen beneden in de gang was neergezet, vermoedde ik wel is waar niet, dat zij ook op deze aarde een engel, een beschermengel was geweest. denkbeeld zou mij toen al heel komiek zijn voorgekomen, ondanks de ernstige stemming, waarin ik op dat oogenblik verkeerde. Eerst later h ri ilc inz'en> Li°e 8oed en trouw Z'J gehandeld nad en begrijpen, dat een engelachtig uiterlijk maar bijzaak is voor zulk een beroep, t-en goede ziel was zij, die Johanna Wolmeijer, geboren Hemel 1 Nu lag zij daar buiten op het Drieëenheidskerkhof. Of de weduwnaar, die zich bij haar baar van geweldige aandoening zoo luid en aanhoudens den neus snoot, dat 't mij toescheen, alsof hij de doode in haar kist door zulk trompet geschal weer levend wilde maken of mijnheer Wolmeijer, lid van den stedelijken raad, eenigs- zins begreep wat hij aan haar verloor, zullen we dóór laten. Nicht Hemel, een nicht van de afge storvene, die sedert vele jaren een bescheiden en zuur verdiend stuk genadebrood bij de familie Wolmeijer genoot, voelde er alles van. Met den tip van haar boezelaar veegde zij zich de tranen uit de oogen en zeidc: „Hoe zal 't nu met hem gaan? Johanna was zijn goede geest!" Geen schooner lijkrede is bij haar graf gehouden, geen grooter lof is haar toegezwaaid dan in deze weinige woorden ligt opgesloten. Nu was er sedert dien tijd juist een jaar ver- loopen. Ik zat met mijne moeder in onze huiskamer aan het venster; 't was najaar en 't begon te schemeren. Zij hield haar mooie, vlijtige handen in den schoot gevouwen en keek naar beneden op het voorplein; wij spraken niet. Ik trachtte mij de overledene weer voor te stellen, zooals zij er bij haar leven had uitgezien. Mevrouw Wolmijer had uiterlijk niet veel op hare nicht geleken; deze laatste was mager met ernstige, zelfs strenge gelaatstrekken, stil van aard en uiterst karig in haar woorden; Johanna was rond en al te dik geweest, altijd tot tranen geroerd en tot spreken geneigd, steeds in zenuwachtigen angst voor haar man. Maar de echt vrouwelijke eigenschap om in het leed en de vreugde van ande ren te deelen, om met inspanning van alle krachten zich van hare plichten te kwijten, dit hadden beiden met elkander gemeen, en dit laatste werd verre afstand is waar te nemen tusschen „woord" en „daad". Onze goede wil is nog zoo afhankelijk van bijkomende dingen, van velerlei omstandigheden en invloeden, van onze zwakheid ook vooral. Doch wij mogen ons toch niet verontschuldigen met het veel gehoorde: „Nu ja, niemand is immers vol maakt". Een ernstig en geslaagd zelfonder zoek behoeft aan onzen levenslust, aan onze levensblijheid geen afbreuk te doen; doch wij kunnen daarbij toch zeer goed voor oogen houden, dat Woord en Daad bij elkan- detffehehooren, waar zulks goede voornemens enNfë^ksferkondiging van goede hoogstaande beginselen betreft. Doch de mensch zelf, hij plaatste zichzelf nimmer op een piëdestal. De openbaar-wording van de zelfzucht, de eerzucht, de heerschzucht en vele andere zuchten, die hem leiden en beheerschen, zal hem ongetwijfeld eenmaal van zijn voetstuk rukken... want hoog staan is een moeilijk werk en op de teenen staan verheft ons maar weinig boven anderen en kan buiten dien niet lang worden volgehouden. VIKING. Bij stukloopen van huid en voeten, doorzitten, zonnebrand en smetten; maar vooral ook bij brand- en snijwonden, ontvellingen en allerlei huidverwondingen Het verzacht en geneest (Adv.) INENTING VAN JONGE HENNEN. Nu komt de tijd weer voor het enten der jonge hennen tegen diphterie en pokben. De kuikentljd ia voorby. Tenminste be hoort voorbij te zijn. Want wij hadden vorig jaar afgesproken, op tijd te broeden. En dan beschikt nu een ieder over jonge hennen van minstens 6—7 weken oud. Jonger mag beslist niet. Wie succes wil hebben, moet op tijd zijn. Over de voeding willen we het nu ook niet hebben. Wel willen we er even op wij zen, dat de jonge hennen voorloopig nog geen ochtendvoer brijgen. Daar zijn ze nog te jong voor. Als ze drie maanden zijn, dan gaat het., maardan zek6r per dag nog tweemaal volop graan. Na de vijfde maand houden we hier pas mee op en wordt het eens per dag graan en verder volop ochtend- voer. Maar ais de jonge hennen nog geen drie maanden zijn, geef dan opfokvoer. Dat is voor de dieren veel beter. Als Uw hande laar behalve opfokvoer en ochtendvoer nog een zoogenaamd overgangsvoeder heeft, ge bruik dan dit. Dat staat in tusschen opfok voer en ochtendvoer en is een mooie over gang. Want geleidelijkheid is bij de voeding ook by jonge hennen een zeer voornaam iets. De jonge haantjes zijn natuurlijk al bij de jonge hennetjes vandaan. Waar dit nog niet gedaan is, moet het spoedig geschieden. De hennetjes zullen er wel bij varen Veel ruimte en liefst begroeid is voor de jonge hennen aan te raden. Wie geen gras veld ter beschikking heeft, moet veel groen voer geven, want nu moeten de jonge hen nen de kracht verzamelen, om den ganschen winter door te leggen. Wie nu geen flinke reserve meegeeft, krijgt dezen winter geen aaneengesloten leg. Want niet het hok en voer van den winter zullen Uw voordeel bepalen, maar vooral het hok en het voer, wat verstrekt is, toen de hennetjes nog jong waren. Waar ik nu vooral op wijzen wilde, is het volgende: Zorgt, dat de groei en de leg der hennen niet onderbroken wordt door de steeds en overal woekerende diphterie en pokken, die den leg vaak tot nul reduceert en bij ern stige aantasting zelfs Uw kippenstapel her haaldelijk decimeert. Duizende kippen ster ven er in ons land jaarlijks aan en geen voer en hok en verzorging kunnen de ziekte koe ren. En als de ziekte eenmaal is losgebroken, veel geld en moeite kost het dan om de die ren weer te genezen en de nog niet-aange- taste er voor te vrijwaren. Gelukkig is er een middel, wat nu al ge bruikt kan worden en wat de dieren vrij houdt van diphterie en pokken. Dit middel moet nu toegepast worden en werkt dan zeker een jaar, ja, wel gedurende een heel kippenleven. Zoo'n kippenleven moet niet langer duren dan twee, drie jaar. Twee jaar is het best. Voor een slechte legster is het te lang en wel twee jaar. Want zulke dieren geven ons toch geen voordeel. Ieder, die kippen houdt, moet laten enten tegen deze gevreesde ziekte. En wie kippen houdt voor zijn beroep, moet dit zeker doen. Dat is hij verplicht aan zichzelf en aan zijn gezin. Dat enten is een heel eeuvoudig werk. De dieren lijden er niets van. En het kost heel weinig. Per dier komt het tusschen 7 en 15 cent. Het goedkoopst gaat het gezamenlijk. Waar een vereeniging zich er voor spant en een dierenarts bespreekt, geeft het voor deel voor beiden. Laat elke plaats, waar zich een pluimvee-vereeniging bevindt, deze zaak eens aanpakken. Het geeft voldoening. De entstof is niet vrij in den handel. Er is wel „vr(je" entstof te verkrijgen, maai de ouderdom en herkomst is dan zoo moei lijk na te gaan En als er aan de entstof iets mankeert, dan is de enting waardeloos. Het is zonde van de bestede kosten. Laat altijd enten door een dierenarts. Deze kan de goede entstof bekomen. Dan alleen heeft U waarborg, dat het goed is. De Augustusmaand moet de maand wor den van het enten. Maakt nu vast de voor bereiding. Stelt U in verbinding met een dierenarts. Vereenigingen, gaat Utv leden eens langs, roept eens een vergadering bij elkaar. Het is een groot belang, dat alle hennen en hanen geënt worden tegen diph terie en pokken. haar niet altijd gemakkelijk gemaakt. En nog in één punt stemden zij overeen; beiden waren met roerende teederheid aan mij gehecht. „Johanna heeft heel veel van je gehouden," placht hare nicht dikwijls te zeggen. Ja, dat wist ik wel! Talloos vele van die kleine en toch zoo groote genoegens uit mijn kinder- en jongemeisjes jaren was ik aan hare goedheid ver schuldigd. Zij had een kind, een meisje, gehad en weer moeten afstaan en hechtte zich nu met roe rende teederheid aan de kleine Anneiise Sternfcld. Schreiende haalde zij 's winters, op lange achter middagen, de poppen en liet keukentje van haar overleden lieveling voor den dag en liet mij daar mee spelen; aan het kléine spinnewiel van haar dochtertje mocht ik leeren spinnen, wat nog altijd een van mijn liefste bezigheden is. Hierbij leerde zij mij de oude, droevige volksliederen zingen, die in het Thuringer woud van mond tot mond gaan. Hoe grooter ik werd, des te meer hechtte zij zicli aan mij. „Nu zou mijn kleine ook al zoo groot zijn, nicht!" zeide zij menigmaal. Die goede Johanna Wolmeijer! Zij was zoo graag gestorven beweerde hare nicht, en dit had zijzeive ook een paar dagen vóór haar dood tot mijne moeder gezegd, toen zij voor de laatste maal in den warmen zonneschijn zat en in liet groen van den ouden, prachtigen tuin keek. ,,Ik ga graag van hier, mevrouw, ik heb genoeg van het leven. Altijd in zoo'n rolstoel te zitten en niets meer te kunnen uitvoeren, dat vait hard! En als ik een jaar dood ben, dan kan hij een andere vrouw trouwen, een knappe, ontwikkelde vrouw, die beter voor voor hem geschikt is en over wie hij zich niet behoeft te schamen. En ais 't waar is, dat ik mijn kind daar boven weerzie, zooals de Aardbeien. We kunnen over den oogst der aardbeien dit jaar niet roemen. Toch laten we daarom den moed niet zakken en ik geloof, dat er dit jaar weer evenveel, ja meer aardbeien aangeplant zullen worden dan vorig jaar. De teelt op den kouden grond neemt toe en de teelt onder glas nog meer. Goede plan ten zijn veel waard en een goede grondbe werking en bemesting beteekenen de rest. Een aardbeien-oogst kan zeer goede uit komsten geven. Maar ze is recht evenredig met de zorg, die wij voor dien tyd daaraan besteedden. Flink bemesten met stalmest en zoo noodig per Are nog 7 K.G, superfosfaat en 7 K.G. patentkali, daarby in het vroege voorjaar nog een paar K.G. kalksalpeter of chili en de zaak is van onzen kant goed verzorgd. Onkruid weghouden en den grond los, is het laatste wat wy er aan doen kun nen. De rest is voor Hem, Die wasdom geeft, maar die tevens beloont ons werk, zoodat iemand, die zorg toont, verder komt dan hij, die van dien wasdom alles verwacht. Het vervroegen van aardbeien wordt hoe langer hoe algemeener. De hoogere prijzen zijn daarvan de oorzaak. Bij vervroeging onder plat glas moeten we in het bezit zijn van éénruiters. Op den gewonen tijd (Aug.-Sept.) wor den de jonge aardbeiplanten uitg'epoot op de plaats, waar ze vervroegd zullen worden. Verplanten gaat wel, maar dan metflinken kluit en goed vastgieten. De ramen komen er pas op in het begin van het volgende jaar. Er zijn tuinders, die in Januari hun ,s ai aanbrengen, maar zelfs tot in Maart wordt het gedaan. Hoe vroeger glasbedek king, hoe meer kennis er voor noodig is. Wie voor het eerst begint kan beter in Februari (2e helft) pas met glas beginnen. De gure winden zijn dan buitengesloten, terwijl alle zonnewarmte benut wordt. Een aardbei voelt zich niet thuis in groote hitte. Ze houdt van frissche lucht. En dit is een groote fout van beginners, dat ze deramen te veel dicht laten. Luchten is noodzakelijk, flink luchten. Als het weer niet al te koud is, dag en nacht. Als er niet of te weinig gelucht wordt, zullen de planten in het be gin veel flinker opschieten, maar tegen den oogsttyd vindt ge blad in plaats van vrucht. Eq daar dit niet de bedoeling is, herhaal ik nogmaals i lucht veel. Een aardbei houdt van water, maar wie dit zou aanbrengen door gieten, zou weer een fout begaan, die zichzelf zou straffen. Het voorjaar is te koud om te gieten. De aardbeien zouden wegrotten. Als we zeker zijn van een flinke regenbui, mag het glas er af. Verder wordt er alleen gegoten als het beslist noodzakelijk is, dus als het niet anders kan. Voor een goed vochthoudenden grond moeten we zorgen, een humusrijken. Turfmolm bewijst ons hier goede diensten en stalmest helpt ons er bij. Op humusrijke gronden werkt kunsmest uitstekend, maar op niet-humusrijke liever een flinke portie stalmest met zoo noodig een aanvulling van kunstmest. De soort aardbei heeft een grooten in vloed en lang niet alle soorten laten zich vervoegen. De Dutch Evern staat bovenaan volgens het meerendeel der tuinders. Ik hoop U hiermee eenige nuttige wen ken gegeven te hebben. Volg deze nu op, want voor den beginner is aardbeien-for- ceeren een te moeilijk vak om zelf het eens op eigen houtje te probeeren. Het aangewezen middel. „En waarom schryf je „persoonlijk" op die enveloppe ?M „Omdat ik graag heb dat de vrouw van den geadresseerde óók den brief leest." dominé zegt, dan ben ik tevreden." „Maar, mevrouw Wolmeijer," had mijne moeder geantwoord, „hoe kunt ge zoo spreken! Je man zal je erg, erg missen, en je nicht en alle andere menschen zullen dat ook doen niet waar, Anneiise?" „Neen, neen, hij zal mij niet missen, mevrouw van Sternfcld! Vroeger, daar ginds te Langen- walde, toen wij trouwden en samen in dien ouden molen zaten en met elkander werkten voor ons dagelijksch brood en de toekomst van onze kin deren ja, toen had hij 't niet zonder mij kunnen stellen, dat geloof ik wel. Maar nu is hij rijk en deftig geworden en gaat met al de eersten hier in de stad om nu heeft hij mij niet meer noodig!" En Johanna was in het geloof gestorven, dat zij hein van een grooten last bevrijdde; zij scheen maar al te goed te weten hoe hij over haar dacht, 't Ga je goed, Wolmeijer," had zij gezegd, „ik verwijt je niets." En zij had er nog iets bijgevoegd, iets met gebroken stem en zulk een ernstigen blik, als alleen oogen kunnen hebben eer zij zich voor altijd sluiten, iets, dat ik eerst veel later vernam door de nicht, die 't gehoord had, hoewel 't alleen bestemd was geweest voor de ooren van den man, die zich over de stervende had heengebogen: Vergeet niet, wat ge mij beloofd hebt! Vergeet niet, Wol mijer, Robert zijn vader; als ik rust in het graf zal hebben, maak 't dan goed gauw, Wol mijer gauw! Zult ge 't doen?" Hij moest 't haar beloofd hebben, want zij had hem de hand gedrukt en was rustig ingeslapen, nogmaals prevelend: „'t Ga je goed!" En nu was 't juist een jaar geleden, dat zij Johanna begraven hadden en alles ging in huis schijnbaar op de oude manier voort tot op dezen dag. Hij begon al geheel anders dan anders. Voor eerst kwam mij de nicht, toen ik met mijn boeken en schriften naar den letterkundigen cursus van Dr. Steinberg ging, op de trap tegen, niet meer met een zwartkrippen muts op, maar met een witte, zooais vóór Johanna's dood, en ook met een witten boezelaar zooals toen. Zij ving mijn ver baasden blik op en zeide: „Inwendig zit de echte droefheid, freule Anneiise; de zwarte kleeren doen 't 'em niet." Ten tweede ontmoette ik den weduw naar met een spikslinternieuwen lichtgrijzen cilin der op, kanariegele handschoenen en in een donker blauw najaarskostuum. Met zijn bekend minzaam handgebaar riep hij mij over de geheele breedte van de straat toe: Uw dienaar, freule Anneiise!" „Wat heeft die?" dacht ik, terwijl ik zijn groet evenals altijd zeer uit de hoogte beantwoordde, daar 't mij van jongsaf ergerde, als hij al te fami liaar was. Papa had dit ook nooit kunnen uitstaan. Ik had deze.ontmoeting juist aan mijne moeder verteld, zonder d'at dit verhaal haar bijzonder scheen te treffen, en zoo keken wij beiden zwijgend op het reeds in schemering gehulde voorplein neer en in het verschiet door de open poort, waar ver dorde bladeren 'n dwarrelenden dans op het slechte plaveisel van het stille kerkplein uitvoerden. De geheele kamer was met bloemengeur vervuld door een ruiker prachtige herfstrozen, Gloire de Dyon, en herfsthiacinthen, maar mama had mij niet gezegd van waar al die heerlijkheid afkomstig was. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1929 | | pagina 1